Verzoek tot commentaar



Vergelijkbare documenten
RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn Aanpassingen van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving in verband met expliciete wettelijke opties

De RJ nodigt u uit tot het inzenden van reacties en commentaren op deze RJ-Uiting. Deze ziet de RJ graag uiterlijk 1 mei 2006 tegemoet.

RJ-Uiting Gevolgen van wijziging Titel 9 en het Besluit actuele waarde voor kleine rechtspersonen

RJ-Uiting Gevolgen van wijziging Titel 9 en het Besluit actuele waarde voor grote en middelgrote rechtspersonen

RJ-Uiting : Ontwerp-richtlijn C2 Microrechtspersonen

RJ-Uiting : Ontwerp-alinea s RJ 122 Prijsgrondslagen voor vreemde valuta

RJ-Uiting : Gevolgen van aanpassingen in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek als gevolg van Richtlijn 2006/46/EG van 14 juni 2006

Ten geleide bij editie RJk-bundel

3 Deelnemingen in de enkelvoudige jaarrekening en de administratie daarvan

Sytse Duiverman 12 februari 2019

IBUS ASSET MANAGEMENT UK B.V. JAARREKENING Polarisavenue 85 - Postbus GE Hoofddorp Telefoon Fax

RJ-Uiting : Richtlijn Microrechtspersonen

IBUS ASSET MANAGEMENT UK B.V. HALFJAARVERSLAG Krijgsman 6 - Postbus LA Amstelveen Telefoon Fax

Informatie ten behoeve van het deponeren van de rapportage bij het Handelsregister

RJ-Uiting : Handreikingen bij de toepassing van fiscale grondslagen door microrechtspersonen of kleine rechtspersonen

Waarderingsmethoden voor deelnemingen in de jaarrekening

Update Externe Verslaggeving- december 2006, onderdeel Richtlijnen voor de jaarverslaggeving

SynVest Beleggingsfondsen NV

Ophorst Van Marwijk Kooy Vermogensbeheer N.V. Gouda

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn 150 Foutherstel

Externe Verslaggeving 2 proeftentamen nieuwe stijl - uitwerking

3 Deelnemingen in de enkelvoudige jaarrekening en de administratie

Ten geleide bij editie 2006

Publicatiebalans inzake de jaarrekening

Wetsvoorstel Titel 9 handhaaft. bepalingen die strijdig zijn. met EG-richtlijn G.-P. den Hollander RA

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

Schiphol Nederland B.V. Halfjaarlijkse financiële verslaggeving over de periode 1 januari 2013 t/m 30 juni 2013

Stichting De Passiewaard t.a.v. B. Timmer Gravin Sabinastraat 2g 3284AP Zuid-Beijerland. Jaarrekening 2016

Examen EV AA 18 januari 2017 Uitwerking en puntenverdeling. Opgave 1 (33 punten)

1 Ontwerp-Richtlijn 120 Prijsgrondslagen, paragraaf 4

Wettelijke regelingen in verband met de jaarrekening

Materiële vaste activa Financiële vaste activa Vorderingen Overlopende activa

De RJ is hierbij bijzonder geïnteresseerd in het antwoord op de vraag of u deze ontwerp- Interpretatie nuttig vindt.

Balans per 31 december 2013

Financiële instrumenten

STICHTING HOOP VOOR ALBANIË TE MAASDIJK. Rapport inzake jaarstukken mei 2016

Bijlage 3 Verwerking latente en discretionaire winstdelingen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

SPECIALISTERREN B.V. KOBALTWEG CE UTRECHT PUBLICATIERAPPORT 2016

RJ-Uiting : Handreiking bij de toepassing van fiscale grondslagen door kleine rechtspersonen

Jaarbericht Weller Wonen Holding BV 2016

JAARSTUKKEN 2017 ROM-D HOLDING NV

houden aan het verkoopplan, blijft het belang toch als slechts gehouden om te vervreemden aangemerkt (RJ ).

Vrijstelling van tussenconsolidatie: een paar praktische issues

SynVest Fund Management B.V. gevestigd te Amsterdam Rapport inzake de Publicatiebalans 2016 Vastgesteld door de Algemene Vergadering d.d.

STICHTING HOOP VOOR ALBANIË TE MAASDIJK. Verkorte jaarrekening 26 augustus 2013

Stichting Noppes West-Friesland te Beverwijk. BALANS PER 31 DECEMBER 2017 (voor resultaatbestemming) 31 december december 2017 ACTIVA

J A A R STUKKEN Pertax BV Ede

Informatie ten behoeve van het deponeren van de rapportage bij het Handelsregister

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

RJ-Uiting : Actuele kostprijs

TOELICHTING OP DE GEWIJZIGDE REGELGEVING VOOR DE JAARVER- SLAGGEVING PER 1 JANUARI 2005 VOOR DE GEBRUIKERS VAN HET BOEK JAARVERVERSLAGGEVING.

J A A R STUKKEN Pertax BV Ede

Stichtingsvermogen (1) Vrije reserve Langlopende schulden (2) Kortlopende schulden

Stichting Touwmuseum De Baanschuur Postbus DA Oudewater. Jaarcijfers

Vraag 2 (6 punten) Bereken de goodwill die Margriet heeft betaald bij de verwerving van de deelneming in Dora op 1 januari 2015.

Tussentijdse cijfers / voor publicatiedoeleinden. van Ostrica B.V. te Amsterdam

Bijlage bij opgave 3 N.V. Nederlandsche Apparatenfabriek Nedap jaarrekening 2013

JAARREKENING 2012 ROM-D CAPITAL BV

Titel van het document Publicatiestukken 2018 onecentral B.V. Naam van de rechtspersoon onecentral B.V. Zetel van de rechtspersoon

Vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa

Financiële instrumenten Hedge Accounting. Eric de Weerdt Anne-Claire van den Wall Bake

informatie verschaffen: Boekwaarde begin van het boekjaar + som van de waarden waartegen in het boekjaar verkregen activa zijn opgenomen

STICHTING HOOP VOOR ALBANIË TE MAASDIJK. Rapport inzake jaarstukken juni 2015

1. Toepassing IFRS 9, 15 en 16

3. Jaarrekening Stichting KHO-Heliomare

Schiphol Nederland B.V Vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening

Jaarbericht. Weller Vastgoed Ontwikkeling Secundus BV

Stichting Healthcare Christian Fellowship International Centre, Voorthuizen

Bijdrage opruimingskosten in de jaarrekening

Vaste activa Materiële vaste activa Vlottende activa Vorderingen Liquide middelen

Hedge accounting Actualiteitensessie controllers. 27 mei 2014

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder

RJ-Uiting ontwerp-richtlijn Verwerking en toelichting van aanpassing en terugvordering van bonussen en winstdelingen

De enkelvoudige jaarrekening van Nederlandse beursfondsen en Titel 9 Boek 2 BW

SynVest Fund Management B.V. gevestigd te Amsterdam Rapport inzake de publicatiebalans 2018

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijnen Pensioenvoorziening en oudedagsverplichting directeuren-grootaandeelhouder

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn 630 Commerciële stichtingen en verenigingen

JAARREKENING 2012 ROM-D HOLDING NV

Vaste activa Materiële vaste activa Financiële vaste activa Vorderingen Liquide middelen

Vinc Vastgoed Management I B.V. gevestigd te Rotterdam

Schiphol Nederland BV Vennootschappelijke balans en winst- en verliesrekening

SynVest Fund Management B.V. Hogehilweg 5-Z 1101 CA AMSTERDAM. Publicatiebalans 2015

GBE3.1 EXTERNE VERSLAGGEVING (2) LES 3 HOOFDSTUK 8

Stichting Noppes Midden-Holland te Beverwijk. BALANS PER 31 DECEMBER 2017 (na resultaatbestemming) 31 december december 2017 ACTIVA

Financiële verslaggeving in beweging. Programma

CTOUCH Europe B.V. Het Schakelplein GR Eindhoven. Publicatierapport 2015

Xior Group NL B.V. te Antwerpen

Tussentijdse cijfers / voor publicatiedoeleinden. van Ostrica B.V. te Amsterdam

Vaste activa Materiële vaste activa Vlottende activa Vorderingen Liquide middelen

OVMK Paraplufonds Gouda

Sarcoïdose Belangenvereniging Nederland gevestigd te Nijkerk. Jaarrekening 2016

SynVest Fund Management B.V. Hogehilweg CA AMSTERDAM. Publicatiebalans 2014

Hierbij doen wij u toekomen de publicatiestukken over het jaar 2007 van de vennootschap:

Financiële beleggingen Vorderingen Overlopende activa Liquide middelen

Het wettelijke kader in Nederland

RJ-Uiting : ontwerp-richtlijn 400 Jaarverslag

Publicatiestukken van Ostrica B.V. te Amsterdam

IFRS 1. Eerste toepassing van IFRS

Tussentijdse cijfers / voor publikatiedoeleinden. van Ostrica B.V. te Amsterdam

Transcriptie:

RJ-Uiting 2006-4: ontwerp-richtlijn 'Additionele Richtlijnen voor de jaarverslaggeving in verband met geïdentificeerde probleempunten naar aanleiding van de wijziging van Titel 9'. Titel 9 Boek 2 BW is in 2005 ingrijpend gewijzigd. Daarnaast is het Besluit actuele waarde in de plaats gekomen van het Besluit waardering activa. De wijzigingen zijn het gevolg van het aansluiten bij de gemoderniseerde EG-richtlijnen en het scheppen van de mogelijkheid om de door de Europese Commissie goedgekeurde standaarden van de IASB en de interpretaties van de IFRS (IFRS*) toe te passen in de jaarrekening van een niet-beursgenoteerde rechtspersoon. In de Editie 2005 van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving zijn de gewijzigde wettelijke bepalingen verwerkt. Niettemin is in de praktijk een aantal probleempunten geïdentificeerd waarvoor geen nadere bepalingen in de Richtlijnen zijn opgenomen. In deze RJ-Uiting wordt een aantal van deze probleempunten geadresseerd en zijn tekstvoorstellen in de vorm van ontwerp- Richtlijnen opgenomen. Verzoek tot commentaar De Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ) nodigt u uit tot het inzenden van reacties en commentaren op deze RJ-Uiting. Deze ziet de RJ graag uiterlijk 1 augustus 2006 tegemoet. Reacties en commentaren kunnen schriftelijk worden ingediend bij het RJ-secretariaat. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van een on-line invulformulier op de website van de RJ. Reacties en commentaren zullen in aanmerking worden genomen bij het vaststellen van de definitieve wijzigingen en worden door de RJ als openbare informatie behandeld, tenzij door respondenten is aangegeven dat het commentaar geheel of gedeeltelijk moet worden aangemerkt als vertrouwelijk. Amsterdam, 16 juni 2006 1

OTC-DERIVATEN Een belangrijke vraag is of voor de waardevermeerderingen van een over-the-counter (OTC-) derivaat (bijvoorbeeld valutatermijncontracten of interest-rateswaps) een herwaarderingsreserve moet worden gevormd. Rechtspersonen (financiële instellingen maar ook niet-financiële instellingen) maken gebruik van (OTC-)derivaten, zoals interest-rateswaps, cross-currencyswaps en valutatermijncontracten, ter afdekking van rente- en valutarisico s van in de balans opgenomen primaire financiële instrumenten. Een aantal ondernemingen kiest ervoor om deze OTC-derivaten op actuele waarde te waarderen. Op basis van artikel 2:384 lid 7 BW dienen de waardeveranderingen van dergelijke afgeleide financiële instrumenten bij toepassing van actuele waarde onmiddellijk naar het resultaat te worden gebracht. De vraag is nu of er een herwaarderingsreserve moet worden gevormd voor de positieve waardeveranderingen van de OTC-derivaten die ten gunste van het resultaat zijn gekomen. Het nieuwe artikel 2:390 lid 1 (tweede, derde en vierde volzin) luidt: Waardevermeerderingen van andere activa die tegen actuele waarde worden gewaardeerd, worden opgenomen in een herwaarderingsreserve, tenzij ze krachtens artikel 384 ten gunste van het resultaat worden gebracht. Voorts vormt de rechtspersoon een herwaarderingsreserve ten laste van de vrije reserves of uit het resultaat van het boekjaar, voor zover in het boekjaar waardevermeerderingen van activa die op balansdatum nog aanwezig zijn, ten gunste van het resultaat van het boekjaar zijn gebracht. Een herwaarderingsreserve wordt niet gevormd voor activa bedoeld in de vorige zin waarvoor frequente marktnoteringen bestaan." De wetgever heeft in de Memorie van Toelichting (29737 nr. 3 pagina 23) aangegeven dat geen wettelijke reserves behoeven te worden gevormd voor afgeleide financiële instrumenten waarvoor frequente marktnoteringen bestaan. Een frequente marktnotering betreft een liquide markt met voldoende transacties om een betrouwbare marktwaarde vast te stellen en waarbij activa te allen tijde kunnen worden gekocht en verkocht. Rechtspersonen kunnen ervoor kiezen om deze OTC-derivaten op actuele waarde te waarderen en daarnaast reële-waardeafdekking toe te passen. Een reële-waardeafdekking is een afdekking van het risico van veranderingen in de reële waarde van een opgenomen actief of verplichting, die verband houden met een bepaald risico en invloed zouden kunnen hebben op het resultaat. Bij een reële-waarde-afdekking wordt, indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, de winst of het verlies uit de herwaardering van het afdekkingsinstrument (in dit geval de OTC-derivaten) op reële waarde onmiddellijk in de winst- en verliesrekening opgenomen. Daarbij wordt de boekwaarde (veelal gebaseerd op historische kostprijs) van de afgedekte positie die is toe te rekenen aan het afgedekte risico aangepast en wordt deze aanpassing in de winst- en verliesrekening opgenomen. Hiermee wordt bewerkstelligd dat een risico (bijvoorbeeld renterisico) dat zich manifesteert in een balanspost en bedrijfseconomisch wordt afgedekt door middel van een OTC-derivaat in principe een resultaatsneutraal effect heeft. In geval van een positieve waardeverandering van de OTC-derivaten ontstaat aldus een even grote negatieve waardeverandering van de afgedekte positie ten laste van het resultaat. Herwaarderingsreserves zijn bedoeld om ongerealiseerde vermogensvermeerderingen niet uit te kunnen keren. Door toepassing van fair- 2

valuehedging ontstaat er geen ongerealiseerde vermogensvermeerdering. Het vermogen is even groot als dat waardering tegen kostprijs zou zijn toegepast. Het op basis van artikel 2:390 lid 1 opnemen van een herwaarderingsreserve voor de waardevermeerderingen van OTC-derivaten, die worden gebruikt voor fair value hedging, lijkt dan ook niet logisch. Ten aanzien van dit probleempunt bestaan meerdere juridische opvattingen. Zij worden weergegeven in het hierna opgenomen tekstvoorstel. De RJ is van mening dat ten aanzien van de wettelijke bepalingen terzake meerdere interpretaties mogelijk zijn. Dientengevolge worden de genoemde juridische opvattingen als te hanteren optie in de Richtlijnen opgenomen. Tekstvoorstel RJ 240 Eigen vermogen 224a Rechtspersonen (financiële instellingen maar ook niet-financiële instellingen) maken gebruik van over-the-counter (OTC-)derivaten, zoals interest-rateswaps, crosscurrencyswaps en valutatermijncontracten, ter afdekking van rente- en valutarisico s van in de balans opgenomen primaire financiële instrumenten. Een aantal ondernemingen kiest ervoor om deze OTC-derivaten op actuele waarde te waarderen, al dan niet in combinatie met reële-waarde-afdekking. Op basis van artikel 2:384 lid 7 BW dienen de waardeveranderingen van dergelijke afgeleide financiële instrumenten bij toepassing van actuele waarde onmiddellijk naar het resultaat te worden gebracht. Onduidelijkheid bestaat over de vraag of er een herwaarderingsreserve moet worden gevormd voor de positieve waardeveranderingen van de OTC-derivaten die ten gunste van het resultaat zijn gekomen. Argumenten voor de opvatting dat voor OTC-derivaten geen herwaarderingsreserve aan de orde is, zijn: uit de vierde EEG-richtlijn vloeit rechtstreeks voort dat een dergelijke reserve niet aan de orde is en dat een lidstaat niet de bevoegdheid heeft een dergelijke reserve voor te schrijven; artikel 2:390 lid 1 BW bevat geen regeling over derivaten die passiva zijn (het artikel ziet immers op waardevermeerderingen van activa); over derivaten die activa zijn, bepaalt artikel 2:390 lid 1, tweede volzin BW dat geen herwaarderingsreserve aan de orde is bij waardevermeerderingen die in het resultaat worden opgenomen. Met de derde volzin van artikel 2:390 lid 1 BW heeft de wetgever gebruik gemaakt van de aan de wetgever in de vierde EEG-richtlijn toegekende bevoegdheid om voor verkoop beschikbare activa, niet zijnde derivaten een reserve reële waarde voor te schrijven of toe te staan, met inachtneming van de vierde volzin van artikel 2:390 lid 1 BW; daarnaast kan de eis van frequente marknotering ruim worden uitgelegd. Een frequente marktnotering betekent niet dat sprake moet zijn van een gereglementeerde markt of beurs. 3

Argumenten voor de opvatting dat voor OTC-derivaten wel een herwaarderingsreserve aan de orde is, zijn: een afwijkende benadering van OTC-derivaten (die als hedge-instrumenten worden gebruikt) ligt niet in de rede. Als reden hiervoor wordt gesteld dat het doel van een herwaarderingsreserve niet is om alleen waardevermeerderingen van activa die per saldo tot een vermogenstoename leiden door de herwaarderingsreserve te beklemmen. Waar het bij de herwaarderingsreserve om gaat is dat - in de ogen van de wetgever - ongerealiseerde waardevermeerderingen van activa niet mogen leiden tot een verhoging van de uitkeerbare reserves. De herwaarderingsreserve brengt aldus onzekerheden tot uitdrukking omtrent de vraag of een boekwinst vanwege een verhoogde boekwaarde van een specifiek activum daadwerkelijk gerealiseerd zou kunnen worden door omzetting in liquide middelen. Die onzekerheden over de realisatie van de waardevermeerdering van een OTC-derivaat worden niet opgeheven indien daartegen over een (gerealiseerde) waardevermindering van een specifiek ander activum staat; voor OTC-derivaten zal in beginsel geen sprake zijn van een frequente marknotering; letterlijke lezing van de wet zou leiden tot een herwaarderingsreserve. Hieruit blijkt dat verschillende interpretaties van de wettelijke bepalingen verdedigbaar zijn. Een rechtspersoon dient op grond van relevante argumenten een afweging te maken ten aanzien van de keuze om al dan niet een herwaarderingsreserve te vormen voor waardevermeerderingen van OTC-derivaten die op actuele waarde worden gewaardeerd. In de toelichting dient de keuze te worden uiteengezet. KASSTROOMAFDEKKINGEN: INDIVIDUELE VERSUS COLLECTIEVE HERWAARDERINGSRESERVE Een vraag is of kasstroomafdekkingen voor wat betreft de vorming van een herwaarderingsreserve per individuele transactie moeten worden bekeken. Artikel 2:384 lid 8 stelt dat waardeveranderingen van financiële instrumenten die worden gebruikt voor een kasstroomafdekking rechtstreeks ten gunste dan wel ten laste van de herwaarderingsreserve worden gebracht, voor zover dat noodzakelijk is om te bereiken dat deze waardeveranderingen in dezelfde periode in het resultaat worden verwerkt als de waardeveranderingen die zij beogen af te dekken. Artikel 2:390 lid 1 vijfde volzin stelt dat ten hoogte van het bedrag van de ten laste van de herwaarderingsreserve gebrachte uitgestelde verliezen op financiële instrumenten als bedoeld in artikel 384 lid 8 geen uitkeringen kunnen worden gedaan ten laste van de reserves. Artikel 2:390 lid 3 gaat voor wat betreft de vermindering van de herwaarderingsreserve uit van een individueel actief, maar gaat echter niet in op kasstroomafdekkingen. In het hierna opgenomen tekstvoorstel is een voorbeeld ter illustratie opgenomen. Ook zijn daarin verschillende juridische opvattingen weergegeven. 4

Tekstvoorstel RJ 240 Eigen vermogen 227a Ten aanzien van kasstroomafdekkingen bestaan meerdere interpretaties over de vraag of een herwaarderingsreserve op individuele basis dan wel op collectieve basis moet worden bekeken. Het volgende voorbeeld dient ter illustratie. Stel twee valutatermijncontracten (A en B) worden aangehouden ter kasstroomafdekking. Contract A vertoont op balansdatum een negatieve reële waarde van EUR 10. Contract B vertoont op balansdatum een positieve reële waarde van EUR 10. De reserves bedragen op balansdatum EUR 100. Op grond van de individuele benadering bedragen de vrij uitkeerbare reserves na verwerking van de reëlewaardemutaties EUR 90 (Herwaarderingsreserve EUR 10 voor contract B en reserves EUR 100 minus EUR 10 voor contract A). Op grond van de collectieve benadering bedragen de vrij uitkeerbare reserves na verwerking van de reële-waardemutaties EUR 100 (reële-waardemutaties van contract A en B worden gecompenseerd hetgeen betekent dat de negatieve waarde niet behoeft te worden gecorrigeerd op de vrij uitkeerbare reserves). Een opvatting is dat kasstroomafdekkingen per individuele transactie moeten worden bekeken, hetgeen betekent dat voor kasstroomafdekkingen met een positieve reële waarde een herwaarderingsreserve moet worden gevormd en dat voor kasstroomafdekkingen met een negatieve waarde de vrije reserves tot dat bedrag niet uitkeerbaar zijn. Omdat in artikel 2:384 lid 8 geen expliciete bepaling omtrent het salderen van deze post is opgenomen, kan op grond van artikel 2:390 lid 3 worden geconcludeerd dat dit op individuele basis moet geschieden. Een andere opvatting is dat een collectieve benadering van kasstroomafdekkingen mogelijk is, mits wordt gelet op de vervalmomenten van de te onderscheiden posities. Als de uitgestelde verliezen later moeten worden verantwoord dan de uitgestelde winsten, zou een collectieve benadering van uitstel met een negatief saldo ertoe leiden dat de blokkering van de vrije reserves tot een te laag bedrag plaatsvindt. Vindt de resultaatneming van de uitgestelde resultaten in hetzelfde tijdvak plaats, dan is er geen enkel beletsel voor een gesaldeerd berekende blokkade van de vrije reserves. Ter ondersteuning van deze opvatting wordt opgemerkt dat collectieve benadering van kasstroomafdekkingen leidt tot eenzelfde bedrag aan uitkeerbare reserves als bij waardering tegen kostprijs (hetgeen volgens Titel 9 een aanvaardbaar alternatief is). Hieruit blijkt dat verschillende interpretaties van de wettelijke bepalingen verdedigbaar zijn. Een rechtspersoon dient, in geval van kasstroomafdekkingen, op grond van relevante argumenten een afweging te maken ten aanzien van de keuze om een herwaarderingsreserve op individuele basis dan wel collectieve basis te vormen. Indien wordt gekozen voor het vormen van een herwaarderingsreserve op collectieve basis dan dient sprake te zijn van vervalmomenten van de te onderscheiden posities in dezelfde verslaggevingperiode. In de toelichting dient de keuze te worden uiteengezet. 5

AVAILABLE FOR SALE EN NEGATIEVE HERWAARDERINGSRESERVE Er kunnen financiële instrumenten zijn die volgens IFRS* moeten worden beschouwd als available for sale, waarbij waardeveranderingen tot aan verkoop (of impairment) in het eigen vermogen worden opgenomen. Daardoor kan een negatief bedrag onder het eigen vermogen komen te staan. Titel 9 stelt dat de verwerking van een negatieve herwaarderingsreserve niet is toegestaan. De vraag is hoe een negatieve herwaarderingsreserve dient te worden gepresenteerd indien de enkelvoudige jaarrekening wordt opgesteld op basis van Titel 9 (combinatie 2), IFRS* (combinatie 4) of op basis van Titel 9 met gebruikmaking van de waarderingsgrondslagen die in de geconsolideerde jaarrekening zijn toegepast (combinatie 3). NB: voor een nadere toelichting inzake de te onderscheiden combinaties wordt verwezen naar alinea s 103 t/m 109 van hoofdstuk 100 Inleiding. Rechtspersonen die Titel 9 (blijven) toepassen (combinatie 2) Op grond van artikel 2:390 lid 1 BW dient voor waardevermeerderingen van financiële instrumenten zonder frequente marktnotering een herwaarderingsreserve te worden aangehouden. Daarnaast bepaalt artikel 2:390 lid 3 BW dat een waardevermindering van een activum, gewaardeerd tegen de actuele waarde, ten laste van de herwaarderingsreserve wordt gebracht voorzover dit activum hieraan voorafgaande ten gunste van de herwaarderingsreserve is opgewaardeerd. Een negatieve herwaarderingsreserve is dus niet toegestaan. Rechtspersonen die combinatie 3 of 4 toepassen Deze hierboven genoemde wettelijke bepalingen van Titel 9 zijn in conflict met IFRS*. De RJ is van mening dat de bepalingen van IFRS* leidend moeten zijn bij de bepaling en presentatie van de betreffende herwaarderingsreserve in de volgende gevallen: combinatie 3 (de enkelvoudige jaarrekening wordt opgesteld op basis van Titel 9 met gebruikmaking van de waarderingsgrondslagen die in de geconsolideerde jaarrekening zijn toegepast); combinatie 4 (de enkelvoudige jaarrekening wordt opgesteld op basis van IFRS*). Dit betekent dat toepassing van deze combinaties in de enkelvoudige jaarrekening van de rechtspersoon in de geschetste omstandigheid een negatieve herwaarderingsreserve moet worden gepresenteerd. Overigens leidt dit niet tot een verschil tussen de genoemde situaties vanuit het gezichtspunt van kapitaalbescherming: weliswaar zijn bij toepassing van IFRS* de overige reserves hoger dan bij toepassing van Titel 9, maar bij toepassing van IFRS* dienen voor het bepalen van de vrij uitkeerbare ruimte de negatieve standen van de wettelijke reserves op de overige reserves in mindering te worden gebracht. Er is dus slechts sprake van een verschil in presentatie onder het eigen vermogen. Voorbeeld De negatieve herwaarderingsreserve onder EU-IFRS is 10, de overige reserves (=retained earnings) zijn 50. Het in het kader van de kapitaalbescherming uitkeerbare bedrag is nu 40. Bij toepassing van Titel 9 zou de negatieve herwaarderingsreserve ten laste van het resultaat worden gebracht, waarmee de overige reserves 40 zouden bedragen. 6

Toevoeging in Richtlijn 240 Eigen vermogen 202 (Definities) Onder IFRS* wordt verstaan de door de Europese Commissie goedgekeurde standaarden van de IASB en interpretaties van de IFRIC. 227b Bepaalde financiële instrumenten moeten volgens IFRS* in de geconsolideerde jaarrekening als available for sale worden beschouwd, waarbij waardeveranderingen tot aan verkoop of tot aan bijzondere waardevermindering onder een reserve in het eigen vermogen worden opgenomen. Hierbij kan een negatief bedrag ontstaan. Indien een rechtspersoon in de geconsolideerde jaarrekening IFRS* toepast dan kan de enkelvoudige jaarrekening op grond van artikel 2:362 lid 8 BW worden opgesteld volgens Titel 9 (combinatie 2), IFRS* (combinatie 4) of op basis van Titel 9 met gebruikmaking van de waarderingsgrondslagen die in de geconsolideerde jaarrekening zijn toegepast (combinatie 3). In de enkelvoudige jaarrekening dient het negatieve bedrag als volgt te worden verwerkt: - een rechtspersoon die Titel 9 toepast (combinatie 2) verwerkt het negatieve bedrag (het cumulatieve negatieve verschil met de verkrijgingsprijs van het financieel instrument) op grond van artikel 2:390 lid 3 BW via de winst- en verliesrekening; - een rechtspersoon, die in overeenstemming met alinea 104 van hoofdstuk 100 Inleiding combinatie 3 of 4 toepast, presenteert het negatieve bedrag als negatieve herwaarderingsreserve (tenzij sprake is van een bijzondere waardevermindering). In de toelichting dient te worden vermeld dat voor de bepaling van de vrij uitkeerbare winst deze negatieve herwaarderingsreserve in mindering moet worden gebracht op de vrij uitkeerbare reserves. Overigens leiden deze twee verwerkingswijzen niet tot een ander uitkeerbaar bedrag. Ter illustratie wordt het volgende voorbeeld gegeven: onder IFRS* bedraagt de negatieve herwaarderingsreserve EUR 10 en bedragen de overige reserves EUR 50. Het in het kader van kapitaalbescherming vrij uitkeerbare bedrag is EUR 40 (EUR 50 minus EUR 10). Bij toepassing van Titel 9 wordt het bedrag van de negatieve herwaarderingsreserve ten laste van de winst- en verliesrekening gebracht,waarmee de overige reserves EUR 40 bedragen. VERONDERSTELDE KOSTPRIJS EN HERWAARDERINGSRESERVE Een rechtspersoon heeft de optie, bij de overgang naar IFRS*, de reële waarde van materiële vaste activa en bepaalde immateriële vaste activa op 1 januari 2004 aan te merken als veronderstelde kostprijs ( deemed cost ). Het verschil met de laatste boekwaarde onder NL GAAP dient in de geconsolideerde jaarrekening te worden verwerkt in de retained earnings. De vraag is hoe het waarderingsverschil in de enkelvoudige jaarrekening onder het eigen vermogen dient te worden verwerkt. 7

Op grond van artikel 2:390 lid 1 BW dient voor waardevermeerderingen van materiële vaste activa en immateriële vaste activa een herwaarderingsreserve te worden aangehouden. Het aanhouden van een herwaarderingsreserve hangt derhalve niet samen met het toepassen van het actuele-waardestelsel, maar met waardevermeerderingen ten opzichte van de historische kostprijs. Dat betekent dat in principe voor een waardevermeerdering voortvloeiend uit een deemed cost -waardering in de enkelvoudige jaarrekening een herwaarderingsreserve dient te worden aangehouden. Deze herwaarderingsreserve valt vrij - ten gunste van de vrije reserves - naarmate (en naar rato) het actief wordt afgeschreven en/of wordt verkocht. Tekstvoorstel in RJ 240 Eigen vermogen 224b Een rechtspersoon heeft bij de overgang naar IFRS* de optie om de reële waarde van materiële vaste activa en bepaalde immateriële vaste activa aan te merken als veronderstelde kostprijs. Het verschil met de boekwaarde volgens Titel 9 op transitiedatum wordt in de geconsolideerde jaarrekening volgens IFRS* verwerkt in de overige reserves. In de enkelvoudige jaarrekening dient voor de waardevermeerdering voortvloeiend uit een veronderstelde kostprijs -waardering een herwaarderingsreserve te worden aangehouden. Deze herwaarderingsreserve valt vrij - ten gunste van de overige reserves - naarmate (en naar rato) het actief wordt afgeschreven en/of wordt verkocht. IFRS* EN TOEPASSING ARTIKEL 2:408 BW Een beursgenoteerde moedermaatschappij dient met ingang van boekjaar 2005 IFRS* toe te passen in zijn geconsolideerde jaarrekening. De vraag is of de Nederlandse nietbeursgenoteerde tussenholding, die in het verleden gebruik heeft gemaakt van artikel 2:408 BW - vrijstelling tussenconsolidatie - en voorheen dus uitsluitend een enkelvoudige jaarrekening heeft opgesteld, vanaf boekjaar 2005 gebruik kan maken van artikel 2:408 BW. Geconcludeerd wordt dat dit mogelijk is voorzover wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 2:408 BW. Tekstvoorstel RJ 217 Consolidatie 202 (Definities) Onder IFRS* wordt verstaan de door de Europese Commissie goedgekeurde standaarden van de IASB en interpretaties van de IFRIC. 209a Zoals uit alinea 209 blijkt kan een tussenhoudstermaatschappij gebruik maken van de vrijstelling van tussenconsolidatie volgens artikel 2:408 BW als de moedermaatschappij IFRS* toepast in zijn geconsolideerde jaarrekening en eveneens wordt voldaan aan de overige voorwaarden van artikel 2:408 BW. 8

IFRS* EN TOEPASSING ARTIKEL 2:403 BW Een beursgenoteerde moedermaatschappij past met ingang van boekjaar 2005 EU-IFRSs toe in zijn geconsolideerde jaarrekening. Zijn Nederlandse niet-beursgenoteerde dochtermaatschappij kan in het verleden 403-aansprakelijkheids- en instemmingsverklaringen hebben ontvangen van de moeder en heeft daarom slechts een 403- jaarrekening opgesteld. Deze 403-jaarrekening werd niet gecontroleerd. De vraag is of de niet-beursgenoteerde dochtermaatschappij vanaf boekjaar 2005 gebruik kan maken van de vrijstelling van artikel 403. Geconcludeerd wordt dat dit mogelijk is voorzover wordt voldaan de voorwaarden van artikel 2:403 BW. Daarnaast is de vraag op de dochtermaatschappij de 403-jaarrekening kan opstellen met behulp van de cijfers uit de consolidatiestaat op basis van IFRS*. Geconcludeerd wordt dat dit mogelijk is. Tekstvoorstel RJ 305 Vrijstellingen voor groepsmaatschappijen 201a Een rechtspersoon kan gebruik maken van de inrichting- en publicatievrijstelling volgens artikel 2:403 BW indien de moedermaatschappij IFRS* toepast en eveneens wordt voldaan aan de overige voorwaarden van artikel 2:403 BW. 203 toevoeging na zoals deze zijn verwoord in Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen":, dan wel IFRS* WETTELIJKE RESERVE DEELNEMINGEN OP INDIVIDUELE BASIS Voorheen konden de wettelijke bepalingen zo worden geïnterpreteerd dat de wettelijke reserve deelneming op collectieve basis kon worden bepaald. De nieuwe formulering van artikel 2:389 lid 6 maakt duidelijk dat deze wettelijke reserve deelnemingen met ingang van 1 januari 2005 op individuele basis dient te worden bepaald. De vraag is hoe dient te worden omgegaan met de eerste verwerking van deze bepaling in de jaarrekening 2005. De wetgever heeft geen overgangsbepaling opgenomen. Het algemene uitgangspunt van wetswijzigingen is dat deze geen terugwerkende kracht hebben. Vertaling van dit uitgangspunt naar het beginvermogen in 2005 (of 2004 ten behoeve van vergelijkende cijfers) zou betekenen dat geen aanpassingen worden verricht en dat alleen ten aanzien van vermogensvermeerderingen op individuele basis met ingang van 2005 rekening wordt gehouden. Echter, de eerste volzin van artikel 2:389 lid 6 stelt dat de rechtspersoon een reserve ter hoogte van zijn aandeel in het positieve resultaat uit deelnemingen en in de rechtstreekse vermogensvermeerderingen sedert de eerste waardering overeenkomstig lid 3 dient aan te houden. Op grond van deze bepaling wordt geconcludeerd dat dan de wettelijke reserve deelnemingen met terugwerkende kracht op individuele basis dient te worden bepaald. 9

Tekstvoorstel RJ 240 Eigen vermogen 232a Op grond van artikel 2:389 lid 6 dient de wettelijke reserve deelnemingen met ingang van 1 januari 2005 op individuele basis te worden bepaald. Deze wettelijke reserve deelnemingen dient met terugwerkende kracht op individuele basis te worden bepaald. GEBEURTENISSEN NA BALANSDATUM Onder IAS 10 Events after the Balance Sheet Date dienen effecten van gebeurtenissen na balansdatum te worden verwerkt in de jaarrekening (indien deze gebeurtenissen betrekking hebben op het betreffende boekjaar) tot het moment dat de jaarrekening wordt opgemaakt ( authorised for issue ). Onder de Nederlandse wet- en regelgeving dienen deze gebeurtenissen te worden verwerkt tot het moment dat de jaarrekening door de AvA wordt vastgesteld. De vraag is hoe hiermee om moet worden gegaan onder combinatie 3. Omdat onder combinatie 3 in de enkelvoudige jaarrekening de verwerking- en waarderingsgrondslagen van de geconsolideerde jaarrekening (EU-IFRS) worden gehanteerd, dient voor wat betreft gebeurtenissen na balansdatum IAS 10 te worden gevolgd. Tekstvoorstel RJ 160 Gebeurtenissen na balansdatum 202a Een rechtspersoon, die in overeenstemming met alinea 104 van hoofdstuk 100 Inleiding combinatie 3 of 4 toepast, dient effecten van gebeurtenissen na balansdatum te verwerken in de jaarrekening (indien deze gebeurtenissen betrekking hebben op het betreffende of eerdere boekjaar) tot het moment dat de jaarrekening wordt opgemaakt ( authorised for issue ). Dit betekent dat de op grond van artikel 2:362 lid 6 te verwerken effecten van gebeurtenissen die blijken na het opmaken van de jaarrekening en nadere informatie geven over de feitelijke situatie op balansdatum niet worden verwerkt. 10