NATIONAAL NETWERK PLATTELAND



Vergelijkbare documenten
Blijvend geld en aandacht nodig voor Nationale landschappen, Provincies doen meer dan het Rijk

Groengebied Amstelland AB Agendapunt 9 eerder door het bestuur behandelde notities over rol en positie GGA BIJLAGE 1 DISCUSSIENOTITIE

Bijeenkomst VNG. Frank van de Ven & Jan Hartholt Netwerk Platteland

Drempels. droom. werkelijkheid

het thema kind en natuur waarmee een basis gelegd wordt voor betrokkenheid op latere leeftijd.

Samen naar een toekomstbestendige vrijetijdseconomie

Gemeentelijke regisseurs. Regisseren en de kunst van de verleiding

Beïnvloeding Samen sta je sterker

Binden, bewaren, bezielen en betalen

Nota inzake Economic Development Board

LEADER Kempenland. Samen investeren in een leefbaar platteland

Lokaal economisch beleid

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 17 mei 2017 U Lbr. 17/028 (070) Gezamenlijke gemeentelijke uitvoering

Onderwerp: Lokale Ontwikkelingsstrategie voor de regio Holland Rijnland Besluitvormend

AWTJF: In dialoog naar een sterker opvoedklimaat, effectieve preventie en doelmatige zorg voor jeugd. ZonMw site-visit 9 april 2018

Realisatie Output Kwartaal 1 [cijfers en korte tekst]

Burgerparticipatie en de rol van de gemeenteraad

Eindrapportage. Project Verbreding augustus 2008 juli 2012

De motor van de lerende organisatie

ONDERZOEK GEBIEDSGERICHT WERKEN

Startnotitie Omgevingsvisie Nijmegen

GESPREKSNOTITIE OVER VERSTERKING VAN HET SALLANDSE LANDSCHAP DOOR AANLEG, HERSTEL EN BEHEER VAN LANDSCHAPSELEMENTEN. in de periode

Opleidingsprogramma DoenDenken

Het BEL-model werkt voor Blaricum, Eemnes en Laren 2011

omgeving wereld regie vanuit de jongere Jongeren leren organiseren

Competentieprofiel. kaderlid LGB Beroepsinhoud Zorg

Resultaten online enquête Kennisknooppunt Stadslandbouw

LEADER in POP3. Voorlichting over achtergronden, eisen en procedures? Met deze informatie kunt alvast aan de slag* Ochtend programma

zelfevaluatie 2008 NP-team

UPDATE CITYMARKETING & EVENEMENTENBELEID

Werkplan Centrum XL 2015/2016

Organisatievisie Gemeente Wijk bij Duurstede ( ): Sterke samenleving, kleine(re) overheid

Ambitieverklaring. Tussen Kagerplassen en Oude Rijn

Samen sterk ondernemen

PROCESPLAN INTERACTIEF WERKEN LANGEDIJK ONTWIKKELT MET WATER Vastgesteld door college van B&W d.d. 26 april 2016

Rapport 833 Derriks, M., & Kat, E. de. (2020). Jeugdmonitor Zeeland Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

Statenvoorstel. Perspectief Groene Hart Bestuurlijke samenvatting van het voorstel

GIDS-gemeenten die de JOGGaanpak & GIDS combineren

Stellingen Provinciale Staten

Beïnvloeding Samen sta je sterker

Plan van Aanpak Vrijwilligerswerk 2007 tot Aanpakken Maar!

Jaarbericht auditoren SCOB. Zeven signaleringen over 2015

Functieprofiel lid Raad van Toezicht

Met het oog op morgen. Strategisch plan DWA 2020

Samen Werkt. Posities en kansen op de innovatiemarkt voor mobiliteit en water

Beleidsplan. Stichting Feanetië. Beleidsplan Stichting Feanetië

Visie op toezicht Raad van commissarissen WBO Wonen

Scholder an Scholder Verenigen voor de toekomst Werken met de methodiek scholder an scholder 2.0

INTRODUCTIE TOOLBOX voor GEBRUIKERS. duurzame plaatsing van werknemers met autisme

Zorgpact Teylingen

Dialoog veehouderij Venray

Oproep: Actieprogramma klimaatadaptieve bouwprojecten in stedelijk gebied

RAADSVOORSTEL. TITEL Toekomstgerichte media-agenda

Voortzetting van de subsidieregeling

Achtergrondinformatie. Man 2.0. Programma ter bevordering van emancipatie en participatie van sociaal geïsoleerde mannen

Toerisme en Recreatie

Leergang Leiderschap voor Professionals

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

NIEUWSBRIEF FEBRUARI 2014 NR. 2

Participatieverslag Nieuw & Anders

MANIFEST NOVI NAAR EEN NIEUW NEDER LAND

Gerard Meijers Provincie Drenthe Strategie LEADER

De begroting van de provincie Utrecht voor Een samenvatting

Bijlage 1. Plan van aanpak omgevingsplan voor het buitengebied.

ONDERSTEUNINGSTRAJECT BEWUSTWORDING KANSEN RELIGIEUS ERFGOED VOOR DE TOEKOMST

BESTURINGSFILOSOFIE GEMEENTE GOOISE MEREN

Nieuwsbrief Kromme Rijn

Visie Beheer Openbare Ruimte

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

Beter worden in wat we samen zijn!

Kadernota Evenementen. Provincie Groningen van de

Op weg naar een integraal kindcentrum. Janny Reitsma

Advies onderzoeksfase Lef L up! Samenvatting

WAT IS DE FOCUS VAN JE WENS TOT VERBETERING BEHOEFTE BEPALEN INNOVATIEVERKENNER AANLEIDING ACHTERGROND INNOVATIEVRAAG

Programma 2.1 Stad en Regio

Realisatie. Indienersbrochure DE PILOTSTARTER. Platform voor pilots over de vernieuwing van gemeentelijke informatievoorziening

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

DAP er Zenderen. Dorps Ambitie Plan Zenderen. Opgesteld voor: Dorpsraad Zenderen Contactpersoon OVKK: Tom Jannink Datum: 05 oktober 2018 Versie: 1.

Selectiecriteria, weging en selectie LEADER Zuidoost-Drenthe

'Maak werk van Vrije tijd in Brabant'

Een gemeentelijk dorpenbeleid. Plattelandsacademie Leuven, 28 april

We zien een datagedreven wereld vol kansen. Toepassingscentrum voor big data oplossingen

Filmpje hcc4 Casus. ICT of WMO. Warming up

Samen werken aan een duurzame Stad (voorlopige werktitel)

Werkconferentie agenda omgevingsvisie Limburg

Station Nieuwe Meer Het internationale & inclusieve woon- en werkgebied van Nieuw West

achtergrond hoofdstuk 1 Structuurvisie 2020 keuzes van visie naar uitvoering inbreng samenleving achtergrond ruimtelijk en sociaal kader bijlagen

SKPO Profielschets Lid College van Bestuur

Profiel lid Raad van Toezicht

Met RURANT aan tafel Gepubliceerd op Stadslab2050 ( Met RURANT aan tafel. Page 1 of 6

1. We willen doorgaan met behoud en versterking van de kwaliteiten van de IJsseldelta

Zelfevaluatie Wmo-raden 2014

Kompas II - Samenvatting

ORGANISATIE- EN PERSONEELSBELEID

Procesambitie 1 Wij gaan experimenteren met de in de wet geboden ruimte voor lokale afweging

Welkom in het Horizon College

Werken met streekagenda s. Een regionaal loket en aanspreekpunt

Innovatiebudget Sociaal Domein regio Arnhem

Nadere regels Fonds Leefbaarheid Landelijk Gebied Flevoland

DE KRACHT VAN HET COLLECTIEF ONDERWIJS VAN MORGEN

Transcriptie:

OFFERTE NATIONAAL NETWERK PLATTELAND Juni 2007 EG-PUBLICATIENUMMER 2007 / S 22-02634 LNV Aanvraagnummer com / 2007 / 03 / 03

Inleiding 1 1. Visie op de structuur van het Netwerk 2 1.1 De context 2 1.2 Uitgangspunten 4 1.3 Groepen in het netwerk 5 1.4 Het functioneren van de netwerkfacilitator 7 2. Wat gaan we doen? 10 2.1 We ondersteunen actieve groepen op vele manieren10 2.2 We verbinden groepen en leggen dwarsverbanden 11 2.3 We bevorderen samenwerking op nationaal en internationaal niveau 12 2.4 We zetten praktijkkennis en -ervaring in voor kwaliteitsverbetering van projecten en vernieuwing 13 2.5 We gaan agenderen en signaleren 14 2.6 We maken kennis over subsidies en fondsen toegankelijk 15 2.7 We stellen jaarlijks een nieuw actieplan op 16 2.8 We gaan door met oude en starten nieuwe activiteiten in 2007 16 3. Hoe gaan we dat doen? 17 3.1 Lerend netwerk 17 3.2 We werken samen met spelers uit de regio aan vernieuwingen 18 3.3 Netwerken is ontmoeten : face-to-face en elektronisch 19 3.4 Een zichtbaar netwerk 22 4. En zo organiseren we dat 23 4.1 Projectorganisatie 23 4.2 Competenties van het faciliterende team 24 4.3 Efficiënt en resultaatgericht 25 4.4 Contact met de opdrachtgever 25 4.5 Kwaliteitsborging 26 4.6 Monitoring en evaluatie 26 4.7 Financiën 27 Samenvatting: schematisch overzicht taken Bijlagen Bijlage 1: Curricula Vitae Bijlage 2: Budgetverdeling NNP op jaarbasis Bijlage 3: Formulier Bedrijfsinformatie Bijlage 4: Verklaring moedermaatschappij Bijlage 5: Concept-overeenkomst Bijlage 6: Checklist

Inleiding In Nederland wordt van 2007-2013 het Plattelandsontwikkelingsprogramma Nederland (POP2) uitgevoerd. Dit programma is gericht op het versterken van de economische structuur van het Nederlandse platteland, het creëren van meer natuurwaarde en het verbeteren van de leefbaarheid. Om alle bij plattelandsontwikkeling betrokken organisaties en overheidsdiensten bij elkaar te brengen zal onder meer een Nationaal Netwerk voor het Platteland worden opgezet. Hiervoor wordt een netwerkfacilitator geworven. ETC Adviesgroep Nederland en CLM Onderzoek en Advies willen samen deze rol van netwerkfacilitator vervullen. Beide organisaties staan achter de doelstellingen van POP2. In onze eigen woorden gaat het vooral om het realiseren van een aantrekkelijk, sociaal en economisch gezond platteland. Het faciliteren van het Nationaal Netwerk Platteland willen we doen met een flexibel en deskundig netwerkteam dat gericht is op uitwisseling van ervaringen en innovaties. Onze visie op het functioneren van het netwerk en de rol van de netwerkfacilitator komt voort uit onze jarenlange ervaring met projecten en programma s in landbouw, natuur, milieu en plattelandsontwikkeling en door ruim vijf jaar Netwerk Plattelandsontwikkeling / Leader +. Dankzij deze ervaringen hebben we een uitgebreide kennis van het veld, van de variatie van het Nederlandse platteland en van de grote schakering aan actoren en organisaties. Het netwerk staat voor een nieuwe uitdaging; het zal van Leader Netwerk moeten uitgroeien tot een breed plattelandsnetwerk. We hebben daarom gezocht naar nieuwe, aanvullend gekwalificeerde partners (qua ervaring, netwerk, kennis) met wie de nieuwe uitdaging succesvol kan worden aangegaan. Dit zijn Communicatiebureau de Lynx, Aequator Groen&Ruimte en Movisie. Het team dat zich in deze offerte presenteert als de nieuwe netwerkfacilitator kenmerkt zich behalve door specifieke deskundigheid en competenties ook door een sterke motivatie en inspiratie voor dit werk. Alle teamleden doen het plattelandswerk met een grote persoonlijke betrokkenheid. Het eerste hoofdstuk van deze offerte bevat onze visie op de context van plattelandsontwikkeling, op de rol van de vele en verschillende doelgroepen en op de gewenste structuur van het netwerk. We beschrijven vervolgens op basis daarvan de rollen en de werkwijze van de netwerkfacilitator. In hoofdstuk 2 en 3 werken we uit wat we de komende jaren van plan zijn en hoe we het netwerken vormgeven. In hoofdstuk 4 presenteren we de projectorganisatie, de selectie van teamleden en enkele hoofdlijnen van onze voorlopige begroting. We eindigen met een samenvatting in de vorm van een schematisch overzicht van doelen, resultaten en activiteiten. In dit schema is per doel en taak aangegeven welke resultaten we nastreven langs welke actielijnen en met welke indicatoren we dit monitoren. 1

1. Visie op de structuur van het Netwerk We beginnen dit hoofdstuk met onze kijk op de context van plattelandsontwikkeling, mede op basis hiervan formuleren we een visie op het netwerk. We ronden af met onze visie op het functioneren van de facilitator in dat netwerk. 1.1 De context Het Netwerk Platteland functioneert in de dynamische wereld van plattelandsontwikkeling en plattelandsbeleid. Een goed zicht op de maatschappelijke en bestuurlijke omgeving helpt bij de plaatsbepaling van het netwerk en de keuze van inhoudelijke accenten. In deze paragraaf schetsen we enkele relevante ontwikkelingen die in onze visie ook in de komende jaren van invloed zijn op het functioneren van het netwerk. De meeste studies over landbouw en platteland die laatste jaren verschijnen, betogen dat er zich grote veranderingen voltrekken op het platteland. De landbouw neemt in betekenis af, in toenemende mate is het platteland een consumptieruimte geworden in plaats van een productieruimte. Er zijn de laatste 10-15 jaar op het platteland veel initiatieven tot stand gekomen op allerlei terreinen: verbrede landbouw, natuur, recreatie, waterbeheer, het cultuurhistorische erfgoed, wonen op het platteland. Ook het aantal spelers op het platteland is groter geworden. En last but not least neemt het aantal ruimtelijke en sociale opgaven toe waaraan het platteland zou moeten voldoen. Gelukkig groeit ook het aantal burger- en boereninitiatieven waarin men antwoorden bedenkt op die nieuwe opgaven en zijn er meer financiële middelen beschikbaar voor het landelijke gebied. Deze ontwikkelingen vragen om een nieuwe benadering van het platteland door de overheid. Het realiseren van die nieuwe benadering is niet eenvoudig gebleken. Regelmatig blijkt dat overheden worstelen met het dilemma tussen het loslaten / delen van verantwoordelijkheid en het willen behouden van controle. Een ander aspect betreft de bureaucratie: de nieuwe WRO moet de procedure- en regeldruk beperken, al horen we nu al dat deskundigen zich afvragen of dit echt zo gaat uitwerken. Hoe dan ook zien we steeds vaker dat in regio s wordt gewerkt aan gebiedsontwikkeling, waarin de ruimtelijke inrichting eerst als maatschappelijke en pas later als planologische opgave gezien wordt. 2

De bestuurlijke regie van plattelandsontwikkeling is met ingang van 2007 gedecentraliseerd naar de provincie, getuige met name het Investeringsbudget Landelijk Gebied. Hoe het ILG uitwerkt in de gebieden en of er sprake is van verdere decentralisatie naar gemeenten varieert van provincie tot provincie. De invloed van gemeenten is tot op heden nog gering, maar ze zijn wel enorm belangrijk als het gaat om de bestemming van het platteland. Zo heeft de gemeente binnen het sociale domein vaak de regie. Met de komst van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning strekt deze regierol zich ook uit naar onderdelen van de zorg. Volgens betrokken wethouders verdient de bestuurskracht en de uitvoering bij gemeenten versterking. Er is bijzondere aandacht nodig voor kleine gemeenten kan men de nieuwe taken aan en voor grote steden als nieuwe spelers in plattelandsontwikkeling. Ondertussen verandert ook het platteland zelf. Dat is goed zichtbaar. Het landschap verliest aan kwaliteit door sluipende verstedelijking en schaalvergroting (die trend wordt waarschijnlijk alleen echt gekeerd in de Nationale Landschappen en andere gebieden met een speciaal predicaat). De soortenrijkdom in de natuur neemt af, vooral doordat verdroging en vermesting nog niet voldoende zijn aangepakt. Hier en daar krijgt de natuur het primaat, onder meer door het aanleggen van robuuste verbindingszones. Ganzen en ooievaars doen het goed, maar de weidevogels gaan nog steeds achteruit. Het belang van water wordt groter: langer vasthouden en bergen van water krijgt prioriteit. Het aantal buitenlui dat op het platteland woont, is het aantal boeren allang voorbijgestreefd. Toch is de rol van de landbouw op het platteland nog steeds cruciaal. Als grootste grondgebruiker is de sector bepalend voor het aanzien van het landelijk gebied. De landbouw speelt ook in politiek opzicht een voorname rol en is mede bepalend voor de dorps- en plattelandscultuur. De economische rol van de landbouw is tanende. Andere sectoren als recreatie, diensten en paardenhouderij groeien en zullen steeds meer hun plek gaan opeisen. De landbouw zelf reageert op de toenemende druk deels door schaalvergroting en deels door verbreding naar natuurbeheer, zorg, recreatie of huisverkoop. We krijgen de indruk dat vrouwen in deze vernieuwing een veel belangrijker rol spelen dan tot nu toe werd aangenomen. Ook de cruciale rol van de melkveehouderij voor de instandhouding van Nationale Landschappen verdient aandacht. De wisselwerking tussen primaire en verbrede landbouw leidt tot interessante nieuwe allianties en processen. De vraag is hoe vernieuwende bedrijven die zich vooral richten op voedselproductie, binnen de veranderende maatschappelijke context steun kunnen vinden bij het netwerk. In deze vogelvlucht gaan we dan nog voorbij aan: de grotere rol van private partijen, groeiende aandacht voor landschappelijke kwaliteit en nieuwe maatschappelijke opgaven zoals klimaat, energie en waterbeheer. Tot slot is er de sociale problematiek: een afnemende bevolking, vergrijzing en ontgroening, culturele spanningen tussen groepen jongeren en een teruglopende sociale samenhang in overdrukgebieden. In deze grote variëteit aan ontwikkelingen en trends zien we de volgende kansen en uitdagingen: economische structuurversterking door met name in te zetten op ondernemerschap als drager van regionale economie; publiekprivate samenwerking op het platteland verder ontwikkelen, gevoed vanuit de ervaringen in Leader; 3

tegengaan van een te ambtelijke benadering van vraagstukken; versterken van de rol van vrouwen en jongeren in vernieuwing van het platteland; meer ruimte voor maatschappelijke bewegingen en voor gemeenten, als tegenwicht voor de zwaardere rol van provincies; ontwikkeling van combinatiescenario s tussen het economische, het sociale en het fysiek-landschappelijke domein; en samenwerking met nieuwe netwerken in het landelijke gebied. 1.2 Uitgangspunten Tegen deze achtergrond hebben we een visie ontwikkeld op het Nationaal Netwerk Platteland. We vatten deze visie kort samen in de volgende uitgangspunten voor het netwerk, dus ook voor de facilitator: 1. Het netwerk heeft als doel het creëren en benutten van kansen door mensen bijeen te brengen vanuit maatschappelijke organisaties en overheden die betrokken zijn bij plattelandsontwikkeling (landelijk, provinciaal, regionaal, plaatselijk). 2. Het netwerk dient een goede balans te vertonen tussen maatschappelijke spelers en overheden, lokale en regionale gebiedsorganisaties, actoren uit landbouw, midden- en kleinbedrijf, toerisme en recreatie, sociale partners en dorpsorganisaties. Lokale actoren staan centraal. Zonder hen geen vruchtbare plattelandsontwikkeling. Vandaar de term Gebied aan zet (zie kader). 3. Innovaties op het platteland kenmerken zich door vindingrijkheid en verbinden. Het stimuleren van beiden is een belangrijk doel van het netwerk. 4. Bij plattelandsontwikkeling worden de economie, de fysieke kwaliteit én de sociale aspecten van het platteland zoveel mogelijk in onderlinge samenhang ontwikkeld. 5. Het netwerk is zelflerend en zelfsturend, flexibel en niet-hiërarchisch. Het netwerk leert door reflectie op resultaten en op effecten van uitgevoerde projecten. Verbetering van het functioneren van het netwerk vindt plaats op grond van zelfevaluaties, het actief monitoren van activiteiten, onderlinge reflecties en interacties van de deelnemers. We hechten grote waarde aan ruimte voor creativiteit en impulsen op het moment dat zich kansen voordoen. 6. Het netwerk zal focussen op inhoud, visie, inspiratie en passie als tegenwicht tegen de subsidiegestuurde projectontwikkeling en de omzetdoelstellingen. Uitgangspunt voor de netwerkfacilitator is POP2. Daarin zijn de primaire taken van het Nationaal Netwerk Platteland verwoord die richtinggevend zijn voor de relaties met andere netwerken op het platteland en met andere beleidssporen voor het platteland in Nederland. Voor het faciliteren van het netwerk sluiten we aan bij bestaande structuren, in het bijzonder op regionaal niveau. We betrekken de regionale netwerken, onder meer door te vragen naar hun visie op inhoudelijke focus en gewenste activiteiten in het Netwerk. Ook zoeken we aansluiting bij de dynamiek die er al is in het land. De vele goede initiatieven en projecten leveren een positieve energie die we willen ondersteunen, voeden en verspreiden. Alleen aanvullend daarop zullen we als facilitator ook zelf initiatief nemen. Beïnvloeding van beleidsprocessen is een belangrijk onderdeel van het takenpakket voor de netwerkfacilitator evenals het, met autoriteit, beleidssignalen agenderen. 4

Voor een effectieve en efficiënte gebiedsgerichte uitvoering zetten we in op het inschakelen en mobiliseren van het netwerk: vooral in de regio, door het toevoegen van tijdelijke mensen (derden), door werk met werk te maken en door samenwerking met andere partijen. Met extra bijdragen kunnen regionale initiatieven worden gestimuleerd, vernieuwende impulsen worden gegeven of kan worden geprikkeld tot nieuwe samenwerking. Uit ervaring blijkt dat hier een financiële multiplier optreedt: het gebied betaalt mee met inzet en geld. We hebben hiervoor in de budgetverdeling een reservering van 30% voor in de regio gemaakt. Dit biedt de kans om alert in te kunnen spelen op plotselinge en onverwachte kansen. Het gebied aan zet! Waartoe leidt dat? Wat is nou eigenlijk de meerwaarde van het gebied aan zet. Wat wordt er anders dan nu? Worden er dan betere maatschappelijke keuzen gemaakt? Hieronder onze motieven: bewoners en ondernemers richten zich sterker op de kwaliteit en leefbaarheid van hun gebied de winst van samenwerking (wederzijdse afhankelijkheid) wordt duidelijk de sociaaleconomische werkvloer wordt minder anoniem en maatschappelijk verantwoord ondernemen krijgt meer kans regionale netwerken worden sterker door geregelde samenwerking de provincie en andere overheden worden gestimuleerd / gedwongen in de rol van loslaten en samenwerken in plaats van bepalen als burgers mee kunnen beslissen krijgen zij het gevoel dat ze er toe doen. ondernemers investeren zelf meer in plannen die ze hebben helpen bedenken; de financiële multiplier neemt toe de afstemming van verschillende functies wordt concreter en beter met sterkere onderlinge samenwerking vangen gemeenten hun capaciteitsproblemen op. 1.3 Groepen in het netwerk De vier assen van POP2 omvatten nagenoeg alle belangrijke thema s voor het landelijke gebied. De consequentie van die volledigheid is dat het Nationale Netwerk Platteland een enorm aantal potentiële deelnemers heeft. Het contact met de vele verschillende groepen zal niet altijd even intensief zijn en is afhankelijk van hun vragen en van de actualiteit. Maar we zullen ook zelf prioriteiten moeten stellen. De keuze voor bepaalde acties voor bepaalde doelgroepen in het netwerk wordt daarom ook mede bepaald door onze eigen visie op plattelandsontwikkeling. Uit de lijst met potentiële deelnemers (zie kader) noemen we enkele groepen die we strategisch van (extra) belang vinden en waarmee we in de komende jaren nadrukkelijk samenwerking gaan zoeken. 1. Regionale verbanden waarin maatschappelijke partijen en overheden samen aan tafel zitten. We maken afspraken met bijvoorbeeld gebiedscommissies, bestaande en nieuwe plaatselijke groepen, Reconstructiecommissies en ook nieuwe groepen. Met de regionale netwerken en groepen bouwen we structurele contacten op, bijvoorbeeld in Noord-Nederland waar op dit moment een zelfdragend interprovinciaal netwerk ontstaat dat voortbouwt op het voormalige noordelijke Leader+netwerk. Voor Oost-Nederland denken we aan een lijn met Stimuland, een instelling die zich ontwikkelt tot een regionaal netwerk. In West-Nederland denken we aan Groene Hart Kloppend Hart. In Zuid-Nederland kijken we naar de streekhuizen, als een voorbeeld van goed georganiseerde intergemeentelijke samenwerking. 5

Wie? Het is nagenoeg onmogelijk alle mogelijke deelnemers van het netwerk te vermelden. Als we toch een overzicht maken met de meer relevante categorieën en groepen komen we tot de volgende lijst: gebiedscommissies, plaatselijke groepen, gebiedsplatforms regionale samenwerkingsverbanden landelijke en regionale maatschappelijke organisaties zoals o.a. LTO en Natuurmonumenten land- en tuinbouworganisaties agrarische natuurverenigingen nationale en provinciale landschappen ondernemers(koepels) (o.m. potentiële projectindieners) overheden: bestuur en ambtenaren van ministeries, provincies, gemeenten, waterschappen andere netwerken (bijv. Netwerk Nieuwe Neventak, Netwerk sociaal vitaal Platteland Movisie, Dichterbij de Kern, landelijke en provinciale kleine kernen koepels) sociale partners bijv. welzijnsinstellingen, dorpshuizen, zorginstellingen, scholen, woningcorporaties dorpsorganisaties fondsen en banken kennisinstellingen internationale partners 2. Plaatselijke Groepen as 4 (PG s). Net als gebiedscommissies bieden Plaatselijke Groepen een uitgelezen mogelijkheid om publiekprivate samenwerking verder gestalte te geven. Verschil tussen PG s is er zowel regionaal als historisch. De nieuwe PG s (die onder de vlag van POP2 starten) zullen een andere opstelling in het netwerk hebben dan reeds bestaande groepen. De positie van de PG s is sterk gekoppeld aan de bottom-up werkwijze en de innovatieopdracht zoals die in POP2 zijn geformuleerd. Ook de positie van de gemeenten komt in de PG s het best tot ontwikkeling; kansen voor bestuurlijke vernieuwing en samenwerking vormen een gezamenlijke uitdaging. 3. Agrarische natuurverenigingen (ANV s): deze samenwerkingsverbanden van boeren en in de meeste gevallen ook burgers, zetten zich in voor natuur en landschap. Op dit moment zijn er ca 130 ANV s die met hun werkgebieden meer dan de helft van het agrarische gebied dekken. Het zijn in toenemende mate gebiedsspelers, die ook andere economische activiteiten opzetten, zoals zorg en recreatie. Ze werken al samen met veel gebiedspartijen en worden ook door het lokale bestuur steeds vaker betrokken bij ontwikkelingen. Hier liggen echter nog veel meer kansen. Met de inzet op ANV s wordt de kwaliteit van natuur en landschap gestimuleerd, de concurrentiekracht van de landbouw versterkt en wordt bijgedragen aan diversificatie van de plattelandseconomie. 4. Dorpsorganisaties. Binnen veel gemeenten zijn dorpsraden en organisaties voor kleine kernen actief. Zij richten zich op leefbaarheid en sociale samenhang. Zij spelen een belangrijke rol als het gaat om investeringen in het eigen dorp, bijvoorbeeld als het gaat om woningen en voorzieningen (draagvlak, investeringen). Zij maken zich sterk voor het benutten en ontwikkelen van het sociale, economische en culturele kapitaal in de dorpen. Ook dragen deze organisaties bij aan het lokale beleid van gemeenten en maatschappelijke organisaties. 6

5. Gemeenten. De invloed van gemeenten is gering binnen het economische domein, maar ze spelen een belangrijke rol in het sociale en het fysiek-ruimtelijke plattelandsbeleid. De bestuurskracht en de uitvoeringscapaciteit met het oog op hun landelijk gebied kan worden versterkt. De recent ingezette serie van praktijkkringen voor wethouders van gemeenten in het landelijk gebied is een goede manier om dat te ondersteunen. Mogelijke onderwerpen zijn bijvoorbeeld gebiedsfondsen, een APK voor gebiedsplannen (speelt in Groene Hart) of de invoering van de WMO en de specifieke uitdagingen daarin voor het platteland. 6. Ondernemers. Ondernemers uit het MKB, ondernemerskringen maar ook Kamers van Koophandel hebben vaak een goed beeld van het ondernemersklimaat en van voorzieningen die daarvoor nodig zijn die vaak weer te maken hebben met leefbaarheid. Tot de doelgroep ondernemers behoren ook agrarische ondernemers. 7. Vrouwen en jongeren. In de afgelopen Leaderperiode is gebleken dat vernieuwing op het platteland vaak van vrouwen komt. Ook in het netwerk willen we daar oog voor houden en ervan profiteren door de inbreng van vrouwen in gebiedsontwikkeling te blijven organiseren, zonodig met speciale activiteiten. Hetzelfde geldt voor jongeren. Die zijn te betrekken met concrete activiteiten die niet te lang duren. Hierbij denken we aan het organiseren van festivals, gebiedsprojecten van drie maanden voor studenten, stages bij plattelandsbedrijven, excursies langs bedrijven en instellingen in een regio. In andere landen zijn inspirerende voorbeelden te vinden van interessante jongerenprojecten die met Leadersubsidie van de grond zijn gekomen. Aandacht voor jongeren is niet alleen kansgedreven, maar ook gericht op het oplossen van problemen: culturele tegenstellingen, onderwijsachterstanden, gebrek aan starterwoningen. 1.4 Het functioneren van de netwerkfacilitator Onze invulling van de rol van facilitator is een ambitieuze. We hopen bij te dragen aan een vitaal en zelfdragend netwerk in de toekomst, een netwerk ook dat een stem kan geven aan het platteland in al haar facetten. Om dat goed te doen moet je als facilitator ook voldoende zelfkritisch zijn. Uit de vorige fase hebben we geleerd dat je die positie als facilitator niet in alle opzichten zomaar krijgt, je moet hem verdienen. Specifiekere leerpunten uit de vorige fase van het netwerk betreffen de aandacht voor ondernemers (was er te weinig) en de bijdrage aan de bestuurlijke vernieuwing (werd steeds sterker maar heeft nog onvoldoende opgeleverd). We zullen in de komende periode bij al onze acties meer aandacht moeten schenken aan analyse van weerstanden, knelpunten en kansen en daarop inspelen. Een meer alerte monitoring van die acties (bijv. in de vorm van logboeken) kan ons daarbij goede diensten bewijzen. We schetsen hieronder hoe het functioneren van de netwerkfacilitator er idealiter uitziet en hoe we de formele en informele sturing van de facilitator vanuit het netwerk willen organiseren. In hoofdstuk 2 en 3 werken we onze aanpak uit in concrete activiteiten. Basistaken De basistaak van de facilitator is uiteraard om het netwerk en netwerken te stimuleren. Een goede netwerkfacilitator fungeert als een katalysator, hij brengt beweging. Dat houdt onder meer in het verbinden van 7

mensen en organisaties (makelaarsfunctie). Het houdt ook in informatie verzamelen, selecteren en analyseren, vragen opnemen en kennis uitdragen over inhoud, proces en beleid. De facilitator doet ook dingen die anders niet opgepakt worden, zaken die misschien moeilijk liggen in de bestaande verhoudingen in een gebied, of thema s die gewoon niet gezien zijn bij het opstellen van een programma. Om een geloofwaardige rol bij agendasetting en beleidsbeïnvloeding te kunnen spelen is het noodzakelijk dat de netwerkfacilitator een onafhankelijke positie heeft; dit vraag integriteit van de facilitor. Indien nodig schuiven we beeldbepalende figuren uit het netwerk naar voren om inhoudelijke boodschappen naar voren te brengen. Zichtbaar? Leden van een facilitatieteam zijn geregeld betrokken bij de totstandkoming van mooie projecten, maar wanneer je ze vraagt wat nu precies hun bijdrage is geweest, kunnen ze daar niet één-twee-drie antwoord op geven. Ze hebben gecoacht, mensen met elkaar in contact gebracht, belangrijke telefoontjes gepleegd, informatie toegestuurd, lobbywerk gedaan, handen spandiensten verricht en ja: daardoor gebeurde er een hoop. Toch zien ze het uiteindelijke resultaat van zo'n proces nooit (alleen) als de verdienste van de facilitator: het zijn de mensen in het gebied zelf die de feitelijke prestatie neerzetten. Voor de rol van het netwerk in bestuurlijke vernieuwing en agendasetting op regionaal niveau geldt dat deze sterk afhankelijk zijn van het gebied, de personen in kwestie, de setting en de timing. De kwesties die spelen verschillen sterk per gebied. De onderlinge verhoudingen tussen de stakeholders, bijvoorbeeld tussen provincie en gemeenten of tussen maatschappelijke belangen, kunnen veranderen. Hiervoor is dus maatwerk nodig en vooral tijd om onderling vertrouwen te winnen. Door een flexibele opstelling van het netwerkteam en flexibele planning kunnen we optimaal op de actualiteit inspelen. Organisatie De regie van het faciliteren ligt in handen van het consortium ETC/CLM. Met hun ervaring en eigen netwerkcontacten dekken beide organisaties samen alle assen, ook op verschillend schaalniveau. Beide organisaties staan voldoende los van de uitvoering in de gebieden om onafhankelijk te zijn maar hebben voldoende binding om vanuit en met betrokkenheid te kunnen faciliteren. Het consortium wordt voor communicatiestrategie en -middelen ondersteund door Communicatiebureau de Lynx. Aequator Groen & Ruimte versterkt het consortium met haar inhoudelijke kennis van financieringsconstructies en subsidiemogelijkheden en Movisie brengt haar kennis en ervaring voor het sociale domein (de people -kant) in. De facilitator voert zijn werk uit met een team van kernleden en experts (zie hoofdstuk 4). De facilitator laat zich (1 à 2 keer per jaar) adviseren door een brede stuur groep uit het netwerk. Deze groep bestaat uit ongeveer 15 personen en is representatief voor het brede netwerk: regionale - en ondernemersnetwerken, maatschappelijke organisaties en beleidsmensen van de verschillende niveaus inclusief Regiebureau POP. De stuur groep vervult een antennefunctie in het netwerk, geeft signalen door aan de facilitator, suggereert jaarthema s en adviseert over de werkplannen. De stuur groep kan ad hoc gebruikmaken van deskundigen, bestuurlijke zwaargewichten of themaspecialisten in een soort raad van ambassa- 8

deurs om een rol te spelen in beleidsbeïnvloeding of om op andere momenten een representatieve rol te kunnen invullen als boegbeeld. Naar ons inzicht is op nationaal niveau actieve beleidscoördinatie gewenst die beleidssignalen kan doorgeven en waarvan we beleidvoornemens kunnen ontvangen. Het bestaande Landelijk Overleg voor het Platteland (het bestaande interdepartementale beleidsoverleg Landelijk Gebied, dat door het ministerie van LNV wordt gecoördineerd) zou deze rol kunnen vervullen. Voor uitwisseling van kennis en ervaring willen we een aantal speciale zogenoemde tafels inrichten: platforms waar deskundigen en betrokkenen elkaar kunnen ontmoeten. We denken aan een tafel ten behoeve van samenwerking, internationale uitwisseling en speciale thematische tafels. Dit wordt verder uitgewerkt in hoofdstuk 3. 9

2. Wat gaan we doen? In de hoofdstukken 2 en 3 uit deze offerte beschrijven we respectievelijk wat we als netwerkfacilitator willen doen en op welke wijze we dat willen uitvoeren. In hoofdstuk 2 komen vooral de taken van de facilitator aan bod en in hoofdstuk 3 welke middelen we hiervoor willen inzetten. Onder elke paragraaftitel is kort aangegeven op welke taak of taken uit het bestek de paragraaf betrekking heeft. Tevens noemen we nummering uit de matrix in hoofdstuk 5 waar resultaten en actielijnen van deze paragraaf terug te vinden zijn. 2.1 We ondersteunen actieve groepen op vele manieren (taak 7 en 10 uit het bestek, A5) Een centrale taak ligt in het ondersteunen van gebiedscommissies van diverse pluimage, van actoren in de verschillende assen en dus ook van ambtelijke of bestuurlijke deelnemers. Zo zal het op bepaalde momenten gewenst zijn dat gebiedscommissies of plaatselijke groepen worden ondersteund in processen, bij crises of in hun streven naar groei en emancipatie. De ervaring heeft geleerd dat het afhandelen van vragen het leeuwendeel van de tijd kan opeisen. Om dit te voorkomen willen we voor deze taak criteria opstellen om te bepalen wanneer wel en wanneer geen ondersteuning wordt verleend (te denken valt aan motivatie, wil tot samenwerking, etc.). Daarnaast bekijken we welke ondersteuning wordt geboden: bieden we zelf steun of verwijzen we door naar een regionale partij? Blijft het bij meedenken of gaan we ook voorstellen schrijven? Zijn er garanties voor een goede uitvoering en is er voldoende kritische massa in een gebied? De ondersteuning dient als stimulans, de verantwoordelijkheid blijft altijd bij de gebiedspartijen liggen. Zo kunnen we wel ondersteunen bij het opstellen van een gebiedsvisie, maar de inhoud ervan zal uit het gebied zelf moeten komen. Naast deze vormen van directe ondersteuning bieden we ook programma s voor deskundigheidsbevordering voor gebiedscommissies en plaatselijke groepen aan. Deze programma s behandelen technische onderwerpen als planontwikkeling, projectbegeleiding en inzet van communicatiemiddelen, maar ook analyse van het eigen functioneren en evaluatievormen. In het land zien we veel commissies naast elkaar optreden in hetzelfde gebied. Sommige commissies draaien al jaren (Reconstructiecommissies of Bestuurlijk Gebiedsoverleg e.d.) andere worden nieuw opgezet (bij- 10

voorbeeld ILG-commissies of nieuwe Plaatselijke Groepen Leader onder as 4, de zogenaamde PG i.o., of stuurgroepen voor nieuwe Nationale Landschappen). We verwachten dat vooral de nieuwe commissies om begeleiding zullen vragen. Ook verwachten we dat enkele bestaande commissies interesse tonen in verbetering van hun werkwijze. We zien ook al diverse samenwerkingsverbanden tussen commissies, bijvoorbeeld een Regionale Reconstructiecommissie en een Leader-Plaatselijke Groep. Gebiedscommissies zijn vaak direct gebonden aan het uitvoeren van ILG-doelen die voornamelijk in as 1 en 2 passen. Dus afstemming is dan nodig met de andere assen, ook met as 4 van Leader. Wat hebben gebiedscommissies nodig en waar is de facilitatie van belang? Het verdelen van de opgaven, hoe ga je om met projectontwikkeling en co-financiering en draagvlak, hoe innoveer je, en hoe kun je SGB-ROM-Leader-ervaringen optimaal benutten? Hoe kan landbouw van een sectorale visie groeien naar een gebiedsgerichte aanpak? Wat valt er internationaal te leren? Hoe versterk je de publiek-private samenwerking? Hoe stimuleert de overheid lokaal initiatief? Hoe kan de overheid de doelen in assen 1 en 2 interactief beter realiseren? Er is in Nederland veel ervaring opgedaan in allerlei programma s en op deze punten kan onze ondersteuning helpen: van elkaar leren, integrale afwegingen maken, selectiecriteria voor projecten, opsporen van goede praktijken, opschalen van projecten, samenwerking met anderen om de kritische massa te vergroten, mobiliseren van nieuwe impulsen. En met zelfevaluatie: functioneer je goed als commissie of kan het beter? Methoden bij ondersteuning groepen Voor de uitvoering van deze opleidingstrajecten zetten we verschillende methoden in en schakelen we ook andere partijen in. Directe persoonlijke ondersteuning door een van de facilitatoren. Verbinding leggen met onderwijs en kennisinstellingen en organisaties, ook internationaal. Leergangen van 2 tot 7 halve dagen voor specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld gemeente-ambtenaren. Meester-Gezel onmoetingen: ervaring en starters persoonlijk bijeen brengen voor de finesses, de inzichten en de zaken die je gewoon niet publiceert. Dit kan zich per regio ontwikkelen tot een tutor-systeem. Specifieke begeleiding van een gebiedscommissie op afroep, bv zelf-evaluaties. Benutten van de Competence Pool van het Europese Netwerk. Opleidingstrajecten bieden ook kansen op schakelen tussen sectoren en assen. 2.2 We verbinden groepen en leggen dwarsverbanden (taken 2 en 8 uit het bestek, A3 en B1) Een noodzakelijke stap voor netwerkvorming is het verbinden van groepen en organisaties. Alleen dan kunnen bestaande en nieuwe netwerken en organisaties gebruik maken van elkaars kennis en ervaring. Dit heeft betrekking op ontwikkeling van projecten, gebiedsprocessen en bestuurlijke aangelegenheden. Als facilitator willen we op uiteenlopende manieren deze platformfunctie invullen, deze zijn opgenomen in paragraaf 3.3. Strategie hierbij is dat we op veel verschillende momenten partijen in de gelegenheid willen stellen elkaar te ontmoeten en kennis te delen. Dit doen we door aansprekende en actuele thema s aan te snijden. We willen tevens graag nieuwe partners betrekken bij het Nationaal Netwerk Platteland. Daarmee bedoelen we organisaties die niet betrokken zijn geweest bij het vorige netwerk, of mogelijke partners die misschien niet direct voor de hand liggen maar wel degelijk iets kunnen toevoegen aan plattelandsontwikkeling. Zo hebben bijvoorbeeld Kamers van Koophandel vaak een goed beeld van het ondernemersklimaat en van voorzieningen die daarvoor nodig zijn die vaak weer te maken 11

hebben met leefbaarheid. Dan gaat het om kwesties als het bedienen van een klantgebied, bereikbaarheid van een onderneming (parkeerruimte in dorpen, toegankelijkheid voor ouderen, etc.). Een relatief nieuwe sector in plattelandsontwikkeling, zeker voor het landelijke netwerk, is de visserij. Het EU-visserij programma werkt in de nieuwe planperiode ook met de Leaderwerkwijze. Dit biedt een nieuw perspectief voor Plaatselijke Groepen in sommige regio s in Nederland (bijvoorbeeld Flevoland (Urk), Noord Holland (Wieringen), de Waddenregio). Nieuwe groepen vernieuwen bestaande netwerken, zowel op regionaal, nationaal als internationaal niveau. Gevoegd bij de traditie van Leader als kraamkamer levert dat kansen op om nieuwe wegen in te slaan, nieuwe kennis te ontwikkelen, nieuwe oplossingen te bedenken. In paragraaf 3.3 gaan we nader in op de middelen die we voor deze taak willen inzetten. 2.3 We bevorderen samenwerking op nationaal en internationaal niveau (taak 11, A6) In het nieuwe programma POP 2007-2013 wordt het element samenwerking meer expliciet benadrukt dan in de vorige periode. Een van de hoofddoelen van het nieuwe POP is om samenwerking tussen partners die werkzaam zijn in de verschillende assen te bevorderen. Voor Leader geldt dat samenwerking tussen groepen en sectoren een integraal onderdeel vormt van de werkwijze. In de Leader-ontwikkelingsplannen moet het element samenwerking dan ook expliciet in het programma worden opgenomen. Bovendien dient benoemd te worden op welke thema s of met welke gebieden of groepen een samenwerking kan worden aangegaan. Dit betreft zowel samenwerkingsverbanden binnen Nederland (interterritoriale samenwerking) als daarbuiten (transnationale samenwerking). Dit kunnen we ondersteunen door onze beschikbare expertise op dit vlak ter beschikking te stellen. Samenwerking tussen groepen, sectoren of gebieden dient begeleid en ontwikkeld te worden en de Europese commissie ziet daarin een belangrijke rol weggelegd voor het nieuwe netwerk. Het netwerk dient samenwerking en de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden te begeleiden en te faciliteren, in eerste instantie gericht op de methodiek van het opzetten van samenwerkingsprojecten. Vooral de transnationale samenwerking dient verder versterkt worden; de totstandkoming van dergelijke samenwerkingsprojecten vraagt veel tijd en dito begeleiding en ondersteuning om tot goede projectresultaten te kunnen komen. Vanwege het belang van (transnationale) samenwerking stellen we voor om als onderdeel van het takenpakket van het nieuw in te stellen Nationaal Netwerk een speciale Tafel voor samenwerking tussen gebieden op te richten rondom dit thema. Aan deze tafel kunnen de methodiek bij samenwerking en de ondersteuning bij het opzetten van samenwerkingsprojecten aan de orde komen. Op weg naar een VOT keurmerk Villages of Tradition is een traject van dorpen (in Europa) die zich verzameld hebben op grond van cultuurhistorische waarden en die van daaruit recreatief toeristische vermarkting nastreven. Het zoeken naar een VOT keurmerk wordt een van de uitdagingen voor de komende jaren waarbij ondersteuning gevraagd wordt van het netwerk platteland. 12

2.4 We zetten praktijkkennis en -ervaring in voor kwaliteitsverbetering van projecten en vernieuwing (taak 1 uit het bestek, A2) We besteden als facilitator veel aandacht aan het verbinden en makelen tussen mensen en organisaties. Dat wil zeggen informatie verzamelen, selecteren en analyseren, vragen opnemen en doorspelen, kennis opsporen en uitdragen. Om goed te makelen moet de netwerkfacilitator weten waar kennis en ervaring te vinden is en wie het precies kan gebruiken en dus een nauwe band hebben met de praktijk van de plattelandsontwikkeling. Praktijkkennis is immers de benzine waarop de motor van het plattelandsnetwerk moet draaien. We zorgen ervoor dat deze energiebron voortdurend gevoed wordt. En dat maakt het netwerk ook veel zichtbaarder in de werkelijkheid van de gebieden. Om deze praktijkkennis en nieuwe vraagstukken op te sporen maken we gebruik van de kennis en ervaring die op lokaal niveau in allerlei projecten en processen naar boven komt. Niet elk project komt in aanmerking. Dat beoordelen we aan de hand van een aantal criteria, zoals aansprekend en innovatief of zoals bruikbaarheid en toepasbaarheid van ervaringen (in andere gebieden of in een andere context, thema, as). Vooral de overdraagbare praktijken en de grote blunders zijn hier het meest leerzaam. Met boeren de toekomst Beleid maken is vooruit kijken. Maar op tijd en goed anticiperen op de ontwikkelingen in het landelijk gebied is soms lastig! Het buitengebied is de afgelopen jaren in een hoog tempo veranderd en dat zal de aankomende 15 jaar niet anders zijn. Hoe kijken agrariërs aan tegen de toekomst van hun bedrijf in uw regio? Welke rol zien zij voor zichzelf in het landschap? Welke rol spelen burgers en buitenlui in het gebied? Sluiten de verwachtingen van overheid, agrariërs en anderen in het gebied op elkaar aan? CLM heeft voor dit soort vragen een actieonderzoeks-methode ontwikkeld en toegepast in de Kromme Rijnstreek en de West-Betuwe. Kern van de methode is dat een groep inwoners zelf de eigen omgeving onderzoekt. Doordat de groep naast onderwerp van onderzoek nu ook zelf onderzoeker is, kijken ze op een andere manier naar hun omgeving. De rol van het CLM is die van procesbegeleider van de groep. Met deze vorm van onderzoek wordt in enkele maanden vanuit het gebied zelf inzichtelijk hoe men de toekomst ziet. Het actieonderzoek kent een aantal stappen: 1. Bijeenbrengen van een enthousiaste denktank van mensen (agrariërs) uit de streek die zonder last of ruggespraak deelnemen 2. Samen maken, testen en uitzetten van een vragenlijst voor alle agrariërs in de streek 3. Doorspreken van de resultaten en trekken van conclusies 4. Breed presenteren van de resultaten tijdens een bijeenkomst 5. Vaststellen van een toekomstagenda met concrete acties en dit terugkoppelen naar belangenpartijen en overheden Video en camera worden ingezet zodat de groep zelf kan laten zien hoe zij naar de eigen omgeving kijkt. Om deze praktijkkennis op te sporen, te analyseren en verder te verspreiden denken we aan aantal gerichte acties: Regionale speurneuzen en antennes: via een netwerk van regionale contactpersonen die we regelmatig polsen, blijven we op de hoogte van wat er in de verschillende gebieden gebeurt. We rekruteren deze personen uit onze bestaande netwerken, maar gaan ook actief op zoek naar nieuwe informanten. Stimuleren dat deelnemers zelf hun projecten aanmelden, bijvoorbeeld door een jaarlijkse prijs in te stellen, waarin we de beste voorbeelden belonen (werktitel PIMP-prijs: Prijs Innovaties voor een Mooi 13

Platteland). We maken gebruik van bestaande overzichten en databases van kennisnetwerken, zoals de Plattelandsacademie van het hoger agrarisch onderwijs, Movisie uit de sociale sector, Projectbureau Belvedere uit de cultuurhistorische hoek. En voor Transnationale samenwerking maken we gebruik van het internationale netwerk dat we in de vorige planperiode hebben opgebouwd Het inschakelen van andere netwerken om vernieuwende praktijken op te sporen. Enkele voorbeelden zijn: Netwerk Dichter bij de Kern voor de sociaal-economische ontwikkelingen in de dorpen, de Plattelandswerkplaatsen van Van Hall / Larenstein, de MelkveeAcademie, In Natura (de koepel van Agrarische Natuurverenigingen) en/of de TaskForce Multifuncionele Landbouw, de Nationale Coöperatieve Raad (NCR) voor gebiedsorganisaties, de Landelijke Vereniging van Kleine Kernen (LVKK) voor het sociale domein, Door uitwisselen met kennisinstellingen kunnen we hun expertise en onafhankelijke kijk op mogelijke nieuwe invalshoeken voor in de praktijk optredende vraagstukken achterhalen. Dit kunnen projecten binnen de sector zijn, maar ook complexe, integrale vraagstukken. Dergelijke projecten of programma s kunnen worden uitgevoerd vanuit een vakgroep, een lectoraat of in een kennisloket door studenten en begeleid door docenten van Universiteiten en Hogescholen. Dit zal in de meeste gevallen het beste werken in een regionale setting. We denken ook aan het lectoraat Duurzame Stad- en Streekontwikkeling van Fontys in Eindhoven en RIGO projecten (Regeling Innovatie Groen Onderwijs). Van Fontys komt het idee van het kennisloket dat bijvoorbeeld in Beerze Reusel kennisinstellingen, jongeren en plattelandsthema s koppelt. Speciale aandachtsvelden om vernieuwende praktijken op te sporen en te ontwikkelen zijn: Groenblauwe diensten, Ketenbenadering, ervaringsuitwisseling met semigratie (boeren met bedrijven in Nederland en een ander land), Stadslandbouw, duurzame regionale economie, het Wmo-proof maken van dorpshuizen, stimuleren van sociale samenhang, diverse methoden voor een effectieve gebiedsaanpak. Stroomleverancier Essent staat open voor vernieuwende impulsen op klimaatgebied en heeft daarvoor al contact opgenomen met het bestaande netwerk. Voor de wateropgave zoekt Rijkswaterstaat aansluiting bij gebiedscommissies en ook daarover is al contact gelegd met het huidige netwerk. Een voorbeeld van een vernieuwend project is van Stimuland dat met de zorginstelling Carint-Reggeland werkt aan zorg op maat op het platteland. De beide organisatie hebben de ambitie om in heel Oost-Nederland zorgmodules aan te bieden, oftewel zorg op maat op het platteland. Daartoe is men in overleg met andere geïnteresseerde partijen zoals woningbouwcorporaties en zorgverzekeraars. Er wordt gewerkt aan een checklist van gezondheid & zorg voorzieningen zodat burgers kunnen aankruisen wat hun hoogste prioriteit heeft. Modules kunnen in principe alles zijn: van bejaardenwoningen tot projecten tegen alcoholmisbruik bij jongeren en van hulpmiddelenuitgiftepunt tot kleinschalige zorgeenheden. 2.5 We gaan agenderen en signaleren (taak 6 uit het bestek, A4) We zien de ombudsfunctie van de netwerkfacilitator en de beïnvloeding van beleidsprocessen als uitdaging. In alle contacten met regionale groepen en maatschappelijke organisaties zullen we geregeld signalen krijgen over knelpunten in het gebiedswerk. Die signalen zullen we bundelen en analyseren. Dat kan bijvoorbeeld door een brief te sturen of een manifest te verspreiden op een politiek en bestuurlijk belangrijk 14

moment, zoals vlak voor de besluitvorming over de provinciale Meerjarenplannen of vlak voor verkiezingen. Daarbij houden we voor ogen dat in deze agenderende en signalerende rol altijd een zekere spanning bestaat tussen neutraliteit en eigen visie. De beleidssignalen worden dan ook met feiten onderbouwd. En standpunten en acties worden altijd gecheckt in het netwerk. Om efficiënt bij te kunnen dragen aan beleids- en besluitvorming is het noodzakelijk alert te zijn op de actualiteit. Op welk moment breng je welk signaal in? Dit vraagt enig politiek gevoel en gevoel voor actuele ontwikkelingen. De opgevangen signalen brengen we op actieve wijze onder de aandacht van onder andere ministeries en provincies. We hebben een actieve houding richting ministerie van LNV en andere ministeries. Waar nodig vragen we onze stuur groep om bepaalde geluiden of signalen over te brengen via de kanalen die zij tot hun beschikking hebben. Waar dit van toepassing is leggen we de beleidssignalen op gemeentelijk niveau. 2.6 We maken kennis over subsidies en fondsen toegankelijk (taak 7 uit het bestek) Financiering van projecten is een belangrijk aandachtspunt voor projectontwikkeling. In het Nationaal Netwerk Platteland zullen we daarom veel aandacht aan dit thema besteden. Informatie en ervaringen worden in het netwerk verspreid en we stimuleren het ontwikkelen van nieuwe vormen van financiering. Daarbij kijken we onder meer naar de volgende onderwerpen en ontwikkelingen: - Gebiedsfondsen: publieke en private partijen bundelen hun krachten in een fonds. Gebiedsfondsen worden steeds vaker ingezet. Ze vormen, naar hun aard, ook een stimulans voor gebiedsgerichte samenwerking. - Private financiering: steeds vaker wordt private financiering als mogelijke bron genoemd. Tot op heden staat de inspanning om private financiering binnen te halen niet in verhouding tot de opbrengsten. Mogelijkheden liggen er wellicht in landschapsbeheer (biomassa) en duurzame energie en in waterkwaliteit en schoon grondwater (bijv. Vitens). - Relatie Stad-Land: de aloude tegenstelling tussen stad en omliggend land is nog steeds relevant. Er zijn initiatieven waaruit blijkt dat beide elkaar kunnen versterken (bijv. in de gemeente Enschede). Gebiedsontwikkeling in de stad kan een voorloper zijn voor ontwikkelingen in het landelijk gebied. Een goed voorbeeld hiervan zijn de PPSconstructies waarmee al langere tijd ervaring is opgedaan in het stedelijk gebied en die nu ook in het landelijk gebied hun intrede hebben gedaan. - De baten van plattelandsontwikkeling: in de praktijk groeit de behoefte aan inzicht in de baten van plattelandsontwikkeling, ook de financiële baten. Dit inzicht kan dienen om bij nieuwe projecten partijen mee te krijgen en vooral om de uiteindelijke financiering van projecten rond te krijgen. - Groene en blauwe diensten: groene en, in mindere mate, ook blauwe diensten worden op steeds meer plaatsen ingezet om doelen uit as 2 van het POP te realiseren. Dit betekent dat op veel plekken wordt gewerkt aan relatief nieuwe instrumenten. Om te voorkomen dat op veel plekken in Nederland het wiel opnieuw wordt uitgevonden is speciaal voor blauwe diensten de CoP Blauwe Diensten opgericht. We willen dit gremium benutten en daarnaast verkennen of er ook een CoP Groene Diensten nodig is. 15

2.7 We stellen jaarlijks een nieuw actieplan op A1) Voorafgaand aan ieder jaar stellen we een actieplan op, waarin alle activiteiten voor één jaar worden beschreven. Elk plan geeft blijk van leerwinst van ervaringen en aansluiting bij wensen vanuit het netwerk. In elk plan stellen we ook prioriteiten vast, met aandacht voor een specifieke focus op een thema waaraan we dat jaar extra aandacht geven. Dat thema kan terugkomen in bijvoorbeeld de thematafels. Als input voor de actieplannen maken we gebruik van signalen die we opvangen uit bijeenkomsten, tafels, telefonische hulpvragen en regionale antennes. Daarnaast zullen evaluaties en uitkomsten van enquêtes een rol spelen bij het bepalen van de richting. Alle genoemde bronnen spelen een rol bij het tot stand komen van een actieplan. Elk actieplan wordt volgens een vaste structuur opgezet. Naast aandacht voor prioriteiten en focus zal daarbij ook aandacht zijn voor werkvormen en doelgroepen. In alle beschreven activiteiten zal aandacht zijn voor resultaatgerichtheid, efficiency en draagvlak. In deze structuur willen we wel graag de flexibiliteit houden om op momenten dat het nodig is in te kunnen springen op nieuwe kansen en actuele ontwikkelingen. Elk concept actieplan wordt besproken door de stuurgroep en wordt compleet met begroting voor 1 november voorafgaand aan het jaar waarover het plan gaat aan de opdrachtgever voorgelegd. 2.8 We gaan door met oude en starten met nieuwe activiteiten in 2007 Ook voor de tweede helft van het jaar 2007 wordt een actieplan opgesteld. Uiteraard geldt hiervoor dat de input hiervoor niet uit alle bronnen kan komen zoals in 2.7 beschreven. Bij het maken van het actieplan voor 2007 sluiten we aan bij de activiteiten van het huidige Netwerk Plattelandsontwikkeling / Leadernetwerk. Het nieuwe netwerk is verantwoordelijk voor een goed en naadloos passend vervolg op de activiteiten uit de periode 2001-2006 en voor een goede afronding van zaken die in 2007 zijn begonnen. Daarom willen we in ieder geval de volgende taken oppakken: - het ondersteunen van samenwerkingsverbanden die zich in het kader van POP2 hebben aangemeld als Plaatselijke Groep Leader; - het ondersteunen van het initiatief van de provincie Friesland om de najaarsconferentie Plattelandsontwikkeling 2007 te organiseren in navolging van de conferentie 2006 in Beerze Reusel; - overdracht van de ervaring van de afgelopen Leader periode aan de nieuwe generatie gebiedswerkers. We doen dit door nieuwe Leadergroepen te ondersteunen met een aantal workshops en met een leergang gebaseerd op het principe meester-gezel. Daarbij komen ervaren en nieuwe gebiedsbegeleiders samen om praktijkcases samen door te nemen; - we gaan actief op zoek naar vernieuwende (voorbeeld)projecten, voor alle vier assen. Hiermee verkennen we het hele veld en kunnen we tegelijkertijd de definitie van vernieuwend aanscherpen; - aanpassen van de website: informatie verversen. Stapsgewijs voegen we nieuwe elementen toe zoals een pagina met actuele berichten (uit de media). Ook zetten we de pagina met vernieuwende en inspirerende projecten op. Dit combineren we met een verwijzing naar regionale projectendatabanken; - uitgave van een netwerkbulletin en voorbereiding op een vernieuwde schriftelijke uitgave; - organisatie van enkele bijeenkomsten ten behoeve van kennisuitwisseling; - per provincie brengen we de regionale groepen en spelers in kaart ten behoeve van het functioneren van het netwerk in komende jaren. 16

3. Hoe gaan we dat doen? 3.1 Lerend netwerk Het Netwerk Plattelandsontwikkeling Nederland dient in onze ogen een lerend netwerk te zijn dat zijn koers zoekt en bepaalt mede op basis van eerdere (Leader)ervaring en voortschrijdend inzicht. Met leren bedoelen we het onderscheiden van nieuwe ontwikkelingen en relevante aandachtspunten en het inspelen op en verwerken van ervaringen, vragen en signalen in het veld. De leerwinst bepaalt mede de prioritering van thema s en de planning van activiteiten. In het netwerk ontstaan veel verschillende projectideeën, werkwijzen en samenwerkingsvormen bij elkaar een schat aan ervaring. Leren stopt nooit en als facilitator staan we voor nut en noodzaak daarvan. We onderscheiden drie manieren van leren: door oudere ervaring te bundelen en te publiceren (bijvoorbeeld de gebiedsaanpak van ROM, WCL, SGB en Leader), door actuele ervaringen boven tafel te halen, te analyseren en de good practices bekend te maken en door een breder overzicht te krijgen via systematische monitoring. We doen aan casuïstiek én aan meten (van behoeften, effecten en resultaten). Deze drie leerfuncties zijn alle van belang in het hele netwerk en voor alle activiteiten. Daarvoor is dus geen speciale opbouw van het netwerk vereist, maar wel een goede interactie tussen de netwerkfacilitator en de actoren in het netwerk. Alle doelgroepen zijn erbij betrokken, wellicht kunnen kennis- en onderwijs instellingen hierin een speciale rol vervullen. Wij zullen hen er op uitdagen. In het netwerk 2001-2006 is veel ervaring opgedaan, samengevat en vastgelegd. Op deze resultaten (o.a. publicaties) bouwen we verder. Voor de sterke, sprekende verhalen (casuïstiek) zijn we afhankelijk van onze voelhorens in de praktijk. Die steken we uit in al onze persoonlijke contacten, maar ook in platforms, tafels, workshops, vergaderingen met personen uit het netwerk (paragraaf 3.3). Een lerend netwerk is niet serieus te nemen als het niet ook een kritisch netwerk is. Is elk initiatief mooi en prachtig, of durft een PG onderscheid te maken tussen relevante en niet relevante projecten? Als facilitator nemen we ons voor (zelf)kritiek een plaats te geven in het netwerk en af en toe zelf een noot te kraken als bepaalde typen projecten in onze ogen minder relevant of zelfs onzinnig zijn en niet bijdra- 17

gen aan plattelandsontwikkeling. Deze kritische houding kan een sterke asset worden, als we bijvoorbeeld het kritische vermogen van het netwerk mobiliseren door een prijsvraag voor goede praktijken. 3.2 We werken samen met spelers uit de regio aan vernieuwingen Nieuwe impulsen en innovaties verwachten we vooral van nieuwe combinaties van mensen of organisaties. Het stimuleren van nieuwe verbindingen is een belangrijk doel van het netwerk, we streven dit onder meer na door combinaties te zoeken tussen de verschillende assen van POP2. Hierbij denken we onder meer aan: Ondernemersnetwerken via Kamers van Koophandel. Voorbeeld het project Doornroosje in Twente/Veluwe; Andere netwerken in het landelijk gebied of op de grens van stadland (Dichter bij de Kern, Projectbureau Belvedere). Dit versterkt vooral de verbinding van bewoners met de kwaliteit van hun omgeving, met het landschap en met de regionale economie; Samenwerkingsverbanden in het landelijk gebied (Nationale landschappen, Nationale Parken, Streekhuizen, Programmabureaus). In deze netwerken en organisaties zitten vaak al interessante combinaties van partijen aan tafel die te bewegen zijn tot initiatieven om het POP2-programma te ondersteunen. Meer nog dan in de vorige planperiode kan Leader een functie krijgen als kraamkamer - of pilot programma. Dit dient in de ruime betekenis te worden gezien. We denken dan aan: Kleinschalige, innovatieve (vaak sectorale) projecten als verkenning en ondersteuning voor (op handen zijnde) grootschalige ontwikkelingen; De uitvoering van integrale projecten die multisectoraal van aard zijn, waar de samenwerking tussen (nieuwe) partners centraal staat, waardoor de duurzame ontwikkeling en/of de identiteit van het gebied versterkt wordt; Vernieuwing in aanpak en werkwijze van een project, waardoor draagvlak in de regio wordt gecreëerd of bestuurlijke vernieuwing wordt verkend. Om nieuwe impulsen te kunnen geven zullen we ook strategische partnerschappen moeten bouwen, bijvoorbeeld met de Task Force Veelzijdig Platteland. Dat versterkt de verbinding tussen assen 1, 2 en 3. Een ander voorbeeld is de Nationale Coöperatieve Raad die stilstaat bij het experimenteren met gebiedsorganisaties. De Raad voor het Openbaar Bestuur geeft die wens nadrukkelijk aan in het advies aan de minister van Binnenlandse Zaken en dit past bij onze ambitie om een accent op te leggen. 18