e.a.m. knoppert-van der klein, c.a.l. hoogduin



Vergelijkbare documenten
De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis

Korte bijdrage Een driejarige follow-upstudie van twee groepstherapieprogramma s. lithiumprofylaxe bij patiënten met een bipolaire stemmingsstoornis

Diagnostiek van Persoonlijkheidsstoornissen. De Relatie tussen. Persoonlijkheidskenmerken en de. Kernfactoren van (Mal)Adaptief Functioneren

Het Mini Internationaal Neuropsychiatrisch Interview (mini)

Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten.

Zwakbegaafdheid in de GGZ. Een explorerend onderzoek 1. Jannelien Wieland a,b & Frans Zitman c

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

6 Forensische aspecten Aandachtspunten 134 Noten 134

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Nederlandse samenvatting

Onderzoek naar werkzaamheid schematherapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid

Symptomen en beloop van de manie: niet altijd een klassieke presentatie

Bijlagen J. Wiersma et al., Neem de regie over je depressie, DOI / , 2015 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meten en weten. Prof. Dr. Bas van Alphen

door E.A.M. Knoppert-van der Klein en T.S.O.M. Hiddema Samenvatting

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

WELKOM! Borderline, het zit tussen de oren! Labyrinth/In Perspectief 9 april 2005

Persoonlijkheidsstoornissen en Angst. Ellen Willemsen

Invloed van Coping en Ziektepercepties op Depressie- en Angstsymptomen. bij Voormalige Borstkankerpatiënten

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners

Passen psychotische verschijnselen binnen het kader van een borderline persoonlijkheidsstoornis?

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

SCID-5-P. Gestructureerd klinisch interview voor DSM-5 Persoonlijkheidsstoornissen

recidiverende en aanhoudende dwanggedachten (obsessies) die duidelijke angst

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Vroegsignalering en interventie bij Cluster C. Kennismiddag Cluster C 25 januari 2018

Disclosure belangen Dyllis van Dijk

Persoonlijkheids- stoornissen

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

Diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen Een onderzoek naar de overeenstemming tussen vragenlijsten en de klinische As-ii-diagnose

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

COMPULSIEF KOOPGEDRAG

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Meetinstrumenten bij persoonlijkheidsstoornissen

Medication management ability assessment: results from a performance based measure in older outpatients with schizophrenia.

Antisociaal gedrag en problematisch middelengebruik. KFZ call

Diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen

Chapter 8. Nederlandse samenvatting

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen: Meer uitzicht door nieuwe inzichten. Prof. Dr. Bas van Alphen

Screenen op psychische aandoeningen onder WIA-aanvragers

Psychodynamische psychotherapie en paniekstoornis; een reactie op het redactioneel van Hebbrecht

NKOP dossier Persoonlijkheidsstoornissen S. P. J. van Alphen

Auteur Bech, Rasmussen, Olsen, Noerholm, & Abildgaard. Meten van de ernst van depressie

De PID-5 brengt het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel in kaart

Curriculum Vitae M.L.M. van der Loos

De relatie tussen depressie- en angstsymptomen, diabetesdistress, diabetesregulatie en. proactieve copingvaardigheden bij type 2 diabetespatiënten

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een artikel over een diagnostische test of screeningsinstrument.

Nederlandse samenvatting. 1. Wat zijn trauma-gerelateerde stoornissen, dissociatieve stoornissen en

Beter geïntegreerd! Wat zeggen de richtlijnen?

Behandeling van ouderen met een obsessievecompulsieve

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Kenmerken. VG protocol Borderlinepersoonlijkheidsstoornis (BPS) Comorbiditeit. Vaak gepaard met:

Pub u l b ic i at a i t e i s

Bipolaire stoornissen in de eerste lijn?

Genderbias en persoonlijkheidsstoornissen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Borderline, waar ligt de grens?

Samenvatting 21580_rietdijk F.indd :09

Persoonlijkheidsstoornissen

Persoonlijkheidsstoornissen bij ouderen

Tot slot. 72 tot slot. M. Zeevalking, Autisme: hoe te verstaan, hoe te begeleiden?, DOI / , 2000 M.A. Zeevalking, Schiedam

University of Groningen. Social phobia and personality disorders van Velzen, C.J.M.

from Clinical Experience to an Evidence Based Guideline Frieda Matthys, MD PhD 20 november 2014

MOEILIJKE MENSEN? ATED. Bernard Kloostra en Alie Schenk, Frontlijnteam

Vroeginterventie via het internet voor depressie en angst

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

WELKOM! Borderline... wie heeft de macht. Themadag georganiseerd door Friese werkgroep\labyrinth-in Perspectief 29 november 2003

Een standaardvoorlichtingsprogramma voor de lithiumbehandeling

SaMenvatting (SUMMARy IN DUTCH)

Ik voel niets maar eigenlijk alles: Verbanden tussen Alexithymie, Somatisatiestoornis en Depressie. I feel nothing though in essence everything:

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Psychiatrie voor juristen

Bipolaire stoornis en comorbiditeit. Anja Stevens 21 juni 2016

Vergelijking MMPI-2 met MMPI-2-Restructured Form (RF) Voor As-I. Pathologie Binnen de Testdiagnostiek

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Discussion Summary Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG)

EFFICIËNT. VakkENNIs 59,- BSL PSYCHOLOGIE. Inhoudsoverzicht bsl Psychologie Totaal abonnement. alle bouwstenen voor u op een rij.

Persoonlijkheidsstoornissen

Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners?

Temperamentsprofielen bij verslaving

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing

Zimmerman, Sheeran, & Young. Beoordelen van de aanwezigheid van depressie

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

Behandelgids ADHD bij volwassenen, cliëntenwerkboek

Korte bijdrage Somatoforme stoornissen: problemen bij de diagnostiek en resultaten van behandeling

General Personality Disorder. A study into the Core Components of Personality Pathology J.G. Berghuis

Patricia van Oppen De impact van depressie op de behandeling van de Obsessieve compulieve Stoornis op lange termijn

Angst & Verslaving. Angst en verslaving 10 oktober 2014 Bouwe Pieterse, psychiater

Symposium Onderzoeksresultaten

ADHD in treatment seeking patients with a substance use disorder van de Glind, G.

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

Transcriptie:

oorspronkelijk artikel Persoonlijkheidsstoornissen volgens de Personality Diagnostic Questionnaire-Revised (pdq-r) bij patiënten met een bipolaire stoornis Een replicatieonderzoek e.a.m. knoppert-van der klein, c.a.l. hoogduin samenvatting De prevalentie van persoonlijkheidsstoornissen bij patiënten met een bipolaire stoornis wordt wisselend opgegeven in de literatuur. De Personality Diagnostic Questionnaire-Revised (pdq-r) is een zelfbeoordelingsvragenlijst voor dsm-iii-rpersoonlijkheidsstoornissen die een hoge sensitiviteit en een matige specificiteit heeft. Dit onderzoek werd verricht om met behulp van de pdq-rpersoonlijkheidsstoornissen vast te stellen bij patiënten met een bipolaire stoornis (dsm-iii-r-criteria). Van de 87 patiënten die de pdq-rinvulden, scoorde meer dan de helft (n = 47) één of meer persoonlijkheidsstoornissen. In totaal werden 121 diagnoses gesteld bij 47 patiënten, een gemiddelde van 2,6 per patiënt. De meest voorkomende persoonlijkheidsstoornissen waren de theatrale, de borderline- en de paranoïde persoonlijkheidsstoornis (resp. bij 26, 19 en 16 patiënten). De pdq-rblijkt in de klinische praktijk een nuttig instrument. Er is duidelijk sprake van comorbiditeit van persoonlijkheidsstoornissen bij de bipolaire stoornis. Dit kan van belang zijn voor de behandeling. Aangeraden wordt om bij patiënten bij wie een persoonlijkheidsstoornis wordt gevonden een semi-gestructureerd interview af te nemen in verband met mogelijke overdiagnostiek door de pdq-r. [tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 2, 67-73] trefwoorden bipolaire stoornis, comorbiditeit, pdq-r, persoonlijkheidsstoornis In 1980 werd door de American Psychiatric Association (apa) de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (dsm-3rd edition) ingevoerd met een aparte as voor persoonlijkheidsstoornissen. Sindsdien is het onderzoek naar de comorbiditeit van klinische stoornissen en persoonlijkheidsstoornissen pas goed op gang gekomen. Verschillende oudere onderzoeken geven een comorbiditeit van persoonlijkheidsstoornissen en bipolaire stoornissen aan van 4-23% (Goodwin & Jamison 1990). Een deel van deze variatie kan te wijten zijn aan verschillen in methodologie, zoals gebruikte diagnostische criteria, meetinstrumenten (zelfbeoordelingsvragenlijsten of (semi-)gestructureerde interviews) en controlegroepen. Zelfbeoordelingslijsten blijken in onderzoek gevoelig voor vertekening ten gevolge van het psychiatrisch toestandsbeeld en geven een overschatting van het aantal persoontijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 2 67

e.a.m. knoppert-van der klein/c.a.l. hoogduin lijkheidsstoornissen (Ouwersloot e.a. 1994). De onderzoeksliteratuur biedt in toenemende mate ondersteuning voor de validiteit van het concept persoonlijkheidsstoornis. Er is echter nog altijd geen gouden standaard waaraan de validiteit van de classificatiesystemen en de door de instrumenten gestelde diagnosen getoetst kunnen worden (Ouwersloot e.a. 1994). In de algemene bevolking voldoet 10% aan de criteria van ten minste één dsm-iii(-r)-persoonlijkheidsstoornis, van de ambulante psychiatrische patiënten 20-40% en van de opgenomen patiënten 50% of meer (Van den Brink & Van der Velden 1994). De klinische toestand tijdens de beoordeling van het al of niet aanwezig zijn van één of meer persoonlijkheidsstoornissen kan van invloed zijn geweest op de diagnose. Zo is er een grote overlap tussen de criteria van de borderline-persoonlijkheidsstoornis en de bipolaire stoornis en is het onderscheid tussen As i en As ii hierdoor niet altijd gemakkelijk te maken (Bolton e.a. 1996; Knoppert e.a. 1997). In tabel 1 worden de overeenkomsten en verschillen bij de bipolaire stoornis en de borderline-persoonlijkheidsstoornis aangegeven. Bij de bipolaire stoornis is sprake van een cyclisch verloop, bij een persoonlijkheidsstoornis is sprake van een duurzaam star patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen die duidelijk afwijken van de verwachtingen binnen de cultuur van de betrokkene. Het staat vast dat bij het verdwijnen van As i-stoornissen ook de gemeten persoonlijkheidskenmerken belangrijke wijzigingen kunnen vertonen (Knoppert e.a. 1997). Het stellen van de juiste diagnose is van belang voor de behandeling die immers verschillend is. Bij een bipolaire stoornis is farmacotherapie, te weten instelling op een stemmingsstabilisator, de behandeling van voorkeur. Daarnaast zijn behalve psycho-educatie ook psychotherapeutische interventies van belang (Miklowitz tabel 1 Overeenkomsten en verschillen bij de bipolaire stoornis en de borderline -persoonlijkheidsstoornis Borderlinestoornis Manie Depressie Bipolaire stoornis 1. Suïcidale gestes, automutilatie + + + 2. Stemmingswisselingen/ affectlabiliteit: somberheid/angst + + + prikkelbaarheid/angst + + + + 3. Negatief zelfbeeld + + + 4. Paranoïde ideeën + + + + 5. Impulsiviteit (zakelijk onverstandige investeringen, geld verkwisten, roekeloos autorijden, impulsiviteit op seksueel gebied, acting-out -gedrag + + + 6. Woede-uitbarstingen + + + + 7. Chronisch gevoel van leegte + 8. Angst voor verlating + 9. Dissociatieve fenomenen + + = aanwezig; = niet aanwezig 68 tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 2

persoonlijkheidsstoornissen volgens de personality diagnostic questionnaire-revised (pdq-r) 1996; Miklowitz e.a. 1996). Bij de behandeling van een persoonlijkheidsstoornis is dit minder duidelijk. Van psychotherapieën (o.a. cognitieve therapie) zijn positieve effecten beschreven, evenals van medicamenteuze ondersteuning. (Cognitieve) psychotherapie en farmacotherapie kunnen elkaar aanvullen. Een goede therapeutische relatie verkregen bij bijvoorbeeld cognitieve therapie kan vertrouwen geven in medicatie, en andersom kunnen cognitieve technieken gebruikt worden ter verbetering van de therapietrouw wat betreft het gebruik van medicatie (Layden e.a. 1993). Farmacologische interventies kunnen de affectieve dysregulatie en de impulsieve, agressieve en angstsymptomen verminderen die anders een psychotherapeutische benadering zoals cognitieve therapie in de weg staan (Layden e.a. 1993; Soloff 1994; Coccaro 1998). Farmacotherapie moet gezien worden als een bruikbare aanvulling op psychotherapie in de behandeling van de patiënt met een borderline-persoonlijkheidsstoornis (Van der Mast 1998). Goede gecontroleerde studies zijn vooralsnog nauwelijks voorhanden. Ook het vaststellen van het bestaan van beide stoornissen is van belang voor de behandeling. Meerdere studies hebben laten zien dat patiënten met een persoonlijkheidsstoornis langer doen over het herstel van een ziekte-episode en meer problemen hebben met therapietrouw (Goodwin & Jamison 1990). Bij veel studies naar de comorbiditeit van stemmingsstoornissen en persoonlijkheidsstoornissen zijn geen patiënten met een bipolaire stoornis opgenomen of zijn de gegevens van deze patiënten niet apart bekeken. Het doel van dit onderzoek was meer zicht te krijgen op de comorbiditeit van bipolaire stoornissen met persoonlijkheidsstoornissen in onze eigen populatie patiënten met een bipolaire stoornis (volgens dsm-iii-r-criteria), omdat bekend is dat dit negatieve invloed heeft op prognose en therapietrouw. De vraagstelling van het onderzoek luidde: Bestaan er bij patiënten met een bipolaire stoornis comorbide persoonlijkheidsstoornissen; en zo ja, zijn er persoonlijkheidsstoornissen die vaker voorkomen? patiënten en methode Op twee psychiatrische poliklinieken (één behorend bij een algemeen ziekenhuis en één behorend bij een algemeen psychiatrisch ziekenhuis) werden achtereenvolgens de patiënten met een bipolaire stoornis in remissie (diagnose volgens dsm-iii-r) gevraagd de gekozen zelfbeoordelingsvragenlijst eenmalig in te vullen. Er moest dus sprake zijn van een euthyme fase. De bipolaire stoornis werd niet nader gespecificeerd. Het ging voornamelijk om nu volgens de dsm-ivgeclassificeerde bipolaire i-stoornissen en een enkele bipolaire ii-stoornis of bipolaire stoornis Niet Anderszins Omschreven. In de dsm-iii-r-classificatie werd nog geen onderscheid gemaakt in bipolaire i- en ii-stoornissen. De bipolaire II-stoornis viel onder de bipolaire stoornis Niet Anderszins Omschreven. Het ging uitsluitend om ambulante patiënten die zelf (eventueel met hulp van anderen) op de polikliniek konden komen en over het algemeen redelijk functioneerden in (vrijwilligers)werk of huishouden. Het betrof 38 mannen en 49 vrouwen van 18 tot 75 jaar (gemiddeld 47 jaar). Het merendeel van de patiënten was gehuwd of samenwonend. De meesten gebruikten sinds een aantal jaren lithium (lopend van 6 maanden tot ruim 25 jaar). Een aantal patiënten hadden sindsdien geen depressie of manie meer gehad, de meerderheid had nog wel één of meerdere ziekte-episoden doorgemaakt. De familiaire belasting, die zeker bij een aantal patiënten aanwezig was, is niet goed in kaart gebracht in de twee populaties. Dit was praktisch niet haalbaar, nog afgezien van te voorziene methodologische problemen, zoals niet te verifiëren en niet te achterhalen informatie. Gesteld kan worden dat het bij beide populaties om patiënten met een matige tot ernstige stoornis ging maar niet om een zeer ernstige stoornis in die zin dat er over het algemeen niet frequent opnemingen nodig waren sinds instelling tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 2 69

e.a.m. knoppert-van der klein/c.a.l. hoogduin op lithium en dat patiënten in staat waren een redelijk sociaal leven te leiden met andere mensen. meetinstrument Een persoonlijkheidsstoornis kan op verschillende manieren vastgesteld worden. Alleen klinische diagnostiek, een methode die nog veel gebruikt wordt, heeft als nadeel dat de (eerste) indruk van degene die de diagnose stelt, niet gemakkelijk veranderd wordt in het beloop van de stoornis. Gestructureerde interviews zijn niet geschikt, omdat niet door doorvragen tot een afgewogen oordeel gekomen kan worden. Derhalve zijn semi-gestructureerde interviews het meest aangewezen om tot een betrouwbare diagnose te komen. Vragenlijsten zijn veel minder geschikt, omdat zij vaak beïnvloed worden door het klinische beeld (As i dsm-classificatie), en tot overdiagnostiek leiden (Bögels & Arntz 1996). Om praktische redenen (tijdsfactor en belasting patiënt) werd toch gekozen voor een vragenlijst. Aangezien het doel was geen diagnoses op As iite missen, werd de overdiagnostiek in dit geval in dit stadium van het onderzoek nog niet als een groot probleem gezien. Gekozen werd voor een in het Nederlands vertaalde, gemakkelijk af te nemen zelfbeoordelingsvragenlijst om een snelle screening te kunnen verrichten. De bedoeling was ook om zo min mogelijk te diagnosticeren persoonlijkheidsstoornissen te missen. Derhalve werd gezocht naar een gevoelige vragenlijst. De Personality Diagnostic Questionnaire- Revised (pdq-r) is een zelfbeoordelingsvragenlijst met 133 items, die in ongeveer 30 minuten in te vullen is. Uit onderzoek komt naar voren dat de pdq-rin vergelijking met de Personality Disorder Examination (pde) en de Structural Clinical Interview for dsm-iii-rpersonality Disorders (scid-ii) een hoge sensitiviteit en een matige specificiteit heeft (Hyler e.a. 1990). Dit betekent dat er weinig persoonlijkheidsstoornissen worden gemist, maar wel een aantal foutpositieve diagnoses worden gesteld (Van den Brink 1993; Ouwersloot e.a. 1994). Een prettige bijkomstigheid was dat O Connell e.a. eerder voor de pdq-rkozen bij onderzoek naar persoonlijkheidsstoornissen bij patiënten met een bipolaire stoornis, zodat de resultaten vergeleken kunnen worden (O Connell e.a. 1991). De pdq-ris in het Nederlands vertaald door Ouwersloot e.a. (1989). Hij wordt gebruikt voor het diagnosticeren van de 13 dsm-iii-rpersoonlijkheidsstoornissen. resultaten Uiteindelijk werden 87 achtereenvolgende patiënten (38 mannen en 49 vrouwen) bij het onderzoek betrokken. De gemiddelde leeftijd was 47 jaar. Meer dan de helft van de patiënten, 47 van de 87 (56,6%), scoort een persoonlijkheidsstoornis op de pdq-r, 40 van de 87 (43,4%) hebben er geen. 17 patiënten hebben een persoonlijkheidsstoornis (20,5%), 10 hebben er twee (12,0%), 8 hebben er drie (9,6%) en 12 hebben er vier of meer (14,5%). De meest voorkomende persoonlijkheidsstoornissen zijn de theatrale en de borderline-persoonlijkheidsstoornis (bij resp. 26 en 19 patiënten) gevolgd door de paranoïde persoonlijkheidsstoornis (bij 16 patiënten). In tabel 2 wordt per persoonlijkheidsstoornis het aantal patiënten aangegeven dat hier positief op scoorde. De schizoïde persoonlijkheidsstoornis komt significant vaker voor bij mannen dan bij vrouwen in deze groep. De 47 patiënten (22 mannen en 25 vrouwen) hebben gemiddeld 2,6 persoonlijkheidsstoornissen (lopend van 1-7). Ter vergelijking zijn in tabel 2 ook de gegevens uit het onderzoek van O Connell (1991) vermeld. In dit onderzoek ging het om 50 patiënten (24 mannen en 26 vrouwen). De gemiddelde leeftijd was 51 jaar. Ook hier scoorde meer dan de helft van de patiënten een persoonlijkheidsstoornis (29 van de 50). En ook hier waren de theatrale en borderline-persoonlijkheidsstoornis (bij resp. 10 en 15 patiënten) de twee meest frequent voor- 70 tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 2

persoonlijkheidsstoornissen volgens de personality diagnostic questionnaire-revised (pdq-r) tabel 2 komende persoonlijkheidsstoornissen. Daarna volgde de antisociale persoonlijkheidsstoornis (bij 8 patiënten). Deze 29 patiënten hadden gemiddeld 2,4 persoonlijkheidsstoornissen (lopend van 1-10). conclusie en discussie Aantal patiënten met een persoonlijkheidsstoornis gemeten met de pdq-r bij twee verschillende populaties patiënten met een bipolaire stoornis Knoppert e.a. O'Connell n = 47 n = 29 cluster a Schizoïd 1 1 6 Schizotypisch 1 1 2 Paranoïde 1 6 3 cluster b Theatraal 2 6 1 0 Narcistisch 6 7 Borderline 1 9 1 5 Antisociaal 1 8 cluster c Ontwijkend 1 0 6 Afhankelijk 1 0 4 Obs./Compuls. 9 5 Pas./Agressief 2 3 Totaal aantal persoonlijk-12 1 6 9 heidsstoornissen per groep Evenals bij O Connell (1991) worden veel persoonlijkheidsstoornissen gezien bij gebruik van de pdq-r. Buiten het vaak voorkomen, evenals bij O Connell, van de theatrale en de borderline-persoonlijkheidsstoornis wordt in de Nederlandse onderzoeksgroep ook vaak aan de criteria van de paranoïde persoonlijkheidsstoornis voldaan. De pdq-rblijkt in de klinische praktijk goed bruikbaar en gemakkelijk af te nemen. Er wordt een duidelijke comorbiditeit gevonden van persoonlijkheidsstoornissen bij de bipolaire stoornis, hetgeen van belang kan zijn voor de verdere behandeling. Gezien de hoge sensitiviteit (overdiagnostiek) en lage specificiteit (Hyler e.a. 1990) verdient het aanbeveling om bij die patiënten bij wie een persoonlijkheidsstoornis wordt gevonden, verder onderzoek te doen met een semi-gestructureerd interview (Bögels & Arntz 1996), bij voorkeur afgenomen door een onafhankelijk beoordelaar, naar de aanwezigheid van die persoonlijkheidsstoornis en vervolgens het behandelbeleid daarop aan te passen. Helaas was het niet mogelijk om in dit onderzoek de patiënten middels een semigestructureerd interview verder te bekijken. In toekomstig onderzoek moet dit zeker wel gebeuren om met meer zekerheid een persoonlijkheidsstoornis te kunnen vaststellen en de waarde van de pdq-rbeter te kunnen vaststellen. Ook kan dan beter bekeken worden of er echt een specifieke associatie is tussen de bipolaire stoornis en de theatrale en borderline-persoonlijkheidsstoornis. De negatieve invloed van persoonlijkheidsstoornissen op de therapietrouw bij de behandeling van bipolaire stoornissen en ook op de prognose ervan is een bekend feit. Het gevolg van dit onderzoek was wel dat er beter gekeken werd dan tevoren naar de patiënten die positief scoorden op persoonlijkheidsstoornissen. In de klinische praktijk laat de eerste auteur patiënten vaak een pdq-rinvullen, ze scoort hem en bespreekt de uitkomsten vervolgens met de patiënt. Dit om te kijken of er een overeenstemming bestaat tussen de pdq-r-uitslag, de mening van de patiënt over zijn of haar persoonlijkheid en de klinische blik van de psychiater. In een aantal gevallen komen zo persoonlijkheidsaspecten aan het licht die van belang kunnen zijn bij de behandeling, zonder dat het de psy- tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 2 71

e.a.m. knoppert-van der klein/c.a.l. hoogduin chiater veel extra tijd kost, een belangrijk punt op een drukke polikliniek. Bij vaststelling van een persoonlijkheidsstoornis kan overwogen worden (cognitieve) psychotherapie toe te voegen aan de psychiatrische behandeling om te voorkomen dat therapie-ontrouw optreedt ten aanzien van de farmacotherapie. Medicamenteuze therapie-ontrouw is een groot probleem bij de behandeling van patiënten met een bipolaire stoornis (Knoppert e.a. 1998). Dit (pilot-)onderzoek vestigt de aandacht op het probleem van comorbiditeit van persoonlijkheidsstoornissen bij de bipolaire stoornis en de invloed daarvan op therapietrouw en prognose. Vervolgens kan in toekomstige studies onderzocht worden of therapietrouwbevorderende maatregelen bij patiënten met een (bepaalde) persoonlijkheidsstoornis zinvol zijn en therapieresultaten kunnen verbeteren. literatuur Bögels, S., & Arntz, A. (1996). Persoonlijkheidsstoornissen. In W. Vandereycken, C.A.L. Hoogduin & P.M.G. Emmelkamp (red.), Handboek psychopathologie. Deel 3. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Bolton, S., & Gunderson, J.G. (1996). Distinguishing borderline personality disorder from bipolar disorder: Differential diagnosis and implications. American Journal of Psychiatry, 153, 1202-1207. Brink, W. van den (1993). Classificatie en diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen. Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 137, 2073-2077. Brink, W. van den, & Van der Velden, K. (1994). Persoonlijkheidsstoornissen. In W. Vandereycken, C.A.L. Hoogduin & P.M.G. Emmelkamp (red.), Handboek psychopathologie. Deel 1. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Coccaro, E.F. (1998). Clinical outcome of psychopharmacologic treatment of borderline and schizotypal personality disordered subjects. Journal of Clinical Psychiatry, 59, supplement 1, 30-35. Goodwin, F.K., & Jamison, K.R. (1990). Manic-depressive illness. New York: Oxford University Press. Hyler, S.E., Skodol, A.E., Kellman, H.D., e.a. (1990). Validity of the Personality Diagnostic Questionnaire-Revised: Comparison with two structured interviews. American Journal of Psychiatry, 147, 1043-1048. Knoppert-van der Klein, E.A.M., Hoogduin, C.A.L., Nolen, W.A., e.a. (1997). Borderline of misschien toch bipolair? Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, 141, 409-412. Knoppert-van der Klein, E.A.M., Kölling, P., & Hoogduin, C.A.L. (1998). Therapietrouw bij het gebruik van stemmingsstabilisatoren. In E.A.M. Knoppert-van der Klein, P. Kölling & C.A.L. Hoogduin (red.), Richtlijnen ter bevordering van therapietrouw. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Layden, M.A., Newman, C.F., Freeman, A., e.a. (1993). Pharmacotherapy and associated medical issues in the treatment of borderline personality disorder. Cognitive therapy of borderline personality disorder. Boston: Allyn and Bacon. Mast, R.C. van der (1998). Medicamenteuze behandeling van de borderline-persoonlijkheidsstoornis. Tijdschrift voor Psychiatrie, 40, 47-50. Miklowitz, D.J. (1996). Psychotherapy in combination with drug treatment for bipolar disorder. Journal of Clinical Psychopharmacology, 16, supplement 1, 56S-66S. Miklowitz, D.J., Frank, E., & George, E.L. (1996). New psychosocial treatments for the outpatient management of bipolar disorder. Psychopharmacology Bulletin, 32, 613-621. O Connell, R.A., Mayo, J.A., & Sciutto, M.S. (1991), pdq-rpersonality disorders in bipolar patients. Journal of Affective Disorders, 23, 217-221. Ouwersloot, G., van den Brink, W., Diekstra, R.F.W., e.a. (1994). Diagnostiek van persoonlijkheidsstoornissen. Een evaluatie van Nederlandstalig instrumentarium. Tijdschrift voor Psychiatrie, 36, 558-570. Soloff, P.H. (1994). Is there any drug treatment of choice for the borderline patient? Acta Psychiatrica Scandinavica, 89, supplement 379, 50-55. 72 tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 2

persoonlijkheidsstoornissen volgens de personality diagnostic questionnaire-revised (pdq-r) auteurs e.a.m. knoppert-van der kleinen c.a.l. hoogduin zijn respectievelijk psychiater (verbonden aan apzendegeest, locatie Jelgersmapolikliniek te Oegstgeest) en hoogleraar psychopathologie (vakgroep Klinische Psychologie van de Katholieke Universiteit Nijmegen). Correspondentieadres: Rhijngeesterstraatweg 13, 2342 anoegstgeest, t.n.v. E.A.M. Knoppert-van der Klein. Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd op 4-6-1998. summary Personality disorders by the Personality Diagnostic Questionnaire- Revised (pdq-r) in bipolar patients The prevalence of personality disorders in bipolar patients varies widely as reported in the literature. The Personality Diagnostic Questionnaire- Revised (pdq-r) is a selfreport instrument for dsm-iii-rpersonality disorders with high sensitivity and moderate specificity. This study was designed to assess personality disorders in bipolar patients (criteria dsm-iii-r) using the pdq-r. More than half of the 87 patients (47) who completed the pdq-rscored for one or more personality disorders. A total of 121 diagnoses was made among 47 patients, a mean of 2,6 per patient. The most frequent diagnoses were histrionic, borderline and paranoid personality disorder (26, 19 and 16). The results were compared with the study of O Connell (1991). The pdq-ris a useful instrument in clinical practice. The comorbidity of personality disorders and bipolar disorder is evident. This can be important in treatment. It is advisable to conduct a semi-structured interview when a personality disorder is found, because of the possibility of overdiagnosing. [tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 2, 67-73] keywords bipolar disorder, comorbidity, pdq-r, personality disorder tijdschrift voor psychiatrie 41 (1999) 2 73