Woordpakket 1 de spleet de straat de straf de streep de strik de stroom de stroop spreek strekt strak de barst de borst de dorst de kerst morst wenst minst botst klotst laatst Woordpakket 2 de beuk de breuk deugt de dreun de gleuf de keus de spreuk de steun de kluif de kluis het kruis de pruik de struik de trui de vuist buigt sluipt kreukt leukst thuis Woordpakket 3 scheef scheel schiet schor de schat de schaar de schep de schil de schop het schip de schaaf de schaal de schoen de school het schaap het schort schreef schrik de schram het schrift Woordpakket 4 elf de helft de golf de wolf kalm de film de helm de melk de wolk warm de arm de vorm de jurk de vork het park het werk erg de berg de verf het dorp
Woordpakket 5 bang de gang de wang de slang eng meng streng het kreng dwing de ring de kring het ding jong de long de tong de sprong langs brengt springt de angst Woordpakket 6 mank de bank de drank de klank de plank drink flink hink zink de pink zonk klonk schonk de vonk de stronk links bonkt denkt klinkt de inkt Woordpakket 7 fel fors de fee de fiets het feest fris de friet de flap de fles de fluit vel vol vals de vorst het vuur vreest de vraag de vlam de vlieg het vlees Woordpakket 8 teer de beer de peer het meer het weer door vroor de boor het koor het spoor zeur de deur de geur de kleur de scheur leert hoort de poort de koorts de beurt
Woordpakket 9 mei de hei de klei de geit de dweil klein reist de trein het zeil het plein blij bijt fijn grijs de pijn wijs krijgt de pijl de lijst de rijst Woordpakket 10 sip suf de sik de sok de sul de som de soep de soort het sap het sop zet ziek zien zoek zoet de zak de zus de zeef de zeep de zoon Woordpakket 11 saai fraai de aai de baai de haai de gooi de kooi de plooi de prooi het hooi oei foei bloei groei knoei loeit gloeit nooit strooit zwaait Woordpakket 12 de baard de haard het paard het zwaard de hand de mand de brand het strand de naald de speld het veld het beeld de hond de mond de maand de wind de hoed de meid het bord het hoofd
Woordpakket 13 de balpen de rugzak de voordeur de soepkom de voetbal de leesbril de schooltas de smeerkaas de stoelpoot de tuindeur de sneltrein de zwembroek de fietspomp de gangkast de hangmat de schatkist het schaakspel het schrijfblok het dagboek het puntdak Woordpakket 14 het hapje het huisje het blokje het laarsje het taartje het plaatje het vestje het vuistje het beentje het kroontje het kraantje het treintje het haartje het broertje het beertje het veertje het kuiltje het steeltje het stoeltje het schaaltje Woordpakket 15 simpel de deksel de sleutel de tempel het zaagsel verder de gieter de moeder de kleuter de vlieger blijken sluipen ruiken de keuken het laken de tante de lente de ruimte de groente de warmte Woordpakket 16 bedankt het begin het bezoek het bedrag het besluit gelijk genoeg het getal het gevaar het gedrag het verhaal het verlies het vervoer het verzoek het verdriet terug tekeer teleur terecht het tehuis
Woordpakket 17 au de saus gauw kauw lauw nauw rauw blauw flauw de pauw fout zout oud de kou de kous bouw de mouw de vouw de vrouw het touw Woordpakket 18 de ballen de jassen de katten de slakken de lessen de petten de stemmen de vlekken de pillen de vissen de zinnen de stippen de bossen de klokken de knoppen de snorren de mussen de muggen de bruggen de krullen Woordpakket 19 de jaren de namen de draken de zwanen de straten de repen de stenen de zwepen de beren de peren de ogen de dromen de knopen de spoken de scholen de uren de buren de muren de sturen de schuren Woordpakket 20 de reis de prei het eind het feit kwijt de bijl de lijm het lijf rijk spijt de pijp de prijs grauw kauwt snauwt de klauw bouwt trouwt het hout het woud
Woordpakket 21 de lach de nacht de gracht de pech recht slecht de knecht zich dicht de nicht de plicht toch de bocht de tocht het vocht kuch de lucht de zucht de vrucht Woordpakket 22 goed luid dood rood wijd hard wild glad blond kwaad het kind het lied het blad de stad het bad het pad altijd waard de moed de grond Woordpakket 23 de sla de vla bijna hoera zodra de aula de kassa de pinda de ranja de zebra zo de vlo het stro de auto de foto de kano de metro de radio nu het menu Woordpakket 24 de eeuw de geeuw de leeuw de meeuw de sneeuw de spreeuw de schreeuw de leeuwin de sneeuwbal de sneeuwpop de zeeleeuw de zeemeeuw nieuw het nieuws de kieuw ruw sluw schuw huwt de duw