1. Inleiding. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten



Vergelijkbare documenten
mr. Carola van Vilsteren-Maters Dga: hoe nu verder? De casus en de procedure Van der Steen-arrest

Omzetbelasting. Aftrek omzetbelasting met betrekking tot auto s e.d.

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 26 maart 2013, nr. BLKB/2013/400M,

Besluit van 25 januari 2007, nr. CPP2006/2847M, Stcrt. nr. 24. De minister van Financiën heeft het volgende besloten.

! Het kan voordelig zijn om de ingebruikname van een nieuw pand dat gaat worden gebruikt

Overdrachtsbelasting. Vrijstelling; verdeling gemeenschap samenwoners

In dit BTW-nieuwtje komen de volgende onderwerpen aan bod:

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Omzetbelasting. Heffing privégebruik auto en toepassing BUA

RB EINDEJAARSTIPS & AANDACHTSPUNTEN 2014 / 2015

Belasting op personenauto s en motorrijwielen, afschrijvingslijn, mogelijkheid tot tegenbewijs

2. Verdeling gemeenschap tussen samenwoners

Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten

Overdrachtsbelasting. Vrijstelling; verkrijging van monumenten 1. Besluit van 11 oktober 2007, nr. CPP2007/1680M, Stcrt. nr. 202

Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten

Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor

Algemene wet inzake rijksbelastingen. Wijziging Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998

Loonheffingen. Verwerking teruggaaf inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet en premies werknemersverzekeringen 2007

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Belasting van personenauto s en motorrijwielen, motorrijtuigenbelasting, bestelauto s, ondernemers, gehandicapten

Belasting van personenauto s en motorrijwielen, Motorrijtuigenbelasting, bestelauto s, ondernemers, gehandicapten

Kluwer Online Research. Vermogende Particulieren Bulletin Wijzigingen inzake btw-correctie in geval van privégebruik auto van de zaak

ECLI:NL:GHDHA:2018:1190

ECLI:NL:HR:2013:BX9444

Uw bv s als fiscale eenheid in De belangrijkste voor- en nadelen op een rij. whitepaper

Inkomstenbelasting. Giften

Wijziging per 2012 ARTIKEL X. Het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:

Besluit van 6 maart 2008, nr. CPP2007/2918M, Stcrt. nr. 53. De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Zeijerstroeten TD Ubbena BTW en Zonnepanelen

BTW-nieuwtjes

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2016:83, Contrair In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2015:2589, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen

NOTITIE BTW & correctie privégebruik auto

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning

Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Invorderingswet. Revisierente. Aansprakelijkheid verzekeraars

Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd.

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008

BTW-nieuwtjes

VRAAG 1 VRAAG 2. Intracommunautaire levering

1 Het geding in feitelijke instanties

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

INZAKE PRIVÉGEBRUIK AUTO

Advieswijzer. Fiscale eenheid 2016 De voor- en nadelen op een rij Denk ondernemend. Denk Bol.

ECLI:NL:RBGEL:2014:2198

Checklist Auto van de zaak De heilige koe bij de hoorns gevat

Loonbelasting, eerst een terugblik en dan vooruitkijkend naar 2013

Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland. Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren met zonnepanelen.

Besluit van 25 januari 2013, nr. BLKB 2013/82M, De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Particulieren met zonnepanelen kunnen ondernemer voor de btw zijn

Praktijknotitie BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-algemeen. 3. Leegstand vóór ingebruikneming Aftrek investerings-btw

Inkomstenbelasting. Oudedagsreserve

Overdrachtsbelasting. Maatstaf van heffing

Omzetbelasting. Heffing van omzetbelasting bij invoer

Kluwer Online Research. Nieuwe regels privégebruik ondernemingsauto in de omzetbelasting

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de compensatieregelingen leiden tot de volgende tegemoetkomingen:

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College,

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Inkomstenbelasting. Fiscale partnerregeling en heffingskortingen. Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden

ECLI:NL:RBGEL:2014:2200

AAN : LEDEN BTW-PLAZA VAN : VAN DRIEL FRUIJTIER BTW-SPECIALISTEN DATUM : JANUARI Inleiding

Fiscale gevolgen collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen

$ 100,000 (2punten) Pand gebruik genot $ 417,500 50% $ 208,750 Boekwaarde $ 250,000 -/- 1 Hypotheek $ 100,000 +/+ 1.

2. Wettelijke regeling tarief echtgenoten en partners

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

Besluit van 8 april 2009, nr. CPP2009/482M, Stcrt. nr. 70

Regeling tot wijziging van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto s en motorrijwielen 1992

Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein winstbelastingen

1. Lijst van afkortingen

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206

Het privégebruik auto in de omzetbelasting

Omzetbelasting. Vrijstelling; artikel 11, eerste lid, onderdeel g, onder 1º, van de Wet op de omzetbelasting Inleiding

Het etiket van het gemeentehuis

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren met zonnepanelen.

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren met zonnepanelen.

Directoraat-Generaal Belastingdienst Korte Voorhout CW Den Haag Postbus EE Den Haag

Automobiellink > december 2011

Successierecht. Verwerping van een nalatenschap. Ongelukkige redactie testament. Vergeten testament. Informele wil

Inleiding. Belangrijkste vindplaatsen. 1 Btw-ondernemerschap

Btw-tips vierde kwartaal 2017

Deze uitspraak wordt gepubliceerd in de Staatscourant en op 31 mei de Inspecteur. mr. D.B.

Pensioenen; aanwijzingen als pensioenregeling 1

themadossier Auto werknemer/dga en de btw

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren die zonnepanelen

klaar voor de start? eindejaarscorrecties btw

MEMO. Nieuwe regelgeving BTW-privé-gebruik auto A. INLEIDING

de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg/kantoor Maastricht, de inspecteur,

1.1. Inleiding DGA: ondernemer? Inleiding Hoeveel bijtelling? De hybrideauto van de zaak...

ECLI:NL:RBNNE:2017:3135

Btw-correctie auto 2013 volgens wetgever

Update BTW. 11 november 2011 Carola van Vilsteren

Privé gebruik auto. BTW: Privégebruik auto vanaf 1 juli 2011

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Auto van de zaak. Hulp bij het nemen van de juiste beslissingen over deze belangrijke arbeidsvoorwaarde.

LJN: BU7264, Hoge Raad, 10/04489

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen

Transcriptie:

Omzetbelasting, motorrijtuigenbelasting en belasting van personenauto s en motorrijwielen. Directeur-grootaandeelhouder en gevolgen Van der Steen arrest Hof van Justitie EG, zaak C-355/06 1 Omzetbelasting, motorrijtuigenbelasting en belasting van personenauto s en motorrijwielen. Directeurgrootaandeelhouder en gevolgen Van der Steen arrest Hof van Justitie EG, zaak C-355/06 Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Besluit van 21 december 2007, nr. CPP2007/3160, Stcrt. nr. 1 De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. Dit besluit gaat in op de gevolgen voor de heffing van omzetbelasting van directeuren-grootaandeelhouders naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie EG van 18 oktober 2007, nr. C-355/06. Het besluit bevat een goedkeuring voor de heffing van omzetbelasting, BPM en motorrijtuigenbelasting om de gevolgen van dit arrest te mitigeren. 1. Inleiding Op 26 april 2002 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat een directeurgrootaandeelhouder ondernemer is voor de werkzaamheden die hij tegen vergoeding verricht jegens de vennootschap waarvan hij meer dan de helft van de aandelen bezit (nr. 35.775, V-N 2002/23.21). Op dit arrest is een aantal beleidsbesluiten gebaseerd. In het besluit van 24 juli 2002, nr. DGB2002/3677M, worden de gevolgen van het arrest uiteengezet en in het besluit van 17 oktober 2002, nr. DGB 2002/5754M, is een aantal vragen beantwoord. In het besluit van 22 januari 2004, nr. CPP2003/2801M, is ingegaan op de heffing van omzetbelasting met betrekking tot het privégebruik auto door een directeur grootaandeelhouder. Het Hof van Justitie EG heeft op 18 oktober 2007 (nr. C-355/06, Van der Steen, V-N 2007/48.19) een prejudiciële vraag over de btw-positie van de directeurgrootaandeelhouder beantwoord van het Gerechtshof te Amsterdam (uitspraak van 28 augustus 2006, nr. 04/3813, V-N 2006/45.13). Het antwoord van het Hof van Justitie luidt dat een natuurlijk persoon die in naam en voor rekening van een belastingplichtige vennootschap alle werkzaamheden van deze laatste verricht ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst die hem aan die vennootschap bindt en waarvan hij overigens enig aandeelhouder, bestuurder en personeelslid is, zelf geen belastingplichtige is. In dit besluit wordt vooral ingegaan op de belangrijkste gevolgen van dit arrest.

2 Gevolgen Van der Steen arrest 1.1. Gebruikte begrippen en afkortingen Wet Wet op de omzetbelasting 1968 DGA Directeur-grootaandeelhouder beschikking Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 btw-richtlijn Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU 2006, L347) HvJ Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen HR Hoge Raad btw Omzetbelasting mrb Motorrijtuigenbelasting bpm Belasting van personenauto s en motorrijwielen 2. Gevolgen Van der Steen arrest 2.1. Gevolgen ondernemerschap voor loondienstwerkzaamheden DGA Uit het Van der Steen arrest van het HvJ volgt dat de DGA vanaf 18 oktober 2007 niet meer als ondernemer kan worden aangemerkt voor de in loondienst jegens de vennootschap verrichte werkzaamheden. Dit brengt mee dat het arrest van de HR van 26 april 2002, nr. 35.775, en de daarop gebaseerde beleidsbesluiten van 24 juli 2002, nr. DGB2002/3677M, en 17 oktober 2002, nr. DGB 2002/5754M, zijn achterhaald. 2.2. Gevolgen ondernemerschap DGA voor andere vergoedingen en werkkamer Het is mogelijk dat de DGA van zijn vennootschap vergoedingen ontvangt voor andere dan de hiervoor bedoelde werkzaamheden. In algemene zin zal dan op basis van de feiten moeten worden beoordeeld of in een dergelijke situatie sprake is van ondernemerschap van de DGA. Zo volgt uit rechtspraak van het HvJ van 27 januari 2000, nr. C-23/98, Heerma, dat bijvoorbeeld sprake is van ondernemerschap als de DGA een opslagloods verhuurt aan de vennootschap, die de vennootschap gebruikt voor het opslaan van voorraad. Het kan ook voorkomen dat een DGA zijn werkzaamheden jegens de vennootschap waarvan hij meer dan de helft van de aandelen bezit, op grond van een andere overeenkomst dan een arbeidsovereenkomst verricht (bijvoorbeeld op grond van een managementovereenkomst). Naar mijn mening volgt uit het Van der Steen arrest dat de DGA ook voor deze werkzaamheden geen ondernemer voor de heffing van omzetbelasting is als de DGA de werkzaamheden aan zijn vennootschap niet op eigen naam, voor eigen rekening en onder eigen verantwoordelijkheid, maar op naam, voor rekening en onder verantwoordelijkheid van de vennootschap verricht. In dit verband verwijs ik naar artikel 10 van de btw-richtlijn, in welk artikel de onzelfstandigheid niet is beperkt tot gevallen waarin sprake is van een arbeidsovereenkomst. Ook een andere juridische band dan een arbeidsovereenkomst tussen de DGA en zijn vennootschap kan leiden tot de conclusie dat de voor het ondernemerschap noodzakelijke zelfstandigheid en dus de omzetbelastingbelastingplicht ontbreekt (zie ook Rechtbank Arnhem, 10 augustus 2007, nr. AWB 06/2390). In de situatie dat de DGA een aparte

Gevolgen ondernemerschap DGA in periode 27 april 2002 tot 18 oktober 2007 3 vergoeding ontvangt voor het gebruik van een werkkamer in zijn woning in het kader van zijn onzelfstandige werkzaamheden voor de vennootschap is geen sprake van ondernemerschap voor de btw-heffing (zie Hoge Raad 23 december 1998, nr. 33.766, V-N 1999/4.21). 3. Gevolgen ondernemerschap DGA in periode 27 april 2002 tot 18 oktober 2007 Uit vaste rechtspraak volgt dat het Van der Steen arrest terugwerkende kracht heeft (zie bijvoorbeeld HvJ EG, 30 maart 2006, zaak C-184/04). Aan de andere kant volgt uit het vertrouwensbeginsel/rechtszekerheidbeginsel dat de Belastingdienst de eerder erkende ondernemerstatus van belastingplichtige (behoudens gevallen van misbruik en fraude) niet met terugwerkende kracht aan een persoon kan ontnemen (HvJ, 27 september 2007, Teleos, zaak C-409/04, rechtsoverweging 50, en HvJ 29 februari 1996, Inzo, C-110/94, rechtsoverweging 21 en HvJ, 8 juni 2000, Breitsohl, C-400/98). Mede gelet op HR 26 april 2002, nr. 35.775, en de kracht van gewijsde (HR 21 maart 2001, NJB 2001, p. 779, nr. 21), ben ik van mening dat de terugwerkende kracht geen effect sorteert in de periode tussen 26 april 2002 (datum arrest HR) en 18 oktober 2007 (datum arrest HvJ). In die periode is een DGA ondernemer voor zijn betaalde werkzaamheden aan de vennootschap als hij als zodanig heeft gehandeld. 4. BTW-gevolgen einde ondernemerschap DGA In dit onderdeel beschrijf ik gevolgen van het einde van het ondernemerschap van de DGA in 2007 voor de situaties dat uit het Van der Steen arrest volgt dat de DGA geen ondernemer is. Daarbij is het mogelijk dat: a. de DGA tot 18 oktober 2007 zelfstandig ondernemer was en als zodanig is opgenomen in de administratie van de Belastingdienst; b. de DGA tot 18 oktober 2007 ondernemer was en als onderdeel is opgenomen van een fiscale eenheid omzetbelasting bestaande uit de DGA en één vennootschap waarvoor een beschikking is afgegeven door de Belastingdienst; c. de DGA tot 18 oktober ondernemer was en op grond van het beleidsbesluit van 24 juli 2002, nr. DGB2002/3677M, mocht handelen als ware hij onderdeel van een fiscale eenheid omzetbelasting die bestond uit de DGA en één vennootschap; d. de DGA tot 18 oktober 2007 ondernemer was en als onderdeel is opgenomen van een fiscale eenheid omzetbelasting bestaande uit de DGA en meerdere vennootschappen waarvoor een beschikking is afgegeven door de Belastingdienst; e. de DGA tot 18 oktober 2007 ondernemer was en op grond van het beleidsbesluit van 24 juli 2002, nr. DGB2002/3677M, mocht handelen als ware hij onderdeel van een fiscale eenheid omzetbelasting bestaande uit meerdere vennootschappen en de DGA.

4 BTW-gevolgen einde ondernemerschap DGA 4.1. Ad a(dga zelfstandig ondernemer) 4.1.1. Afrekening einde ondernemerschap Vanaf 18 oktober 2007 is de DGA over de vergoeding die hij ontvangt voor de door hem aan zijn vennootschap verrichte arbeidswerkzaamheden geen omzetbelasting verschuldigd. De DGA heeft geen recht op aftrek van voorbelasting voor aan hem in het kader van die werkzaamheden vanaf 18 oktober 2007 geleverde goederen of verrichte diensten. Het einde van het ondernemerschap heeft tot gevolg dat eventueel aanwezige goederen, waarvoor eerder recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van belasting is ontstaan, op 18 oktober 2007 worden geacht te zijn geleverd in de zin van artikel 3, derde lid, onderdeel c, van de Wet (bedrijfsbeëindiging). Doel en strekking van dit artikel is te voorkomen dat goederen belastingvrij buiten de ondernemerssfeer terechtkomen als aftrek van voorbelasting is genoten. Voor de maatstaf van heffing ter zake geldt de aankoopprijs of kostprijs van de goederen op het moment van de levering. Vanwege de bijzondere omstandigheid van het geval, keur ik goed dat het verschuldigde omzetbelastingbedrag mag worden berekend door overeenkomstige toepassing van de herziening van de voorbelasting van het desbetreffende goed (artikel 13a van de beschikking), waarbij die herziening een aanvang mag nemen in 2008. Voor goederen die zijn aangeschaft in 2007 mag de verschuldigde omzetbelasting op overeenkomstige wijze worden bepaald. Voorbeeld: woning aangeschaft op 1 januari 2006 voor 500.000 (waarvan 79.831 btw). Onttrekking 18 oktober 2007 is belast met btw. Verschuldigde btw is dan 8jaar/10jaar van 79.831 btw = 63.864. Als de levering is vrijgesteld van omzetbelasting op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel a, 1, van de Wet, moet herziening van de voorbelasting die toerekenbaar is aan de resterende herzieningsperiode (artikel 13a van de beschikking) in één keer plaatsvinden. Daarbij mag er van worden uitgegaan dat het goed vanaf 1 januari 2008 wordt gebruikt voor de vrijgestelde levering. De belasting die ter zake van de levering op grond van artikel 3, derde lid, onderdeel c, van de Wet, dan wel ter zake van de herziening van de voorbelasting, is verschuldigd, moet op aangifte worden voldaan over het aangiftetijdvak waarin 18 oktober 2007 valt. Ik keur goed dat deze belasting wordt voldaan over het laatste belastingtijdvak van 2007. Als een goed in 2007 is gebruikt voor privé-doeleinden in de zin van artikel 4, tweede lid, van de Wet, is de DGA over dit gebruik tot 18 oktober 2007 omzetbelasting verschuldigd. Op grond van artikel 13, vierde lid, van de Wet, is die belasting verschuldigd op de laatste dag van het kalenderjaar. Doorleveringsfaciliteit Het is mogelijk dat de DGA goederen die zich niet in het vermogen van de vennootschap bevinden, die bedrijfsmatig worden gebruikt en die door de DGA voor de btw-heffing zakelijk zijn geëtiketteerd, na 17 oktober 2007 wil leveren aan zijn vennootschap. Om een redelijke en eenvoudige btw-heffing te verzekeren, keur ik goed dat als de levering plaatsvindt na 17 oktober 2007 en voor 1 april 2008, de hiervoor beschreven heffing op grond van art. 3, derde lid, onderdeel c, van de Wet achterwege blijft indien de

BTW-gevolgen einde ondernemerschap DGA 5 vennootschap voor de btw-heffing ter zake van dat goed in de plaats treedt van de DGA. Dat wil zeggen dat de vennootschap in de toekomst btw voldoet over het privé-gebruik van die goederen over 2008 en volgende jaren, en bij doorverkoop btw in rekening brengt, tenzij een vrijstelling van toepassing is. 4.1.2. Betaling voor privé-gebruik Als een goed in 2007 is gebruikt voor privé-doeleinden in de zin van artikel 4, tweede lid, van de Wet, is de DGA over dit gebruik tot 18 oktober 2007 omzetbelasting verschuldigd. Op grond van artikel 13, vierde lid, van de Wet, is die belasting verschuldigd op de laatste dag van het kalenderjaar. Voor de aftrek van omzetbelasting ter zake van het houden van een auto die vanaf 1 januari 2007 mede voor privé-doeleinden van de DGA wordt gebruikt, geldt artikel 15 van de Beschikking, waarbij het privé-gebruik tot 18 oktober 2007 gecorrigeerd moet worden. Omdat de correctie een deel van het jaar beslaat kan gebruik worden gemaakt van de verhouding 290 dagen/365dagen (= 79% procent). 4.2. Ad b en c: DGA in fiscale eenheid met één werkmaatschappij Voor de DGA die tot 18 oktober 2007 ondernemer was en als onderdeel is opgenomen van een fiscale eenheid omzetbelasting bestaande uit de DGA en één vennootschap gelden dezelfde gevolgen en goedkeuringen als hiervoor geschetst in onderdeel 4.1.1 en 4.1.2. 4.3. Ad d en e: DGA in fiscale eenheid met meerdere vennootschappen 4.3.1. Gevolgen uittreden DGA uit de FE Een DGA kon vóór 18 oktober 2007 met de vennootschappen, waarvan hij (in)direct meer dan de helft van de aandelen bezit, een fiscale eenheid vormen als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de Wet. Als de DGA door de werking van het arrest van het HvJ in ieder geval met ingang van 18 oktober 2007 niet meer kan worden aangemerkt als ondernemer, treedt hij per die datum uit de fiscale eenheid en is de fiscale eenheid vanaf die datum gewijzigd. Van een wijziging kan sprake zijn als de fiscale eenheid naast de DGA en de vennootschap waarvan de DGA meer dan de helft van de aandelen bezit, nog meer onderdelen kende, die samen met de vennootschap voldoen aan de voorwaarden voor de fiscale eenheid als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de Wet. Bij een wijziging van de fiscale eenheid worden goederen die zich in het vermogen van de DGA bevinden en waarvoor eerder recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van omzetbelasting is ontstaan, op 18 oktober 2007 geleverd in de zin van artikel 3, derde lid, onderdeel a, van de Wet. Ik keur goed dat deze belasting wordt voldaan over het laatste belastingtijdvak van 2007. Voor de maatstaf van heffing van deze gelijkgestelde levering geldt in beginsel de aankoopprijs of kostprijs van de goederen op het moment van de levering. Vanwege de bijzondere omstandigheden van het geval, kan het verschuldigde btw-bedrag voor investeringsgoederen worden bepaald door aan te sluiten bij de hiervoor beschreven regels voor de herziening van de voorbelasting.

6 Melding verbreking fiscale eenheid Bij een wijziging van de fiscale eenheid waarbij alle goederen waarvoor btwaftrek is ontstaan in het vermogen van de fiscale eenheid blijven, vindt geen levering plaats in de zin van artikel 3, derde lid, onderdeel a, van de Wet. 4.3.2. Bijzondere situaties Het is mogelijk dat de DGA vóór 18 oktober 2007 goederen die zich aanvankelijk in zijn vermogen bevonden, heeft geleverd aan andere onderdelen van de fiscale eenheid, die na 18 oktober 2007 de fiscale eenheid vormen. In die gevallen is op 18 oktober 2007 geen sprake van een levering in de zin van artikel 3, derde lid, onderdeel a of c, van de Wet. De gewijzigde fiscale eenheid zal dan in voorkomende gevallen omzetbelasting moeten aangeven voor het privé-gebruik van die goederen door de DGA op grond van artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de Wet, of artikel 15 van de beschikking of het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting 1968. 4.3.3. Privé-gebruik DGA Als een goed in 2007 is gebruikt voor privé-doeleinden van de DGA in de zin van artikel 4, tweede lid, van de Wet, is de fiscale eenheid die is ontbonden op 18 oktober 2007 nog omzetbelasting verschuldigd over dit gebruik tot 18 oktober 2007. Op grond van artikel 13, vierde lid, van de Wet, is die belasting verschuldigd op de laatste dag van het kalenderjaar. De omzetbelasting die de ontbonden fiscale eenheid in aftrek heeft gebracht voor het houden van een auto die mede wordt gebruikt voor privédoeleinden van de DGA tot 18 oktober 2007, kan naar analogie van artikel 15 van de beschikking worden gecorrigeerd in het laatste belastingtijdvak van 2007. Voor een auto die vanaf 1 januari 2007 mede voor privédoeleinden van de DGA wordt gebruikt, kan voor de periode tot 18 oktober 2007 gebruik worden gemaakt van de verhouding 290 dagen/365dagen (= 79% procent). 5. Melding verbreking fiscale eenheid Gelet op de bijzondere situatie die door het arrest wordt opgeroepen, hoeft de DGA voor de toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, de inspecteur niet schriftelijk in kennis te stellen van die ontbinding of wijziging als de Belastingdienst eerder een beschikking voor die fiscale eenheid heeft afgegeven. 6. Administratieve verwerking Belastingdienst Als de DGA als gevolg van het arrest van het Hof van Justitie van 18 oktober 2007, nr. C-355/06, vanaf de datum van dat arrest geen ondernemer meer is en bij de Belastingdienst is opgenomen als zelfstandige ondernemer of als onderdeel van een fiscale eenheid, moet deze registratie worden beëindigd. Op basis van informatie die zich in de geautomatiseerde systemen van de Belastingdienst bevindt, zal de Belastingdienst de nodige aanpassingen in

Bestelauto s op naam van DGA en BPM/MRB 7 haar administratie doorvoeren nadat betrokken belastingplichtigen om nadere informatie is gevraagd over hun situatie. Dit zal gebeuren door middel van vragenbrieven. In gevallen waarin DGA s in het eerste kwartaal van 2008 onverhoopt geen vragenbrief ontvangen, moet de betreffende DGA de Belastingdienst zelf op de hoogte stellen van de gewijzigde situatie als hij niet langer aangemerkt kan worden als btw-ondernemer. Uiteraard bestaat er geen enkel bezwaar tegen als DGA s de Belastingdienst op eigen initiatief informeren over de wijzigingen die het gevolg zijn van het Van der Steen arrest. In verband met het grote aantal wijzigingen dat moet worden verwerkt, zal de aanpassing van de registraties van DGA s en fiscale eenheden in de administratie van de Belastingdienst (bijvoorbeeld bij wijzigingen van fiscale eenheden) tijd vergen. De Belastingdienst streeft er naar de wijzigingen zo spoedig mogelijk te verwerken. Met die verwerking zal, gelet op de omvang van de te verwerken mutaties, echter nog geruime tijd zijn gemoeid. Zolang de Belastingdienst de desbetreffende wijzigingen nog niet heeft verwerkt keur ik goed dat in de gevallen waarin de DGA deel uitmaakte van een fiscale eenheid die van rechtswege is ontbonden op 18 oktober 2007, de vennootschap aan haar fiscale verplichtingen mag voldoen via de aangifte van de fiscale eenheid. 7. Bestelauto s op naam van DGA en BPM/MRB Een DGA kan in aanmerking komen voor de ondernemersregeling voor een bestelauto waarvan het kenteken op zijn naam was gesteld. De regeling houdt in dat er een vrijstelling voor de BPM geldt (tot 1 januari 2007 een recht op teruggaaf van BPM) en het lage bestelautotarief voor de motorrijtuigenbelasting. Voorwaarde voor toepassing van de ondernemersregeling is dat de bestelauto op naam staat van een ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet. Indien een DGA als gevolg van het Van der Steen arrest geen btwondernemer meer is en een bestelauto op zijn naam heeft staan waarvoor de ondernemersregeling is toegepast vóór 18 oktober 2007, dan kan het kenteken van deze bestelauto op naam worden gesteld van de vennootschap waarvan hij meer dan de helft van de aandelen bezit (indien deze vennootschap een btw-ondernemer is) of op naam van een andere btw-ondernemer. Als deze wijziging van de tenaamstelling plaatsvindt, dan keur ik goed dat deze wijziging wordt aangemerkt als de wijziging bedoeld in artikel 13a, vierde lid, van de Wet BPM, op voorwaarde dat aan de eisen van deze bepaling wordt voldaan. Dit betekent dat de DGA in die situatie geen rest-bpm hoeft te betalen. Goedgekeurd wordt ook dat voor de motorrijtuigenbelasting het tarief van artikel 24b Wet op de motorrijtuigenbelasting van toepassing blijft tot het moment van overschrijving. Als het kenteken van de bestelauto niet wordt overgeschreven op naam van een btw-ondernemer, moet de DGA rest-bpm betalen, te berekenen naar de peildatum 18 oktober 2007, en is hij vanaf die datum de motorrijtuigenbelasting verschuldigd naar het tarief als bedoeld in artikel 24 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting (zonder verhoging). Dezelfde goedkeuring geldt op overeenkomstige wijze als de DGA die in de administratie van de Belastingdienst is opgenomen als btw-ondernemer een bestelauto na 18 oktober 2007 op zijn naam zet.

8 Slot en inwerkingtreding In verband met de verwerkingstijd van de aanpassingen in de administratie van de Belastingdienst van DGA s die geen btw-ondernemer meer zijn, keur ik goed dat de wijziging van de tenaamstelling moet plaatsvinden binnen twee maanden nadat de Belastingdienst hem schriftelijk heeft laten weten dat hij geen btw-ondernemer meer is, en in andere gevallen uiterlijk vóór 1 juli 2009. 8. Slot en inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op 18 oktober 2007. De beleidsbesluiten van 24 juli 2002, nr. DGB2002/3677M, en van 17 oktober 2002, nr. DGB 2002/5754M, hebben met ingang van 18 oktober 2007 hun belang verloren en worden ingetrokken. Deze beleidsbesluiten geven de gevolgen weer van het arrest van de Hoge Raad 26 april 2002, nr. 35.775 en bevatten dus geen zelfstandig interpretatief beleid over het ondernemerschap van de DGA en zijn dus in zoverre vanaf 18 oktober 2007 achterhaald. Het beleidsbesluit van 22 januari 2004, nr. CPP2003/2801M inzake de heffing van omzetbelasting met betrekking tot het privé-gebruik auto door een directeur grootaandeelhouder, behoudt zijn gelding met betrekking tot de gevallen waarin een DGA, ook na 17 oktober 2007, nog als ondernemer blijft handelen. Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst. Den Haag, 21 december 2007. De staatssecretaris van Financiën, namens deze: de directeur-generaal Belastingdienst, mr. J. Thunnissen.