1
Je POPP maar misschien hèb je helemaal geen pop! Of je houdt zelfs niet van poppen. Misschien vind je poppen wel kinderachtig. Geeft allemaal niks, want het gaat g deze week niet over je pop, maar over je POP. Je Persoonlijke Ontwikkel-Plan. 1. Wat kan ik al? Waar ben ik goed in? 2. Wat kan ik (nog) niet? 3. Wat wil ik kunnen? Wat wil ik leren? 4. Hoe kan ik dat leren? 5. En dit is mijn plan om deze dingen te leren: 2
De hele brillenwinkel Vorige week heb je twee brillen gezien, maar er zijn er zes. Kijk, dit zijn ze: Afhankelijk van de situatie waarin je zit, heb je één van deze brillen op. Alss er niets bijzonders is en je hebt geen reden r om heel blij of juist droevig te zijn, hebb je bijvoorbeeld de neutrale bril op. Maar als je dan opeens iets heel fijns hoort, zet je zonder erbij na te denken een zonnige bril op. Als je ergenss bang voor bent, kun je j een vergrotende of misschien zelfs wel een zwarte bril opzetten. Neem deze week telkens een andere brill in gedachten en maak er een kleine tekening van een situatie waar die bril goed bij past. Jee mag zelf een gebeurtenis bedenken. Neutrale bril Geheugenbril Vergrotende bril Zwarte bril Nare bril Zonnige bril 11
Sleutel 10: richt je op het resultaat Sommige kinderenn hebben fantastische ideeën voor hun werkstuk, maar het resultaat valt steeds tegen. Het idee is goed en ze werken er enthousiast aan, maar watt ze maken ziet er toch wat saai uit. Dat is jammer! Of kinderen leren voor de repetitie en ze doen dat met aandacht. Het onderwerp is interessant. Maar als dan de repetitie r komt, valt het cijfer tegen. Ze hebben wel met aandacht en interesse geleerd, maar ze hadden niet bedacht dat de juf vaak letterlijk wil weten wat er in het boek staat. Dus dat hebben ze niet geleerd. Dat moet toch anders kunnen? Hoe zorg je ervoor dat het resultaat van je werk beterr is? Nou, door je al tijdens het werk méér op dat resultaat te richten! En daarbijj te bedenken hoe een ander straks naar jouw werk gaat kijken. Bedenk je als je aan het werk bent wie err straks naar je werk gaat kijken. Hoe komt het over? Laat alles wat je aan ideeën hebt even los en bekijk je werk alsof je iemand anders bent. Kan iemand anders zien wat jij bedoelt? Of kun je dat duidelijker maken door err een bordje met uitleg bij te maken. Wordt je werkstuk misschien interessanter als je niet grote bladzijden met tekst maakt maar de tekstt in kleine stukjes in gekleurde kaders plaatst. Of die machine die je van hout aan het maken bent: ziet die er ookk mooi uit als je níét precies weet wat jij ermee bedoelt? Probeer je tee verplaatsen in de kijker: wat krijgt die voor indruk? Vaak wordt je werk daar eenvoudiger door. Een paar tips: - Vraag je af als je bijvoorbeeld eenn repetitie leert: Wat gaat de juf of meester hierover vragen?. - Denk je in dat het ouderavond is en dat er mensen naarr jouw werk komen kijken. Wat willen ze graag zien? Kunnenn ze ook ontdekken wat jij wilt laten zien? - Als je een werkstuk laat zien, komt dat vaak veel beter over als je het mooi aankleedt. Kijk eens in de etalage bij een juwelier: daar liggen de ringen en horloges niet zomaar op de bodem, maar ze zijn neergezet op verhogingen. En er is veel ruimte omheen, zodat elk onderdeel goed opvalt. Zo Z kun je iets wat jij gemaakt hebt ook met zorg presenteren enn verbijzonderen. 16
Sneller lezen Denk jij, terwijl je aan het lezen bent, ook aan andere dingen? Dwalen jouw gedachten af? Waarschijnlijk wel Maar je aandacht richten op één punt is heel belangrijk om te kunnen leren. Hoe sneller je leest, hoe minder je gedachten afdwalen. Dat afdwalen is niet zo raar: je hersens kunnen véél sneller denken dan jij nu leest. Ze hebben dus tijd over om andere dingen te bedenken. Maar helaas voor je het weet is je aandacht voor het lezen verdwenen, want wat je bedenkt is vaak véél interessanter dan de stof in je boek. We gaan deze week oefenen om je hersenen te dwingen bij de les te blijven.. Weet je nog hoe je in groep 3 las? Je wees met je vinger dee woorden aan. Later hoefde dat niet meer, dus stopte je daarmee. Eigenlijk jammer, want bijwijzen is een héél goede manier om je ogen te richten. Neem een leerboek en zoek een hoofdstukk dat je binnenkort moett leren. Gebruik een potlood of een pen om bij te wijzen. En ook de stopwatch heb je weer nodig. Deze week ga je oefenen met bijwijzen. Jee doet dat zo: Je wijst de woorden niet één-voor-één aan, maar in groepjes van vier of vijf. Je legt de punt bij het derde woord en je ogen lezen de woorden ervóór en erná ook gelijk. Daarna spring je naar het volgendee groepje. Je aanwijspenn ligt dan dus bij woord 8. In vier sprongen (of misschien vijf als het een breed boek is) i heb je zoo de zin gelezen. Begin rustig, maar voer langzaam de snelheid op. De bedoeling iss dat niet je ogen sturen waar de pen heen moet, maar dat de pen je ogen meesleept. Je hoeft ècht niet dee woorden te tellen om te zien welk woord je moet aanwijzen. Dit gaat na een poosje vanzelf. v Oefen een poosje met deze manier van werken. Denk erom: je hoeft je niet te schamen voor v het bijwijzen. Het is niet omdat je niet goed leest, maar simpelweg omdat je hersenen daardoor sneller kunnen lezen dan je gewend was! Doe je best! Dag 1: ik deed nu minuten en seconden overr een bladzijde Dag 2: ik deed nu minuten en De kernwoordenn van deze bladzijde Dag 4: ik deed nu minuten en De kernwoorden van dezee bladzijde Dag 3: : ik deed nuu minuten en Dag 5: : ik deed nuu minuten en 17