Een Europees netwerk voor beeldende kunst Kader en voorbereidend onderzoek Sofie Vreys



Vergelijkbare documenten
Kunstendecreet. decreet ondersteuning professionele. kunsten Vlaamse Gemeenschap

INTERNATIONAAL CULTUURBELEID EEN VVC-BIJDRAGE

Het museum: - beschikt over een kwaliteitslabel als museum - heeft tijdig een aanvraag ingediend voor Vlaamse indeling en subsidiëring

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Verduidelijkende nota van de beoordelingscommissie sociaal-artistiek werk

Samenvatting Flanders DC studie Internationalisatie van KMO s

Gecoördineerde tekst:

DECREET. houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur

Subsidiemogelijkheden Kunstendecreet

VR DOC.1237/2BIS

Tekst aangenomen door de plenaire vergadering. van het ontwerp van decreet. houdende diverse bepalingen in de beleidsvelden cultuur en jeugd

European Festivals Association

Subsidiemogelijkheden Kunstendecreet

Interview met minister Joke Schauvliege

Waar staat Ondernemers voor Ondernemers voor?

Subsidiemogelijkheden Kunstendecreet. Subsidiemogelijkheden Kunstendecreet. Subsidiemogelijkheden Kunstendecreet

Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed in Vlaanderen

Projectsubsidies organisaties: doel

BRABANTSTAD MAAKT HET. Een innovatieve culturele regio als geen ander. Concept-Regioprofiel

Onderzoek naar archieven en collecties in de beeldende kunsten

Samenwerking op vlak van cultuur Québec-Vlaanderen

Decreet Bovenlokale Cultuurwerking

vijf misverstanden om komaf mee te maken in een toekomstig cultureel-erfgoedbeleid

DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, JEUGD, SPORT, BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING,

Informatiemoment Grote lijnen van een nieuw CULTUREEL- ERFGOEDDECREET TOELICHTING KVS

Ontwerp van samenwerkingsakkoord

Alle delegaties gaan thans akkoord met de tekst van bovengenoemde conclusies van de Raad.

INTERBESTUURLIJKE SAMENWERKING IN VLAANDEREN

FAQ. Decreet bovenlokale cultuurwerking Subsidie voor bovenlokale cultuurprojecten

Subsidiëring in het kader van het Kunstendecreet: Projectsubsidies: - Voor kunstenorganisaties, kunsteducatieve en sociaal-artistieke organisaties

BIJLAGEN. bij. Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Conferentie Netwerk Vrede, Veiligheid, en Ontwikkeling Donderdag 28 Mei 2009 Malietoren, Den Haag

Digitale cultuur als continuüm

Naar een geïntegreerd bovenlokaal cultuurwerk. Sylvia Matthys Steunpunt voor Bovenlokale Cultuur 14 juni 2019

vijf debatten over het strategische en publieke belang van kunst en cultuur als basis voor nieuwe vormen van leefbaarheid, zorg en welzijn

Dialoogmuseum Parkabdij. toekomstvisie op de geïntegreerde erfgoedwerking van CRKC. Adviesforum CRKC 22 september 2016 Interdiocesaan Centrum, Brussel

Toll-net: samenwerken aan e-leren en gecombineerd leren voor volwassenen

Algemeen verslag denkdag 15 juni 2015 de Kriekelaar Schaarbeek

Geachte leden van de Vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Voorontwerp van decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot het economisch, wetenschapsen innovatiebeleid

Samenwerken, netwerken en clustering in de erfgoedsector

Observatorium voor Gezondheid en Welzijn OPERATIONEEL PLAN

Voorstelnota Steunpunt GOK begeleiding en onderzoek Brusselse proefprojecten Brede School. 25 augustus 2006

I. Context (1) I. Context (2) Het Akkoord van Brussel van 16 september 2002: Een juridisch kader voor grensoverschrijdende intercommunales

Dossier Rechtstreekse subsidies aan beeldende kunstenaars

1. De methodiek Management Drives

Sectormoment Architectuurcultuur. Dinsdag 11 december 2018

Verslag sessie 3: Op zoek naar nieuwe modellen van cultuurparticipatie

Gelet op hoofdstuk IV van de Grondwet;

Heroriëntering VVC. Heroriënteren naar een netwerkgedreven kennisknooppunt voor (inter)lokaal cultuurbeleid

1. De Vereniging - in - Context- Scan Wijk-enquête De Issue-scan en Stakeholder-Krachtenanalyse Talentontwikkeling...

Cultuur als bindmiddel

HET CO-CREATIEF PROCES

FUNCTIEFAMILIE 4.2 Beleidsthemabeheerder

Integraal Kwaliteitsmanagement Gezondheidszorg Zorgkwaliteit, risicobeheersing, veiligheid en efficiency volgens NEN EN 15224

VACATURE. Innoviris is op zoek naar. een Adviseur Innovatief Ecosysteem (Strategisch) Referentie: AFN201603

managing people meeting aspirations Natuurlijke groei

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

Beken Kleur Gooi je troeven op tafel. handleiding

Subsidiëring in het kader van het Kunstendecreet: Projectsubsidies: - Voor kunstenorganisaties, kunsteducatieve en sociaal-artistieke organisaties

Beleidsplan AUHL

Beleidslijnen

Subsidiereglement ter ondersteuning van erkende culturele verenigingen voor hun jaarwerking

Functionaliteitseconomie: Hefboom voor duurzame ontwikkeling in België? Samenvatting. Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

COCREATIE. in straten, wijken, dorpen en gemeenten. #kwadraet

MEDEZEGGENSCHAP EN SUCCESFACTOREN. Ruysdael onderzoek 2015

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking

Spanningsvelden bij toegankelijkheid van zorg : We hebben gezocht naar een titel die meteen naar de kern van de zaak gaat en die omvattend is voor de

( Verantwoord ) Beleidsvoerend Vermogen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Beleidsplan Unie van Betrokken Ouders

Samenwerken over sectoren heen

Kunstendecreet. Team Kunsten en Erfgoed Departement Cultuur, Jeugd en Media. Infovergadering nieuwe beoordelaars 2 februari 2018

Globaal Sportinfrastructuurplan Vlaanderen Diederik Van Briel

Kunstenpunt zoekt algemene leiding (v/x/m - voltijds) bijlage bij de vacature

Creativiteit zkt. structuur

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in het bijzonder artikel 5, 1 en 92bis;

sponsordossier ithaka 25

Startnotitie Digitaal Platform voor presentatie van het beste en mooiste van de Vlaams-Nederlandse culturele samenwerking

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; BESLUIT:

Abstract Waaier van Merken Een inventarisatie van branding in de Nederlandse gesubsidieerde theatersector Margriet van Weperen

Benodigde capaciteit, middelen, faciliteiten en infrastructuur

INTERGEMEENTELIJKE ONROERENDERFGOED- DIENSTEN (IOED S)

FUSION TEAMS. Tewerkstelling en diversiteit in het jeugdwelzijnswerk. April 2014 december 2015

WORKSHOP 1: RICHTING GEVEN

bosgroepen en regionale landschappen

Opstellen van een beleidsplan

Klaartje Bult Creative Europe Desk NL Europadag 17 december 2013, Pakhuis de Zwijger

praktijkseminarie de operationele aanpak valorisatieproblematiek

HANDLEIDING PROJECTOPROEP VAN 15 MEI 2019 VOOR PROJECTEN DIE VAN START GAAN VANAF 1 JANUARI Decreet Bovenlokale Cultuurwerking

Bantopa Terreinverkenning

ERKENDE, NIET-GESUBSIDIEERDE SPORTFEDERATIES

Experimenteel reglement: Innovatieve partnerprojecten

Brussel, 10 december _Advies_accreditatieverdrag. Advies. Accreditatieverdrag met Nederland

Evaluatie Odysseusinitiatief. Volledige naam

Cultuurbeleid en Betekenis

AFDELING 4. HET STUURORGAAN VLAAMS INFORMATIE- EN ICT-BELEID

HAALBAARHEIDSONDERZOEK NAAR EEN EUROPESE SECTORRAAD ARBEIDSMARKT EN KWALIFICATIES IN DE SPORT EN BEWEEGSECTOR

Transcriptie:

Universiteit Antwerpen Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen Academiejaar 2008-2009 Een Europees netwerk voor beeldende kunst Kader en voorbereidend onderzoek Sofie Vreys Scriptie ingediend tot het bekomen van het diploma Master in het Cultuurmanagement UA-begeleider Prof. Dr. Annick Schramme Instellingsbegeleiders Dirk De Wit / Sam Eggermont /

Dank u Dank u, BAM - In de eerste plaats voor het onderwerp van dit onderzoek. Het sprak me meteen aan en heeft me ontzettend geboeid. Daarnaast voor de fantastische ervaring en de kansen die jullie me reikten. Tenslotte ook voor de nodige ondersteuning en sturing. Dank u, Professor Schramme - Voor de klare kijk, de nuttige inzichten en vele antwoorden op evenveel vragen. Dank u, Serge, mama&papa en co.

If it is important to maintain a process of dialogue and intercultural exchange that magnifies the specificities and differences and at the same time increases understanding of different cultures; If it is important to stimulate artistic creativity at a transnational level; If it is important to foster and strengthen collaborative relations and partnerships at the European and international level; If it is important to enhance the role of the arts and culture through confrontation of national, regional and local cultural heritage; If it is important to guarantee space for liberal and independent confrontation and dialogue which is not circumscribed by attempts to fulfil specific objectives determined a priori; If all this is important, then the activity of networking represents an extremely efficient means of allowing this to happen. Mary Ann DeVlieg - secretary general of IETM (Informal European Theatre Meeting)

Abstract Vanuit zijn werking als onafhankelijk en intermediair steunpunt ervaart het Instituut voor Beeldende Audiovisuele en Mediakunst (BAM) de behoefte aan internationale samenwerking met organisaties met een soortgelijke werking of een vergelijkbaar takenpakket. Samen met de Nederlandse Mondriaan Stichting en het Deense Visual Arts Centre zet BAM momenteel de eerste stappen in de opzet van een Europees netwerk voor beeldende kunst. Dit onderzoek ondersteunt het proces van de initiatiefnemers door na te gaan welke de behoefte is aan zulk een netwerk. Bovendien zoekt het een antwoord op vragen rond mogelijke toekomstige partners en thema s van een netwerk. Daarnaast bekijkt het wat de eventuele juridische en financiële structuur van een netwerk kan zijn. Een eerste deel plaatst een Europees netwerk voor beeldende kunst in een breder maatschappelijk en wetenschappelijk kader. Ten eerste wordt aangetoond dat de hedendaagse beeldende kunstsector zich beweegt in een internationaal vernetwerkte en snelveranderende context, en dat zowel de Vlaamse cultuuroverheid, als BAM een belangrijke rol spelen als ondersteuners van actoren uit deze beeldende kunstsector. Vervolgens reiken verschillende wetenschappelijke stromingen interessante perspectieven aan om te komen tot een gefundeerd beeld over netwerken. Dit beeld toont dat netwerken en andere samenwerkingsverbanden enkele gelijkenissen vertonen, maar ook dat netwerken gekenmerkt worden door een zeer specifieke, flexibele en non-hiërarchische structuur. Daarnaast bewijzen - door literatuur aangereikte - motieven, succesfactoren en mogelijke ontwikkelingsfases dat samenwerken kan leiden tot het overstijgen van de som van de delen. Netwerken en andere samenwerkingsverbanden zorgen ervoor dat partners doelen kunnen verwezenlijken die zij alleen niet haalbaar achten. Succesvolle samenwerkingsverbanden starten met een zorgvuldige partnerselectie. Partners zijn best divers en complementair, en bovendien moeten zij een zekere netwerkmentaliteit aan de dag leggen. Deze houdt in dat zij flexibel zijn en zich willen engageren ten voordele van de samenwerking. Initiatiefnemers van goede partnerschappen hebben aandacht voor het opstellen van de gezamenlijke doelen en denken na over de beste structuur van een netwerk. Ze proberen complexiteit en ambiguïteit te beperken tot een minimum om zo het vertrouwen tussen leden te stimuleren. Een beschouwing over culturele netwerken vormt, ten derde, het sluitstuk van dit deel. Het blijkt dat dankzij hun dynamische, meegaande en contextgericht structuur netwerken erg efficiënte en veelgebruikte instrumenten zijn in de sector van kunst en cultuur.

Een tweede deel is eerder pragmatisch een schetst het voorbereidend onderzoek aan de hand van de verschillende ontwikkelingsfases van een Europees netwerk voor beeldende kunst. Een verkennende fase start met een studie van de werking van de initiatiefnemers, dit met het oog op het leren kennen van de verschillende verwachtingen. Vervolgens geeft het een overzicht van Europese (intermediaire) organisaties - en dus mogelijke partners - en beschrijft het de mogelijke werking en structuur van een netwerk. Tijdens een stakeholderoverleg met de initiatiefnemers en expertenmeeting met sleutelfiguren uit de beeldende kunstsector werd vervolgens de uitkomst van het verkennende onderzoek afgetoetst. Dit alles leidt tot een profiel voor toekomstige partners, enkele mogelijke doelen en thema s, en een potentiële vorm voor een netwerk. Zo zal een Europees netwerk voor beeldende kunst in een eerste fase erg informeel blijven. Met een beperkt aantal Europese intermediaire partners, die bovendien betrokken zijn op het beleid in hun land, streeft dit netwerk naar het samenbrengen van informatie en kennis, het organiseren van een jaarlijkse meeting en het bevorderen communicatie tussen medewerkers. Voorlopig is er nog geen sprake van een juridische vorm en dragen verschillende partners de kosten. In een latere fase kan het, steeds vanuit de behoefte van partners, kiezen voor een bepaalde structuur en vaste financiële inkomsten.

Inhoudsopgave Inleiding 1 Onderzoeksopzet 3 Deel 1 Algemeen kader 5 I. Context en beleidskader 6 1. Het internationaal karakter van beeldende kunst 6 2. Het Vlaams internationaal cultuurbeleid 8 2.1 De context 8 2.2 De instrumenten 9 2.3 Uitdagingen 11 3. BAM 13 3.1 Algemeen 13 3.2 Internationale werking van BAM 14 II. Netwerken - een literatuurstudie 17 1. Theoretisch kader 17 1.1 Inleiding 17 1.2 Netwerken onderzocht 17 1.3 Netwerken gedefinieerd 19 1.4 Samen netwerken = samenwerking. Of: de link tussen collaboration en networking 20

2. Waarom samenwerken? 23 2.1 Interne, externe en morele strategische impulsen 23 2.1.1 Interne motieven 23 2.1.2 Externe motieven 24 2.1.3 Morele en ideologische motieven 25 2.2 Samenwerken als strategische keuze 25 2.3 Collaborative advantage 26 3. Hoe samenwerken? 27 3.1 Inleiding 27 3.2 Ontwikkelingsproces 27 3.2.1 Partnerselectie 27 3.2.2 Ontwerp 27 3.2.3 Evolutie en ontwikkeling 31 3.2.4 Stopzetting 33 3.3 Context 33 3.3.1 Succesfactoren 33 3.3.2 Bedreigingen 36 3.3.3 Organisatorische vereisten 36 4. Netwerken in de culturele sector 38 4.1 Inleiding 38 4.2 Kader 38 4.3 Melting pot: culturele netwerken 39 4.4 Over culturele netwerken 40 4.4.1 Motivatie 40 4.4.2 Karakteristieken 41 4.4.3 Functies 41 4.4.4 Risicoʼs en bedreigingen 42

III. Besluit 43 Deel 2 Opzet van een Europees netwerk voor beeldende kunst 45 I. Inleiding 46 II. Ontwikkelingsproces 48 1. Verkenningsfase: voorbereidend onderzoek 48 1.1 SWOT BAM 48 1.2 Typologie 51 1.3 Onderzoek initiatiefnemers 53 1.4 Leren uit het verleden 54 1.5 Partnerscreening: de voorbereiding 55 1.6 Leentje buur: hoe doen andere netwerken het? 56 1.6.1 Partners 56 1.6.2 Juridische structuur 58 1.6.3 Bestuursvorm en management 59 1.6.4 Financiële middelen 60 1.6.5 Werkmethoden 61 2. Partnerselectie, eerste inhoudelijke keuzes en aftoetsing 62 2.1 Stakeholdermeeting - 14 april 2009 62 2.2 Partnerselectie 65 2.3 Bevraging sector: expertenmeeting - 6 mei 2009 67 2.3.1 Algemeen: de nood 68 2.3.2 Themaʼs 68 2.3.3 Valkuilen: Structuur, invloed van een netwerk en partnerselectie 69 2.3.4 Inhoud mogelijke meeting of conferentie 70 2.3.5 Besluit 70

3. Concrete opzet: de volgende stappen 71 3.1 Partners benaderen 71 3.2 Doelen bepalen 71 3.3 Bekendmaking en naam 72 3.4 Meeting 2010 73 4. Mogelijke groei: opzet van een structureel samenwerkingsverband 74 4.1 Juridische vorm 74 4.1.1 Verenigingen zonder rechtspersoon 74 4.1.2 Redenen voor het aannemen van een juridische vorm 74 4.1.3 Een vereniging zonder winstoogmerk (VZW) of een internationale vereniging zonder winstoogmerk (IVZW) 75 4.1.4 Oprichting en wettelijke bepalingen 76 4.1.4 Andere vormen 76 4.2 Inkomsten 77 4.3 Een onthaalbeleid voor nieuwe partners 80 5. Samenwerking onderhouden en optimaliseren 81 5.1 Dynamiek 81 5.2 Communicatie 81 5.3 Leiderschap 82 III. Besluit 83 Besluit / aanbevelingen 85 Bibliografie 92 Bijlagen 100

Bijlage 1 Schema ʻManaging Aimsʼ uit HUXHAM, C. & VANGEN, S. (2006), Managing to Collaborate - The theory and practice of collaborative advantage, London / New York: Routledge, p. 104 Bijlage 2 Bijlage 3 Culturele Netwerken Europese beeldende kunstorganisaties (niet-exhaustief werkdocument ter voorbereiding van de partnerselectie voor een Europees netwerk voor beeldende kunst) Bijlage 4 Uitnodiging en agenda stakeholdermeeting - Kopenhagen, 14 april 2009 Bijlage 5 Powerpointpresentaties ʻPossible Partnersʼ en ʻOther Cultural Networksʼ ter voorbereiding van de stakeholdermeeting - Kopenhagen, 14 april 2009 Bijlage 6 Report stakeholdermeeting - ʻEuropean network for visual artsʼ - Danish Art Agency (Visual Art Centre), Copenhagen, 14th of April 2009 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10 Selectiecriteria versus mogelijke partners Werking mogelijke partners Contactgegevens mogelijke partners i_can Members Bijlage 11 Verslag expertenmeeting - Europees netwerk voor beeldende kunst (praktijkproject UA) / internationale werking BAM - Gent, 6 mei 2009 Bijlage 12 Bijlage 13 Mogelijk kostenplaatje meeting en eventuele kosten van een netwerk Verslag gesprekken - Mary Ann DeVlieg, Secretary General van IETM (Informal European Theatre Meeting) Brussel, 12 mei 2009, Stef Coninx, Secratary van IAMIC (International Association of Music Information Centres) Brussel, 12 mei 2009 en Irene Sadal, coördinator van Res Artis (Worldwide Network of Artist Residencies) Amsterdam, 19 mei 2009

Inleiding Het Instituut voor Beeldende Audiovisuele en Mediakunst (BAM) ondersteunt vanuit zijn werking als onafhankelijk en intermediair steunpunt onder andere organisaties en kunstenaars actief in de hedendaagse beeldende kunstsector. BAM analyseert, informeert en stimuleert spelers uit dit veld, en zet hen aan tot samenwerking. Het internationaal referentiekader van deze werking genereert vragen rond beleidskaders en beleidsinstrumenten in andere landen, rond mogelijke samenwerking op vlak van tentoonstellingen, residenties, opleidingen en publicaties, rond het uitwisselen van kennis en expertise, en rond het internationaal functioneren van informele en formele netwerken tussen actoren uit verschillende landen. BAM ervaart dan ook een zekere nood aan internationale samenwerking met organisaties die een soortgelijke werking of een vergelijkbaar takenpakket hebben. Dit onderzoek wil hier verder op in gaan en de behoefte aan een netwerk voor intermediaire of steunpuntachtige beeldende kunstorganisaties af toetsen. Nog voor de eigenlijke start van het onderzoek leerden we dat ook de Nederlandse Mondriaan Stichting en het Deense Visual Arts Centre (zie kader) kampen met dezelfde vragen en uitdagingen. Zij toonden zich dan ook bereid om actief mee te stappen in een voorbereidend denkproces. Hun engagement en motivatie brachten het onderzoek en de opzet van een mogelijk netwerk in een stroomversnelling. BAM, de Mondriaan Stichting en het Visual Arts Centre traden op als initiatiefnemers en namen reeds enkele concrete stappen tot het oprichten van een Europees netwerk voor beeldende kunst. De focus van dit onderzoek kwam hierdoor voornamelijk te liggen op de voorbereiding van het opstarten van dit toekomstig netwerk. Mondriaan Stichting - De Mondriaan Stichting is opgericht om de ontwikkeling en verspreiding van beeldende kunst, design en cultureel erfgoed uit Nederland te stimuleren. Dit doet ze door het financieel ondersteunen van projecten en activiteiten in Nederland en daarbuiten. Internationalisering en internationale promotie vormen een integraal onderdeel van het beleid van de Mondriaan Stichting Visual Arts Centre - Het Deense Visual Arts Centre is een deelwerking van de Danish Arts Agency. Deze administratieve dienst van het Deens ministerie voor Cultuur staat in voor de ondersteuning van verschillende Deense kunstvormen. Hiertoe fungeert het enerzijds als secretariaat van het Deense fonds voor kunsten en zijn raad; anderzijds bevordert het de internationale werking van beeldende kunst, muziek, literatuur en theater. Enerzijds is dit onderzoek dus gericht op het duiden van de nood en behoefte aan een netwerk, anderzijds gaat het dieper in op potentiële partners, mogelijke doelen en de eventuele vorm van een netwerk. 1

Om een Europees netwerk voor beeldende kunst in een breder maatschappelijk en wetenschappelijk kader te plaatsen gaan we in het eerste deel van dit onderzoek ten eerste dieper in op de maatschappelijk context van de beeldende kunstsector. We beschrijven het internationaal vernetwerkt karakter van beeldende kunst en tonen dat de impact van de huidige globalisering hierop niet gering is. Vervolgens wordt het Vlaams internationaal cultuurbeleid toegelicht en hebben we bijzondere aandacht voor de rol die BAM speelt in het ondersteunen en stimuleren van de internationale werking van de beeldende kunstsector. Ten tweede zetten we een eerder algemeen theoretisch kader op rond netwerken. We raken kort een aantal wetenschappelijke stromingen aan om zo te komen tot een gefundeerd inzicht over netwerken. Verder komen - door literatuur aangereikte - motieven, succesfactoren en mogelijke ontwikkelingsfases aan bod. We ronden dit eerste deel af met een beschouwing over culturele netwerken. In een tweede deel is de focus pragmatischer. Op basis van het theoretisch kader kwamen we tot een stappenplan dat de ontwikkelingsfases van een netwerk rond beeldende kunst weergeeft. Zowel de neerslag van de onderzoeksactiviteiten, als mogelijke toekomstige handelingen en een eventuele terugkoppeling naar de theorie kregen hierin een plaats. Een besluit wil tenslotte de genomen stappen en toekomstige activiteiten in het kader van een Europees netwerk rond beeldende kunst in het breder onderzoekskader plaatsen. Zowel informatie uit het eerste theoretisch deel, als input die we meekregen tijdens het praktijkproject worden teruggekoppeld naar de belangrijkste onderzoeksvragen. 2

Onderzoeksopzet De inleiding vertelt dat BAM vanuit zijn internationale werking de behoefte ervaart om op een structurele manier samen te werken met intermediaire organisaties uit andere Europese landen. Ook de Mondriaan Stichting en het Deense Visual Arts Centre voelen dit zo aan en willen samen met BAM optreden als initiatiefnemers bij de opzet van een Europees netwerk rond beeldende kunst. Dit onderzoek ondersteunt het proces van de initiatiefnemers door na te gaan welke de nood is aan een Europees netwerk voor beeldende kunst. Bovendien zoekt het een antwoord op vragen rond mogelijke toekomstige partners en thema s van een netwerk, en bekijkt het wat een mogelijke juridische en financiële structuur van een netwerk kan zijn. Naast een beperkte literatuurstudie met betrekking tot de maatschappelijke, verinternationaliseerde context van beeldende kunst enerzijds en het functioneren van netwerken anderzijds, zijn er een aantal belangrijke stappen in het onderzoek te onderscheiden. Een eerste fase was eerder verkennend. Zo verleende het bestuderen van de werking van de initiatiefnemers inzicht in de behoefte aan samenwerking, mogelijke criteria voor partnerselectie en potentiële doelen voor een netwerk. Daarnaast bekeken we via een zoektocht op internet welke (intermediaire) organisaties bestaan in Europa en welke eventueel in aanmerking zouden komen voor deelname aan een netwerk. Tenslotte leidde de beschouwing van de werking van een aantal bestaande culturele netwerken tot een overzicht van bestaande partnerkenmerken en - categorieën, bestuurstructuren, juridische vormen, financiële middelen en werkmethoden. In een tweede stadium kwamen BAM, de Mondriaan Stichting en het Visual Arts Centre op 14 april 2009 tijdens een eerste stakeholdersoverleg samen in Kopenhagen om na te denken over de nood aan en de eventuele vorm van een Europees netwerk voor beeldende kunst. Ook kunstenaars, andere actoren uit de beeldende kunstsector of personen die de sector erg goed kennen, zaten rond dit thema samen: acht sleutelactoren discussieerden op 6 mei 2009 bij BAM over de behoefte aan internationale uitwisseling en samenwerking tussen intermediaire beeldende kunstorganisaties. Ook dachten deze veldactoren na over de mogelijke inhoud van een Europees netwerk rond beeldende kunst. Verder werd de opzet van een Europees netwerk beeldend kunst afgetoetst bij medewerkers van drie netwerken. Op 12 en 19 mei 2009 spraken we in Brussel met Mary Ann DeVlieg (Secretary General van IETM - Informal European Theatre Meeting) en Stef Coninx (Secretary van IAMIC - International Association of Music Information Centres), en in Amsterdam met Irene Sadal (coördinator van Res Artis- Worldwide Network of Artist Residencies). Tijdens deze gesprekken werd vooral gepeild naar de werking van respectieve netwerken om deze 3

inzichten achteraf te gebruiken bij het nadenken over de opzet van een netwerk voor beeldende kunst. In een derde en laatste stadium werd de verzamelde informatie gebundeld. Om te komen tot een zo duidelijk mogelijk overzicht van de onderzoeksactiviteiten, en om tegelijkertijd een antwoord te formuleren op de onderzoeksvragen kozen we ervoor om de resultaten weer te geven per fase in het ontwikkelingsproces. Waar nodig werd dit gestoffeerd met een theoretische terugkoppeling of een verwijzing naar bovengenoemde gesprekken met initiatiefnemers, veldactoren of netwerkcoördinatoren. In dit kader gaat bijzondere aandacht naar het aannemen van een mogelijke juridische vorm en de eventuele financiële kosten van een groeiend netwerk. Graag willen we er - in deze uiteenzetting over het onderzoeksopzet - op wijzen dat onderhavig onderzoek, dankzij het engagement van initiatiefnemers, erg toepasbaar werd. De motivatie van de betrokkenen en de eerste concrete stappen in het ontwikkelingsproces maakten het onderzoeksproces enorm boeiend en interessant. Beslissingen die doorheen het onderzoek werden genomen, zorgden er bovendien voor dat we in volgende fases reeds het één en ander konden aftoetsen. Dit alles leidde er echter toe dat onderzoekslijn en praktijk niet altijd synchroon evolueerden, wat een duidelijke en correcte rapportage soms bemoeilijkte. Een andere opmerking betreft de terminologie. De termen samenwerking en netwerk worden soms elkaar gebruikt worden. We willen niet de indruk wekken dat deze termen op dezelfde structuur duiden. Een samenwerking is, ons inziens, algemener en overkoepelend: een netwerk zou dus gezien kunnen worden als een bepaalde samenwerkingsvorm. Waar het gaat over eerder algemene zaken, zoals motieven en ontwikkelingsfases, hanteren we dan ook de term samenwerking, terwijl netwerk wordt gebruikt bij items specifiek verbonden aan deze structuur. 4

Deel1 Algemeen kader 5

I. Context en beleidskader 1. Het internationaal karakter van beeldende kunst Van 29 november 2008 tot 22 februari 2009 organiseerde Wiels, Centrum voor Hedendaagse Kunst, Un-scene. Met deze expositie wilde het kunstencentrum een overzicht tonen van het werk van een nieuwe generatie Belgische kunstenaars. Un-scene duidt op de scènes of milieus waar kunstenaars in vertoeven. Meer dan ooit zijn deze milieus internationale fora. Belgische artiesten kennen vaak Luik, Gent, Brussel of Antwerpen als thuisbasis. Toch pendelen ze vaak naar hun tweede thuis en werkplaats in het buitenland om hier aansluiting te vinden bij de meest actuele discussies in de beeldende kunstsector. Ook niet-belgen en nieuwe Belgen maken bovendien meer en meer deel uit van een Belgische kunstscène (Wiels, 2008: 1). Het is tegen de achtergrond van dit internationale perspectief - dat reeds lang de artistieke horizon vormt, en dat sinds een decennium de aflossing inluidt van de nationale logica door het geopolitieke spectrum van globalisatie en mobiliteit, en de zich vormende transnationale identiteiten - dat de tentoonstelling zich aftekent (Wiels, 2008: 1). Hoewel Pascal Gielen en Rudi Laermans in Een omgeving voor actuele kunst duiden op het feit dat het mondiale karakter van hedendaagse (beeldende) kunst erg westers getint is en dus bezwaarlijk werelds genoemd kan worden, toont hun onderzoek wel aan dat de makers van Un-scene toch een goed kader schetsten voor hun programma. Het is, volgens bovengenoemde auteurs, immers zo dat de beeldende kunstsector zich vandaag de dag beweegt in een amalgaam van globale netwerken: een wereldomspannend netwerk-van-netwerken, een mondiaal meshwork (Gielen, 2004: 39). Het globale van beeldende kunst laat zich - naar analogie met de tentoonstelling in Wiels - kenmerken door de internationale aanwezigheid van topkunstenaars, maar ook door een breder internationaal denken. Dit impliceert onder andere dat de kunstwereld wetmatigheden hanteert die grotendeels aan lokale actoren en opiniemakers ontsnappen (Luyckx, 2008). De geografische nabijheid van een kunstenaar of kunstwerk zijn dus niet meer van belang omdat de kaders voor artistieke keuzes elders uiteengezet worden (Gielen, 2008: 217). 6

De maatschappelijke en economische globalisering zorgt bovendien voor een schaalvergroting van dit mondiaal karakter van beeldende kunst. Mediatisering, mondiale vernetwerking en hypermobiliteit zorgen voor een existentiële toename van het aantal actoren op de kunstmarkt en van de snelheid waarmee deze actoren bewegen en uitgewisseld worden. Gepaard met een verregaande liberalisering van de kunstmarkt plaatst dit kunstenaars en kleine culturele organisaties in een kwetsbare positie (naar Gielen, 2009a). Gielen en Mouffe tonen in de verjaardagseditie van het tijdschrift voor kunst en het openbaar domein Open dat de huidige sociaal-economische context er niet enkel voor zorgt dat het globale karakter van de beeldende kunstsector een andere betekenis krijgt, maar bovendien dat een aangepast instrumentarium om in deze globale kunstenwereld te bewegen noodzakelijk is. Dit instrumentarium hoort, volgens Gielen, post-institutioneel te zijn. Hij duidt hiermee de noodzaak van mobiliteit, openheid, nieuwsgierigheid en innovativiteit en zet dit tegenover het stramme en onbeweeglijke beeld van de institutie. Biënnales - welke het onderwerp van bovengenoemde publicatie vormen - zijn een mogelijk antwoord op een snelveranderende werkomgeving. Maar ook een netwerk zou dankzij zijn weinig rigide, flexibele en dynamische karakteristieken (cf. infra) functioneren in een hedendaagse context waar de nadruk ligt op aanpassingsvermogen, beweeglijkheid en snelheid (Gielen, 2009b: 8-17 en Mouffe, 2009: 32-40). Dit internationaal karakter maakt dat actoren in het veld van de hedendaagse beeldende kunst internationale netwerken als levensnoodzakelijk ervaren. Een onderzoek van Alies Veul uit 2005 toont aan dat ook Belgische kunstenaars en organisaties vinden dat hun actieradius van lokaal tot internationaal moet reiken. Bovendien, zo blijkt uit datzelfde onderzoek, hebben deze spelers nood aan zakelijke, organisatorische en financiële ondersteuning op dit vlak (Veul, 2005: 59). Waar kleinere organisaties voor hun internationale werking eerder op zoek zijn naar informatie inzake internationale financieringsmogelijkheden en een bemiddelaar om contacten te leggen met buitenlandse vertegenwoordigers, zijn grotere organisaties eerder op zoek naar financiële mogelijkheden om internationaal te werken (Van Camp, 2006: 56-58). In volgende hoofdstukken wordt duidelijk dat zowel de Vlaamse cultuuroverheid, als BAM een belangrijke rol kunnen spelen in de ondersteuning van de internationale werking van beeldende kunstenaars of beeldende kunstorganisaties. 7

2. Het Vlaams internationaal cultuurbeleid 2.1 De context Sinds het aantreden van de paarse regering in 1999 maakt het internationaal cultuurbeleid integraal deel uit van de bevoegdheid van de minister van Cultuur. In het verleden behoorde dit tot Buitenlandse Zaken en moest het enerzijds dienen om Vlaanderen op de kaart te zetten en anderzijds als vorm van nation-building (Schramme, 2005: 3). Waar cultuur voorheen dus eerder een politiek instrument was ten dienste van het buitenlands beleid, kon vanaf de overheveling van het budget voor internationaal cultuurbeleid naar de Administratie Cultuur de focus ook echt op cultuur liggen. Pas in zijn beleidsnota van 2004 geeft de minister van Cultuur, Bert Anciaux, de doelstellingen van dit internationaal cultuurbeleid weer. Ten eerste wil hij de internationale werking van het culturele veld in Vlaanderen verder stimuleren en de aanwezigheid van de Vlaamse kunst en cultuur in het buitenland versterken. Daarnaast wil hij internationale culturele actoren naar Vlaanderen halen en internationale samenwerking en uitwisseling aanmoedigen. Tenslotte legt hij de nadruk op de verantwoordelijkheid die Vlaanderen, als rijke regio, moet blijven opnemen voor landen in ontwikkeling (Anciaux, 2004: 17). De minister beschouwt hedendaagse beeldende kunst als een transnationaal systeem. Anciaux vindt het dan ook zijn verantwoordelijkheid om Vlaamse actoren, zoals kunstenaars, bemiddelaars en organisaties, de kans te geven om hun oeuvre en activiteiten in een internationale context te positioneren. Bovendien schetst hij in zijn beleidsnota Cultuur 2004-2009 dat ook steunpunten op vlak van internationalisering een belangrijke rol kunnen spelen. Tenslotte legt hij de nadruk op de functie van digitale databanken en de noodzaak aan een globaal systeem van scouting en continue netwerkvorming door onafhankelijke curatoren en critici (Anciaux, 2004: 29-30). Niet enkel bewuste keuzes van de overheid maar ook maatschappelijke ontwikkelingen vragen om een aangepast beleid (Schramme, 2005: 3). De in de inleiding geschetste internationalisering van de kunsten en de socio-economische mondialisering hebben een belangrijke impact op de sector van de beeldende kunst. Roelandt stelt dan ook dat juist omdàt beeldende kunstenaars meer en meer internationaal vernetwerkt zijn, beleidsaandacht verder moet gaan dan een focus op de creatie. Een bredere benadering met oog voor het volledige proces van creatie en verspreiding, incluis de relaties die kunstenaars (moeten) aan gaan, is noodzakelijk (Roelandt, 2008). Zij deelt hiermee de mening van Gielen die in Kunst in Netwerken zegt dat beeldende kunst niet zozeer gekoppeld wordt aan instellingen of organisaties, maar veel meer aan personen. De kunstenaars wordt onterecht beschouwd als geïsoleerd. Kunstenaars zijn immers sterk vernetwerkt en gaan partnerschappen aan om hun creaties te ontwikkelen en te verspreiden (Gielen, 2008: 166). Overheidsinvesteringen mogen zich dan ook niet louter richten tot de autonoom scheppende kunstenaar. Ook middelen voor 8

onder meer de internationale werking van kunstenaars en voor de werking van organisaties die deze kunstenaars ondersteunen moeten deel uit maken van het beleidsinstrumentarium. 2.2 De instrumenten Om zijn functie inzake het internationaal cultuurbeleid waar te maken beschikt de minister over de volgende instrumenten: Culturele en samenwerkingsakkoorden met verschillende landen Sinds de Sint-Michielsakkoorden 1 in 1993 heeft Vlaanderen een volwaardige bevoegdheid op vlak van buitenlands beleid. Vlaanderen kan als regio - en dit is een unicum in het internationaal recht - bijvoorbeeld zelfstandig culturele akkoorden afsluiten (Van Camp, 2006: 78). Historische banden, taal- of cultuurverwantschap, politieke prioriteiten, economische verwevenheid of nabijheid kunnen tot deze akkoorden leiden. Deze bestaan voor samenwerking met Nederland, Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, China, Zuid-Afrika, Congo en enkele Europese regio s (Catalonië, Schotland en Wales) (Van Ryckegem, 2005: 53). Ook met landen van herkomst van allochtone gemeenschappen in Vlaanderen, zoals Turkije en Marokko, is er een structureel samenwerkingsverband onder de vorm van een cultureel akkoord (Anciaux, 2007). Multilaterale regelgeving Dit zijn culturele en jongerenprogramma s, algemene regelgeving van de Europese Unie en aanbevelingen van de Raad van Europa en van Unesco (Van Ryckegem, 2005: 53). In dit kader is het wel belangrijk te duiden op de beperkte rol die Vlaanderen op dit vlak kan spelen. Ondanks het feit dat Vlaanderen zelfstandig culturele akkoorden kan afsluiten (cf. supra), blijft het immers moeilijk om autonoom op te treden, omdat multilaterale organisaties als Unesco en de Raad van Europa geen deelstaten, maar enkel nationale staten erkennen (Schramme, 2005: 4). Subsidiëringreglement voor de ondersteuning van culturele projecten Zowel in het decreet rond Sociaal-cultureel Volwassenenwerk, als in het Amateurkunstendecreet, Cultureel-erfgoeddecreet en het Kunstendecreet is er aandacht voor de internationale werking van organisaties en projecten (Anciaux, 2009: 1 De Sint-Michielsakkoorden maken deel uit van de 4 de fase in de Belgische staatshervorming. Vlaanderen kreeg voor het eerst een rechtstreeks verkozen parlement en artikel 1 van de grondwet luidde in het vervolg: België is een federale staat, samengesteld uit gemeenschappen en gewesten (De Pauw, 2001: 18). De vergedreven hervormingen maakten dat de deelstaten - die reeds bevoegd waren voor cultuur - onafhankelijk konden optreden in het buitenland en dus een eigen buitenlandpolitiek konden voeren (Schramme, 1999: 370). 9

37). Omdat de twee laatstgenoemde van belang zijn voor de beeldende kunstsector gaan we hier verder op in. o Decreet 23 mei 2008 houdende de ontwikkeling, de organisatie en de subsidiëring van het Vlaams cultureel-erfgoedbeleid, B.S. 04.04.2008 (hierna: Cultureel-erfgoeddecreet): Erkende en gesubsidieerde cultureel erfgoedorganisaties binnen het Cultureel-erfgoeddecreet kunnen in hun beleidsplannen hun internationale projectwerking en netwerkvorming opnemen (Anciaux, 2009: 37). Voor de niet-gesubsidieerde organisaties biedt het Cultureelerfgoeddecreet de mogelijkheid om een subsidie aan te vragen voor hun Europese of mondiale samenwerkingsprojecten (Anciaux, 2009: 37). o Decreet 2 april 2004 houdende de subsidiëring van kunstenorganisaties, kunstenaars, organisaties voor kunsteducatie en organisaties voor sociaalartistieke werking, internationale initiatieven, publicaties en steunpunten, B.S. 06.07.2004 (hierna: Kunstendecreet) 2 : Bij organisaties die een structurele werkingssubsidie van meer dan 300.000 ontvangen, maken internationale projecten een onlosmakelijk onderdeel uit van hun gewone, structurele werking. Internationale profilering wordt van hen verwacht en vormt zelfs een criterium bij het toekennen van financiële steun. Zij kunnen dan ook geen bijkomende subsidies aanvragen voor internationale projecten. Hiernaast omvat het Kunstendecreet vier andere subsidievormen: Internationale projecten (voor organisaties die structureel gesubsidieerd worden voor minder dan 300.000). Met de regeling kunstbeurzen kunnen ook galeries in dit kader financiële steun aanvragen voor de deelname aan internationale kunstbeurzen; Internationale werkverblijven; Internationale netwerkorganisaties (cf. infra - deel 2, 4.2 inkomsten); Tegemoetkomingen in de reis-, verblijf- en transportkosten vanuit en naar het buitenland; 2 Op basis van informatie in de Memorie van Toelichting bij het Kunstendecreet en op de site van de Administratie Kunsten en Erfgoed: http://www.kunstenenerfgoed.be/ake/view/nl/903595-subsidies.html 10