De Invloed van een Negatieve of. Positieve Stemming op Eetgedrag

Vergelijkbare documenten
De emotionele bestaat niet

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Eetgedrag en tijdsoriëntatie: De eerste stappen naar een interventie gericht op toekomstdenken

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

Alcoholgebruik, misbruik & afhankelijkheid

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Overgewicht en obesitas: een psychologisch perspectief

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Theorie! Cognitive Bias Modification! Resultaten onderzoek!

Nederlandse Samenvatting. (Dutch Summary)

het dopaminerge beloningssysteem

Antreum RAPPORT PF. Test Kandidaat Administratienummer: Datum: 01 Sep de heer Consultant

Het effect van voedselverleidingen en cognitieve lading op gewichtsdoelen en consumptie

Denken en Doen Doen of Denken Het verband tussen seksueel risicovol gedrag en de impulsieve en reflectieve cognitie.

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Evaluatierapport Gezond Eten en Bewegen

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Online Basistraining Eten naar Behoefte. ande schriftelijke toestemming van de auteur

Samenvatting (Dutch)

Samenvatting, conclusies en discussie

Jongeren & hun levensstijl. Resultaten van Young Opinions onderzoek in opdracht van de Stichting Nationale DenkTank

Gezonde Mama s & Co: Toolkit voor de verschillende type eters

Dagelijkse Stress en Snackgewoonte: de. Modererende Rol van Persoonlijkheid. Daily Stress and Snack Habit: the. Moderating Role of Personality

Het ASE-model. Bruikbaar bij de begeleiding van coeliakie patiënten? 20 en 21 mei 2014, Irene Gosselink Wetenschapswinkel Wageningen UR

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

Respectvol in gesprek over gewicht en leefstijl

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

Eenzaam ben je niet alleen

MINDFULNESS, ZELFASPECTEN EN WELZIJN 1. Bewust (wel)zijn? De mediërende rol van het zelf in de relatie tussen mindfulness en psychologisch welbevinden

risicocommunicatie, planning & mechanismen van gezondheidsgedragsverandering in een populatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten

Onderzoek: (on)gezond eten

Masterthesis Klinische & Gezondheidspsychologie Universiteit Utrecht. Emotieregulatie en de invloed op de voedselinname

Informatie over de deelnemers

Samenvatting. Hieronder zullen de belangrijkste resultaten en conclusies per thema besproken worden. Zelfbeeld

Figuur 1: Mogelijke veranderingen dagelijks eetpatroon

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

MANTELZORG, GOED GEVOEL

IMPLICIETE TRAININGEN: Een nieuwe manier van interventies

Nederlandse verkorte weergave: Verborgen littekens in recidiverende depressies?

BIS en BAS bij kinderen van 0 6 jaar: de constructie van een observatiemaat

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

Evalueren van projecten met externen Kennisdocument Onderzoek & Statistiek

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Zonder dieet lekkerder in je vel!

summary Peggy Bongers BW PH1 [6789].indd :09

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties

Samenvatting Westerman_v3.indd 111 Westerman an v3.in _v3.indd dd : :01:1 :12

Dag In deze 10 dagen aandacht voor. Opnieuw heb je 10 dagen doorgezet! Heel goed gedaan!

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

Impact Life Goals Programma s. Life Goals Monitor Weken 1

Van betuttelen naar verleiden: Nieuwe richtingen voor gedragsbeïnvloeding. Emely de Vet Leerstoelgroep Strategische Communicatie

Nederlandse samenvatting

Je broek zakt ervan af

Homoseksueel ouder worden Charles Picavet

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots?

Tiffany Naets. Faculty of Psychology, Department of Developmental, Personality and Social Psychology, University of Ghent

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

Onze huidige kennismaatschappij is sterk in ontwikkeling. Dit heeft als gevolg dat de veroudering van onze kennis en vaardigheden ook steeds sneller

CheckTeen 2011: Eet- en beweeggedrag van leerlingen in het voortgezet onderwijs in Zwolle

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Je moet voelen en beleven wat je niet meer wilt, heel helder hebben waar je van weg wilt.

5 Gouden tips die je kind helpen de verleiding van chips en snoepgoed te weerstaan

Vragenlijst: Ervaringen na bariatrie

Mindset: Onderwijsmythe of niet? Onderzoek naar de rol van mindset in het basisonderwijs

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Rapportage Leerlingtevredenheid. Samenvatting van leerlingtevredenheidsmetingen onder 57 ECABO- leerbedrijven

Overgewicht Wat is een gezond gewicht en hoe bereik ik dat?

Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij

Het Effect van Angst en Hyperactiviteit op het Uitvoeren van een. Reactietijdtaak bij Volwassenen.

Inhoud. Voeding en leefstijl bij en na kanker. 1. Voeding van vroeger tot nu. 1. Voeding van vroeger tot nu. 2.

lyondellbasell.com Eet dit Dat niet Verbeter je gezondheid

HET EFFECT VAN WHEELIEPOP OP SMARTPHONEGEBRUIK TIJDENS HET FIETSEN

Samenvatting (Summary in Dutch)

SLIM implementeren van onderzoek naar praktijk. Persoonlijke en omgevingsfactoren geassocieerd met het opvolgen van leefstijladviezen: De SLIM study

Wat is precies bloeddruk en waarom is een gezonde bloeddruk belangrijk?

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Sociaaleconomische verschillen in gezondheidsgedrag: recente resultaten uit de GLOBE-studie

De Invloed van Cognitieve Bias Modificatie Training op Obesitas

EQ - emotionele intelligentie in kaart

De rol van stereotiepe verwachtingen in emotieherkenning. Gijsbert Bijlstra, Rob W. Holland, & Daniel H. J. Wigboldus. Radboud Universiteit Nijmegen,

Doelgroep. Peilers consortium: Consortium Coping LVB. Inhoud. Begeleiders in Beeld. Impact gedragsproblemen

De conclusies eerst. EMGO Institute - Care and Prevention 1. Naar gezond en/of duurzaam eetgedrag: grenzen aan de groei?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

- Mensen gaan meer variëteit kiezen bij hun consumptiekeuzes wanneer ze weten dat hun gedrag nauwkeurig publiekelijk zal onderzocht worden.

Signaalkaart Jongeren

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Onderzoek je energiebalans*

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

ALCOHOLKENNIS OVERGEDRAGEN

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Transcriptie:

De Invloed van een Negatieve of Positieve Stemming op Eetgedrag Bachelorthese Sociale Psychologie Naam: Emma Duchhart Studentnummer: 5967864 Begeleider: Daniela Becker Datum: 24 juni 2013 Aantal woorden: 5368

De Invloed van een Negatieve of Positieve Stemming op Eetgedrag Hoewel de voorzieningen en kennis over gezondheid beter dan ooit zijn, hebben we nog steeds een groot gezondheidsprobleem: overgewicht. Dat in de Verenigde Staten overgewicht in extreme mate voorkomt is al lange tijd bekend. Maar uit een recente cohort studie blijkt dat ook in Nederland volwassenen steeds dikker worden. Aan het beginpunt van het onderzoek in 1987 had 40,2% van de deelnemende mannen in hun dertiger jaren overgewicht, in 2007 was dit percentage gestegen naar 68,8%. Voor vrouwelijke dertigers zijn deze percentages respectievelijk 26,4% en 49,5%. In dertig jaar zijn er dus ongeveer 25% meer mensen met overgewicht bijgekomen (Hulsegge et al, 2013). Hieruit kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een groeiend probleem. Het is belangrijk om beter te begrijpen welke factoren een rol spelen bij het eetgedrag van mensen. Met dit begrip zouden mensen die gewicht willen verliezen voorgelicht of geholpen kunnen worden. Iets wat invloed kan hebben op hoeveel we eten is de stemming waarin we ons bevinden. Wanneer zijn mensen meer geneigd om ongezond te eten? Gaan mensen juist in een negatieve of in een positieve stemming meer eten? In deze these wordt de rol die stemming speelt bij eetgedrag onderzocht. Iedereen heeft wel eens een dag waarin alles tegen zit. Een negatief evaluatiegesprek op werk, en als je naar huis fietst gaat ook nog eens je band lek. Als je na zo een dag in de supermarkt staat is de kans groot dat je in plaats van voor de gezonde salade voor een pizza gaat, en misschien nog wel een toetje. Na zo een vervelende dag heb je immers wel wat lekkers verdiend, toch? In dit voorbeeld is eten

een manier van coping. Coping is bepaald gedrag waarmee mensen zichzelf beschermen tegen schade die opgelopen kan worden in vervelende situaties (Pearlin & Schooler, 1978). Mensen verwachten dat ze zich beter zullen voelen door het eten van een pizza. Veel mensen voelen zich op een zware dag na het eten van veel koolhydraten en vet (comfort food) beter (Munsch, Michael, Biedert, Meyer, & Margraf, 2008). Eten kan dus goed dienen als een copingsmechanisme, en is voor de meeste mensen makkelijk verkrijgbaar. Mensen in een negatieve stemming gaan dus eten omdat zij denken zich hierna beter te voelen. In dit voorbeeld leidt een negatieve stemming tot meer eten om met deze stemming om te gaan. Uit onderzoek van Sulkowski, Dempsey en Dempsey (2011) blijkt ook dat stress leidt tot coping, bijvoorbeeld in de vorm van binge eating, waarbij in een korte periode enorme hoeveelheden eten worden verorberd en mensen een gevoel van controleverlies rapporteren. Dit gevoel van controleverlies zorgt voor een ontsnapping aan zelfbewustzijn (Heatherton & Baumeister, 1991), wat kan worden gezien als een manier van coping. Een scenario waar veel mensen zich waarschijnlijk ook in kunnen verplaatsen is het volgende. Het is weekend, de zon schijnt, en je hebt met vrienden afgesproken. Iedereen is in een goede stemming en al snel worden bitterballen besteld, of gaat men barbecueën in het park. In dit geval leidt juist een positieve stemming tot minder eten. Dit kan verklaard worden door het Affect Infusion Model (AIM) van Forgas (1995). Volgens het AIM verwerken mensen in een negatieve stemming informatie grondig en bewust door voor- en nadelen af te wegen. In een positieve stemming voorspelt het AIM dat mensen informatie gevoelsmatig verwerken en terugvallen op hun automatische gedrag. Om informatie grondig te verwerken is genoeg hersencapaciteit nodig, als mensen moe zijn of veel aan hun hoofd hebben verkleint deze capaciteit

waardoor er eerder gevoelsmatig zal worden nagedacht (Forgas, 1995). Hoeveel mensen zullen eten in een positieve stemming hangt af van wat hun automatische gedrag is. Wanneer mensen van zichzelf veel eten, zullen zij in een positieve stemming hier op terugvallen. Wanneer mensen echter automatisch weinig eten, bijvoorbeeld wanneer gezond eten heel goed is aangeleerd, zullen deze mensen in een positieve stemming juist minder gaan eten. Voor vele mensen is eten automatisch gedrag en zal een positieve stemming dus leiden tot meer eten, en een negatieve stemming tot minder eten. Uit onderzoek is gebleken dat mensen in een negatieve stemming minder eten omdat zij grondiger nadenken dan mensen in een positieve stemming (Holland, de Vries, Hermsen & van Knippenberg, 2012). Bovenstaande theorieën over coping en het AIM geven geen eenduidig antwoord op de vraag of mensen in een negatieve stemming nu juist meer of minder gaan eten dan mensen in een positieve stemming. Aan de ene kant zou worden verwacht dat mensen in een negatieve stemming meer eten als copingsmechanisme. Daartegenover staat het AIM, aan de hand waarvan zou worden verwacht dat mensen in een negatieve stemming juist gezonder en minder eten doordat ze grondig nadenken. Ook voorspelt het AIM dat mensen in een positieve stemming meer gaan eten, omdat ze dan gevoelsmatig nadenken en terugvallen op automatisch gedrag. Deze verwachtingen staan niet in lijn met elkaar, en het is belangrijk om duidelijkheid te scheppen. In deze these zal de invloed van een negatieve of positieve stemming op eetgedrag worden onderzocht. Ten eerste zal worden gekeken naar onderzoek waaruit blijkt dat negatieve stemming leidt tot meer eten. Hierin zal voornamelijk worden gefocust op de rol die coping hierbij speelt. Ten tweede zal worden gekeken naar onderzoek waaruit blijkt dat negatieve stemming leidt tot minder eten en dat een positieve stemming leidt tot meer eten. Deze onderzoeken zullen vooral worden

ondersteund door het AIM en het de positieve associaties die mensen met eten hebben. Vervolgens zullen de twee lijnen van onderzoek worden geïntegreerd om antwoord te geven op de hoofdvraag. Het antwoord op deze vraag kan wellicht gebruikt worden om mensen te waarschuwen voor de invloed die stemming kan hebben op eetgedrag, waardoor zij gezondere keuzes gaan maken. Hoe een Negatieve Stemming Leidt tot Meer Eten Mensen die in een negatieve stemming zitten willen vaak uit deze stemming komen. Een manier om dit te doen is door te eten. Aan eten hangt een beloningswaarde; in welke mate zal het eten van een bepaald soort etenswaar een goed gevoel met zich meebrengen? Wanneer wordt verwacht dat men zich beter voelt na eten zullen mensen eten gebruiken als copingsmechanisme. In deze paragraaf zal worden besproken hoe een negatieve stemming kan leiden tot meer eten. Coping speelt hierbij een belangrijke rol, maar ook selectieve aandacht en het vermogen om eten te weerstaan komen aan bod. Loxton, Dawe en Cahill (2011) deden onderzoek naar het effect van negatieve stemming op drang om te eten, afhankelijk van het wel of niet te zijn blootgesteld aan food cues. Dit deden ze door 160 vrouwelijke psychologiestudenten in een van vier condities in te delen die ontstonden uit een 2x2 design waarin stemming en food cues werden gemanipuleerd. Deelnemers werden door het kijken van een filmpje in een negatieve of neutrale stemming gebracht. In de food cue conditie kregen deelnemers fast food aangeboden om te zien, vast te houden en te ruiken, in de controle conditie werd helemaal geen eten aangeboden. Drang om te eten werd bij elke deelnemer drie keer gemeten, bij een baseline meting, na de stemmingsmanipulatie en na de food

cue. Ook werd etensstijl bij elke deelnemer gemeten als geremd of ongeremd. Hieruit bleek dat de ongeremde eters in een negatieve stemming een grotere drang hadden om te eten na het zien van food cues dan in een neutrale stemming. Deze deelnemers gaven aan dat ze verwachtten dat ze zich beter zouden gaan voelen na het eten van fast food. Bloodstelling aan food cues had geen invloed bij geremde eters. Deze bevinding suggereert dat negatieve stemming leidt tot meer eten, maar alleen bij aanbieding van food cues en alleen voor mensen die vaak een ongeremd eetpatroon laten zien. In dit onderzoek wordt echter niet gekeken naar de expliciete motivatie van mensen om te eten. De verwachting dat eten stemming zal verbeteren duidt op het gebruik van eten als copingsmechanisme, maar er is niet specifiek onderzocht of dit zo is. Het is interessant om te kijken naar verschillen in motivatie die bij eten komen kijken om zo te begrijpen waarom mensen in verschillende stemmingen ander eetgedrag vertonen. Macht & Simons (2000) onderzochten de rol van verschillende emotionele staten op eetgedrag. Hierbij werd vooral gekeken naar de expliciete motivatie om te eten die optreedt in verschillende emotionele staten. De deelnemers, 23 vrouwelijke psychologie studenten, vulden zes dagen lang op vijf verschillende tijdstippen een vragenlijst in. Hiermee werd zowel stemming als motivatie om te eten gemeten. Voorbeelden van motivatie om te eten op de vragenlijst waren onder andere lichamelijke symptomen van honger, ontspanning, omdat het lekker is of om zich beter te voelen (coping). Naar aanleiding van het gedeelte van de vragenlijst dat over stemming ging werden vier emotionele staten onderscheden; Woede/Dominantie (negatief), Spanning/Angst (negatief), Ontspanning/Geluk (positief) en Nietemotioneel (neutraal). Uit de vragenlijsten bleek dat deelnemers tijdens een negatieve stemming een verhoogde neiging hadden om te eten om zich beter te voelen dan

deelnemers in de positieve en neutrale stemming. Uit dit verschil in motivatie kan worden geconcludeerd dat mensen in een negatieve stemming eten zouden kunnen gebruiken als copingsmechanisme. Coping lijkt een belangrijke factor te zijn als het gaat over het effect van negatieve stemming op eetgedrag. Bij coping door middel van eten verwacht men zich beter te voelen door te eten, er wordt dus een beloningswaarde aan eten gehecht. Dit zou kunnen betekenen dat in een negatieve stemming de aandacht voor de beloningswaarde van eten omhoog gaat. Hepworth, Mogg, Brugnell & Bradley (2009) deden onderzoek naar de invloed die negatieve stemming heeft op de aandacht voor food cues en zelf gerapporteerde honger. Hierbij wordt ook gekeken naar de invloed die stemming heeft op de beloningswaarde van eten. 80 Vrouwelijke jongvolwassenen werden aselect verdeeld over twee condities. In de negatieve conditie werd deelnemers gevraagd om ongelukkige herinneringen op te halen terwijl ze naar een verdrietig muziekstuk luisterden. In de neutrale conditie werd deelnemers gevraagd hun dagelijkse routines te bedenken, terwijl ze naar neutrale muziek luisterden. In beide condities werd een vragenlijst afgenomen om subjectieve honger te meten. Om aandacht voor food cues te meten werd een visual-probe taak gebruikt, waarbij deelnemers voor een aantal milliseconden een foto van eten en een foto zonder eten te zien kregen. Vervolgens verdwenen de foto s en verscheen een kleine stip op de plek waar een van de foto s eerst had gestaan. Deelnemers werd vervolgens gevraagd om zo snel mogelijk op een linker of rechter knop te drukken om aan te geven waar de stip zich bevond. Als de stip achter het plaatje zit wat meer aandacht trekt, zal de deelnemer sneller aan kunnen geven waar de stip zit. Deelnemers in de negatieve conditie waren sneller in het correct aangeven van de plek van de stip als deze in de plaats van de foto van eten verscheen dan deelnemers in de neutrale

conditie. Ook gaven deelnemers in de negatieve conditie aan meer honger te hebben dan deelnemers in de neutrale conditie. Negatieve stemming verhoogt dus zowel de selectieve aandacht voor food cues als subjectieve honger. Er wordt ook een samenhang gevonden tussen deze aandacht en honger, wat een onderliggend mechanisme laat zien; activatie van de beloningswaarde van eten. De onderzoekers verklaren deze bevindingen door het negatieve versterkingsmodel (Baker, Piper, McCarthy, Majeskie, & Fiore, 2004), welke stelt dat een negatieve stemming de beloningswaarde van eten verhoogt. Dit zou leiden tot de verhoogde selectieve aandacht en honger in een negatieve stemming. In bovenstaand onderzoek wordt het duidelijk dat ook beloningswaarde een belangrijke rol speelt in de invloed van negatieve stemming op eetgedrag. Een verhoogde beloningswaarde in een negatieve stemming zou mogelijk invloed kunnen hebben op het vermogen om ongezond eten te weerstaan. Verwacht zou kunnen worden dat bij een stijging van de beloningswaarde het ook moeilijker wordt om eten te weerstaan. Udo en collega s (Udo, Grille, Brownell, Weinberger, DiLeone & McKee, 2012) onderzochten de effecten van stemming op het vermogen om calorierijk voedsel te weerstaan. Aan deze studie deden dertig mensen mee, waarvan de helft overgewicht had en de andere helft normaal gewicht. Deelnemers kregen, na 3 uur lang onthouding van voedsel, de opdracht zichzelf in een bepaalde situatie te verbeelden. De situatie hoorden zij via een koptelefoon en kon negatief of positief zijn. Vervolgens kregen de deelnemers een variatie aan calorierijk zoet en zout eten, met de mededeling dat ze mochten beginnen met eten wanneer ze wilden, maar dat hun financiële beloning omhoog zou gaan voor elke minuut dat ze het eten uitstelden. Ook werd het aantal genuttigde calorieën bijgehouden. Vermogen om het eten te weerstaan werd uitgedrukt in het aantal seconden dat de deelnemers het eten

uitstelden. Deelnemers in de negatieve conditie begonnen eerder met eten dan deelnemers in de positieve conditie. Bij de deelnemers met overgewicht was hunkering naar eten geassocieerd met minder vermogen om eten te weerstaan, en grotere calorieconsumptie, maar alleen als ze in ene negatieve stemming waren. Uit deze paragraaf blijken de verschillende mechanismen die ervoor zorgen dat mensen in een negatieve stemming meer gaan eten dan in een neutrale of positieve stemming. Een negatieve stemming zorgt er voor dat mensen meer honger krijgen nadat ze in aanraking komen met food cues ten opzichte van een neutrale stemming. De grootse motivatie om te eten tijdens een negatieve stemming blijkt te zijn om zich beter te voelen. Dit duidt erop dat eten wordt gebruikt als copingsmechanisme. De aandacht voor de beloningswaarde die men aan eten hecht wordt dan ook groter in een negatieve stemming. Als mensen in een negatieve stemming zijn willen zij eten om zich beter te voelen, en hierdoor gaan ze meer aan de beloningswaarde denken. Dit zorgt er ook voor dat mensen in een negatieve stemming minder goed zijn in het weerstaan van ongezond eten. Coping zorgt er op verschillende manieren voor dat mensen in een negatieve stemming meer gaan eten. Hoe Negatieve (Positieve) Stemming Leidt tot Minder (Meer) Eten Uit bovenstaande paragraaf blijkt dat mensen in een negatieve stemming meer gaan eten. Er is echter ook veel onderzoek waaruit blijkt dat mensen in een negatieve stemming juist minder gaan eten. In deze paragraaf zal besproken worden hoe een negatieve of positieve stemming leidt tot respectievelijk minder en meer eten. Het AIM voorspelt dat mensen in een negatieve stemming informatie systematisch verwerken en in een positieve stemming informatie heuristisch verwerken. Bij

systematische informatiewerking denkt men grondig na, en worden voor- en nadelen bewust afgewogen. Bij heuristische informatieverwerking gaat men af op impuls en gevoel, en valt men terug op automatisch gedrag. Het AIM voorspelt dus dat mensen in een negatieve stemming meer zullen eten, als dit hun automatische gedrag is. Holland, de Vries, Hermsen & van Knippenberg (2011) deden onderzoek naar de invloed van stemming op eetgedrag door te kijken naar systematische en heuristische informatieverwerking. Aan het begin van het experiment werd impliciete attitude gemeten tegenover appels en chocoladerepen door middel van een Implicit Association Task (IAT). Ook werden attitudes gebaseerd op overtuigingen gemeten door middel van vragenlijsten waarbij naar bepaalde eigenschappen van zowel appels als chocoladerepen werd gevraagd. Drie dagen later kwamen de deelnemers terug en werden ze in een positieve of negatieve stemming gebracht door middel van positieve en negatieve filmfragmenten. Vervolgens werd tegen alle deelnemers gezegd dat ze een snack mochten uitkiezen, waarbij ze konden kiezen tussen een appel (gezond) en een chocoladereep (ongezond). Deelnemers in de negatieve conditie kozen eerder voor de appel dan voor een chocoladereep, ook wanneer hun eerder gemeten attitude tegenover chocoladerepen positief was, dan deelnemers in de positieve conditie. Dit werd door de onderzoekers verklaard doordat mensen in een negatieve stemming systematisch en mensen in een positieve stemming heuristisch nadenken. De onderzoekers verklaren deze bevinding dus aan de hand van het AIM. Maar is het AIM wel zo toepasbaar? Is het zo dat mensen in een positieve stemming altijd heuristisch nadenken? Isbell (2003) draagt bewijs aan voor systematische informatieverwerking in een positieve stemming. Zij deed onderzoek naar de invloed van stemming op het gebruik van impulsieve en reflectieve informatieverwerking. Dit deed ze door 97 studenten telefonisch te benaderen en een persoon genaamd Carol te

omschrijven. In de ene conditie hoorden deelnemers dat Carol een bibliothecaresse is die verlegen en introvert is en om deze reden erg tevreden is met haar baan. In de andere conditie hoorden deelnemers dat Carol een functie heeft als sales medewerker en ze dit door naar extraverte en sociale persoonlijkheid een hele leuke baan vindt. Vervolgens kregen alle deelnemers meer informatie over Carol te horen, waarbij nog drie introverte en drie extroverte kenmerken werden verteld. Vervolgens werd de deelnemers gevraagd hoe leuk ze Carol vonden, en welke informatie ze hadden gebruikt om deze beslissing te maken. Tevens werd aan het begin van het onderzoek een vragenlijst afgenomen om stemming te meten bij alle deelnemers. Deelnemers die onder de mediaan scoorden op deze vragenlijst werden geclassificeerd als relatief negatief, deelnemers die boven de mediaan scoorden als relatief positief. Bij systematische informatieverwerking wordt een oordeel gevormd door te luisteren naar alle gegeven informatie. Bij heuristische informatieverwerking zouden deelnemers hun oordeel baseren op de eerste informatie die ze te horen kregen. Mensen in de categorie relatief positief gaven aan hun oordeel te hebben gevormd door alle gegeven informatie mee te nemen in hun overweging. De informatie die als eerst werd gegeven had geen invloed op hun uiteindelijke keuze hoe leuk ze Carol vonden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat mensen in een positieve stemming wel degelijk systematisch informatie verwerken. Volgens Isbell denken mensen in een positieve bui wel systematisch na, maar beredeneren zij dat het passend is om in hun positieve bui af te gaan op automatische en impulsieve ingevingen. Met betrekking tot eetgedrag zou dit kunnen betekenen dat mensen in een positieve stemming wel nadenken over de gevolgen van hun eten, maar dat ze beredeneren dat het prima is om een ongezonde snack te eten. Ook zou het kunnen zijn dat mensen in een positieve

stemming wel systematisch nadenken, maar dat uiteindelijk hun impulsieve neiging toch de overhand neemt. Veel onderzoek naar de invloed van stemming op eetgedrag richt zich op de invloed van negatieve stemming op eetgedrag. Pas sinds een aantal jaar wordt ook specifiek gekeken naar de invloed die positieve stemming op eetgedrag uitvoert. Dit is ook belangrijk om in ogenschouw te nemen, om zo een completer beeld te vormen van de situatie. Evers, Adriaanse, de Ridder en de Witt Huberts (2013) deden onderzoek naar positieve emoties als een aanleiding voor voedselinname. Dit deden ze door 70 studenten in te delen in twee condities; de positieve en de controle conditie. Stemming werd gemanipuleerd door het laten zien van positieve filmfragmenten in de positieve conditie en neutrale filmfragmenten in de controle conditie. Deelnemers in beide condities werd gevraagd om drie soorten ongezonde snacks te scoren op smaak. Alle deelnemers was verteld dat ze 2u voor het experiment niet mochten eten en deelnemers kregen 10 minuten de tijd om de snacks te scoren. De bakjes met snacks werden voor en na het experiment gewogen, om zo de voedselinname van de deelnemers te bepalen. Deelnemers in de positieve conditie aten meer van de snacks dan deelnemers in de controle conditie. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een positieve stemming leidt tot een verhoogde voedselinname. De onderzoekers verklaren dit door de associatie die mensen hebben tussen feestelijke en sociale gebeurtenissen en eten. Op verjaardagen wordt bijvoorbeeld meer eten dan normaal genuttigd. Ook kan eten worden geassocieerd met gezellige etentjes met vrienden. Dit zou er voor kunnen zorgen dat een positieve stemming en eten als het ware aan elkaar zijn geconditioneerd. Dit onderzoek vergelijkt echter alleen positieve en neutrale staat met elkaar, er wordt niet gekeken

naar negatieve stemming. In het volgende onderzoek wordt negatieve stemming wel in ogenschouw genomen. Bongers en collega s (Bongers, Jansen, Havermand, Roefs & Nederkoorn, 2013) deden onderzoek naar de invloed van positieve, negatieve en neutrale stemming op eetgedrag. Alle deelnemers vulden aan het begin van het experiment een stemmingsvragenlijst in. Deelnemers werden ingedeeld in drie condities, de positieve, negatieve en controle conditie. Deelnemers kregen respectievelijk een positief, negatief of neutraal filmfragment te zien. Als manipulatiecheck werd de stemmingsvragenlijst nu nog een keer ingevuld. Vervolgens werden er verschillende snacks en een glas water voor de deelnemer neergezet. De deelnemer zat vervolgens 15 minuten in de kamer bij het eten. Na afloop hiervan werd gemeten hoeveel de deelnemer had gegeten. Hieruit bleek dat deelnemers in de positieve conditie meer hadden gegeten ten opzichte van zowel de negatieve als de controle conditie. Voor de negatieve conditie werd geen verschil gevonden ten opzichte van de controle conditie. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een positieve stemming een positieve invloed heeft op voedselinname. Uit deze paragraaf is gebleken hoe een negatieve stemming leidt tot minder eten. Dit gebeurt doordat mensen volgens het AIM in een negatieve stemming systematisch nadenken, en bewust zullen kiezen voor minder of gezonder eten. Toch is er ook bewijs gevonden voor systematische informatieverwerking in een positieve stemming, wat niet in lijn is met het AIM. Volgens dit onderzoek zouden mensen in een positieve stemming toch voor meer eten kiezen, maar wel na systematisch na te hebben gedacht. Ook blijkt uit verschillende onderzoeken dat mensen in een positieve stemming meer eten ten opzichte van een negatieve en neutrale stemming. Dit zou

verklaard kunnen worden doordat mensen eten associeert met positieve sociale gelegenheden. Integratie Uit bovenstaande onderzoeken en theorieën blijkt dat er nog lang geen duidelijk antwoord is over de invloed die stemming op eetgedrag heeft. Eten heeft een beloningswaarde, mensen gebruiken eten als copingsmechanisme omdat ze denken dat ze zich hierna beter zullen voelen. Het verschil in de gevonden onderzoeksresultaten zou kunnen komen doordat niet alle mensen dezelfde beloningswaarde aan eten hechten. Geliebter & Aversa (2003) deden onderzoek naar emotioneel eten. Dit deden ze door 90 deelnemers in drie groepen te verdelen op basis van hun gewicht; mensen met overgewicht, mensen met normaal gewicht en mensen met ondergewicht. Per sekse werden de 15 zwaarste mensen ingedeeld bij overgewicht, de 15 dunste bij ondergewicht, en de rest bij normaal gewicht. Alle deelnemers vulden een vragenlijst in waarin werd gevraagd naar de mate waarin zij honger hadden tijdens het ervaren van verschillende emoties. Negatieve emoties waren onder andere verdrietig, verveeld, boos en gefrustreerd; positieve emoties waren onder andere: zelfverzekerd, vrolijk, ontspannen en enthousiast. Deelnemers met ondergewicht gaven aan minder te eten in een negatieve stemming dan in een positieve stemming. Deelnemers met overgewicht gaven aan meer te eten in een negatieve stemming dan in een positieve stemming. Een verklaring voor dit verschil zou kunnen zijn dat mensen met overgewicht een grotere beloningswaarde aan eten hechten. Vrouwen met obesitas hechten een grotere beloningswaarde aan eten dan vrouwen zonder obesitas (Bradley et al, 2011).

Dit verschil in beloningswaarde zou kunnen zorgen voor verschillen in automatisch gedrag. Volgens het AIM denken mensen in een positieve stemming heuristisch na, en vallen ze terug op automatisch gedrag. Maar automatisch gedrag betekent niet voor iedereen veel of ongezond eten. Wanneer mensen die chocola lekker vinden en worden getraind om chocola te vermijden, hebben ze daarna ook minder zin in chocola. Hun impulsgedrag is hiermee veranderd (Kemps, Tiggeman, Martin & Elliot, 2013). Sommige mensen doen dit zelf, door heel gezond en/of weinig te eten. Zij leren zichzelf aan om ongezond eten te vermijden, waarmee hun automatische gedrag kan worden aangepast. Wanneer eten geen automatisch gedrag is voor mensen, zouden zij volgens het AIM in een positieve stemming juist minder gaan eten. Dit zou ook verschil kunnen betekenen voor mensen in een negatieve stemming. Wanneer iemand eten ziet als dikmaker (lage beloningswaarde) zal iemand in een negatieve stemming volgens het AIM reflectief nadenken, en tot de conclusie komen dat het niet verstandig is om veel of ongezond te eten. Wanneer iemand echter een hoge beloningswaarde hecht aan eten, en verwacht zich beter te voelen na eten waar veel vet of suiker in zit, zal dit systematische informatieverwerkingsproces wellicht een andere uitkomst hebben. Zo een persoon zal in deze stemming reflectief nadenken over hoe hij of zij zich zal voelen na het eten van een ongezonde snack, en zal tot de conclusie komen dat dit een goed idee is. Zo zou dus eigenlijk coping binnen het AIM geplaatst kunnen worden. Coping kan hier worden gezien als het gevolg van systematisch nadenken in een negatieve stemming. Dit zal eerder gebeuren wanneer iemand een hoge beloningswaarde aan eten hecht. Yeomans & Coughlan (2009) deden onderzoek naar de invloed van stemming op eten, en keken hierbij ook naar of de deelnemers terughoudend of ongeremd waren op het gebied van eten. Alle deelnemers vulden de Three Factor Eating Questionaire

(TFEQ) in, om te meten of ze hoog of laag scoorden op restained en unrestraiend eetgedrag. Deelnemers die hoog op restrained eetgedrag scoren en laag op ongeremdheid worden gedefinieerd als succesvolle dieetvolgers. Restrained en unrestrained eetgedrag sluiten elkaar niet uit en kunnen ook beide in hoge mate voorkomen in een individu. In dat geval hebben we te maken met mensen die soms een dieet volgen, maar af en toe terugvallen en te veel eten. Vervolgens kregen alle deelnemers zowel een positief als een neutraal en negatief filmfragment te zien, en werden er snacks voor hen neergezet. Na elk filmfragment werd gekeken hoeveel de deelnemers hadden gegeten. Deelnemers die zowel restrained als unrestrained waren aten meer in tijdens het negatieve filmfragment. Deelnemers die laag scoorden op restrained en hoog op unrestrained aten het meeste tijdens het positieve en het minste tijdens het negatieve filmfragment. Deelnemers die laag scoorden op unrestrained, ongeacht hun score op restrained, aten tijdens alle filmfragmenten ongeveer evenveel. Dit onderzoek laat zien dat de invloed van stemming op eetgedrag verschilt tussen personen. Interessant is dat wanneer mensen vooral unrestrained eters zijn, er minder wordt gegeten in een negatieve stemming dan in een positieve stemming. Dit zou verklaard kunnen worden doordat het automatische gedrag van deze mensen is om te eten, en ze hier dus op terugvallen tijdens positieve stemming. Wanneer mensen echter een combinatie van restrained en unrestrained eetgedrag vertonen, eten zij meer in een negatieve stemming dan in de positieve stemming. Meer eten tijdens een negatieve stemming wordt vaak in verband gebracht met coping. Het zou dus kunnen dat vooral mensen die zowel restrained als unrestrained zijn in hun eetpatroon, eten gebruiken als copingsmechanisme. Dit zou mogelijk verklaard kunnen worden doordat deze groep mensen de grootste beloningswaarde aan eten hecht. Maar ook omdat de twee eetstijlen constant tegelijk in een persoon aanwezig zijn. Dit is

vergelijkbaar met de werking van het het dual process model van informatieverwerking, waarin systematische en heuristische informatieverwerking samen aanwezig zijn, en de sterkte van beide routes afhangt van situationele omstandigheden. Restrained zou hier gekoppeld kunnen worden aan systematische en unrestrained aan heuristische informatieverwerking. Wanneer mensen beide eetstijlen in zich hebben, hangt het af van de manier van informatieverwerking op welke manier iemand gaat eten. Wanneer iemand laag scoort op een van de twee eetstijlen, is het AIM wellicht niet meer toe te passen. Een ander punt wat aangehaald wordt in het onderzoek van Hepworth et al (2009) is dat mensen verschillen in hun opvoeding. Een kind kan bijvoorbeeld hebben geleerd tijdens een negatieve stemming ongezond te eten. Sommige ouders belonen hun kind met snoep als ze iets moeten doen wat ze niet leuk vinden, bijvoorbeeld een bezoek aan de dokter. Zo wordt eten als het ware geconditioneerd aan een negatief gevoel, en kan dit iemands hele leven zo blijven (Hepworth, 2009). Verschillen in het onderzoek dat besproken is in deze these zouden dus ook door opvoeding kunnen worden verklaard. Sommige ouders zullen deze opvoedingstechniek gebruiken, en anderen niet, waardoor sommige mensen op deze manier eten aan een negatieve stemming koppelen en anderen niet. Iets anders wat mee kan spelen is de verscheidenheid van copingsmechanismen die mensen hanteren. Uit onderzoek blijkt dat mensen die gebruik maken van verschillende soorten copingsmechanismen minder vaak verslaafd worden aan alcohol en drugs (Köpetz, Lejuez, Wiers & Kruglanski, 2013). Het is aannemelijk dat dit ook waar is met betrekking tot eten. Sommige mensen zullen een moeilijke situatie soms gaan hardlopen, met vrienden afspreken, een goed boek gaan lezen of een bak ijs leegeten. Hier zal maar een keer in de zo veel tijd eten als

copingsmechanisme worden ingezet. Bij mensen die alleen maar eten als copingsmechanisme gebruiken, zullen eerder eten in een negatieve stemming dan mensen die verschillende copingsmechanismen afwisselen. Uit deze paragraaf is gebleken dat de invloed van een negatieve of positieve stemming op eetgedrag niet met een simpel mechanisme te verklaren is. De verschillen in beloningswaarde die mensen aan eten hechten kan er voor zorgen dat mensen anders reageren op een bepaalde stemming. Mensen die een hoge beloningswaarde hechten aan eten zullen eerder terugvallen op coping door middel van eten. Hierbij kan wel systematisch worden nagedacht, maar bewust de keuze worden gemaakt om veel of ongezond te eten. Daarnaast kan opvoeding een rol spelen bij de invloed van stemming op eetgedrag. Mensen kunnen door hun opvoeding negatieve ervaringen associëren met eten. Tevens zullen mensen eerder eten als copingsmechanisme gebruiken als zij weinig andere manieren hebben waarmee zij kunnen omgaan met een negatieve stemming. Conclusie en Discussie In deze these is de invloed van een negatieve of positieve stemming op eetgedrag onderzocht. Gevonden onderzoeken geven veel verschillende uitkomsten en theorieën. Aan de ene kant zijn er veel onderzoeken die ondersteunen dat een negatieve stemming leidt tot meer eten. Deze onderzoeken wijzen aan dat eten een beloningswaarde heeft, een negatieve stemming zou er voor zorgen dat deze beloningswaarde duidelijker aanwezig wordt. Hierdoor gebruiken mensen eten als copingsmechanisme. Negatieve stemming verhoogt ook de selectieve aandacht aan food cues en vermindert het vermogen om ongezond eten te weerstaan.

Aan de andere kant wijst ander onderzoek uit dat mensen in een negatieve stemming, eerder reflectief nadenken en een gezonde snack boven een ongezonde snack verkiezen. Deze bevinding is in lijn met het AIM. Ander onderzoek concludeert dat mensen in een positieve stemming juist meer gaan eten en schrijven dit toe aan de positieve associaties die men maakt bij lekker en veel eten. Mensen koppelen eten aan gezellig tafelen met vrienden en verjaardagsfeestjes, waardoor juist in een positieve stemming meer wordt gegeten. Er worden dus eigenlijk twee dingen gezegd die recht tegenover elkaar staan. De tegenstrijdigheid in de besproken onderzoeken zou mogelijk verklaard kunnen worden door de verschillen in waarde die mensen aan eten hechten. Wanneer mensen eten niet als iets positiefs zien, zou worden verwacht dat dit de kans dat zij zullen eten om te copen aanzienlijk verkleint. De waarde die mensen hechten aan eten kan resulteren in verschillen in automatisch gedrag, wat effect heeft op de uitwerkingen van het AIM. Volgens dit model valt men in een positieve stemming terug op automatisch gedrag, als die voor sommige mensen eten is en voor sommige mensen juist niet eten, zal stemming op verschillende mensen een verschillende invloed hebben. Ook kunnen mensen door hun opvoeding negatieve gebeurtenissen hebben gekoppeld aan eten, waar anderen dit niet hebben gedaan. Deze dingen zouden allemaal mogelijk de uiteenlopende onderzoeksresultaten kunnen verklaren. Een aantal onderzoeken kijkt alleen naar vrouwelijke deelnemers. Hierdoor kan niet goed worden gegeneraliseerd naar de gehele populatie. Mannen en vrouwen verschillen immers op veel manieren van elkaar, het is dus ook goed voor te stellen dat op het gebied van eetgedrag, mannen en vrouwen verschillen. Er is echter ook een aantal onderzoeken dat wel naar beide seksen kijkt, en daar worden soortgelijke resultaten gevonden. Het is dus niet schadelijk voor de onderzoeksresultaten dat er

alleen naar vrouwen wordt gekeken. Iets wat ook invloed op de externe validiteit van het onderzoek is het feit dat een groot aantal van de onderzoeken gedaan is onder psychologiestudenten. Ook deze zijn niet representatief voor de samenleving. Over het algemeen hebben universitaire studenten een hogere Sociaal Economische Status (SES) en een hoger IQ dan de gemiddelde persoon. Toch zijn er met deze deelnemers wel significante resultaten gevonden. Ook kijken sommige onderzoeken alleen naar verschil in negatieve en neutrale stemming, en betrekken ze er positieve stemming niet bij. Dit kan ervoor zorgen dat er geen compleet beeld wordt gegeven van de situatie. Het had zo kunnen zijn dat deze onderzoeken ook een verschil tussen positieve en neutrale stemming hadden gevonden, als deze conditie was toegevoegd. Daar zijn nu geen uitspraken over te doen. Voor vervolgonderzoek zou het goed zijn om te kijken naar de verschillen tussen zowel negatieve als positieve stemming ten opzichte van neutrale stemming. Literatuurlijst Appelhans, B. M., Woolf, K., Pagoto, S. L., Schneider, K. L., Whited, M. C., & Liebman, R. (2011). Inhibiting food reward: Delay discounting, food reward sensitivity, and palatable food intake in overweight and obese women. Obesity, 19(11), 2175-2182. Bongers, P., Jansen, A., Havermans, R., Roefs, A., & Nederkoorn, C. (2013). Happy eating I: The underestimated role of overeating in a positive mood. Appetite, Canetti, L., Bachar, E., & Berry, E. M. (2002). Food and emotion. Behavioural Processes, 60(2), 157-164.

Evers, C., Adriaanse, M., de Ridder, D. T., & de Witt Huberts, Jessie C. (2013). Good mood food: Positive emotion as A neglected trigger for food intake. Appetite, Forgas, J. P. (1995). Mood and judgment: The affect infusion model (AIM). Psychological Bulletin, 117(1), 39. Geliebter, A., & Aversa, A. (2003). Emotional eating in overweight, normal weight, and underweight individuals. Eating Behaviors, 3(4), 341-347. Heatherton, T. F., & Baumeister, R. F. (1991). Binge eating as escape from self-awareness. Psychological Bulletin, 110(1), 86. Hepworth, R., Mogg, K., Brignell, C., & Bradley, B. P. (2010). Negative mood increases selective attention to food cues and subjective appetite. Appetite, 54(1), 134-142. Holland, R. W., de Vries, M., Hermsen, B., & van Knippenberg, A. (2012). Mood and the Attitude Behavior link the happy act on impulse, the sad think twice. Social Psychological and Personality Science, 3(3), 356-364. Hulsegge, G., Picavet, H. S. J., Blokstra, A., Nooyens, A. C., Spijkerman, A. M., van der Schouw, Yvonne T,... Verschuren, W. M. (2013). Today's adult generations are less healthy than their predecessors: Generation shifts in metabolic risk factors: The doetinchem cohort study. European Journal of Preventive Cardiology, Isbell, L. M. (2004). Not all happy people are lazy or stupid: Evidence of systematic processing in happy moods. Journal of Experimental Social Psychology, 40(3), 341-349. Kemps, E., Tiggemann, M., Martin, R., & Elliott, M. (2013). Implicit Approach Avoidance associations for craved food cues.

Köpetz, C. E., Lejuez, C. W., Wiers, R. W., & Kruglanski, A. W. (2013). Motivation and self-regulation in addiction A call for convergence. Perspectives on Psychological Science, 8(1), 3-24. Loxton, N. J., Dawe, S., & Cahill, A. (2011). Does negative mood drive the urge to eat? the contribution of negative mood, exposure to food cues and eating style. Appetite, 56(2), 368. Macht, M., & Simons, G. (2000). Emotions and eating in everyday life. Appetite, Pearlin, L. I., & Schooler, C. (1978). The structure of coping. Journal of Health and Social Behavior,, 2-21. Spoor, S. T., Bekker, M. H., Van Strien, T., & van Heck, G. L. (2007). Relations between negative affect, coping, and emotional eating. Appetite, 48(3), 368-376. Sulkowski, M. L., Dempsey, J., & Dempsey, A. G. (2011). Effects of stress and coping on binge eating in female college students. Eating Behaviors, 12(3), 188-191. Tellegen, A., Watson, D., & Clark, L. (1988). Development and validation of brief measures of positive and negative affect: The PANAS scales. Journal of Personality and Social Psychology, 54(6), 1063-1070. Udo, T., Grilo, C. M., Brownell, K. D., Weinberger, A. H., DiLeone, R. J., & McKee, S. A. (2012). Modeling the effects of positive and negative mood on the ability to resist eating in obese and non-obese individuals. Eating Behaviors,