Bevolking, woningmarkt en woonmilieus

Vergelijkbare documenten
Fact sheet. Demografische ontwikkelingen: aantal jonge ouderen gaat sterk toenemen in Amsterdam. nummer 6 november 2004

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen: blijvende groei Amsterdamse bevolking

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Dienst Ruimtelijke Ordening Fact sheet Demografische ontwikkelingen in 2005: emigratie stopt groei Amsterdamse bevolking

Fact sheet. Dienst Ruimtelijke Ordening. Demografische ontwikkelingen in 2006: bevolkingsgroei stagneert, wel meer vestiging van jongeren

Fact sheet Overige niet-westerse allochtonen in Amsterdam Groei overige niet-westerse allochtonen, (procenten)

Fact sheet. Autochtonen in Amsterdam. Helft Amsterdammers is autochtoon. nummer 2 maart 2007

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Factsheet Demografische ontwikkelingen

Bevolking, woningmarkt en woonmilieus

Bevolking, woningmarkt en woonmilieus

Bijstand in Amsterdam: weinig concentraties, relatief grote spreiding

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Woningmarktanalyse Gooise Meren

De Staat van de Stad Amsterdam V. Ontwikkelingen in participatie en leefsituatie

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

Bevolkingsprognose van Amersfoort Gemeente Amersfoort Marc van Acht en Ben van de Burgwal maart 2013

Concentratie allochtonen toegenomen

Wonen in Amsterdam 2003

Samenvatting. Tien woonmilieus

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Maatschappelijke participatie

Participatie in arbeid

Auteur: Gemeente Dronten Datum: 4 april 2017 Voor vragen: Feiten en cijfers 2016 Bevolking

2. De niet-westerse derde generatie

Onderzoeksflits. Planbureau voor de Leefomgeving De stad: magneet, roltrap en spons. IB Onderzoek, 22 mei Utrecht.

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2018 Voor vragen: Feiten en cijfers 2017 Bevolking

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%)

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Bijlage 1, bij 3i Wijkeconomie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

8. Werken en werkloos zijn

2. Groei allochtone bevolking fors minder

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

WoON-themarapport. Woningbouwplanningen van kwantiteit naar kwaliteit

Fact sheet. Bevolkingsprognose. Jaarlijks Amsterdammers erbij. Amsterdam blijft groeien. nummer 4 mei 2014

RESULTATEN WOONONDERZOEK PURMEREND UPDATE MAART 2015

In Amsterdam wonen veel mensen met een minimuminkomen én veel mensen met een relatief hoog inkomen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Woningvoorraad en woningbehoefte in Nederland

Toekomstige demografische veranderingen gemeente Groningen in een notendop

Demografische ontwikkeling Gemeente Koggenland

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Bevolking groeit tot 17,5 miljoen in 2038

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte

fluchskrift

Auteur: Gemeente Dronten Datum: Februari 2019 Voor vragen: Feiten en cijfers 2018 Bevolking

DEMOGRAFIE DEMOGRAFISCHE TRENDBREUK DOOR VERMINDERDE WONINGBOUW

Politieke participatie

Fact sheet. Inkomensontwikkeling in Amsterdam. Inkomensontwikkeling sinds nummer 5 juli 2006

Woningmarktrapport 4e kwartaal Gemeente Amsterdam

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Bewoners regio kopen minder in eigen gemeente

Bevolkingsprognose Nieuwegein 2011

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Auteur: Onderzoek en statistiek gemeente Dronten Datum: 28 januari 2016 Voor vragen: Feiten en cijfers 2015 Bevolking

Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno Grote steden in demografisch perspectief

Regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtonen en allochtonen

10. Veel ouderen in de bijstand

De staat van de aandachtswijken

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Demografische ontwikkeling Gemeente Hoorn

Werkloosheid Amsterdam

Bijlage bij brief Modernisering Huurbeleid

Demografie in Schildersbuurt-Oost

Artikelen. Huishoudensprognose : uitkomsten. Coen van Duin en Suzanne Loozen

Nieuwe stedelingen in Amsterdam. De stad als bevolkingsmagneet Marcel Janssen 29 januari 2013

Politieke participatie

Monografie Antillianen 2010

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005

Inhoudsopgave hoofdstuk 2

Demografische (wijk-) analyse van de woningbouwplannen Deventer 2015

1 De bevolking van de regio Gelre-IJssel

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Verhuizingen en residentiële segregatie in Amsterdam Henk Laloli Amsterdam

Demografische ontwikkeling Gemeente Stede Broec


Studenten aan lerarenopleidingen

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011

Meer over jeugdigen in Leiden staat in hoofdstuk 13 over Jeugd. Meer over ouderen in Leiden staat in hoofdstuk 14 over Welzijn en zorg.

Fact sheet. Horeca in Amsterdam: minder cafés, meer restaurants. Amsterdam grootste horecacentrum van Nederland. nummer 2 maart 2005

PEARL: uitkomsten van de regionale bevolkings- en allochtonenprognose voor provincies

Demografische ontwikkeling Gemeente Opmeer

Bevolkingsprognose Schiedam Schiedam, juli 2004

Fact sheet. dat de segregatie in het voortgezet onderwijs

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Demografische gegevens ouderen

Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl II

Fact sheet Wonen in Diemen 2017

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Artikelen. Allochtonenprognose : naar 5 miljoen allochtonen

Maatschappelijke participatie

Sociaal-economisch wijkprofiel: De Wierden en gebied 1354

Demografische ontwikkeling Gemeente Andijk

Bevolkingsprognose Lansingerland 2015

Binnensteden en hun bewoners

KRALINGEN-CROOSWIJK IN BEELD 2007

Transcriptie:

2 j Bevolking, woningmarkt en woonmilieus 31 2 Bevolking, woningmarkt en woonmilieus Leeftijd, gezinssamenstelling, afkomst en waar men woont zijn belangrijke factoren voor de participatie van personen. Hoe is de Amsterdamse bevolking samengesteld? Waar wonen de verschillende bevolkingsgroepen? En welke ontwikkelingen zijn er te zien in de bevolkingssamenstelling en op de woningmarkt?

32 De Staat van de Stad Amsterdam III Kernpunten De bevolkingsgroei is klein, maar stijgt ten opzichte van de vorige jaren. Meer dan de helft van de huishoudens (55%) in Amsterdam bestaat uit één persoon, en dit percentage zal de komende jaren licht verder stijgen. De helft van de Amsterdammers (51%) is van Nederlandse afkomst. Amsterdam vergrijst niet, in de zin van meer 65-plussers, maar veroudert wel. Het aantal jongere ouderen in het centrum neemt toe. Het percentage koopwoningen is de laatste vier jaar met een kwart toegenomen tot 21%. De dynamiek van de woningmarkt is nog steeds erg laag. Het aandeel niet-westerse allochtonen onder de verhuizers van Amsterdam naar Almere is sterk gestegen (van 25% in 1992 naar 70% in 2004). De segregatie tussen verschillende bevolkingsgroepen neemt toe. De sociaal-economische verschillen tussen woonmilieus nemen toe. Dit hoofdstuk beschrijft de demografische ontwikkelingen in Amsterdam, in termen van het aantal inwoners, de gezinssamenstelling, de leeftijdsopbouw en de afkomst van de inwoners van de stad. Daarnaast worden ontwikkelingen op de woningmarkt behandeld en worden de te onderscheiden woonmilieus nader toegelicht. Speciale aandacht is er voor verhuizingen naar buiten de stad en segregatie van bevolkingsgroepen in de stad. De Amsterdamse demografie Bevolking neemt weer iets toe Begin 2004 woonden in Amsterdam 738.763 personen, 2.700 meer dan een jaar daarvoor. Deze groei is iets groter dan in de twee voorafgaande jaren, toen het aantal inwoners vrijwel gelijk bleef. Voor de ontwikkeling van het aantal inwoners zijn enerzijds het geboortecijfer en anderzijds vestiging en vertrek van belang. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) constateerde in de jaren negentig een relatie tussen de economische conjunctuur en het geboortecijfer. Door de economische terugval is het aantal geboortes in Nederland gedaald. Uit voorlopige cijfers blijkt dat in het eerste helft van 2004 het aantal geboortes in Amsterdam echter niet is afgenomen. Er zijn verschillende oorzaken die ervoor zorgen dat het aantal geboortes niet verder daalt, ondanks de economische conjunctuur. Bij de analyse van het aantal geboortes zijn zowel het aantal vrouwen in de vruchtbare leeftijd van belang als het gemiddeld aantal kinderen per vrouw (vruchtbaarheidscijfer). Een oorzaak van het relatief hoge geboortecijfer in Amsterdam blijkt een inhaaleffect te zijn: er is een opmerkelijke stijging van het vruchtbaarheidscijfer bij autochtone vrouwen van 30 jaar en ouder. Hierdoor blijft het aantal geboortes in Amsterdam op peil. In tegenstelling tot de stijging van het vruchtbaarheidscijfer bij autochtone vrouwen, daalt dit cijfer bij allochtone vrouwen. De tweede generatie allochtonen krijgt gemiddeld minder kinderen dan de eerste generatie. 1 Veel eenpersoonshuishoudens In Amsterdam wonen relatief veel mensen alleen. In 2004 bestaat 55% van de huishoudens uit één persoon. Dit aandeel is erg hoog, maar tegelijkertijd geldt dat, wanneer we kijken naar individuele bewoners in plaats van naar de huishoudens, slechts 30% van de Amsterdammers alleen woont. Met andere woorden: 70% van de Amsterdammers woont samen of maakt deel uit van een gezin. Dertig procent van de Amsterdammers maakt onderdeel uit van een gezin met kinderen. Eenderde van de gezinnen met kinderen is een éénoudergezin. Het percentage éénpersoonshuishoudens nam in de jaren zestig tot tachtig sterk toe, maar de laatste jaren is deze groei vrij gering. Ook de komende jaren zal de groei gering zijn: er wordt verwacht dat het aandeel tot 2030 langzaam zal stijgen tot 57%. Deze beperkte groei wordt veroorzaakt door de individualisering bij de ouderen. Onder de ouderen van nu zijn nog veel echtparen. De komende jaren wordt de babyboomgeneratie echter ouder. Onder hen zijn meer alleenstaanden dan onder de eerdere generaties. Weinig vergrijzing, wel veroudering In tegenstelling tot de rest van het land vindt in Amsterdam geen vergrijzing plaats. Tot 2011 zal het aantal 65-plussers zelfs dalen. Toch veroudert de bevolking wel. De leeftijdsopbouw van Amsterdam wordt sterk beïnvloed door de grote groep babyboomers, die nu tussen de 40 en 60 jaar oud zijn. Door het ouder worden van deze groep zal het aandeel jongere ouderen (55 tot en met 69 jaar) in Amsterdam tot 2030 met ruim 50% toenemen, een stijging die groter is dan die in de rest van het land (35%). De veroudering van de bewoners van Amsterdam vindt vooral plaats in de centrale stadsdelen. Lange tijd fungeerde deze stadsdelen als opvang- en verdeelcentrum van vestigers. Jongeren uit het hele land vonden hier een (tijdelijke) woonplek om na verloop van de tijd weer te vertrekken. De laatste jaren treedt hierin verandering op. Nieuwe stedelingen en jonge ouderen in het centrum Er zijn in Amsterdam steeds meer personen met een stedelijke leefstijl. Deze nieuwe stedelingen, personen van buiten Amsterdam die er bewust voor gekozen hebben om in de stad te gaan wonen, willen in

2 Bevolking, woningmarkt en woonmilieus 33 of dichtbij het centrum wonen, bij de stedelijke voorzieningen. In 1992 maakten zij 55% van de autochtone bevolking uit, in 2004 was dit gestegen tot 64%. Zij zijn vaak vrij jong en alleenstaand. Naast de nieuwe stedelingen blijven steeds meer 55-69 jarigen in het centrum wonen, waardoor hun aandeel in dit stadsdeel de komende jaren relatief sterk stijgt. Doordat de jongere ouderen langer in het centrum blijven wonen, kunnen jongeren zich moeilijker in de centrale stadsdelen vestigen. Doordat jonge ouderen het centrum steeds meer als woonbuurt zien, kunnen andere functies van het centrum onder druk komen te staan, zoals festivals, parades en andere openbare festiviteiten. 2 Etniciteit Sinds het begin van de jaren zestig kent Amsterdam vrijwel voortdurend een buitenlands vestigingsoverschot. In 2003 was dit overschot erg laag. Door de economische recessie en de aangescherpte toelatingseisen vestigen zich nu maar weinig buitenlanders in Amsterdam, terwijl het vertrek steeg. In de rest van het land ontstond zelfs een vertrekoverschot. Begin 2004 was 51% van de Amsterdammers van Nederlandse afkomst, vijf jaar geleden was dat nog 55%. Het aandeel inwoners afkomstig uit nietgeïndustrialiseerde landen neemt licht toe, net als het aandeel van Marokkaanse afkomst. Al geruime tijd vestigen zich vrij veel migranten uit Ghana, Pakistan, Egypte, China en Afghanistan in Amsterdam. In 2003 nam het vestigingsoverschot uit deze overige niet-geïndustrialiseerde landen met uitzondering van Ghana sterk af. Ook bij de meer traditionele immigrantengroepen als Surinamers, Antillianen, Turken en Marokkanen nam de vestiging af en het vertrek toe. Van alle 55-plussers in Amsterdam is 72% van Nederlandse afkomst. Met uitzondering van Surinamers is het aantal ouderen binnen de overige etnische groepen zeer gering. Van de jongeren onder de 25 is 36% oorspronkelijk Nederlands, 16% is oorspronkelijk Marokkaans en een even groot deel komt uit een niet-geïndustrialiseerd land. Veertien procent is van Surinaamse afkomst en 9% van Turkse afkomst. Naast de grootste etnische groepen Surinamers, Antillianen, Turken en Marokkanen zijn er ook snel groeiende groepen nieuwe Amsterdammers uit zowel geïndustrialiseerde als niet-geïndustrialiseerde landen. Dit zijn ten eerste Indonesiërs. Van de Indonesiërs die zich kort geleden in Amsterdam hebben gevestigd, komt het grootste deel uit de rest van Nederland en niet uit het buitenland. Dit heeft te maken met de band die veel Indonesiërs door het koloniale verleden met Nederland hebben. De gezinshereniging bij deze groep is voltooid en de Indonesiërs wonen verspreid over de hele stad. Een andere etnische groep zijn de (jonge) migranten uit Ghana, Egypte, Pakistan, India, Afghanistan en Irak. Onder deze groep zijn relatief veel vluchtelingen. Voor de Ghanezen en Egyptenaren vormen armoede en werkloosheid bovendien een factor van betekenis bij hun migratie. Een aanzienlijk deel van deze groep komt via een derde land naar Nederland. Het merendeel is relatief jong en bij velen is de gezinshereniging nog niet voltooid. Er zijn daarom meer mannen dan vrouwen in Amsterdam onder de degenen die uit deze landen komen. Amsterdam-Noord en Zuidoost zijn populaire stadsdelen bij deze groep. Dit heeft te maken met het woningaanbod in dit deel van de stad. De derde groep vormde de inwoners uit westerse, geïndustrialiseerde landen. Onder deze groep vallen de Britten, Amerikanen en in mindere mate ook Russen. Het vestigingspatroon, de leeftijdsopbouw en de woonbuurt van deze mensen wijken af van de andere groepen. Het merendeel heeft een goed inkomen en woont in het Centrum of Zuid. Een relatief groot deel van hen is alleenstaand en de gemiddelde leeftijd is hoger dan die van de overige nieuwe Amsterdammers. Amerikanen en Britten komen meestal rechtstreeks uit hun oorspronkelijke land van herkomst. Aantal koopwoningen gestegen De woningvoorraad in Amsterdam verandert langzaam. Het aantal koopwoningen is de laatste jaren behoorlijk toegenomen tot ruim 21%, met een groei van 25% in de laatste vier jaar. Dit komt voornamelijk door de bouw van nieuwe koopwoningen en het omzetten van huurwoningen naar koopwoningen. In de huursector is de kernvoorraad (huizen die bereikbaar zijn voor huishoudens met een laag inkomen) met ruim twee procent (ruim 8.000 woningen) afgenomen. Deze ontwikkeling moet bijdragen aan de oplossing van de mismatch op de huidige woningmarkt, waar te veel goedkope woningen beschikbaar zijn en te weinig woningen voor de midden en hogere inkomens. 3 Afbeelding 2.1 laat de gemiddelde waarde van woningen 4 per vierkante meter zien. Vooral in het centrum, Oud- en Nieuw-Zuid en de Rivierenbuurt is de prijs per vierkante meter hoog. Dynamiek van de woningmarkt nog steeds erg laag De woningmarkt in Amsterdam zit verstopt. Afbeelding 2.2 geeft het aantal verhuizingen per 1.000 bewoners weer. Sinds 1991 is er duidelijk sprake van een dalende trend en sinds 2000 is er sprake van een lage dynamiek. De lage dynamiek is gerelateerd aan de geringe groei van de woningvoorraad. De laatste vijf jaar zijn er gemiddeld 1.700 woningen per jaar bijgekomen, terwijl dat er in de vijf jaar daarvoor nog 3.200 waren. Het geringe aantal nieuwbouwwoningen en de afgenomen doorstroming leiden tot spanningen op de woningmarkt. Dit betekent echter niet dat iedereen op dezelfde plek blijft wonen. Van 2000 tot 2004 vertrokken jaarlijks rond de 42.000 mensen uit Amsterdam en

34 De Staat van de Stad Amsterdam III Afb. 2.1 WOZ-waarde per m 2, 2004 Afb. 2.2 Verhuizingen per 1.000 inwoners, 1985-2003 kwamen er 40.000 in Amsterdam wonen. Daarnaast verhuizen jaarlijks zo n 67.000 personen binnen Amsterdam, 8 tot 9 procent van de bevolking. 5 Binnenlandse vestiging De situatie op de woningmarkt heeft invloed op de ontwikkeling van de binnenlandse vestiging. De binnenlandse vestiging in Amsterdam bestaat vrijwel geheel uit 17 tot 35 jarigen. De krapte op de woningmarkt zou het voor jongeren moeilijk maken zich in Amsterdam te vestigen. Toch is de laatste twee jaar de vestiging van jongeren tussen de 17 en 25 gestegen. Een verklaring hiervoor is dat er door de afgenomen vestiging uit het buitenland meer ruimte voor jongeren is in de goedkopere delen van de woningmarkt. Verhuizingen binnen Amsterdam en de regio Van oudsher vertrekken Amsterdamse gezinnen en paren die een gezin willen stichten vanuit Amsterdam naar de regio, op zoek naar grotere woningen en meer groen. Deze trek naar buiten is duidelijk te zien in afbeelding 2.3, waar de concentraties van gezinnen met kinderen en 55-plussers in de regio staan weergegeven. Duidelijk is dat de concentraties van gezinnen met kinderen vooral voorkomen in stadsdelen aan de rand van de stad, zoals Nieuw Sloten en gemeenten rond Amsterdam, met name in Purmerend, Almere, Hoofddorp en Nieuw Vennep. Vergeleken met de concentraties van gezinnen met kinderen zijn concentraties van ouderen meer verspreid over de regio. Binnen de stad verhuizen gezinnen van de oudere delen van de stad naar de rand. Dit geldt al van oudsher voor de autochtone bevolking, maar de laatste twintig jaar volgt de allochtone bevolking dit patroon. In eerste instantie betrof dit vooral de verhuizingen van de oude delen naar de rand van de stad, maar de laatste jaren stijgt ook het aantal verhuizingen van allochtonen naar de regio. Afbeelding 2.4 laat zien uit welke stadsdelen Amsterdammers verhuizen en waar ze naar toe gaan. 6 De donkere diagonaal wijst erop dat verhuizingen vooral plaatsvinden binnen de stadsdelen en naar naburige stadsdelen. Een voorbeeld hiervan zijn de tuinsteden (Geuzenveld-Slotermeer, Osdorp en Slotervaart) of tussen Bos en Lommer en De Baarsjes. Vestiging komt vooral vanuit de rest van Nederland naar de oude stadsdelen. De oudere stadsdelen hebben veel migratie vanuit en naar het buitenland. Stadsdeel Zuidoost heeft ook veel vestiging vanuit het buitenland, maar in tegenstelling tot de oudere stadsdelen is er veel minder vertrek naar het buitenland. De vestigers in Zuidoost vertrekken van daaruit vaak weer naar de regio.

35 2 Bevolking, woningmarkt en woonmilieus Afb. 2.3 Concentraties gezinnen met kinderen en 55-plussers in de regio, 2004 bron: Stadsmonitor Amsterdam, O+S, UvA en de diensten statistiek en onderzoek van de deelnemende gemeenten Afb. 2.4 Verhuizingen in en om Amsterdam, 2003

36 De Staat van de Stad Amsterdam III Trek naar Almere Al jaren vertrekken veel meer Amsterdammers naar Almere dan andersom. Tegenover iedere drie mensen die naar Almere vertrekken staat een persoon die zich in Amsterdam vestigt. Deze verhouding tussen vertrek naar en vestiging vanuit Almere is door de jaren heen behoorlijk constant. In de jaren zeventig en tachtig verhuisden vooral autochtone gezinnen van Amsterdam naar gemeenten in de regio als Almere. De afgelopen jaren neemt de populariteit van Almere bij autochtone Amsterdammers en mensen uit andere westerse landen af. In 1997 vertrokken 2.060 autochtone Amsterdammers naar Almere, in 2003 was dat aantal gedaald naar 1.189. Deze groepen verhuizen steeds vaker naar de Haarlemmermeer en Zaanstad. Afb. 2.5 Percentage etnische groepen in het vertrek naar Almere, 1992-2004 In totaal is het aandeel niet-westerse allochtonen van de verhuizers van Amsterdam naar Almere gestegen van 25% in 1992 tot 70% in 2004. Dit betekent dat de spreiding van etnische minderheden een regionaal karakter krijgt. Het is nog niet duidelijk of het vertrek van de allochtone middenklasse een negatief effect heeft op de participatiekansen van de minder welvarende achterblijvers. Het huidige (herstructurerings)- beleid is wel gericht op het behouden van middengroepen zowel allochtoon als autochtoon voor de centrale steden door de wooncarrière mogelijkheden voor deze middengroepen te vergroten. 9 Uit bevolkingsprognoses blijkt dat voor zowel Amsterdam als Almere het aandeel niet-westerse allochtonen tussen 2000 en 2010 toeneemt. In Almere zal de toename het grootst zijn, daar stijgt het aandeel niet-westerse allochtonen met 10% in tien jaar tijd. Surinamers zijn gedurende deze hele periode de grootste groep allochtonen in Almere. Als gevolg van het vertrek naar Almere neemt het aandeel Surinamers in Amsterdam wat af, van 10% in 2000 naar 9% in 2010. Het zijn in Amsterdam vooral groepen uit niet-geïndustrialiseerde landen en Marokkanen die in de komende tien jaar in aandeel toenemen. De mensen die juist vanuit Almere naar Amsterdam verhuizen zijn vaak jongeren die in Amsterdam gaan studeren of werken. Zij zijn op zoek naar een woonmilieu dat past bij hun levensstijl. Dit geldt niet alleen voor Nederlanders, maar ook voor Surinamers. Kinderen in de leeftijd 0-17 jaar vertrekken veel vaker naar Almere dan dat ze vanuit Almere naar Amsterdam komen. Bij de jongeren boven de 17 is het beeld precies omgekeerd. De wooncarrière van niet-westerse allochtonen 7 speelde zich tot voor kort binnen Amsterdam af. De laatste jaren vertrekken steeds meer huishoudens van etnische minderheden naar de regio rond de stad. In eerste instantie betrof dit alleen Surinamers, maar recentelijk verhuizen ook steeds meer Turken en Marokkanen naar Almere en andere omliggende gemeenten, ondanks de gemiddeld slechtere maatschappelijke positie van deze groepen. 8 In 1994 waren bijna 15 procent van diegenen die uit Amsterdam naar Almere vertrokken Surinamers, in 2003 was dat ruim eenderde. Vanaf 2003 verhuisden meer Surinamers naar Almere dan Nederlanders. Samen nemen de Surinamers en de Nederlanders tweederde van het totale vertrek naar Almere voor hun rekening. Segregatie neemt toe Door migratie en gezinsuitbreiding is de samenstelling van de bevolking in Amsterdam in de loop der jaren veranderd. Met behulp van de Stadsmonitor en de segregatie-index kan een beeld geschetst worden van de ruimtelijke spreiding van etnische groepen in de stad. Het aandeel niet-westerse allochtonen in Amsterdam verschilt sterk per buurt. De hoogste percentages zijn te vinden in Zuidoost en Zeeburg. In delen van Nieuw-West en Amsterdam-Noord is het percentage etnische minderheden de afgelopen jaren sterk gestegen. In het centrum en de stadsdelen ten zuiden daarvan wonen relatief weinig niet-westerse allochtonen. Afbeelding 2.6 laat met behulp van de Stadsmonitor het aantal concentraties van niet-westerse allochtonen in Amsterdam in 2000 (groen) en 2004 (rood) zien. In deze periode is het aantal concentraties stabiel gebleven, maar is de sterkte van de concentraties toegenomen. De segregatie-index laat op buurtniveau zien in welke mate groepen in Amsterdam gescheiden van elkaar wonen. 10 De maximumwaarde bij volledige segregatie is 100, de minimumwaarde bij volledige menging van de buurten is 0. Er ontstaat een toenemende scheiding op de woningmarkt tussen Nederlanders en personen uit geïndustrialiseerde landen enerzijds en niet-westerse allochtonen anderzijds. Vooral onder 4- tot en met 11-jarigen in de hoofdstad is er sprake van een toenemende concen-

37 2 Bevolking, woningmarkt en woonmilieus Afb. 2.6 Concentraties niet-westerse allochtonen, 2000 en 2004 bron: Stadsmonitor Amsterdam, O+S en UvA afdeling Geografie en Planologie 1992-2004 (0 = volledige menging, 100 = volledige segregatie) Woonmilieus Afb. 2.8 Segregatie-index naar etniciteit, 2004 (0 = volledige menging, 100 = volledige segregatie) In 2001 werden voor het eerst woonmilieus berekend op basis van een aantal kenmerken van woningen, woonomgeving en bevolking. In 2003 is deze berekening met nieuwe gegevens opnieuw uitgevoerd, wat resulteerde in eenzelfde aantal woonmilieus. Er zijn in Amsterdam grote ruimtelijke verschillen. Deze diversiteit is inzichtelijk te maken door buurten in te delen op basis van combinaties van zowel fysieke als sociale kenmerken.11 Deze combinaties worden woonmilieus genoemd. Afbeelding 2.9 geeft een overzicht van de verspreiding van de woonmilieus over de stad in 2003. In de verdere hoofdstukken van deze rapportage wordt aandacht besteed aan verschillen in participatie tussen de woonmilieus. Hieronder worden de milieus kort behandeld. Marokkanen en Turken wonen het sterkst gesegregeerd van alle etnische groepen in Amsterdam (zie afbeelding 2.8). Bovendien neemt de segregatie onder deze groepen toe. Ook onder Nederlanders is er sprake van een toename van de segregatie, hoewel zij nog lang niet zo geconcentreerd wonen als Marokkanen en Turken. Afb. 2.7 Segregatie-index voor niet-westerse allochtonen van 4-11 jaar en totaal, tratie van niet-westerse allochtonen in bepaalde wijken (zie afbeelding 2.7). Dit hangt samen met de trek van vooral allochtone gezinnen met kleine kinderen naar de rand van de stad.

38 De Staat van de Stad Amsterdam III Afb. 2.9 Woonmilieus in Amsterdam, 2003 bron: K. Dignum (2004), Stedelijke dynamiek bij stagnerende woningmarkt: Amsterdamse woonmilieus 2003 De indeling is op sommige punten wel veranderd ten opzichte van die uit 2001. De structuur van Amsterdam in woonmilieus is veranderd, sommige delen zijn opgegaan in andere, andere delen splitsen zich. Kort gezegd is het centrummilieu zoals dat in 2001 voorkwam, in 2003 verdeeld in het centrum en de centrumrand. In 2001 werd er onderscheid gemaakt tussen de milieus dorp en dorp welgesteld, in 2003 zijn deze samengevoegd tot het milieu dorp. De milieus welgesteld stedelijk, aansluiting en overgang zijn toegevoegd, terwijl de milieus sociale woningbouw en modaal voor- en naoorlogs zijn verdwenen. Centrum en centrumrand In het oude deel van Amsterdam zijn twee gebieden te onderscheiden: centrum en centrumrand. Het centrummilieu omvat het historische deel van de stad, zoals de Grachtengordel, de Nieuwe- en Oude- Zijds Burgwallen, en de Plantagebuurt. Kenmerkend zijn een bovenmodaal sociaal-economisch niveau in combinatie met kleine en oude woningen. Hieruit kan men afleiden voor de bewoners woonkwaliteit niet de belangrijkste reden is in het centrum te wonen. Er zijn veel kleine huishoudens. Het aandeel woningen in de particuliere huursector en eigen woningen is hoog. Het percentage etnische minderheden is laag, maar er zijn veel buitenlanders uit westerse landen: bijna een kwart van de bevolking komt uit landen als de VS, Engeland en Duitsland. Van alle woonmilieus is de mutatiegraad in het centrummilieu het hoogst. Het centrumrand milieu omvat een groot gebied in de binnenstad en de aanliggende negentiende eeuwse gordel als Oud-West en de Oude Pijp. Kenmerkend zijn het modale sociaal-economische niveau, veel kleine huishoudens en kleine, meest oude woningen, maar vergeleken met het centrummilieu is het aandeel woningen gebouwd na 1980 hoger. Een ander verschil is de aanzienlijk geringere welstand. Het bezit van een eigen woning ligt lager dan in de stad als geheel, terwijl er een grote particuliere huursector (45%) en corporatiebezit (41%) is. Het percentage alleenstaanden is hoog (60%) en het percentage gezinnen laag, maar nog 15% boven het niveau van het centrummilieu. Welgesteld stedelijk en aansluiting Tot het welgestelde milieu behoren grote delen van de Vondelparkbuurt, Museumkwartier, Willemspark en Apollobuurt, maar ook delen van Buitenveldert en de noordoostelijke hoek van de Bijlmermeer en delen van de Watergraafsmeer. Kenmerkend voor dit milieu is de zeer hoge sociaal-economische status. Woningen hebben gemiddeld een hoge waarde en het bezit van woningen is relatief hoog (46%). Het percentage gezinnen ligt rond het stedelijk gemiddelde en het percentage kinderloze paren ligt daar nog boven, maar de grootte van de woningen maakt toch dat er vaak ruim wordt gewoond. Dit milieu is het sterkst vergrijsd: 32% van de bewoners is ouder dan 55 jaar tegenover 21% in heel Amsterdam. De doorstroming is gematigd.

2 Bevolking, woningmarkt en woonmilieus 39 Buurten die tot het milieu aansluiting worden gerekend, zijn vergelijkbaar met het welgesteld stedelijk milieu, maar het sociaal-economisch niveau ligt wat lager. Voorbeelden van buurten in dit milieu zijn de Rivierenbuurt, grote delen van Buitenveldert, en de noordwestelijke zoom van de Buikslotermeer. Transitie, overgang en stadsvernieuwing Deze drie milieus komen veel voor in herstructureringsgebieden. Alle drie de milieus kennen een lager dan gemiddelde welstand. Kenmerkend voor het transitiemilieu is daarbij de hoge doorstroming: 29% van de bewoners heeft een woonduur korter dan één jaar. Een hoog percentage corporatiewoningen wordt gecombineerd met hoge werkloosheid, bijstandsafhankelijkheid en een twee keer zo hoog percentage allochtonen als in de rest van Amsterdam. De woningen behoren vrijwel uitsluitend tot de corporatiewoningen. Het aandeel gezinnen is relatief hoog (34%), maar in de woningen van gemiddelde grootte heeft men vaak weinig ruimte. Tot dit milieu behoren grote delen van de Bijlmermeer, delen van de naoorlogse tuinsteden en oud-noord. In het stadsvernieuwingsmilieu is de sociaal-economische positie van de bewoners iets beter. Het gaat vaak om gebieden waar stadsvernieuwing heeft plaatsgevonden en tweederde van de woning is na 1980 gebouwd. Voorbeelden zijn de Kinkerbuurt en oostelijk delen van de Indische buurt. Het overgangsmilieu omvat een kwart van de stad en is daarmee het grootste milieu in Amsterdam. Er is sprake van een duale bevolking: autochtone ouderen en huishoudens van etnische minderheden. Het aandeel bewoners dat er langer dan 20 jaar woont is relatief hoog, maar het aandeel bewoners dat er nog maar kort woont ook. Voorbeelden van dit milieu zijn grote delen van de naoorlogse tuinsteden en vooroorlogse tuindorpen, delen van Amsterdam-Noord en De Baarsjes. Stadsrand en inbreiding In deze twee milieus bepalen nieuwe woningen het beeld. Inbreiding is het milieu waar de meest recente nieuwbouw staat, de stadsrand bevat meer nieuwbouw uit de jaren 80 en 90. De mutatiegraad in het stadsrandmilieu is de laagste van de stad. De huishoudens zijn gesetteld en hebben nog maar weinig behoefte om te verhuizen. De huishoudens hebben een bovenmodaal sociaal-economische positie. Voorbeelden zijn buurten in Zuidoost als Holendrecht Oost en de buitenste delen van Gein en Reigersbos, in Osdorp en Slotervaart zijn er de Aker en Nieuw Sloten en in Amsterdam-Noord de Twiskes en Jeugdland. Omdat de nieuwbouw in het milieu inbreiding van recente datum is, is hier nog veel meer dynamiek te vinden. Dit milieu ligt vaak dichter bij het centrum van de stad. Kenmerkend zijn de kleine jong-middelbare huishoudens in ruime woningen, een laag aandeel etnische minderheden, een zeer hoog aandeel eigenwoning bezit en een hoge doorstroming. Voorbeelden zijn het Java-KNSM eiland en Borneo- Sporenburg in Zeeburg. Dorp Ten slotte is aan de rand van de stad een aantal dorpen, soms binnen nieuwere woonwijken. Dit milieu wordt gekenmerkt door een hoge welstand en veel groene buitenruimte. Er is sprake van een duale bevolkingsstructuur, waarin vergrijzing naast gezinsleven bestaat. Er wonen over het algemeen autochtonen en gezinnen. Het merendeel (70%) van de woningen wordt bewoond door de eigenaar. Voorbeelden zijn de oude Waterlandse Zeedijk in Amsterdam-Noord en dorpen als Durgerdam, Holysloot en Ransdorp. Segregatie tussen woonmilieus neem toe Uit de kenmerken van de woonmilieus komt een hiërarchie naar voren gebaseerd op het aandeel huurwoningen, waardering voor de woningen en de woonomgeving, veiligheid, welzijn en participatie. In het algemeen geldt dat mensen met een betere sociaal-economische positie vaker wonen in woonmilieus die hoger in deze hiërarchie staan. Zij nemen bovendien relatief vaak deel aan maatschappelijke activiteiten. Ten opzichte van het rapport uit 2002 12 blijkt dat de segregatie en sociaal-economische verschillen tussen de woonmilieus toe zijn genomen. Welgesteld stedelijk vormt steeds duidelijker de top van de hiërarchie, terwijl aan de onderkant de inkomenssituatie in het transitiemilieu verslechtert. Dezelfde trend is te zien in de verdeling van eigendomscategorieën: in het welgesteld stedelijke milieu stijgt het eigenwoningbezit, met name doordat woningen in de particuliere huursector worden verkocht. De waardering voor het stadsrandmilieu lijkt wat te dalen, maar dit is nog niet te zien in verhuiscijfers. De waardering van de woningen is daar nog steeds positief, maar de mening over de woonomgeving is matig en daalt. Naast de hiërarchische positie van de woonmilieus ten opzichte van elkaar verandert ook de ligging van de woonmilieus in de stad. Elk nieuwbouwmilieu representeerde ooit een hoog kwaliteitsniveau, omdat nieuwe woningen meestal groter en beter zijn dan oude. Na verloop van tijd treedt er kwaliteitsverlies op. Eisen van bewoners veranderen en er begint een proces van verhuizingen en sociaaleconomische daling. Voorbeelden van dit proces zijn de naoorlogse tuinsteden en de Bijlmermeer. Naast deze grotere verschuivingen op stedelijk niveau zijn er ook op buurtniveau snelle verschuivingen te zien. Voorbeelden hiervan zijn de Czaar Peterbuurt en gedeelten van de Bijlmermeer. 13 Concentraties corporatiewoningen en woonmilieus In afbeelding 2.10 zijn vier woonmilieus met concentraties van corporatiewoningen afgebeeld. Grootschalige sociale woningbouw vond vooral plaats na de Tweede Wereldoorlog en voor 1990. Deze concentraties komen voornamelijk voor in

40 De Staat van de Stad Amsterdam III Afb. 2.10 Woonmilieus en concentraties corporatiewoningen, 2003 bron: Stadsmonitor Amsterdam, O+S en UvA afdeling Geografie en Planologie en K. Dignum (2004), Stedelijke dynamiek bij stagnerende woningmarkt: Amsterdamse woonmilieus 2003 Amsterdam-Noord, de Bijlmermeer en het westelijk deel van de stad. Het zijn vooral de meest turbulente en zwakke woonmilieus waar de concentraties voorkomen. Stadsvernieuwing vindt nu plaats in deze naoorlogse gebieden, waar veel sociale woningbouw is. Noten 1 2 Bron: O+S Fact sheet nummer 6, 4 5 De afbeelding laat het verschil zien tussen 8 Bron: Ministerie van VROM. Zwarte vlucht. De (sub)urbane locatiekeuze van het verwachte aantal verhuizingen op basis verstopte woningmarkt remt bevolkingsgroei, van het aantal inwoners en het werkelijke klassieke allochtonen in Amsterdam. november 2003. aantal verhuizingen. Hoe donkerder de kleur, Den Haag, 2004. Bron: O+S Fact sheet nummer 6, hoe groter het verschil is tussen deze twee 9 Demografische ontwikkelingen: aantal jonge waarden. 10 De segregatie-index geeft aan welk deel Idem. Onder niet-westerse allochtonen worden van de etnische minderheden zou moeten november 2004. alle personen verstaan die niet tot de verhuizen om een verdeling over de buurten te krijgen die evenredig is aan die van de ouderen gaat sterk toenemen in Amsterdam, 3 6 Demografische ontwikkelingen 2002: 7 Bron: Teune, W. e.a., AFWC, Dienst Wonen. Nederlanders of de overige buitenlanders uit Wonen in Amsterdam 2003: stand van zaken. geïndustrialiseerde landen worden gerekend, Amsterdam, 2004. ook wel etnische minderheden genoemd. totale bevolking. 11 Bron: Dignum, K., O+S. Doorstroming of WOZ: Wet Waardering Onroerende Zaken, De classificatie van etnische groepen gebeurd bedoeld om de waarde van woningen te op basis van het geboorteland van de schatten voor de Onroerende Zaakbelasting. persoon, de vader en de moeder. Wanneer 12 Idem. 13 Idem. Bron: Dignum, K., Dienst Wonen. Stedelijke tenminste één van hen in een niet-westers dynamiek bij stagnerende woningmarkt: land is geboren, behoort de persoon tot Amsterdamse woonmilieus 2003. Amsterdam, de groep van niet-westerse allochtonen. 2004. Verstopping: Dynamiek in de Amsterdamse bevolking en woningmarkt. Amsterdam, 2002.