Werk en gezin: hoe willen Vlamingen dit combineren en hoe kan de overheid hen hierbij helpen?



Vergelijkbare documenten
Als men het aan de Vlamingen en de Nederlanders zelf vraagt:

Meer vrouwen werken minder, minder mannen werken meer

De tijd van Vlamingen digitaal

Deeltijdarbeid. WAV-Rapport. Seppe Van Gils. Maart 2004

Arbeidsdeelname van paren

Hoofdstuk 17 WERK, GEZIN OF BEIDE? VERSCHILLEN TUSSEN LAAG- EN. Karen Geurts HOOGGESCHOOLDEN

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4

Kinderen maken het verschil. Over de invloed van kinderen op het tijdsbestedingspatroon van ouders. Joeri Minnen 1.

Het egalitaire gezin: nog niet voor morgen

VOLTIJDS LOONTREKKEND DOOR HET LEVEN Hoofdstuk 21

De leefvorm van moeders bij de geboorte van een kind: evolutie in het Vlaamse Gewest tussen 1999 en 2007

Ouderen en eindeloopbaan in 50 tabellen

Fysiek belastende arbeidsomstandigheden bij zelfstandige ondernemers in Vlaanderen

De loopbaan van een werkloze

DE TIJD STAAT NIET STIL

Tijdsbesteding van de Belgen. Resultaten van het Belgisch tijdsbestedingsonderzoek 2013

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief

MOBILITEIT TUSSEN WERK EN NIET-WERK Hoofdstuk 11

Ouders op de arbeidsmarkt

2.2.1 Aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Genderjaarboek MVUNITED. de arbeidsmarkt

De verdeling van de huishoudelijke taken en de soort tewerkstelling

Uitgerust op rustpensioen

Flanders ISSP 2002 Family and Changing Gender Roles III Questionnaire

Kinderarmoede in het Brussels Gewest

Hoofdstuk 7 DE NIET-BEROEPSACTIEVE BEVOLKING. Natascha Van Mechelen IN VLAANDEREN. 1 Omvang en samenstelling

Vlaanderen-Wallonië: wie werkt hoe en waar?

Hinder door een handicap of langdurige gezondheidsproblemen

Het overlevingspensioen voor jonge weduw(e)n(aars): naar een sociale bescherming zonder deactivering

De helft van de 15 tot 64-jarigen met een langdurig gezondheidsprobleem of moeilijkheid bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen is aan het werk

Feiten en cijfers over arbeid en gezin

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

ACTIVEREN, COMPETENTIES MOBILISEREN Epiloog

Een op vijf werknemers in Vlaamse bedrijven ouder dan 45 jaar

Trends op de Belgische arbeidsmarkt ( )

PERSBERICHT Tijdsbestedingsonderzoek TOR13

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

ONDERWIJSONGELIJKHEID: HOOG EN DROOG Hoofdstuk 13

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

SECTORFOTO 2012 LOKALE BESTUREN

LEREN NA HET ONDERWIJS? DE OPLEIDINGSPARTICIPATIE VAN VOLWASSENEN IN VLAANDEREN, DE BUURLANDEN EN EUROPA Hoofdstuk 16

Factsheet voor de Initiatiefwet Herziening Partneralimentatie

WERK EN GEZIN IN VERANDERING EEN GENERATIE PAST ZICH AAN Hoofdstuk 7

Gebruik van kinderopvang

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar...

Het werkende leven van twintigers

FACTS & FIGURES Bioscoopbezoek Mathijs De Baere

Peiling Flexibel werken in de techniek 2015

ARBEIDSDUUR EN ARBEIDSWENS Hoofdstuk 6

WERKZAAM VLAANDEREN IN DE TOEKOMST DRAAGVLAK WORDT HELLEND VLAK Hoofdstuk 3

Arbeidsgehandicapten in Nederland

OVER UREN Hoofdstuk 13

VERSO- Cahier 2/ 2014 Profiel van de medewerkers in de social profit

Belg wil stoppen met werken op 62 jaar

2011/5 De (in)stabiliteit van huwelijken in België

Time to leave: loopbaanonderbrekers onder de loep

Loonwijzer-rapport. Loopbaanonderbreking. Inleiding. Waarom de loopbaan onderbreken? Loopbaanonderbreking Een Loonwijzer-onderzoek

Doelgroepen aan het werk? Een blik op de arbeidsmarktpositie van de doelgroepen uit het Vlaams Doelgroepenbeleid

Statistieken. De combinatie gezin & arbeid volledig ontrafeld. Gezinsposities in de nieuwe basistoepassing

Zorgen voor kinderen in Vlaanderen: een dagelijkse evenwichtsoefening?

MANTELZORG IN VLAANDEREN

VERDELING VAN PERSONEN VOLGENS RIJBEWIJSBEZIT (VANAF 6 JAAR)

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

FACTS & FIGURES Bibliotheekbezoek Franne Mullens

1 Man... jaar 2 Vrouw. 3. Leefsituatie: 1 Gehuwd 2 Ongehuwd samenwonend 3 Alleenstaand 4 Bij ouders wonend 5 Anders*, nl...

ARBEIDSMARKTMOBILITEIT Hoofdstuk 8

Beroepsbevolking 2005

Gehuwd of ongehuwd samenwonen met een partner en/of kinderen. Trends, vooruitzichten en beleidsimplicaties in het Vlaamse Gewest

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Meer of minder uren werken

SECTORFOTO Verhuissector 2008 DEpaRTEmEnT WERk En SOCialE ECOnOmiE

Huishoudensprognose : ontwikkelingen naar type en grootte

PERSBERICHT Brussel, 23 oktober 2013

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

WORKLESS HOUSEHOLDS IN VLAANDEREN Hoofdstuk 21

Stem van de jeugd: bulletrapport

Tabel 69: Verdeling van het gavpppd volgens geslacht en hoofdvervoerswijze. meerdere verplaatsingen heeft gemaakt.

Hoofdstuk 11 DE ARBEIDSMARKT IN DE NIEUWE LIDSTATEN. Eef Stevens & Seppe Van Gils VAN DE EUROPESE UNIE. Kort samengevat

2011/4 Ze leefden lang (en gelukkig) en scheidden dan Echtscheiding op latere leeftijd en na langere huwelijksduur

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

Hoofdstuk 3 KINDEREN EN DE WERKSITUATIE VAN HUN OUDERS

2012/4 D/2012/3241/075

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

De dagdagelijkse puzzel van arbeid en gezin gezien door de ogen van de kinderen

Het project Family & Business Audit : inhoud en enkele resultaten

De evolutie van het arbeidsvolume in België, de gewesten en de Europese unie

2 Arbeidsmarkt in Nederland en Vlaanderen: instituties, ontwikkelingen en knelpunten

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

Worklife balance & loonkloof. Facts & figures. Inez Hoeijmakers OnderwijsServiceCentrum (OSC) lid van Vrouwen Overleg Komitee

De Belgische arbeidsmarkt in 2012

De ronde van Vlaanderen

De (on)gelijke deelname aan kinderopvang in Vlaanderen

De Eurobarometer van het Europees Parlement (EB/EP 79.5)

PERMANENTE VORMING Hoofdstuk 13

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

BURGERPANEL CAPELLE OVER WELSTANDSVRIJ BOUWEN

Transcriptie:

Werk en gezin: hoe willen Vlamingen dit combineren en hoe kan de overheid hen hierbij helpen? Corijn, M. (2004). Vlamingen over het huwelijk en het ouderschap, zorg voor kinderen en ouderen en gewenste beleidsopties. Brussel: CBGS-Werkdocument 5, 53 p. In het na van 2003 vroeg het Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudie (CBGS) aan ongeveer 3 000 Vlamingen van 20 tot 50 hoe ze het liefst gezin en arbeid willen combineren en hoe de overheid hen hierbij het best kan helpen. 1 In 1991 had het CBGS dit aan ruim 3 500 20- tot 39-jarige Vlamingen gevraagd (Van Peer & Moors, 1996). Voor het onderzoek van 2003 geven we zowel de resultaten van de vergelijkbare groep van de 20- tot 39-jarigen als van de totale groep aan wie de vraag werd voorgelegd. De aangeboden keuzes in de twee onderzoeken zijn niet volledig vergelijkbaar, maar ook de reële keuzemogelijkheden zijn in dit tijdsbestek sterk veranderd. Welke combinatie van werk en gezin verkiezen mannen en vrouwen? Het voltijds werken heeft voor mannen in de loop van de jaren negentig aan aantrekkelijkheid verloren. In 1991 wou 95% van de mannen van 20 tot 39 een voltijdse job uitoefenen. Anno 2003 is het aandeel in deze leeftijdsgroep gedaald tot 75%. Mannen die in het begin van de jaren negentig een voorkeur uitspraken om deeltijds te werken waren nog een zeldzaamheid (4%). In het begin van de 21 ste eeuw geeft 23% van de mannen aan deeltijds te willen werken. 2 Voor 14% zou dit deeltijds werken uitdrukkelijk in functie zijn van de komst en/of leeftijd van de kinderen. Deze enorme verschuivingen op een tijdsspanne van twaalf getuigen van een aanzienlijke ommekeer in het maatschappelijke discours over de plaats van arbeid in het leven van de man. Ondanks of dankzij het verder ontwikkelen van het emancipatorische denken zijn ook bij vrouwen grote verschuivingen opgetreden. In 1991 wou 42% van de vrouwen van 20 tot 39 voltijds werken. In de jaren negentig is dit aandeel zeer sterk gedaald: in 2003 bedroeg het nog 18%. Bijna de helft van de vrouwen (48%) wou in 1991 deeltijds werken; dit is in 2003 opgelopen tot 67%. Gegeven het grotere aantal antwoordkeuzemogelijkheden in de enquête van 2003 gaat het voor 27% om deeltijds werken in combinatie met kinderen; de overige 40% heeft dit gespecificeerd in functie van de komst en/of leeftijd van de kinderen. De groep die aangeeft deeltijds te willen werken en geen kinderen te willen is beperkt, maar het aandeel is vooral bij mannen gestegen. Deze grote veranderingen in de voorkeuren van mannen en vrouwen inzake de combinatie van gezin en werk in de jaren negentig moeten zeker worden gezien in het licht van de wijzigingen in de maatregelen en voorzieningen om deeltijds te wer- 172 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2004

Tabel 1. Voorkeuren inzake werk en kinderen naar geslacht (Vlaams Gewest; 1991 en 2003) (%) 1991 2003 20- tot 39-jarigen 20- tot 50-jarigen 20- tot 39-jarigen Respondent wenst: Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Geen kinderen 8 4 13 5 13 5 Kinderen 87 38 62 13 62 12 Geen kinderen 0 1 2 1 2 2 Kinderen nb nb 7 26 8 27 Zodra er kinderen zijn nb nb 2 13 2 14 Tijdelijk in functie van de leeftijd van de kinderen nb nb 12 27 10 24 Geen kinderen nb nb 0 0 0 0 Tijdelijk of permanent als er kinderen zijn 1 10 nb nb nb nb Kinderen nb nb 0 1 0 1 Zodra er kinderen zijn nb nb 0 2 0 2 Tijdelijk in functie van de leeftijd van de kinderen nb nb 1 10 1 11 nb: niet betrouwbaar Bron: CBGS-enquêtes Opvattingen inzake Bevolking en Welzijn, 1991 en Bevolking en Beleid in Vlaanderen, 2003 ken en om dit met de zorg voor kinderen te (kunnen) combineren. In de enquête van 2003 werd aan mannen en vrouwen niet enkel gevraagd wat ze voor zichzelf verkiezen, maar ook wat zij voor hun vrouw/man verkiezen. Op die manier wordt gepeild naar de voorkeur voor een bepaald gezinstype. In Vlaanderen wensen twee derden van de 20- tot 50-jarigen een gezin met kinderen waarin de man voltijds werkt. Personen die dit gezinstype verkiezen (linkerkolom in figuur 1), wensen in 38% van de gevallen dat de vrouw tijdelijk deeltijds werkt zodra er kinderen zijn of in functie van de leeftijd van de kinderen; in 30% van de gevallen wordt dit niet nader gespecificeerd en wenst men blijkbaar dat de vrouw steeds deeltijds werkt. Slechts 15% wenst een gezin met twee (steeds) voltijds werkende ouders. Nog eens 3% wenst dat de vrouw permanent geen job heeft en 13% wenst dat de vrouw tijdelijk niet werkt in functie van de aanwezigheid en/of leeftijd van de kinderen. Daarnaast verkiest 18% van de respondenten een gezin met kinderen waarin de man (permanent of tijdelijk) deeltijds werkt. Deze respondenten (rechterkolom figuur 1) wensen in bijna de helft (47%) van de gevallen, dat ook de vrouw tijdelijk deeltijds werkt (zodra er kinderen zijn of in functie van de leeftijd van de kinderen) en in bijna een derde (30%) van de gevallen dat ze steeds deeltijds werkt. De voorkeur voor een gezin met kinderen met een voltijds werkende man en een (permanent of tijdelijk) deeltijds werkende vrouw sluit aan bij de realiteit in Vlaanderen. In 2003 bijvoorbeeld was 92% van de mannen tussen 25 en 49 werkzaam en was 77% van de vrouwen in diezelfde leeftijdsgroep actief op de arbeidsmarkt. Bij vrouwen echter werkte 40% van de loontrekkenden deeltijds tegenover 4% bij de mannen (NIS EAK). Dit deeltijds OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2004 173

Figuur 1 Voorkeur met betrekking tot het al dan niet werken van de vrouw, van respondenten (20 tot 50 ) die een gezin verkiezen met kinderen waarin de man voltijds of deeltijds werkt (Vlaams Gewest; 2003) Deze realiteit en deze voorkeuren sluiten ook nauw aan bij de sociale verwachtingen. Anno 2002 hebben Vlamingen (van achttien en ouder) een analoge visie op de tewerkstelling van de vrouw. De Vlamingen vinden dat de vrouw voltijds moet werken na het huwelijk en vóór er kinderen zijn (83%), dat ze deeltijds moet werken wanneer een van de kinderen de leerplichtige leeftijd nog niet heeft bereikt (55%) of dan moet thuisblijven (30%). De vrouw moet deeltijds (63%) en in minder mate voltijds werken (29%) nadat het jongste kind naar school gaat en ze moet bij voorkeur weer voltijds (54%) of deeltijds (37%) werken nadat de kinderen het huis uit zijn. Thuis blijven (niet werken) mag eigenlijk niet zolang er geen kinderen zijn (slechts 3% vindt dat dit kan), het is met mondjesmaat toegestaan zolang een van de kinderen de leerplichtige leeftijd nog niet heeft bereikt (30% vindt dat dit dan kan). De Vlamingen verwachten met andere woorden een hoge arbeidsmarktparticipatie van de vrouwen, deze mag echter deeltijds zijn als de kinderen nog klein zijn of nog thuis wonen (Carton, 2003). Wie doet wat: evenveel, meer of minder? Welke voorkeuren hebben de Vlamingen tussen 20 en 50 anno 2003 inzake de combinatie van werk en gezin als dit wordt gekoppeld aan de rol van de man en de vrouw? Vijf keuzemogelijkheden werden in de postenquête voorgelegd; ze hadden betrekking op het feit of men een job, het huishoudelijke werk en de zorg voor kinderen, in gelijke mate, in ongelijke mate, of exclusief op zich neemt. Bron: CBGS-enquête Bevolking en Beleid in Vlaanderen, 2003 werken liep in 2002 op tot 53% bij vrouwen van 25 tot 54 met een partner en twee kinderen en tot 63% bij vrouwen een partner en drie of meer kinderen (Carton, 2003). De Vlamingen verkiezen twee mogelijkheden en mannen en vrouwen maken analoge keuzes. 44% wil een gezin waarbij de twee partners elk een even belastende job hebben en waarbij het huishoudelijke werk en de zorg voor de kinderen gelijk wordt verdeeld tussen de partners. Vooral twintigers verkiezen het ideaal van de gelijke verdeling (51%). Maar vele twintigers zijn wellicht nog niet toe aan de realiteit van het combineren van een mannen- en een vrouwenrol, van werk en gezin. Ook hoger opgeleiden (48%) en niet-gelovigen (49%) staan meer achter het elk evenveel-ideaal. Daarnaast verkiest 38% een combinatie waarbij de vrouw een minder belastende job heeft dan de man en waarbij de vrouw een groter deel van het huishoudelijke werk en de zorg voor de kinderen op zich neemt. Deze voorkeur sluit althans inzake tewerkstelling nauw aan bij de hoger vermelde voorkeur voor een voltijds werkende man en een vrouw die een variant van deeltijds werken opneemt naargelang de aanwezigheid en/of leeftijd van de kinderen. Bijna een op de tien Vlamingen verkiest een traditionele verdeling van de taken: de man een job en de vrouw de zorg voor het huishouden en voor de kinderen. Eenmaal boven de veertig verkiest men meer dit traditionele patroon (13%). Het wordt ook meer gekozen door lager opgeleiden (16%) en door de regelmatig praktiserende katholieken (16%). Een omkering van de traditionele rollen, de man heeft een minder belastende job dan de vrouw (1,4%) alsook enkel de 174 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2004

Tabel 2. Realisatie van de wens om deeltijds te werken en kinderen te hebben, naar geslacht en leeftijd (Vlaams Gewest; 2003) (%) Mannen Vrouwen Huidige situatie 20-29 30-39 40-49 20-29 30-39 Voltijds en geen kinderen 53 20 12 44 13 5 Deeltijds en geen kinderen 3 0 4 5 3 2 Niet beroepsactief en geen kinderen 31 5 5 27 1 2 Voltijds en kinderen 12 68 66 8 28 31 Deeltijds en kinderen 1 4 5 11 47 42 Niet-beroepsactief en kinderen 0 3 8 5 8 18 Bron: CBGS-enquête Bevolking en Beleid in Vlaanderen, 2003. 40-49 vrouw heeft een job (0,1%), wordt in Vlaanderen amper verkozen. Daarnaast gaf 7% aan geen van de vijf mogelijkheden te verkiezen. De voorkeuren voor een man/vader en een vrouw/moeder die in gelijke mate voor het huishouden en voor de kinderen zorgen alsook voor een vrouw/moeder die iets meer dan de man/vader voor het huishouden en voor de kinderen zorgt verschillen nogal sterk van de dagelijkse realiteit inzake tijdsbesteding. Werkende mannen (tussen 16 en 75 ) in Vlaanderen besteedden anno 1999 per week 37u aan hun job; bijna 12u aan het huishoudelijke werk (inclusief klusjes) en 1,5 uur aan de zorg voor kinderen. Voor werkende vrouwen van die leeftijd was dit respectievelijk 28u, 22u en 3,5 uur (Coppens e.a., 2001). Doordat vrouwen vaker deeltijds werken besteden ze minder tijd aan een job. Maar hun investering in de zorg voor het huishouden en voor de kinderen is verre van even belastend of iets meer belastend dan die van mannen. Werkende vrouwen investeren dubbel zoveel tijd als mannen in de zorg voor het huishouden en voor de kinderen. Is de wens om deeltijds te werken gerealiseerd? Van alle mannen die deeltijds wensen te werken en kinderen willen hebben, realiseert bij de 30- tot 49- jarigen zo n 4% tot 5% zijn wens (tabel 2). Twee op drie mannen die een gezin willen combineren met deeltijds werken, hebben al wel de kinderen maar zijn (nog) voltijds werkzaam. Bij vrouwen van die leeftijd kan ruim 40% die voorkeur ook daadwerkelijk realiseren in die zin dat ze niet voltijds werkzaam zijn, maar wel op de arbeidsmarkt zijn, via deeltijds werk of via een werkonderbreking. Twintigers hebben hun kinderwens en hun gewenste arbeidssituatie nog niet gerealiseerd. Hoe kan de overheid helpen? Gegeven deze voorkeuren en de huidige situaties, wat verwachten de Vlamingen van de overheid om zowel moederschap als vaderschap beter te kunnen combineren met het werk. Tabel 3 toont welk aandeel van de 20- tot 50-jarige Vlamingen voorstander is van bepaalde maatregelen en/of voorzieningen van de overheid. Om de combinatie van werk en het hebben van jonge kinderen te vergemakkelijken, zijn Vlamingen anno 2003 vooral voorstander van aangepaste werkregelingen: deeltijds werken, flexibele werktijden en garanties om opnieuw toe te treden tot de arbeidsmarkt. Eén welbepaalde kinderopvangregeling, namelijk betere opvangregelingen voor zieke kinderen, blijkt de hoofdbekommernis te zijn. Wellicht erkennen en ervaren vele Vlamingen zeer prangende praktische problemen als de kinderen ziek zijn. Pas nadien komen de financiële ondersteuningen aan de orde. Hierbij zetten de Vlamingen de belastingsvermindering voor ouders met OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2004 175

Tabel 3. Gewenste maatregelen inzake de zorg voor kinderen (Vlaams Gewest; 2003) Gewenste maatregel (%) Betere opvangregeling voor zieke kinderen 86 Meer mogelijkheden voor ouders met jonge kinderen om deeltijds te werken 85 Meer garanties voor moeders om opnieuw een job op te nemen nadat ze hun kinderen zelf hebben opgevoed 84 Flexibele werktijden voor ouders met jonge kinderen 81 Belastingsvermindering voor ouders met kinderen ten laste 80 Goedkopere kinderopvang voor kinderen van 0-3 80 Een aanzienlijke verlaging van de kosten voor onderwijs 73 Meer kinderopvang voor kinderen van 0-3 73 Meer kinderopvang voor en na schooltijd en tijdens de schoolvakanties 70 Een aanzienlijke verhoging van de kinderbijslag 69 Verlenging van het zwangerschapverlof 68 De jaren die men thuisbleef om de kinderen op te voeden, meetellen in de berekening van het pensioen 68 Een opvoedingsloon voor moeders/vaders die ervoor kiezen niet buitenshuis te werken omdat zij voor hun jonge kinderen willen zorgen Meer mogelijkheden voor het werken van thuis uit (telewerken) 65 Belastingsvermindering voor alleenstaande ouders 65 Het beter uitbouwen van het vaderschapsverlof 62 Goedkopere medische hulp voor vrouwen en mannen met vruchtbaarheidsproblemen 60 Goedkopere diensten voor huishoudelijke hulp 59 Ondersteuning van ouders (bv. advies bij opvoedingsvragen) 50 Bron: CBGS-enquête Bevolking en Beleid in Vlaanderen, 2003 67 kinderen ten laste en goedkopere kinderopvang voor kinderen van 0-3 voorop. Vlamingen wensen ook een duidelijke waardering voor ouders die thuisblijven om hun kinderen zelf op te voeden: vier op de vijf vragen meer garanties voor moeders om opnieuw een job op te nemen nadat ze hun kinderen zelf hebben opgevoed, twee op de drie vragen dat de jaren die men thuisbleef om de kinderen op te voeden, meetellen in de berekening van het pensioen en vragen een opvoedingsloon voor moeders/vaders die ervoor kiezen niet buitenshuis te werken omdat zij voor hun jonge kinderen willen zorgen. Ouders wiens jongste kind nog geen zes is, zijn de meest vragende partij voor financiële ondersteuningen zoals belastingsvermindering, verhoging van de kinderbijslag, opvoedingsloon en verrekening van jaren die men thuis bleef om de kinderen op te voeden in de pensioenberekening. Ze zijn ook meer vragende partij voor aangepaste arbeidsregelingen zoals flexibele werktijden, langer zwangerschaps- en vaderschapsverlof. Goedkopere diensten voor huishoudelijke hulp zijn bij hen ook het meest welkom. Het zijn voornamelijk ouders met oudere kinderen van wie de jongste dertien of ouder is die vragende partij zijn voor een aanzienlijke verlaging van de kosten voor onderwijs. In 1991 zetten de Vlamingen (van 21 tot 39 ) vooral de financiële ondersteuning voorop zoals een opvoedingsloon en een hogere kinderbijslag. Pas daarna kwamen aangepaste werkregelingen zoals deeltijds werken en kinderopvangregelingen zoals opvang voor schoolgaande kinderen aan bod (Van Peer en Moors, 1996). In de loop van de jaren negentig zijn in Vlaanderen de mogelijkheden voor deeltijds werken alsook de kinderopvangmogelijkheden enorm uitgebreid. Ze hebben dan ook geleid tot een verschuiving in wat men van de overheid verwacht. Uit tabel 3 blijkt dat Vlamingen op vele vlakken veel van de overheid verwachten. Als ze echter worden gedwongen om aan te geven wat ze in de 176 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2004

eerste plaats wenselijk achten, dan zijn het niet meer de aangepaste werkregelingen maar de financiële steun die voorop staat. Een op de vijf Vlamingen zet de belastingsvermindering voor ouders met kinderen ten laste op de eerste plaats. Een op de tien Vlamingen plaatst een opvoedingsloon en een aanzienlijke verhoging van de kinderbijslag voorop. De prioriteiten verschuiven naar gelang de leeftijd van het jongste kind. Vooral ouders wiens jongste kind nog geen vier is zijn vragende partij voor een opvoedingsloon. Vooral ouders wiens jongste kind nog op de lagere school zit, wensen een belastingsvermindering. Vooral ouders wiens jongste kind jonger is dan 13 duiden op de wenselijkheid van een verhoging van de kinderbijslag. Bij een verhoging van de kinderbijslag hebben de Vlamingen een voorkeur voor een kinderbijslag die geen rekening houdt met het gezinsinkomen, die toeneemt naarmate het kind ouder wordt en die gelijk is voor het eerste, tweede en derde kind. Mensen die (nog) geen kinderen hebben, plaatsen meer dan de anderen mogelijkheden voor deeltijds werk en voor telewerk op de eerste plaats en verhopen ook dat een uitbouw van het vaderschapsverlof het best soelaas brengt. Noten 1. De CBGS-enquête Bevolking en Beleid in Vlaanderen maakt deel uit van het Europese DIALOG-project (www.bibdemographie.de/ppa/main.htm) waaraan veertien landen deelnemen. Vergelijkende resultaten worden binnenkort gepubliceerd. De vragen en antwoordmogelijkheden zijn niet landspecifiek, maar hebben een zekere geldigheid voor alle deelnemende landen. 2. In beide onderzoeken werd de omvang van het deeltijds werken niet nader gespecificeerd. Bibliografie Carton, A. (2003). Gezocht: m/v voor gezin en arbeid. Vlamingen en hun opvattingen over de combinatie van gezin en arbeid in 2002. In: Vlaanderen gepeild. Brussel: Vlaamse Gemeenschap, pp. 311-346. Coppens, K., Glorieux, I., Koelet, S., Moens, M. en Vandeweyer, J. (2001). Vlaanderen de klok rond. Enkele resultaten van het Vlaamse Tijdsbudgetonderzoek (TOR 99). Brussel: TOR2001/17. Van Peer, C. en Moors, H (1996). Perceived obstacles to fertility: opinions on family policies in Flanders and in the Netherlands. In: H. van den Brekel and F. Deven (Eds.), Population and Family in the Low Countries 1995. Dordrecht: Kluwer Academic Publishers, pp. 41-66. Martine Corijn Centrum voor Bevolkings- en Gezinsstudie Vlaamse Wetenschappelijke Instelling OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV 4/2004 177