Ofkje Teekens en Eva den Boogert ajodakt

Vergelijkbare documenten
Puzzelen met spreekwoorden en gezegden. Groep 7-8. Auteurs Ofkje Teekens en Eva den Boogert

EURO 0 5CENT 1EURO EURO

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

nooit Zeer ruw en onvoorzichtig zijn Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen Als een olifant door een porseleinkast gaan

inhoud 1. Slangen 2. Een reptiel 3. Maten 4. Waar? 5. Ruiken 6. Gif 7. Wurgen 8. Hap, slik! 9. Een nieuwe jas 10. Weetjes 11. Filmpje Pluskaarten

Ajodakt. Puzzelen met Spreekwoorden en gezegden. Spreekwoorden en gezegden. Puzzelen met... Groep 4. Antwoordenboek. Colofon. Zelfstandig werken

inhoud blz. 1. Eten 3 2. De maaltijd 4 3. Het bestek 5 4. Planten en dieren 6 5. Uit eten 8 6. Eten in andere landen Dat lust ik niet

inhoud blz. 1. Huisdieren 3 2. De hond 5 3. De kat 6 4. De witte muis 7 5. De goudvis 8 6. Het konijn 9 7. De cavia De tamme rat 11 9.

Lesbrief. De vis op het droge. Laros & de Jong beeldmakerij. De vis op het droge. spreekwoorden en spelen met woorden

inhoud blz. Lucht 1. Lucht is leven 2. Adem 3. Vieze lucht 4. Warme lucht 5. Wind: lucht beweegt 6. Lucht is sterk 7. Boeren en winden 8.

Ajodakt Puzzelen met spreekwoorden en gezegden

inhoud 1. Staarten 2. Weg vlieg! 3. Evenwicht. 4. Een fopstaart 5. Hoe vind je mijn staart? 6. Een extra arm 7. Een praatstaart 8.

inhoud 1. De merel 2. Waar is mijn eten? 3. De tuin 4. Vogels helpen 5, Wat eten vogels? 6. Vogels in de tuin 7. Een goede plek 8.

inhoud 1. Vuur in de natuur 2. Mens en vuur 3. De mens maakt vuur 4. Licht en warmte 5. Vuur en eten 6. Werken met vuur 7.

inhoud 1. Inleiding 3 2. Schimmel 4 3. De paddenstoel 5 4. Uit het leven van een paddenstoel 7 5. Soorten paddenstoelen 6.

inhoud blz. 1. Donker 3 2. Dikke jas 4 3. Het vriest 5 4. Sneeuw 6 5, Dieren in de winter 8 6. Bomen Winterkost Beweeg 12 9.

Uitleg racelezen. Veel succes en plezier met oefenen!

inhoud De wolf 3 1. Een roofdier 2. Ruiken, horen en zien 3. De roedel 4. De taal van de wolf 5. Wolf en hond 6. Soorten wolven 7.

inhoud Zee, strand en duin 1. Zand 2. Zon en wind 3. Het duin 4. Dieren in het duin 5. Eb en vloed 6. De jutter 7. Schelpen 8.

Vos en Haas. en de bosbaas

Waarom dit boek? 7. 1 De ik-fabriek, wat is dat? Lichaamsseintjes Je lichaam is net een fabriek 17

inhoud 1. Overal sterren 2. Wat is een ster? 3. Het leven van een ster 4. Een ster dichtbij 5. De zon 6. Sterren en kleuren 7.

inhoud 1. Groeien 2. In de buik 3. De baby 4. De peuter 5, De kleuter 6. Het schoolkind 7. De puber 8. Volwassen 9. Bejaard 10. Filmpje Pluskaarten

inhoud 1. De ijsbeer 2. Hier woon ik 3. Mijn jas is warm 4. Mijn voeten 5. Jagen 6. In het hol 7. Erop uit 8. Bedreigd 9. Berenweetjes 10.

Rekenen Groep 7-2e helft schooljaar.

inhoud blz. 1. Zoet 2. Honing 3. Suiker 4. Zoet water 5. Smaak en proeven 6. Zoet en tanden 7. Wie zoet is. 8. Snoep 9. Filmpjes Pluskaarten

inhoud 1. Voeten en poten 2. De olifant 3. De vlieg 4. De uil 5. De sprinkhaan 6. De giraf 7. De struisvogel 8. De gekko 9.

Woordenschat - memory Taal Actief groep 4 Thema 3 Les 1

Leesboekje de seizoenen

Lezer Game. Gemaakt door Drika Pepping-Poot

inhoud blz. 1. Water is niet gewoon 2. Water, ijs en wolken 3. Een kring 4. Drinken 5. Water in de zee 6. Olie en water 7. Vuil water wordt schoon

Rekenen Groep 6-1e helft schooljaar.

inhoud 1. Ontdek 2. Insecten 3. Een hart klopt 4. Het spoor 5. De magneet 6. Zie ik dat wel goed 7. Filmpje Pluskaarten Bronnen en foto s

inhoud 1. Dieren op reis 2. Waarom dieren reizen 3. Op zoek naar eten 4. Op zoek naar een broedplek 5. Weg uit de kou 6. Filmpje Pluskaarten Bronnen

inhoud 1. Oren 2. De vleermuis 3. De olifant 4. De uil 5. De dolfijn 6. De postduif 7. De tijgermot 8. De kat 9. De hond 10. Filmpjes Pluskaarten

inhoud blz. 1. Roofdieren 2. De leeuw 3. De tijger 4. De luipaard 5. De wolf 6. De ijsbeer 7. De bruine beer 8. Filmpjes Pluskaarten

Inhoud Thema Lente... 3 Goedemorgen... 3 Hallo... 3 De wielen van de bus... 3 Op een houten bruggetje... 4 Heb je al gezien het is lente...

inhoud 1. Mijn fiets 2. De delen van een fiets 3. De loopfiets 4. Trappen maar! 5. Hoog op een wiel 6. De ketting 7. De damesfiets 8.

Hond. in s he van t Wolf. hui. Sylvia Vanden Heede. Met illustraties van Marije Tolman

Les 1. de top. De berg. Het dal. De beek

1. De zolder van opa 3 2. Spullen van vroeger 4 3. De stoof 5 4. Het leesplankje 6 5. De Keulse pot 7 6. De tol 8 7. De foto 9 8.

Zintuigen. zien ruiken. horen. voelen. proeven

z ó leuk is lezen! taart van juf jet Anneke Scholtens en Pauline Oud Zwijsen

Woordenschat Taal Actief groep 4 Thema 7 Les 1

Rekenen Groep 6-2e helft schooljaar.

EEN BOEK VOL GEVOELENS

Storm in het bos. Storm in het bos. Isabel Versteeg Storm in het bos

Kijk voor de gratis digibordles op rianvisser.yurls.net

Inhoud 1. De zee is groot 2. Zonder zee geen leven 3. Golven 4. De zee is zout 5. De zee en rivieren 6. De kleur van de zee

Kinderen zullen zich graag herkennen in de grappige kleine Bever. En wie wil er niet zo n lieve, grote Beer als vriend?

inhoud blz. 1. Borst of fles 2. Zogen 3. De boer en zijn dieren 4. De fabriek 5. Slagroom, boter en karnemelk 6. Kaas 7. Meer zuivel 8.

Fruit eten: Appel, kiwi en banaan Fruit, dat moet je eten. Brood eten:

inhoud Herfst 1. Het weer 2. Overal blad 3. Zaden 4. Paddenstoelen 5. De eekhoorn 6. De egel 7. Insecten 8. Vogels op reis 9. Filmpje Pluskaarten

HET DIKKE. ketnet RAADSELBOEK

inhoud 1. Mmmmm lekker zoet 2. Waar komt suiker vandaan? 3. Suiker vind je overal 4. Nog meer suiker 5. Te veel suiker 6. Hoe word je te dik?

inhoud 1. In de lucht 3 2. Ik zweef 4 3. Een sigaar in de lucht 5 4. Brand! 6 5. In de luchtballon 7 6. Landen op water 8 7. Op reis 9 8.

De spreeuw en de musch

Antwoorden Rekenen Groep 5-1e helft schooljaar

Basiswerkboek Gebaren 0-3 jaar, aanvulling

inhoud 1. Bloemen 2. Planten 3. Wat is een bloem? 4. Binnen in de bloem 5. De bloem krijgt bezoek 6. Van stamper naar vrucht

1 In het begin. In het begin leefde alleen God. De Heere God is er altijd geweest. En Hij maakte de hemel en de aarde.

Inhoud Thema Lente... 3 Goedemorgen... 3 Hallo... 3 De wielen van de bus... 3 Op een houten bruggetje... 4 Heb je al gezien het is lente...

= een witte groente in de vorm van een bol. = een rode, gele of groene vrucht die je kunt eten. Aan de binnenkant zie je rijen met witte zaadjes.

Inhoud 1. Allemaal botten 2. Stevig 3. Licht 4. Beschermen 5. Bewegen 6. Grote botten, kleine botten 7. In het gips 8. Dieren 9. Filmpje Pluskaarten

inhoud 1. De mier 2. De teek 3. De regenworm 4. De pissebed 5. De hoofdluis 6. De vlieg 7. De mug 8. De vlo 9. Filmpje Pluskaarten Colofon

inh oud 1. Dieren in de winter 2. De egel 3. De vleermuis 4. De eekhoorn 5. De merel 6. De ree 7. De pad 8. Het lieveheersbeestje 9.

inhoud blz. Kou 1. Het weer 2. Rillen van de kou 3. Kleren 4. Koelkast en vriezer 5. Koude kleuren 6. Noordpool en Zuidpool 7.

Onderzoek op de Boerderij 2010 Buitenopdrachten

inhoud blz. 1. Haar 2. Met of zonder haar 3. Haar beschermt 4. Voelen met haar 5. Praten met haar 6. Mens en haar 7. Wenkbrauwen en wimpers

Rekenen Groep 4-2e helft schooljaar.

Rekenen Groep 4-2e helft schooljaar.

Rekenen Groep 4-1e helft schooljaar.

Inhoud blz. 1. Op reis 2. De trekschuit 3. De postkoets 4. De stoomtrein 5. De auto 6. Het vliegtuig 7. Filmpjes Pluskaarten Bronnen en foto s

inhoud blz. 1. Drijven of zinken? 2. Lucht is licht 3. De duikboot 4. De zwemles 5. Zout en zoet water 6. Olie en water 7.

(On)deugdenspel: Pas op dat je geen valse beloftes doet, anders word je uitspraak met een korreltje zout genomen en verlies je aan geloofwaardigheid

Spreekwoorden en gezegden

Woordenschat - Uitdrukkingen vmbo-b34

Moshi gaat met het vliegtuig naar Malawi

Bijlagen: versie: 18/07/2011

Griezelboek. groep 3 en 4

Teksten Peuterplein Liedjes bij cd Dirk Scheele

Het museum museum mu

Zelfstandig werken. Ajodakt. Dit antwoordenboekje hoort bij het gelijknamige werkboek van de serie

inhoud Neuzen 1. Je neus 2. Groot is mooi 3. Wroeten 4. Grijpneus 5. Speurneus 6. Onder water 7. Zoem, zoem, ik ruik je 8. Ruiken met je tong

Inhoud inhoud blz. 1. Alles over ijs 2. Het water bevriest 3. IJspegels en ijsbloemen 4. Neerslag 5, Kunstijs 6. De polen 7.

Ik vou van u is een verhaaltje van het tuinvrouwtje Fiona en het wolkenmannetje Wiebe. Fiona verzorgt haar bloemen met heel veel liefde en overgave.

Verwoording cijfers schrijven

Raar, maar waar! Natuur Na

WC01 01A IK BEN EEN HEER IK BEN EEN MAN WC01 01B HIJ IS EEN MAN WC01 02A HIJ IS EEN HEER WC01 02B IK BEN EEN VROUW WC01 03A IK BEN EEN DAME

WOONARK Rikus Koops 2003

Superguppie is alles

Leven onder de grond. Wie woont onder de grond? Stel vragen: Ben jij al onder de grond geweest? In een kelder, een tunnel, een grot?

Zelfstandig werken. Ajodakt. Dit antwoordenboekje hoort bij het gelijknamige werkboek van de serie

Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

inhoud blz 1. Buideldieren 3 2. Kangoeroes 6 3. De wombat 8 4. De koala 9 5. De opossum De numbat De suikereekhoorn 12 8.

Transcriptie:

spreekwoorden groep 6-8 Antwoordenboek Auteurs Ofkje Teekens en Eva den Boogert ajodakt

Vormgeving en lay-out Beeldstormers/Martijn Broere en Marcel Westervoorde, Alphen a/d Rijn Eerste druk, eerste oplage 2009 2009 Ajodakt, Baarn Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. ISBN 978 90 262 4631 9

Oefening 1 1A c l f j g i k m o n a h b e d 1B 1. Op je tanden bijten. 2. Een brok in de keel hebben. 3. Doen alsof je neus bloedt. 4. Met je neus in de boter vallen. 5. Het voor zijn kiezen krijgen. 6. Iemand de mond snoeren. 7. Overal je neus in steken. 8. Iemand in de haren vliegen. 9. Een grote mond opzetten. 10. Niet het achterste van je tong laten zien. 11. Het gaat bij hem het ene oor in en het andere uit. 12. Aan iemands lippen hangen. 13. Zijn ogen in zijn zak hebben. 14. Nog niet droog achter zijn oren zijn. 15. Uit je nek kletsen. 1C 1. val je met je neus in de boter. 2. snoert hij jou de mond. 3. steek je je neus ergens in. 4. krijg je het voor je kiezen. 5. ben je nog niet droog achter je oren. 6. hang je aan zijn lippen.

7. zitten je ogen in je zak. 8. laat je niet het achterste van je tong zien. 9. vlieg je hem in de haren. 10. klets je uit je nek. 11. doe je alsof je neus bloedt. 12. het ene oor in en het andere uit. 13. een brok in mijn keel. 14. een grote mond opzetten. 15. op je tanden bijten. Oefening 2 2A a b a a a b a a a b a b a a b 2B 1. sok mouw 2. pan pot 3. pijn kwaad 4. schoot hand 5. keel bek 6. gebied hol 7. bang blij 8. honden muizen 9. vierde derde 10. brug dam 11. konijn haas 12. rustende slapende 13. voor achter

14. veulen paard 15. rivier sloot 2C 1. Iemand blij maken met een dode mus. 2. Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken. 3. Geen oude koeien uit de sloot halen. 4. De hond in de pot vinden. 5. Je in het hol van de leeuw wagen. 6. Je moet geen slapende honden wakker maken. 7. Als er één schaap over de dam is, volgen er meer. 8. Daar komt de aap uit de mouw. 9. Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht. 10. Je weet nooit hoe een koe een haas vangt. 11. Het beste paard struikelt wel eens. 12. Als de kat van huis is, dansen de muizen op tafel. 13. De paarden achter de wagen spannen. 14. Als twee honden vechten om een been gaat de derde ermee heen. 15. Hij kan geen vlieg kwaad doen. 2D 1. hand 2. achter 3. kat 4. doen 5. kijken 6. paard 7. vinden 8. honden 9. vangt 10. dode 11. maken 12. wagen 13. koeien 14. mouw 15. volgen

2E e c d a b g i f h j o n k l m Oefening 3 3A n a i h f o m b g c k j d e l 3B 1. land 2. zeil 3. vaart 4. boot 5. stuurlui 6. schepen 7. bijzetten 8. wal 9. Overstag 10. missen 11. schipperen 12. boot 13. oogje 14. boeg 15. Schoon 3C f g m i a n e o k j h l c b d

3D 1. Je moet een beetje schipperen. 2. De boot missen. 3. Aan lager wal raken. 4. De boot afhouden. 5. Onder zeil gaan. 6. Een oogje in het zeil houden. 7. De beste stuurlui staan aan wal. 8. Er is geen land met hem te bezeilen. 9. Zijn schepen achter zich verbranden. 10. Nog veel voor de boeg hebben. 11. Alle zeilen bijzetten. 12. Uit de boot vallen. 13. Schoon schip maken. 14. Overstag gaan. 15. Het zal zo n vaart niet lopen. Oefening 4 4A b a b b a b a b a b b a a a b 4B 1. de hemel spelen 2. zijn zang hebben 3. muziek in 4. voeren 5. noot zorgen 6. toon aanslaan

7. aangeven 8. als muziek in de oren 9. pijpen dansen 10. lager zingen 11. te strak spannen 12. toon vallen 13. snaar raken 14. opentrekken 15. hetzelfde liedje 4C 1. Veel noten op zijn zang hebben. 2. Dat klinkt mij als muziek in de oren. 3. Alle registers opentrekken. 4. Naar iemands pijpen dansen. 5. Het is altijd hetzelfde liedje. 6. Daar zit muziek in. 7. Een andere toon aanslaan. 8. De snaren niet te strak spannen. 9. Uit de toon vallen. 10. Voor de vrolijke noot zorgen. 11. De boventoon voeren. 12. Een gevoelige snaar raken. 13. De toon aangeven. 14. De sterren van de hemel spelen. 15. Een toontje lager zingen. 4D 1. voor de vrolijke noot zorgen. 2. een gevoelige snaar.

3. alle registers. 4. de toon aangeven. 5. de snaren niet te strak spannen. 6. een andere toon aanslaan? 7. de sterren van de hemel. 8. noten op zijn zang hebben. 9. hetzelfde liedje. 10. de boventoon. 11. klinkt mij als muziek in de oren. 12. een toontje lager zingen. 13. naar iemands pijpen dansen. 14. uit de toon. 15. daar zit muziek in. Oefening 5 5A c a e d b g j f i h o l n m k 5B 1. brood koek 2. winkel bakker 3. baas waard 4. soep sop 5. limonade wijn 6. pannetje potje 7. glas borrel 8. perzik appel 9. vlees brood

10. schepje korreltje 11. baan brood 12. aan in 13. vla pap 14. lekker zout 15. wortels spek 5C m h b o c a e n f g d j i k l Oefening 6 6A d f j l k g n h c a o m b e i 6B 1. komen 2. aantrekken 3. lappen 4. kennen 5. ophebben 6. weten 7. zitten 8. steken 9. doet 10. schudden 11. groeit 10

12. schuiven 13. weten 14. doen 15. aanhalen 6C 1. boven de pet 2. hoge pet van hem op 3. als je broekzak 4. Dat kan je in je zak steken 5. kleerscheuren vanaf 6. aan zijn laars had gelapt 7. uit zijn mouw 8. in de schoenen te schuiven 9. op zijn sloffen 10. de stoute schoenen aantrekken 11. het naadje van de kous weten 12. de das omgedaan 13. van de hoed en de rand 14. de broekriem moeten aanhalen 15. achter de vodden zitten Oefening 7 7A a b b a b b a b a b a b a a a 7B 1. Ten dode opgeschreven zijn. 11

2. Iets onder de leden hebben. 3. In de lappenmand zitten. 4. Oude wonden openrijten. 5. Iemand de stuipen op het lijf jagen. 6. Er geen doekjes om winden. 7. Van zijn stokje gaan. 8. Voorkomen is beter dan genezen. 9. Dat was een bittere pil om te slikken. 10. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. 11. Iemand oplappen. 12. Iemand aan de tand voelen. 13. Mijn handen jeuken. 14. Een pleister op de wonde. 15. Iemand in de watten leggen. 7C 1. watten leggen 2. de leden hebben 3. zitten 4. op de wonde 5. om winden 6. maken stinkende wonden 7. opgeschreven zijn 8. pil om te slikken 9. de tand voelen 10. openrijten 11. gaan 12. op het lijf jagen 13. beter dan genezen 14. oplappen 12

15. jeuken 7D 1. mijn handen jeuken 2. de stuipen op het lijf jagen 3. pleister op de wonde 4. van mijn stokje ga 5. in de watten 6. oplappen 7. in de lappenmand 8. een bittere pil om te slikken 9. voorkomen is beter dan genezen 10. iets onder de leden 11. aan de tand voelen 12. wond er geen doekjes om 13. oude wonden opengereten 14. ten dode opgeschreven 15. stinkende wonden Oefening 8 d c a e b i h j g f l m k o n 8A 1. klap wind 2. stormen winden 3. koekje ijs 4. orkaan storm 5. onder op 6. regenboog wolkje 13

7. wolken regen 8. dag nacht 9. school huis 10. donder onweer 11. vol storm 12. trappen bomen 13. stop donder 14. hemel wolken 15. sneeuwen vriezen 8C l d o a e f g b j k m c n h i Oefening 9 9A g e h i c l m d b f k o j a n 9B 1. slaan 2. krijgen 3. werken 4. staan 5. gaan 6. doen 7. zitten 8. zitten 9. leven 14

10. natmaken 11. houden 12. tikken 13. schrijven 14. getrapt 15. geschreven 9C 1. zijn borst natmaken 2. in zijn maag 3. met de vuist op tafel 4. op het lijf geschreven 5. vinger aan de pols 6. werkte op mijn zenuwen 7. door de knieën 8. op mijn buik kan schrijven 9. over zijn hart krijgen 10. uit de losse pols 11. op je teentjes getrapt 12. goed in zijn vel 13. op de vingers 14. op grote voet 15. tegen de muur Oefening 10 10A b a a a b b a b b b a a b a b 15

10B 1. Het viel hem koud op zijn dak. 2. Aan de bel trekken. 3. Dat is niet om over naar huis te schrijven. 4. Iemand om de tuin leiden. 5. Iets van tafel vegen. 6. Ergens over de vloer komen. 7. Met de deur in huis vallen. 8. Iets van de daken schreeuwen. 9. Zijn bedje is gespreid. 10. Veel in huis hebben. 11. Daar kan de schoorsteen niet van roken. 12. De vloer met iemand aanvegen. 13. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. 14. Uit je dak gaan. 15. Ergens intuinen. 10C i f c m d g e k l o n h b a j Oefening 11 11A b c e d a j i f h g n k l o m 11B 1. tweemaal driemaal 2. komt stamt 16

3. gaan doen 4. miljoen honderd 5. volgenden laatsten 6. water honderd 7. strijken spelen 8. vier vijf 9. banen ongelukken 10. voeten handen 11. laatste vijfde 12. aanzien gezicht 13. veertigst dertigst 14. twaalf dertien 15. doekje hoedje 11C d c j l a g h e k m o i n f b Oefening 12 12A e m h a n j k b c l f d o i g 12B 1. Kees 2. Jacob 3. Sara 4. Joost 5. Liesje 17

6. Columbus 7. Piet 8. Lotje 9. Hendrik 10. Aagje 11. Jan 12. Jetje 13. Job 14. Thomas 15. Abraham 12C 1. ei van Columbus 2. ware Jacob 3. is Kees 4. Piet Snot 5. Sara 6. ongelovige Thomas 7. als Job 8. Abraham de mosterd 9. vlijtig Liesje 10. Lotje getikt 11. huishouden van Jan Steen 12. nieuwsgierig Aagje 13. brave Hendrik 14. Joost mag het weten 15. Jetje 18

Puzzelmix 1 b b a b a b a a a b a a b b b v p v k z s t s k v p v p k z k t p v p k z p v p k z s t v k z k k z k v s t p s z v z z k z t v s v t k z v z v k s p t k z s k z k z t z k s v z k t k v k s k v t k p z s z z s t s t s t s t t s k p z p k t k z k z k t s t s t s t s t s t v t s t s t s t s t v Puzzelmix 2 1. Voor de vrolijke noot zorgen. 2. Willen weten hoe de vork in de steel zit. 3. Het gaat hem boven de pet. 4. De sterren van de hemel spelen. 5. De een zijn dood is de ander zijn brood. 6. Dat kan je in je zak steken. 7. Een toontje lager zingen. 8. Er voor spek en bonen bij zitten. 9. De stoute schoenen aantrekken. 10. Een andere toon aanslaan. 11. De appel valt niet ver van de boom. 19

12. Er zonder kleerscheuren vanaf komen. 13. Dat scheelt een slok op een borrel. 14. Iemand in zijn eigen sop gaar laten koken. 15. Iemand iets in de schoenen schuiven. 1 w 2 b 3 a 4 e 5 t 6 e 7 r 8 a 9 l 10 e 11 s 12 l 13 i 14 e 15 w w a t e r l e l i e Puzzelmix 3 1. winden 2. gebroken 3. getrapt 4. voorkomen 5. kun 6. doen 7. slikken 8. zijn 9. houden 10. leggen 11. dooien 12. slaan 13. gaan 14. is 15. natmaken 20

antwoord zin 14 i s antwoord zin 3 g e t r a p t antwoord zin 4 v o o r k o m e n antwoord zin 10 l e g g e n antwoord zin 7 s l i k k e n antwoord zin 5 k u n antwoord zin 1 w i n d e n antwoord zin 9 h o u d e n antwoord zin 11 d o o i e n antwoord zin 3 g e b r o k e n antwoord zin 6 d o e n Puzzelmix 4 1. klokje 2. laatsten 3. mosterd 4. uit 5. honderd 6. Joost 7. deur 8. vijfde 9. Kees 10. vegen 11. dertien 12. getikt 13. iemand 14. dozijn 15. brave 21

d s e e k a t d i n s g e l s n r b e e d e h o n d e r d g e t i k t n t a k e e d f j i v s v u v o e d e u r o e i k d n a m e i m! t D a t i s g e s n e d e n k o e k! Puzzelverzamelmix 1 n n j j n j j n n n j j n n j 1 u 2 i 3 m 4 b 5 t 6 b 7 l 8 d 9 e 10 k 11 b 12 s 13 o 14 m 15 r u i t d e k o m Puzzelverzamelmix 2 h j c e f l a m k o g d b n i 22

f g f g e k e e g g f f g f g j g p k e k k e k f f g f g f g g k e k e e e f p f j f i j e e k k e k e k g f g f j f k k e e k e e k e f g f j f p p f f j e k k e f j f g f i e g f g f k e e g f g f g j k e f i f p e k i f g f p f k e k p f j k k e e k e k e k e k k f j e k e k k e e k k e k e e g e k k e e k k e e k e e k k f k e k e k e k e k e k e k e j e e k k e e k k e e k k e e f k e k e k e k e k k e k e j g f k e k e k e k e k k e k f j g i k e k e k e k e k k f g Puzzelverzamelmix 3 1. jeuken 2. elfendertigst 3. Job 4. zeilen bijzetten 5. in je zak 6. daken schreeuwen 7. stuipen op het lijf 8. zijn broekzak 9. in het honderd 10. van de hemel 11. ware Jacob 23

12. gesneden koek 13. uit de toon 14. de aap uit de mouw 15. wolken antwoord zin 10 v a n d e h e m e l antwoord zin 4 z e i l e n b i j z e t t e n antwoord zin 3 j o b antwoord zin 2 e l f e n d e r t i g s t antwoord zin 13 u i t d e t o o n antwoord zin 5 i n j e z a k antwoord zin 1 j e u k e n antwoord zin 15 w o l k e n v i j f t i e n Puzzelverzamelmix 4 n c m a h f j e k l b d g i o t i s v o o r d e b a k k e r 24