jaren bezocht hij niet alleen een aantal van de bekende adventief-terreinen, maar ook



Vergelijkbare documenten
Basterdwederik (Epilobium)

Warkruid (Cuscuta) LPW-Florasleutel samengesteld door Bert Berten

LPW-Florasleutel samengesteld door Bert Berten. Klokje (Campanula)

Rupsklaver (Medicago)

Munt: Methol wordt gebruikt in smaak- en geurstoffen als snoep thee en tandpasta Muntolie wordt gewonnen uit Pepermunt of Groene munt

Nachtschade (Solanum)

Boterbloem (Ranunculus)

Vergeet-mij-nietje (Myosotis)

Dovenetel (Lamium) ALGEMENE SLEUTEL

(Rijksherbarium, Leiden)

Toorts (Verbascum) LPW-Florasleutel samengesteld door Johan Geusens

LPW-Florasleutel samengesteld door Liliane Dedroog. Vetkruid (Sedum)

Waterlepeltje (Ludwigia)

Ganzenvoeten? Amarentenfamilie Amaranthaceae

Ooievaarsbek (Geranium)

Smeerwortel (Symphytum)

(Rijksherbarium, Leiden)

schijnaren. Bloemdekbladen 5, vrij, vaak ongelijk van vorm en grootte, kaal pseudostaminodiën, Aegypt.-Arab. 1775, p. 28, is als volgt gekenmerkt:

Wespenorchis (Epipactis)

GROEP 1 GROEP 2 GROEP 3 GROEP 4 GROEP 5 GROEP 6

Beschrijving. Rubus-bastaarden II. Lindley. Afkortingen: c = van caesius, s zz van saltuum, opgaande, de spits gebogen (f),

(Rijksherbarium, Leiden)

Hoornblad (Ceratophyllum) & Vederkruid (Myriophyllum)

Determineren van planten

Tandzaad (Bidens) Veerdelig tandzaad (B. tripartita) Smal tandzaad (B. connata) 3-5 tallig met gesteelde blaadjes. 3-5 tallig, donkergroen

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 1 G41-G31-GB1+2

RESTANT PRESENTATIES LEERLINGEN SOORTENKENNIS

Les 3 (werkcollege) Determineren van planten / maken van een determinatietabel

Gentiana bavarica var. subacaulis. Centrale Alpen Oostenrijk, Zwitserland m

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 2 G41-G31-GB1+2

Paardenstaart (Equisetum)

1.-bladeren duidelijk naaldvormig 2. -bladeren geen naalden (vlak blad, grote-of kleine schubben, aanliggend aan twijgen, dakpansgewijze geplaatst) 49

hoofdjes, dat langer is dan deze (Rijksherbarium, Leiden) Bij het gereedmaken van het verspreidingskaartje van Filago pyramidata L.

Bies. Bolboschoenus (Zeebies-Heen) Scirpoides (Kogelbies)

Klaproos (Papaver) Grote klaproos (P. rhoeas ) afstaand of. aangedrukt behaard bleek rood, soms donkerrood, soms aan de voet zwart gevlekt

NIEUWSBRIEF FLORON-FWT, NR.2, APRIL 1990

vegetatieve Bij mijn vegetatiekundig onderzoek word ik regelmatig geconfronteerd met

enige bijeen. Kelk tijdens de bloei klein, tot zijdelingse, overlangse spleten openspringend. Vruchtbeginsel tweehokkig,

Vrouwenmantel (Alchemilla)

Plantenfamilies leren herkennen

Wolfsmelk (Euphorbia)

Examenlijst onkruiden open teelten. Beeldenbank

Werkgroep KNNV IJssel en Lek. Blauwe passiebloem (Passiflora caerulea)

Stijl 1, vaak met 3 stijltakken; deze draad-, priem- of waaiervormig, soms bloembladachtig;

Van Hallstraat. Prunus avium Plena

pseudocracca (Rijksherbarium, Leiden) ingewerkt en die in zijn woonstad Rotterdam vele adventieven verzamelde.

Plantenkennis. Coniferen. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Nederlandse bomen herkennen een eenvoudige handleiding v0.4 J Holtman

Cypergrassen Cyperaceae. Meestal kantig, vol, zonder knopen

HYPERICUM 4, maart 2005

Plantenkennis. Bladverliezende heesters. lijst 1. Deel 3 G41-G31-GB1+2

Struweel aanplant. Struweel voor akkervogels. Voedsel (besjes), dekking en nestgelegenheid.

Plantenkennis. Bladverliezende heesters. lijst 1 G41-G31-GB1+2

tweehuizige Amaranthus-soorten, terwijl

Bie os dao. struimp de Geul

(Rijksherbarium, Leiden)

(Rijksherbarium, planten aan, die wij. Leiden) Jongh, Mennema en Van Ooststroom op dezelfde plaats een nieuwe, nog niet geïdentificeerde

Dahlst. em. Lindb. f. door. toestand neutraal bruin (notenhout, donker. lc Vruchten geelachtig gebakken steenrood, terra-cotta oflicht zalmkleurig.

Veronica, Ereprijs. o 2 Kelkslippen aan de voet niet of nauwelijks hartvormig, elkaar in de vruchttijd niet of nauwelijks opzij duwend 3

Bij het bestuderen van het in de collectie van het Rijksherbarium. Koninklijke Nederlandse Botanische Vereniging aanwezige

België. vlezig of stijf en dan distelachtig gestekeld of kort en snijdend scherp gezaagd, vulgaris. gaaffandige slippen

DE VOORNAAMSTE BRAMEN W. BEIJERINCK en IN HET DRENTSE DISTRICT A.J.TER PELKWIJK II

Alsemambrosia Ambrozijn Ambrosia artemisiifolia

Plantenkennis. Klim, slinger en leiplanten. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Kleinbloemige kaasjeskruiden: een puzzel?

Download het originele werkstuk in de bijlage voor de foto's van de bloemen.

Beschrijven van Rassen

91. Ericaceae. tweeslachtig, actinomorf of zelden zwak zygomorf, (3 )4 5( 10)-tallig. Kelk

LPW-Florasleutel samengesteld door Veerle Cielen. Linde (Tilia)

Deel 2. Bomen. Lijst 2

Bomen in drie seizoenen

WORD EEN ECHTE bomenkenner!

Rasbeschrijving. Fa. J. Hogenboom, ROELOFARENDSVEEN, NL

planten Akkerhoornbloem Cerastium arvense fenofase Bloei (april-mei).

Avis juridique important 31993L0079 Richtlijn 93/79/EEG van de Commissie van 21 september 1993 tot vaststelling van aanvullende uitvoeringsbepalingen

Sapindaceae. Grote familie (140 geslachten, soorten) Acer Aesculus Dipteronia Koelreuteria Litchi

Bloemen. Duinroosje. Bloemen

Plantenkennis. Bol en knolgewassen. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Plantenkennis. Ericaceae. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Errata bij de 23 ste druk van de Heukels Flora van Nederland- versie 15 mei 2009

Viburnum burkwoodii Anne Russell Nederlandse naam: sneeuwbal

Rasbeschrijving. Fa. J. Hogenboom, ROELOFARENDSVEEN, NL

Plantenkennis. Bladhoudende heesters. lijst 1 G41-G31-GB1+2

(Rijksherbarium, Leiden)

(Rijksherbarium, aangedrukt behaard. Onderste bladen lang-, de hogere korter gesteeld, de. Leiden) 4, 1755, p.

Verwijsnummer rapporterende autoriteit: OPS 795 Reference number reporting authority: OPS 795

A. DE PLANT Een levend organisme dat doorgaans bestaat uit wortels, een stam of stengel en bladeren.

Pinus nigra, Oostenrijkse den. Aantal: 19 stuks Maat:

Boom nummer t/m Schouw commissie MH 25 augustus /71

Handboek Boomteelt, Druk 3. Handboek Tuinplanten. Bomen & Struiken > 4,5 m

België. gaand aangevoerd en, blijkens de vele onjuiste determinaties, die door. beschrijvingen en door afbeeldingen de verschillen zo helder mogelijk

Variety Description Rasbeschrijving. Butterfly Breeder's reference Hogenboom Phloxen, ROELOFARENDSVEEN, NL Applicant

W O O R D E N B O E K V A N D E V L A A M S E D I A L E C T E N

748 ENKELE VERSCHILLENDE POTTEN 663 SLAKKEN 749 VERSCHILLENDE POTTEN 664 ENKELE SPAT I.P.V. 5 PER BOS. VBN ENKELE TAXUSKEVER

Cercis canadensis. rond tot afgeplat bolvormig

Toelichting op het formulier voor cultivarbeschrijving november 2012 gew. april 2015

Bomen in drie seizoenen

(Rijksherbarium, Leiden)

Soortenkennis O43. Bloemplanten

Geelgerande waterkevers in Vlaanderen

Transcriptie:

Aanwinsten voor de Nederlandse adventief-flora, 12 door F. Adema (Rijksherbarium, Leiden) In 1972 kreeg het Rijksherbarium van de heer J. Dorgelo te Haarlem een uitgebreide collectie adventieven, bijeengebracht in de jaren 19621966, ten geschenke. In deze jaren bezocht hij niet alleen een aantal van de bekende adventief-terreinen, maar ook een terrein dat nog niet als zodanig bekend stond, nl. bij de Kon. Ned. Cocaïne Fabriek aan de Duivendrechtse Kade te Amsterdam. Dit leverde naast vele in ons land reeds eerder gevonden soorten maar liefst 6 van de hieronder beschreven nieuwe adventieven op. De Kon. Ned. Cocaïne Fabriek wint een bepaald alkaloïde uit het z.g. bolkaf, de gedroogde resten van papaverbollen, waaraan het melksap is onttrokken 1 ). Dit bolkaf 1) De heer Joh. Bolman (Amsterdam) was zo vriendelijk om voor mij deze informatie via eenrelatie van hem te verwerven, waarvoor ik hem alsnog hartelijk dank zeg. De fabriek is inmiddels verplaatst naar Apeldoorn. 85

P. wordt in zakken verpakt uit Turkije aangevoerd. De zakken worden na het ledigen weggegooid. Zeer waarschijnlijk zijn de meeste planten, welke Dorgelo op het terrein van deze fabriek verzamelde, met ditbolkafofmet de zakken waarin het verpakt wordt meegekomen. 1. Zingeria trichopoda(boiss.) P. Smirn., Buil. Soc. Nat. Mosc. n.s. 51,1946, p. 67 Milium trichopodum Boiss., Diagn. PI. Or. Nov. ser. I, 13, 1853, p. 45 (Gramineae). Amsterdam, Duivendrechtse Kade, terrein Kon. Ned. Cocaïne Fabriek, leg. J. Dorgelo, 1.VI1. Eenjarig gras. Stengels (2)1535(50) cm hoog, rechtopstaand, dun, kaal. Bladscheden kaal. Ligula 24 mm lang, stomp. Bladen 1 5 ( 10 )cm lang, 12 mm breed, vlak, spits, kaal. Pluim uitgespreid, (3)515 cm lang en 312 (16) cm breed; zijtakken dun, afstaand, door naar voren gerichte stekeltjes ruw. Aartjes 1-bloemig, 1,51,8 mm lang, groen. Kelkkafjes weinig ongelijk, ca. 1,3 mm lang, eennervig, op de nerf met enkele naar voren gerichte stekeltjes. Lemma 1,5-1,8 mm lang, eirond, met tamelijk lange, aan de top niet of nauwelijks verdikte, afstaande haren. Palea ongeveer even lang als de lemma, eveneens met afstaande haren. Bloeitijd: mei-juni. Ar.: Anatolië, Syrië, Irak, Perzië, Transcaucasië en Zuid-Rusland. Opm.: Zingeria is nauw verwant aan Milium en verschilt van dit geslacht vooral door de behaarde lemma (bij Milium is deze kaal). 2. Poa trivialis L. var. silvicola (Guss.) Hack., Verh. K.K. Zoöl.-Bot. Ges. Wien 40, 1890, p. 125 silvicola Guss., Enum. PI. Inar. 1854, p. 271 (Gramineae) Fig. 1, c. 0 Amsterdam, Duivendrechtse Kade, terrein Kon. Ned. Cocaine Fabriek, leg. J. Dorgelo, l.vii. Deze variëteit verschilt van alle andere vormen van P. trivialis welke in Nederland worden gevonden, door de kralensnoervormige wortelstokken. Ar.: Oostelijk Middellandse Zeegebied. Opm.: Deze variëteit is niet, zoals JANSEN (1951, p. 81) veronderstelde, in Nederland inheems. Lit.: JANSEN, P., 1951. Gramineae, in Fl. Neerl. 1(2). Amsterdam. 3. Galium floribundumsibth. & Sm. 1 ), Fl. Graec. Prod. 1,1806, p. 94 (Rubiaceae) Fig. 1, b. Amsterdam, Duivendrechtse Kade, terrein Kon. Ned. Cocaine Fabriek, leg. J. Dorgelo, l.vii. Plant eenjarig. Stengels 735 cm hoog, rechtopstaand, rolrond met 4 ribben, door naar achteren gerichte stekeltjes ruw en al of niet met korte afstaande haren bezet. ï) Prof. Dr. F. Ehrendorfer (Wenen) was zo vriendelijk deze plant voor mij te determineren, waarvoor ik hem zeer erkentelijk ben. 86

Fig. 1, a.: Galium murale All., stengel met vruchten (x 15); b.: Galium floribundum Sibth. & Sm., Poa trivialis L. var. silvicola (Guss.) Hack., wortelstok Ricinus communis L. var. rugosus Müll. Arg., vrucht (X2); e.: id. var. brasiliensis Müll. bloem ( X 20, voorste kroonblad weggelaten);c.: (x 2); d.: Arg., vrucht (x2). 87

Bladen in kransen van 810(12), lijnvormig, ( )1 2 cm lang, met toegespitste top en wigvormige voet, gaafrandig, aan onder- en bovenzijde tamelijk lang afstaand behaard. Bloeiwijze pluimvormig. Bloemsteeltjes dun, 15 mm lang, kaal. Vruchtbeginsel \ 1 mm lang, dicht met korte afstaande haren bezet. Bloemkroon bruinachtig, 4-slippig, 23 mm breed; slippen eirond, aan de top met een lang, draadvormig aanhangsel, van buiten kort afstaand behaard. Meeldraden 4. Stijl bijna tot op de voet gedeeld. Vruchten bolvormig, ca. 1 mm in diam., meestal behaard. Ar.: Macedonië (Thessaloniki), Rhodos, Cyprus, Klein-Azië. 4. Galium murale All., Fl. Pedem. 1, 1785, p. 8, t. 77, fig. 1 Fig. 1, a. (Rubiaceae) Amsterdam, Duivendrechtse Kade, terrein Kon. Ned. Cocaïne Fabriek, leg. J. Dorgelo, l.vii. Plant eenjarig. Stengels 520 cm hoog, rechtopstaand, rolrond met 4 ribben en met verspreide, korte, naar achteren gerichte haren. Bladen in kransen van 46, lancetvormig tot omgekeerd eirond, 25 mm lang, met toegespitste top en wigvormige voet, gaafrandig, van boven met op rand en nerven naar de top gerichte haren, daarnaast met verspreide haren, van onderen op rand en nerven met naar de top gerichte haren. Bloemen 23 bijeen in deoksels van gewone bladen. Bloemsteeltjes kort en dik, kaal of met enkele haren. Vruchtbeginsel langwerpig, ca. 1 1 mm lang, aan de top met gekromde haren bezet. Bloemkroon geel, 4-slippig, ca. 1 mm lang; slippen elliptisch, tamelijk spits, rechtopstaand, aan de buitenzijde met enkele haren. Meeldraden 4. Stijl alleen aan de top gedeeld. Vruchten langwerpig, met haakvormige haren bezet, hun stelen naar omlaag gebogen. Ar.: Middellandse Zeegebied. 5. Nicotiana attenuata Torrey ex Watson, Bot. King's Explor. 1871, p. 276, t. 27 (Solanaceae). Grevenbicht, oever grintgat aan de Maas, leg. J. Dorgelo, 12.IX.1966. Plant eenjarig, dicht met korte klierharen bezet. Stengels rechtopstaand, 30100 cm hoog, al of niet vertakt. Bladen eirond tot lancetvormig, 815 cm lang, met spitse of toegespitste top en zwak hartvormige tot wigvormige voet, gaafrandig; bladsteel 16 cm lang; de bovenste bladen smaller en soms zittend. Bloeiwijze pluimvormig. Kelk klokvormig, 68(10) mm lang, met 5 donkerder strepen, dietot de toppen van de tanden doorlopen, bij vruchtrijpheid met veel, tamelijk grote, zittende klieren; tanden korter dan de buis, weinig ongelijk, driehoekig, toegespitst. Bloemkroon vuilwit; buis 2 2 (3) cm lang, in het onderste 1/51/6 deel cylindrisch, daarboven geleidelijk verwijd, vrijwel geheel kaal; lobben 56 mm lang, stomp. Vrucht eivormig, 8 10(12) mm lang, met 4 kleppen openspringend. Zaden afgeplat niervormig, 0,50,8 mm lang, netvormig geaderd, bruin. Ar.: Verenigde Staten, van Washington en Idaho tot Zuid-Californië, Arizona, New-Mexico en Texas. Opm.: Ons exemplaar, dat alleen rijpe vruchten heeft, draagt aan de vruchtkelk slechts weinig zittende klieren. Hoewel voor determinatie ook de (bij onze plant ontbrekende) bloemen van belang zijn, ben ik er van overtuigd, dat de plant tot deze 88

V. soort behoort. In de sleutel van de Solanaceae door VAN OOSTSTROOM & REICHGELT (1966, p. 173), kan de soort op de volgende wijze worden ingepast: 3. Bladen gesteeld,stomp. Bloemkroon ca. 12 cm lang, geelgroen; buis in het onderste 1/31/4 deel cylindrisch, daarboven omgekeerd kegelvormig; slippen 23 mm lang, afgerond of met een zeer kort spitsje 1. N. rustica 3'. Bladen meestal zittend, spits. Bloemkroon ca. 35 cm lang, de zoom meestal rose of rood, de buis bleker, de laatste in het onderste 2/3 deel cylindrisch, daarboven plotseling of meer geleidelijk verwijd; slippen langer en toegespitst 2. N. tabacum 3". Bladen gesteeld,spits of toegespitst. Bloemkroon ca. 23 cm lang, vuilwit; buis in het onderste 1/51/6 deel cylindrisch, daarboven geleidelijk verwijd; slippen 56 mm lang, stomp. 2a. N. attenuata Lit.: OOSTSTROOM,S. J. VAN &TH. J. REICHGELT, 1966. Solanaceae, in FL. Neerl.IV(2). Amsterdam. 6. Veronica cf. grisebachii Walters, Bot. J. Linn. Soc. 65,1972, p. 268 chamaepitys Griseb. (non Pers.), Spie. 2, 1844, p. 25 (Scrophulariaceae). Amsterdam, Duivendrechtse Kade, Kon. Ned. Cocaine Fabriek, leg. J. Dorgelo, 1.VII. Eenjarig. Stengels rechtopstaand, tot 15 cm hoog, met langere en kortere aanliggende tot afstaande haren en verspreide, kort klieren bezet. Bladen in omtrek gesteelde eirond tot omgekeerd eirond, 38 mm lang, met spitse top en wigvormige voet, beiderzijds met weinig, lange, afstaande haren; onderste bladen weinig ingesneden; bovenste bladen diep 3-lobbig. Bloemen in een dichte, eindelingse, trosvormige bloeiwijze Onderste schutbladen als de bijeenstaand. bovenste stengelbladen, de hogere 3-spletig; alle veel langer dan de kort gesteelde bloemen. Kelk ca. 5 mm lang, diep ingesneden, met korte haren; slippen 4, lijnvormig, met spitse top, lang gewimperd. Bloemkroon 10 mm in doorsnede, met een zeer korte buis, onderin de buis met een niet aaneengesloten haarring. Discus goed ontwikkeld. Vruchtbeginsel omgekeerd eirond, dicht met korte harenbezet, aan de top met langere haren; stijl ca. 4 mm lang, kaal. Meeldraden ca. 4 mm lang, kaal. Opm.: Bovenstaande beschrijving is gemaakt aan de hand van ons exemplaar. Dit voldoet niet helemaalaan de beschrijving van V. grisebachii: schutbladen 3-lobbig (bij V. grisebachii ongedeeld), bloemen volgens Dorgelo paars (bij V. grisebachii wit met donkerblauweaderen) en stijl ca. 4 mm lang (bij V. grisebachii 23 mm). 7. Lallemantiaiberica (Bieb.) Fisch. & Mey., Ind. Sem. Hort. Petrop. 6, 1839, p. 53 Dracocephalum ibericum Bieb., Fl. Tauro-Cauc. II, 1808, p. 64 (Labiatae). Vogelenzang, Amsterdamse Waterleidingduinen,nabij ingang Bekslaan, op rul zandigpad langs bos, parallel aan wandelpad, leg. J. Dorgelo, 8.VI.1963. Plant eenjarig. Stengels (10)1540 cm hoog, rechtopstaand, vaak vertakt, rondom dicht met korte, naar achteren gerichte haren bezet. Onderste bladen langwerpigelliptisch tot langwerpig, met afgeronde top en zwak hartvormige tot wigvormige voet, gekarteld, tamelijk lang gesteeld, de hogere langwerpig, in de schutbladen overgaand, deze laatste langer dan de bladen. gewone Schijnkransen van elkaar verwijderd, 46-bloemig; halfkransen zittend; bloemen zeer kort gesteeld. Steelblaadjes omgekeerd eirond, 11 cm lang, met kort toegespitste top en wigvormige voet, aan weerszijden met 23, meestal lang genaaide tanden, kort gewimperd en aan onder- en 89

bovenzijde met korte haren en zittende klieren. Kelk buisvormig, (8)1015 mm lang, van buiten met korte naar achteren gerichte haren, van binnen met korte naar voren gerichte haren, ongelijk 5-tandig; tanden kort toegespitst, de bovenste tand het grootst,eirond, 1/31/4 maal zolang als de buis, de 2 onderste het kleinst, lancetvormig. Bloemkroon blauw, 1520 mm lang, aan de voet kaal, naar boven toe met korte afstaande haren en zittende klieren; buis lang en dun, bij de keel verwijd; lippen van binnen met lange afstaande haren; bovenlip 2-lobbig, binnen van aan weerszijden met een overlangse plooi, de lobben rechtopstaand, afgerond; onderlip 3-lobbig, de middelste lob groter dan de beide zijdelingse, uitgerand. Achterste meeldraden langer dan de voorste; helmdraden van de beideachterste meeldraden bij de inplanting op de kroonbuis met enkele zeer lange klierharen; helmhokjes uiteenwijkend. Stijl aan de voet s-vormig gebogen. Nootjes langwerpig, 45 mm lang, bruin, aan de top afgeknot; vruchtwand bij bevochtiging verslijmend. Ar.: Zuid-Rusland, langs de Zwarte Zee en in de Kaukasus; in de bergen van Turkmenië; in het oostelijke Middellandse Zeegebied het Balkan Schiereiland op en in Klein Azië; Perzië. Opm.: Het geslacht Lallemantia is nauw verwant aan Dracocephalum en verschilt daarvan vooral door de overlangse plooien van de bovenlip. 8. Ricinus communis L. Gewoonlijk worden er van deze soort in ons land planten met alleen bladen of met bladen en bloemen verzameld. Een exemplaar uit de collectie Dorgelo heeft echter rijpe vruchten. Dit blijkt ook het geval te zijn bij 2 andere, in het Rijksherbarium aanwezige exemplaren. Volgens PAX & HOFFMANN (1919, p. 120) behoren deze 3 exemplaren tot de volgende variëteiten: a. var. brasiliensis Müll. Arg., in Mart.,Fl. Bras. 11(2), 1874, p. 421, t. 60 Fig. 1, e. Amsterdam, Duivendrechtse Kade, terrein Kon. Ned. Cocaïne Fabriek, leg. J. Dorgelo, 15.IX. 1964. Vruchten 1618mm lang, ongestekeld. Zaden ca. 12 mm lang. b. var. armatus (Andr.) Müll. Arg., in DC., Prod. 15(2), 1866, p. 1018. Rotterdam, Merwehaven, leg. N. P. W. Balke, 28.VIII.1935. Planten met een paarsachtige waslaag overtrokken. Vruchten 1618 mm lang, lang gestekeld. c. var. rugosus Müll. Arg., in DC., Prod. 15(2), 1866, p. 1018 Fig. I, d. Wissenkerke, zeedijk, in aanspoelsel (veek), leg. A. de Visser, 19.IX.1952. Vruchten 2026 mm lang, lang gestekeld. Zaden 1517 mm lang. Lit.: PAX, F. & K. HOFFMANN, 1919. Ricinus, in A. Engler, Das Pflanzenreich IV.147.XI, p. 119. 90

Summary A number ofspecies and varieties are mentioned as new to the adventitious flora of the Netherlands, viz. Zingeria trichopoda (Boiss.) P. Smirn.; Poa trivialis L. var. silvicola (Guss.) Hack.; Galium floribundumsibth. & Sm., G. murale All.; Lallemantia iberica (Bieb.) Fisch. & Mey.; Veronica cf. grisebachii Walters; Ricinus communis L. var. brasiliensis Müll. Arg., id. var. armatus (Andr.) Müll. Arg., id. var. rugosus Müll. Arg. 91