Leestraining ze protesteert het protest een bonte verzameling ze vertrokken het vertrek de luidsprekers Bietebauw de zeepkisten ze schetteren de deelnemers het berkenbosje een warm applaus halsoverkop de vunzige valsspeler ze scanderen de toeschouwers een honingslinger de omheining de crosskalebas een elastiek ze frutselt behendig de zeepkistenwedstrijd de vliegeniersmuts hij grijnslacht de burgemeester het startpistool Taalsignaal Anders! 3B Plantyn Kopieerblad 24
Leestraining protesteert protest een bonte verzameling vertrokken vertrek luidsprekers Bietebauw zeepkisten schetteren deelnemers berkenbosje een warm applaus halsoverkop vunzige valsspeler scanderen toeschouwers honingslinger omheining crosskalebas elastiek frutselt behendig zeepkistenwedstrijd vliegeniersmuts grijnslacht burgemeester startpistool Taalsignaal Anders! 3B Plantyn Kopieerblad 25
Stellen Taalsignaal Anders! 3B Plantyn Kopieerblad 26
Thema 15a Woordenschat Je kunt de renners bijna niet herkennen. Ze rijden ontzettend snel en flitsen gewoon voorbij. Taalsignaal Anders! 3B Plantyn Kopieerblad 27
Forumlezen Deel 1 Er zijn twee soorten bussen: stadsbussen en streekbussen. Stadsbussen rijden binnen de grenzen van de stad. Ze hebben veel staanplaatsen. Streekbussen rijden ook buiten de stad. Daarin zijn veel meer plaatsen om te zitten. De bus rijdt altijd dezelfde weg. Dat heet buslijn. Op de plaatsen waar de bus stopt, staat een halte. Iedere buslijn heeft een nummer. Dat nummer staat ook op de bus. Op het bord bij de halte staan de vertrektijden van de bus. De bus rijdt op vaste tijden. Als je met de bus mee wilt, moet je een strippenkaart hebben. Je kunt die kopen in postkantoren en in stations. Voor kinderen is een strippenkaart goedkoper. Hoe verder je met de bus reist, hoe meer strippen het je kost. Deel 2 Een tram is een soort lichtgewicht trein die op rails rijdt. De eerste trams werden door paarden getrokken. Door de rails reed de tram heel soepel en licht en konden de paarden heel veel mensen vervoeren. Een van de belangrijkste taken van de trambestuurder was het verzorgen van de paarden. Later reden de trams op elektriciteit. Trams rijden lang niet in alle steden. Heb jij weleens in een tram gezeten? Air betekent lucht in het Engels. Een airbus is een bus door de lucht. Een vliegtuig dus! Een vliegtuig dat mensen vervoert over korte afstanden noem je een airbus. Dat is de bibliotheekbus. Die komt op vaste tijden in kleine dorpen waar geen bibliotheek is. Zo kun je toch fijn boeken lenen. Taalsignaal Anders! 3B Plantyn Kopieerblad 28
Forumlezen Moet je naar een speciale school of woon je erg afgelegen, dan ga je met de schoolbus naar school. In Amerika is dat heel gewoon. Nee! Dit is geen bus op ski s. Met zo n bus kun je naar het buitenland op wintersport gaan. Met de bus is het niet zo duur en je ski s kunnen gewoon in de bagageruimte mee. Een vakantiebus is lekker luxe. Vaak is er zelfs een wc in. Je maakt met zo n bus een lange reis, bijvoorbeeld naar Spanje of Oostenrijk. Zeg tegen je opa en oma dat je al heel goed kunt rekenen. Vraag of zij dat ook kunnen. Vertel ze dan dit verhaaltje: De bus vertrekt bij het station. Er zitten 16 mensen in. Bij het ziekenhuis stappen er 8 mensen uit en komen er 5 bij. Nu rekenen je opa en oma uit hoeveel mensen er in de bus zitten. Je laat de bus ook stoppen bij de markt, de kerk en het winkelcentrum. Telkens laat je mensen uitstappen en instappen. Hoeveel precies, dat kies je zelf. Je opa en oma rekenen zich suf. Als je helemaal klaar bent, vraag je: Hoeveel keer is de bus gestopt? Tja, die vraag hadden je opa en oma niet verwacht, maar jij hebt wel stiekem geteld hoeveel keer de bus gestopt is. Taalsignaal Anders! 3B Plantyn Kopieerblad 29
Thema 15B Stellen Lees de zin en luister. Klinkt de zin goed, leest hij vlot? Maak van een lange zin meerdere korte zinnen. Zeg er wat meer over. Gebruik woorden die zeggen hoe iets is Vertel wat meer: waar? wanneer? hoe? waarom? waarmee? Zorg voor afwisseling. Begin niet meer dan twee zinnen met hetzelfde woord. Gebruik hetzelfde woord niet in twee opeenvolgende zinnen. Zeg het anders. Je kunt zinnen ook omkeren. Je kunt woorden bijvoegen. Je kunt de nadruk leggen op wat belangrijk is door het vooraan in de zin te plaatsen. Je kunt tekenende woorden kiezen (fluisteren, blij, voorzichtig, brullen ). Kies het juiste woord. Let op de woordkeuze. (Kun je een beter woord kiezen?) Geef de dingen (personen, dieren) een naam. Gebruik verschillende namen. Denk aan de schrijfstappen. Denk aan de schrijfstappen voor spelling. Zoek in de leesteksten naar de moeilijke woorden die je gebruikt. Taalsignaal Anders! 3B Plantyn Kopieerblad 30