De inkeerregeling en het economisch effect van de meldingsplicht van de Belastingdienst



Vergelijkbare documenten
Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen?

Accountant moet op zijn tellen passen bij begeleiding inkeer van zijn cliënt

HOOGTE VAN DE BOETE Bij inkeer op basis van artikel 65 ALB blijft de oplegging van een vergrijpboete achterwege.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

ARREST VAN HET HOF. 29 juni 1999 (1)

ARREST VAN HET HOF 29 juni 1999 *

Kort Nieuws. Met name uit Nederland

1 Het geding in feitelijke instanties

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

Versoepeling inkeerregeling: tot 1 juli 2014 geen boete

Hoge Raad der Nederlanden

Algemene wet inzake rijksbelastingen


Uitspraak als bedoeld in afdeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

Datum 9 september 2016 Betreft Beantwoording Kamervragen van het lid Bashir over de regeling van de belastingrente

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010

Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit. Besluit van 26 april 2013, nr. DGB 2013/201M

ECLI:NL:RBDHA:2014:14470

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

INHOUD. 103 Fiscale fraude / Ten geleide / 1

Concept uitvoeringsbesluiten informatieverplichting. Artikel I (artikel 12bis van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001)

Brondatum:

In artikel IID, onderdeel B, onder 2, wordt Europese gemeenschap telkens vervangen door: Europese Gemeenschap.

1.1 Eiseres is geboren op [geboortedag] 1942.

Afschaffing inkeer: vrijwillige verbetering verleden tijd? Vanessa Huygen van Dijk-Jagersma

Fiscaal memo (aangifte 2017)

Inleiding. Passenheim-van Schoot

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Rapport. Afwijzing kwijtscheldingsverzoek. Datum: 23 december 2014 Rapportnummer: 2014/223

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Nu premies AOV zijn afgetrokken vormen uitkeringen belastbare periodieke uitkeringen uit inkomensvoorziening (art , lid 1, ond.

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

Hoge Raad der Nederlanden

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

PRAKTIJKNOTITIE Inkeerregeling. 1. Inleiding. 2. Wat is inkeren? 2.1. Globale beschrijving

Het hoe en waarom van de belastingheffing

ECLI:NL:RBNNE:2017:3135

Het kabinet was verder voornemens om de tariefopstap van te verhogen naar Dit voornemen is echter niet doorgevoerd.

Jachtseizoen op zwartspaarders geopend

ECLI:NL:RBBRE:2012:BZ2838

Hoge Raad / Belastingrecht. Cassatie. Rechtspraak.nl

Inhoud. Lijst van afkortingen 13. Studiewijzer 15. Inleiding belastingrecht 17. Deel 1 Inkomstenbelasting 24

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl

ALLE ONDERNEMINGSVORMEN

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

De werkkostenregeling internationaal belicht.

Rapport. Datum: 31 december 2002 Rapportnummer: 2002/399

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR

INKEERREGELING INKOMSTENBELASTING. Let op: Nederlandse maatregelen tegen zwartspaarders worden verder aangescherpt

Datum 4 augustus 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de gevolgen van de wijziging van de Opiumwet voor de hennepzaadindustrie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Vrijwillige Verbetering

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

ECLI:NL:RBLIM:2017:3848

ECLI:NL:GHAMS:2000:AA8940 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00/2559

van de mondelinge uitspraak op het beroepschrift van X te Z

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Indeling. 1. Onderscheid belastingontduiking en belastingvermijding

Rapport Datum: 23 oktober 2013 Rapportnummer: 2013/153

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

Vrijwillige premie beroepspensioenregeling werknemer

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID

ECLI:NL:RBZWB:2013:4673

Accountantskantoor de Bot B.V.


Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg

2016Z Kent u het bericht: NAM trekt BTW af bij aankoop panden? 1) Antwoord

R A A D V O O R G E S C H I L L E N

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften

Actualiteitenseminar Wilt u getuige zijn?

De wisselwerking tussen naheffen en navorderen omtrent belastingheffing over arbeidsinkomsten. M.M.N. Douven

De kleineondernemersregeling. Belastingdienst

ECLI:NL:ORBBACM:2015:31

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Convenant Franchise Supermarkten uitgelegd

maatschappijwetenschappen havo 2016-I

Leerlingenvervoer en btw Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald.

S (c) Pagina 1 van 8. Partijen

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

ECLI:NL:OGEAC:2016:121

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

Transcriptie:

De inkeerregeling en het economisch effect van de meldingsplicht van de Belastingdienst Naam: Hoeshang Rahigh Studie: Fiscale Economie Studentnummer: 533197 Begeleider: dr. Eric Poelmann Datum: juli 2011 Universiteit van Amsterdam Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Inhoudsopgave Pagina 1 Inleiding 2 1.1 Aanleiding 2 1.2 Onderwerp 3 1.3 Probleemstelling 4 1.4 Methode van onderzoek 4 1.5 Opbouw scriptie 5 2 Geschiedenis van belasting innen 5 2.1 Rechtspraak 6 2.2 De inkeerbepaling 7 3 Inkeerregeling, toen en nu 10 3.1 Inkeerboete 10 3.1.1 Navorderingstermijn 11 3.2 Cijfers 12 4 Rechtseconomische, fiscale en strafrechtelijke positie henneptelers 13 4.1 Coase Theorema 14 4.2 Gedoogbeleid 15 4.3 Hennep en inkeer 16 4.3.1 Aftrek 17 4.3.2 Veroordeling 19 4.4 Administratie 20 4.5 Omzetbelasting 22 4.6 Kosten 24 4.7 Inkeerregeling en meldingsplicht 25 5 Conclusie Bronvermelding Bijlage 27 29 30 1

Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding Op 7 oktober 2009 oordeelde dat Hoge Raad dat gelden die zijn verkregen door belastingontduiking, kunnen worden aangemerkt als gelden verkregen uit een misdrijf. Deze gelden vallen daarmee onder de witwasbepalingen. Dit leidde tot diverse publicaties omdat er onduidelijkheid bestaat over de betekenis van het arrest voor de praktijk. Over de uitwerking van het arrest op de inkeerregeling van artikel 69 Algemene Wet inzake Rijksbelastingen (AWR) zijn zelfs Kamervragen gesteld. In het betreffende arrest ging het om een verdachte die vervolgd werd omdat ze meegewerkt zou hebben aan het witwassen voor haar echtgenoot. Dit geld betrof de opbrengst van handel in softdrugs. De tenlastelegging verweet de verdachte dat deze een buitenlandse rekening opende op haar naam, en hier het geld van haar echtgenoot op te storten. Verdachte bestreed dit en verklaarde dat zij niet wist dat het geld afkomstig was uit handel in softdrugs. Zij dacht dat het geld verdiend was met het handel in auto s. De Hoge Raad bepaalde dat vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, aangemerkt kunnen worden als van misdrijf afkomstig. Dat betekent dat als men gelden die, door belastingontduiking zijn verkregen, in bezit heeft of overdraagt, schuldig kan zijn aan witwassen. Door het wijzen van dit arrest zijn vragen gerezen over de consequenties voor de inkeerbepaling van de Belastingdienst. Over deze gevolgen zijn Kamervragen gesteld omdat de Hoge Raad met zijn arrest de inkeerregeling feitelijk buiten werking stelt. Immers, al maakt men gebruik van de inkeerregeling, men zou altijd vervolgd kunnen worden voor witwassen. Inmiddels zijn deze vragen beantwoord en zijn potentiële inkeerders, welke zich bezig houden met legale activiteiten, veiliggesteld. 2

1.2 Onderwerp De belastingdienst is al geruime tijd intensiever bezig met het opsporen van zwart Nederlands vermogen. Dit kan belasting zijn over spaargeld op een buitenlandse rekening zijn, of een tweede buitenlandse huis wat niet opgegeven is. Wie ontdekt wordt door de fiscus zonder gebruik te hebben gemaakt van de inkeerregeling, kan rekenen op een fikse boete van maximaal 300% over de ontdoken rente. Gelijktijdig met de jacht op zwartspaarders is de zogenaamde inkeerregeling ingevoerd. Sinds 2001 kunnen zwartspaarders, die buitenlandse rekeningen hebben of activiteiten ontplooien waarvan de belastingdienst niet van het bestaan afweet, tot inkeer komen en alsnog belasting afdragen. Dit houdt in dat zij de belastingdienst, vrijwillig en uit eigen initiatief, informeren over hun buitenlandse rekeningen. Als dit onder de voorwaarden gebeurt, zal de belastingdienst geen boete opleggen over het zwart gespaarde geld. Wel zal er heffingsrente geheven worden over een periode van maximaal twaalf jaar achterwaarts (Hoogers, 2011). Per 1 januari 2010 is er een beperking van kracht. Een belastingplichtige die na het verstrijken van twee jaren na aangifte inkeert, gaat vanaf deze datum niet meer vrijuit maar dient een boete van 15% te voldoen. Per 1 juli 2010 is dit verhoogd tot 30%. De inkeerregeling is in zijn huidige vorm wel versoberd. Een belastingplichtige kan nu niet zonder meer inkeren zonder een boete te betalen zoals daarvoor wel het geval was. De belastingplichtige heeft, nadat hij een foute of onjuiste aangifte heeft ingevuld, twee jaar de tijd om zonder oplegging van en een boete in te keren (Staats, 2011). Volgens de Tweede Kamer zijn inkeerders die legale activiteiten ontplooien gevrijwaard van de gevolgen van het arrest van de Hoge Raad. Hierbij rijst de vraag wat de gevolgen zijn voor een inkeerder die illegale activiteiten ontplooit. Volgens de Tweede Kamer zal de Belastingdienst in een dergelijk geval het Openbaar Ministerie (OM) inlichten en zal de betrokkene vervolgd worden. Is het, economisch, niet verstandiger om deze groep inkeeerders ook de zekerheid te verschaffen dat ze niet vervolgd zullen worden? 3

1.3 Probleemstelling Deze scriptie zal gaan over de inkeerregeling en de daarbij behorende wet- en regelgeving. Tevens zal bekeken worden of de eventuele positieve effecten doorgevoerd kunnen worden in andere takken van het zwarte circuit. Hierbij zal de hennep teelt als voorbeeld dienen. Tijdens het onderzoek zullen vragen rijzen als: heeft het bestaan van de inkeerregeling in de afgelopen tien jaar wat opgeleverd? Is er geen sprake van een efficiëntere allocatie als illegaal ontplooide activiteiten in de zwarte circiut ook onder de inkeerregeling vallen? Uit het voorgaande vloeit de volgende centrale vraag voort: In hoeverre heeft het melden van een commuun delict door de Belastingdienst aan het OM, een economisch positief effect op de in inkeerregeling van de Belastingdienst? De deelvragen die voortkomen uit deze hoofdvraag zijn: Welke belastingen omvat de inkeerbepaling en hoe werkt het? Wat zijn de voorwaarden bij een vrijwillige inkeer en is er een positief voordeel voor de Staat uit hoofde van de inkeerregeling? Huidige regelingen en vervolging met betrekking tot het heffen van belasting uit hoofde van hennepteelt. Wat zijn de taken van de Belastingdienst en het Openbaar Ministerie en is er een hennep-inkeer mogelijk? Advies en conclusie 1.4 Methode van onderzoek De beantwoording van de hoofdvraag zal geschieden door gebruik te maken van literatuuronderzoek. Hierbij zullen boeken, artikelen, tijdschriften en het internet als bron van informatie gebruikt worden. 4

1.5 Opbouw scriptie In hoofdstuk 2 zal worden ingegaan op de uitspraak van de Hoge Raad en betekenis en inhoud van de inkeerbepaling. Er zal uitgelegd worden wat de regeling precies inhoudt en door wie en onder welke voorwaarden er gebruik van kan worden gemaakt. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 onderzocht wat voor voordeel de Belastingdienst kan verkrijgen uit hoofde van de inkeerbepaling. Tevens zal een heikel puntje in de Wet op Inkomstenbelasting 2001 besproken worden, die in 2011 discussies zou kunnen opleveren. In hoofdstuk 4 ga ik in op de gemiste belastingen op het gebied van de hennepteelt in Nederland. De doelen van zowel de Belastingdienst als het Openbaar Ministerie zullen besproken worden, om zo duidelijk te maken dat de Belastingdienst de taak heeft belasting te innen. Het OM houdt zich bezig met opsporing en vervolging. Hierdoor zal er een eventuele ingang ontstaan voor het instellen van een inkeerbepaling voor de hennep-teelt. Ten slotte zal de scriptie afgesloten worden met een adviserende conclusie. Hoofdstuk 2 Geschiedenis van belasting innen Al sinds het tijd dat de eerste steden ontstonden, dienen mensen belasting te betalen. Het is iets waar men in het dagelijkse leven niet onderuit kan. Vroeger werd belasting geheven om de koning of keizer van een inkomen te voorzien. Later werden ook de salarissen van het leger van de belastinginkomsten betaald. Er werd geheven over bezittingen en rijkdommen. Als men niet voldoende geld had, betaalde men in natura. Veelal waren dit boeren, die een deel van het oogst afstonden. Ook vroeger waren er burgers die belasting ontdoken. Een boer deed zijn oogst minder hoog lijken, een ambacht verborg een deel van zijn winst en een koopman gaf een lagere omzet op. Mensen ontduiken belasting omdat men het als vervelend beschouwt. Er wordt een deel van het inkomen wat verdiend is om niet aan de belastingdienst afgedragen, althans zo voelt het. Tegenwoordig begrijpen we allemaal dat belastingen meestal gebruikt worden om in de behoeftes van de bevolking te voorzien, dus we zien er allemaal wat voor terug. Hierbij kan gedacht worden aan het leger, zorg, de politie en het openbaar vervoer. 5

Om het belasting innen van de huidige tijd zo goed mogelijk te laten verlopen, zijn er een aantal maatregelen bedacht. Een daarvan is het beginsel van de minste pijn. Dat gaat er van uit dat voor de burger zo min mogelijk pijn of administratieve last veroorzaakt dient te worden. Op deze manier is er het minst weerstand tegen belasting betalen. Dit zien we terug in het Bruto Toegevoegde Waarde (BTW) wat in de koopprijs van producten verborgen zit, of het inkomsten belasting wat al afgeschreven wordt, vòòr dat het geld op de bankrekening van de burgers staat (Henuin et al, 2009). Met het oog op het beginsel van de minste pijn zal nu de Laffercurve geïntroduceerd worden. Volgens Laffer hangt de totale belastingopbrengsten af van het gemiddelde belastingtarief. Boven een bepaald percentage zullen de totale opbrengsten dalen (Ruysschaert, 2006). Dit komt doordat het aantrekkelijker wordt om belasting te ontduiken. Op onderstaand figuur is af te lezen dat een land de meeste belasting int door een maximaal belastingtarief van 50% te hanteren. Nederland zit hier licht boven met 52%. 2.1 Rechtspraak Op 7 oktober 2008 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen waarin zij oordeelt dat belastingfraude voor het verzwegen deel van de inkomsten tot witwassen leidt. De Tweede Kamer wilde weten of dit arrest de inkeerregeling op grond van artikel 69 lid 3 AWR buiten werking stelt. De regeling is immers opgesteld voor mensen die inkomsten hebben verzwegen en tot inkeer willen komen. Zij dienen dan niet nog eens strafrechtelijk vervolgd te worden, was de opvatting. 6

In haar antwoord maakt de staatssecretaris van Justitie onderscheid tussen twee vormen van belastingontduiking. Belastingontduiking waarbij inkomsten met een legaal karakter zijn verzwegen. Belastingontduiking waarbij inkomsten met een illegaal karakter zijn verzwegen. Hiermee legt de staatssecretaris vast de inkeerregeling van kracht blijft en dat potentiële inkeerders niets te vrezen hebben indien zij legale werkzaamheden verrichten. In het eerste geval zal de Belastingdienst ingevolge de inkeerregeling van artikel 69 AWR, het Openbaar Ministerie niet inlichten. In het tweede geval zal de Belastingdienst het gepleegde delict, voorafgaand aan de belastingfraude en witwassen, wel degelijk melden aan het OM. De Belastingdienst zal de gepleegde belastingfraude weliswaar niet vervolgen, maar het OM zal wel strafrechtelijke vervolging instellen voor het commuun delict (NOB, 2009). Als voorbeeld kunnen we nemen de slager die zijn inkomsten heeft verzwegen en tot inkeer wil komen. Indien hij voldoet aan de voorwaarden, zal zowel de Belastingdienst als het OM geen vervolging instellen. Daar tegenover zal de hennepkweker die zijn verzwegen inkomsten aangeeft, én aan de voorwaarden van de inkeerregeling voldoet, wel vervolgd worden door het OM inzake het kweken van hennep. Duidelijk dient te zijn dat de aard van de werkzaamheden een leidend rol speelt. 2.2 De inkeerbepaling De inkeerbepaling is vastgelegd in art. 69 AWR. In lid 3 staat: het recht op strafvervolging op de voet van dit artikel vervalt, indien schuldige alsnog een juiste en volledige aangifte doet, dan wel juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen verstrekt voordat hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat een of meer van de in artikel 80 bedoelde ambtenaren de onjuistheid of onvolledigheid bekend is of bekend zal worden. Deze zin geeft een goed overzicht van de regeling. Indien een Nederlander in het buitenland (spaar)rekeningen heeft waar de belastingdienst niet van af weet, dan kan hij een beroep doen op art 69 AWR. Voordat men hier een beroep kan doen, dient wel vast te staan dat de belastingplichtige niet wist of kon vermoeden dat de fiscus hem op het spoor was. Van ondergeschikt belang is of de fiscus al dan niet een vermoeden had richting de belastingplichtige. Een subjectief vermoeden is van belang maar niet beslissend. Hierover heeft de Hoge Raad zich op 1 mei 2001 uitgelaten (BNB 2001/319, NTFR 2001/694). 7

In deze casus ging het om een directeur-grootaandeelhouder (dga) van een B.V. In verband met een beursfraude onderzoek werd bij de B.V. van deze belastingplichtige dga een huiszoeking gedaan. Hij was daarbij aanwezig en werd door de fiscus aan een verhoor onderworpen. Kort na deze huiszoeking ging belastingplichtige naar de Belastingdienst en biechtte hij op dat hij een Zwitserse bankrekening had die hij niet op zijn aangiftes van de laatste jaren had vermeld. Deze inkeer werd niet geaccepteerd, waarna een reeks van navorderingsaanslagen met 100% boete het gevolg waren. Hof Amsterdam gaf het gelijk aan de inspecteur. De inkeer was pas gedaan op het moment dat de Belastingdienst binnen een korte tijd achter de onjuistheden had kunnen komen. Dat een en ander ontdekt had kunnen worden en het feit de belastingplichtige ter zitting verklaarde hier rekening mee gehouden te hebben was voldoende voor een afwijzing van een beroep op de inkeerregeling. De Hoge Raad oordeelde anders. Er was vastgesteld dat er een serieuze mogelijkheid was dat men niet achter het bestaan van de Zwitserse rekening zou komen, of belastingplichtige hiermee in verband brengen. Dit betekende dat belastingplichtige objectief gezien niet redelijkerwijs behoefde te dat de inspecteur met de onjuistheden in de aangiftes bekend was of zou worden. Gezien de formulering van art. 67n AWR was een subjectief vermoeden niet beslissend. De boetes werden teruggebracht naar nihil en de belastingplichtige kreeg het gelijk. De conclusie is dat zolang er een serieuze mogelijkheid is dat de inspecteur niet achter de onregelmatigheden in de aangiftes komt, een beroep op de inkeerregeling zonder meer mogelijk blijft. Volgens Westra (2006) dient wel voldaan te zijn aan de volgende voorbeelden: Nog geen vragen gesteld: De inspecteur van de belastingdienst dient nog geen vragen gesteld te hebben over specifieke onjuistheden in de aangifte Inkomstenbelasting en/of Vermogensbelasting wat betreft (zwart)gespaard geld van de belastingplichtige. Aankondiging boekenonderzoek: Ingeval van een rechtspersoon of onderneming mag er door de inspecteur tot op het moment van inkeer geen boekenonderzoek aangekondigd zijn. Het gaat hierbij om een onderzoek waarbij buitenlandse vermogensbestanddelen ontdekt kunnen worden. Een regulier onderzoek waarbij er geen kans is dat er buitenlandse vermogensbestanddelen ontdekt worden valt hier dus niet onder. 8

Geen onderzoek Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst Economische Controle Dienst (FIOD-ECD) Een FIOD-ECD rechercheur heeft nog niet aan belastingplichtige gemeld hebben dat er een onderzoek loopt terzake buitenlandse vermogensbestanddelen. Volledige openheid Belastingplichtige dient volledige openheid van zaken te geven en mee te werken aan het beantwoorden van vragen van de inspecteur. Zodra aan bovenstaande drie voorwaarden is voldaan, kan belastingplichtige middels een te downloaden formulier zijn zwart vermogen opgeven bij de Belastingdienst. Belastingplichtige krijgt daarna een voor bezwaar vatbare (na) vorderingsaanslag en dient de verschuldigde belasting over de ontdoken jaren te voldoen. De verschuldigde belasting wordt wel vermeerderd met een heffingsrente. De (na) vorderingsaanslag kan teruggaan tot maximaal 12 oude jaren (Hoogers, 2010) Zoals eerder besproken is belastingontduiking een misdrijf. Door het volgen van de inkeerregelings-procedure wordt dus een boete of strafvervolging door het Openbaar Ministerie (OM) voorkomen. 9

Hoofdstuk 3 3.1.1 Inkeer boete Tot 1 januari 2010 kon iedere Nederlander boetevrij inkeren. Als belastingplichtige aan de drie voorwaarden voldeed, bleef het daar bij. Vanaf 1 januari 2010 kwam echter een beperking. Op het moment dat belastingplichtige inkeerde en voldeed aan de voorwaarden, werd hij niet zonder meer vrijgesproken van een boete. Belastingplichtige diende een extra (boete) van 15% over de verschuldigde belasting te voldoen (zie cijfervoorbeeld). Daar waar voorheen geen boete opgelegd werd, was in 2010 de druk op belastingplichtigen met zwarte vermogensbestanddelen opgevoerd. Vanaf 1 juli 2011 werd dit percentage nog verder opgevoerd tot 30% boete over de verschuldigde belasting. Tevens heeft belastingplichtige nu nog maar twee jaar waarbinnen hij een foute aangifte kan melden en zo gebruik kan maken van de inkeerregeling (Belastingdienst). Voorbeeld van een belastingplichtige met gemiddeld 120.000 aan zwarte vermogensbestanddelen sinds 5 jaar, te beginnen vanaf 2001 (bedragen in euro s). Ontdekking Inkeer tot Inkeer vanaf 1-1- 10 Inkeer vanaf 1-7- 10 zonder inkeer 2010 Vermogen 120.000 120.000 120.000 120.000 Heffingsvrij 20.000 -/- 20.000 -/- 20.000 -/- 20.000 -/- 1.2% belasting 1.000 1.000 1.000 1.000 Boete % 300% n.v.t. 15% 30% binnen 2 jaar melden Boete bedrag ( ) 3.000 n.v.t. 150 300 Totaal te betalen 4.000 1.000 1.150 1.300 Het boven vermelde cijfervoorbeeld geeft aan dat er in elk van de vier situaties er een positief voordeel voor de Staat bestaat uit hoofde van de inkeerregeling. 10

Bij ontdekking zonder inkeer is het voordeel voor de Staat het grootst met 4.000-,. Een inkeerder vanaf 1 juli 2010 levert maar liefst drie keer minder op voor de Staat dan een ontdekking zonder inkeer. Weliswaar levert een ontdekking zonder inkeer drie keer meer op, de inspanningen en faal kansen bij opsporing zijn ook vele malen groter dan bij vrijwillige inkeerder. Overigens is in het jaar 2009 bijna twee miljard euro aan zwart geld opgegeven op grond van de inkeerregling (Belastingdienst.nl). Bovenstaande kan aanleiding geven tot het stellen van een belangrijk vraag: waaruit bestaat de verschuldigde belasting waarover respectievelijk 300%, 15% en 30% boete betaald dient te worden? In het besluit Bestuurlijke Boeten van het Ministerie van Financiën is een verwijzing opgenomen naar artikel 67d en 67e van de AWR. Deze twee artikelen verwijzen vervolgens naar inkomsten alsbedoeld in artikel 5.1 van de Wet Inkomstenbelastig 2001 (Staats, 2009). Hierin staat dat belastbaar inkomen uit sparen en beleggen is, het voordeel uit sparen en beleggen verminderd met de persoonsgebonden aftrek. Art. 5.1 staat echter in de wet vanaf 2001. Derhalve is het verdedigbaar dat er enkel geheven kan worden vanaf over de jaren 2001 tot en met 2011. Hierbij dient men rekening te houden dat de Belastingdienst tot twaalf jaar terug kan kijken met betrekking tot de inkeerregeling. Het voorgaande gaat dus op omdat de Wet op de Inkomstenbelasting 2001 is ingevoerd in 2001. De duurdere jaren 1999 en eerder vallen op deze manier buiten het bereik van de inkeerregeling in verband met het maximale terugkijk termijn van twaalf jaren. Deze jaren hadden destijds een (inkomsten) belastingtarief van maximaal 60%. Daar dit probleem, in verband met verjaring, pas een rol gaat spelen in 2011 zal dit zeker discussies opleveren met de fiscus over het vast te stellen verschuldigde belasting. 3.1.2 Navorderingstermijn Indien een belastingplichtige Nederlands vermogen heeft, zoals een Nederlandse bankrekening, en gebruik maakt van de inkeerregeling dan kan de inspecteur belasting en naheffingen opleggen. De termijn waarbinnen dit kan is vijf jaren terug. In het buitenland is een termijn van maximaal twaalf jaren toegestaan. In 2003 maakte een weduwe gebruik van de inkeerregeling. Haar zojuist overleden man had een Duitse spaarrekening. Deze had hij nooit aangegeven in zijn aangiftes. De Belastingdienst legde haar vanwege de geldende inkeerregeling geen boete op, maar vorderde wel belasting en de wettelijke rente terug tot het jaar 2003. 11

De weduwe ging in beroep en deze zaak kwam uiteindelijk bij de Hoge Raad. De vraag was of de navorderingstermijn die Nederland hanteerde (140%) aanvaardbaar was. Op aanraden van de Advocaat-Generaal stelde de Hoge Raad een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie. De langere termijn zou namelijk een belemmering van vrije kapitaal in de EU kunnen betekenen. Destijds stelde de staatssecretaris in een reactie dat mensen die buitenlandse rekeningen niet opgeven, geen recht hebben op de vrijheden van het EG-verdrag. Bovendien zou de termijn van twaalf jaar geen of nauwelijks een rol spelen bij de keuze om al dan niet in het buitenland te beleggen (HvJ, 2009) Het Hof van Justitie van de Europese Unie stelde in 2009 dat er dwingende redenen van algemeen belang kunnen zijn om verschillende navorderingstermijnen voor binnen- en buitenlandse belastingzaken toe te passen. Het Europese Hof van Justitie was het er in principe mee eens dat dit een schending van het vrije kapitaal- en dienstverkeer binnen Europa zou opleveren, maar vond dat er wel uitzonderingen mogelijk moesten zijn. In bovenstaande zaak was er derhalve geen schending van het Europees recht. 3.2 Cijfers Met de inkeerregeling zijn de afgelopen jaren grote bedragen opgegeven. In de eerste drie maanden van 2009 melden zich 317 inkeerders. Van deze mensen hadden zich 120 gemeld in de week na de G20-bijeenkomst op 2 april 2009. Hierin werd onder andere het bankgeheim besproken. De totale opbrengst was tot dan toe 177-, miljoen. In juli van 2009 berichte het ministerie van Financiën dat de belastingdienst in totaal 335-, aan belastingen en naheffingen van zwartspaarders had ontvangen als gevolg van de inkeerregeling. Hierbij ging het 1565 personen. Gemiddeld heeft de inkeerregling dus 214.000-, per inkeerder opgebracht (Vrijdenker, 2009). De inkeerregeling heeft steeds meer mensen aangemoedigd om zwarte inkomsten aan te geven. Dit is te zien aan de volgende jaartallen met bijbehorende aantal inkeerders: 2006: 335 2007: 338 2008: 512 12

Hoofdstuk 4 Belastingontduikers die inkomsten verzwijgen die vergaard zijn met activiteiten die een illegaal karakter hebben, komen niet in aanmerking voor de inkeerregeling zoals deze geldt voor belastingontduikers met legale activiteiten. Bij het eerst genoemde groep zal de Belastingdienst namelijk het commuun delict doorgeven aan het OM, zodat deze strafvervolging kan instellen, zoals bijvoorbeeld in geval van hennepteelt. Jaarlijks gaat er ongeveer vier miljard euro om in de hennep-teelt (Beckers, 2005). Ter vergelijking is dat ruim 2% van de totale belastinginkomsten of bijv. 10% van de totale loon- en inkomstenbelasting. Dit bedrag is ook het dubbele van de aangegeven zwart geld op grond van de inkeerregeling in 2009. Uiteraard is de vier miljard een omzet, maar het toont wel aan dat er veel geld omgaat in de hennep-teelt (CBS, 2008). Bron: CBS In beginsel dient er over het verdiende inkomsten uit wietteelt belasting afgedragen te worden volgens het tarief van Box I (Rechtbank Haarlem, 2007). Toch is het niet zo dat een belastingplichtige op zijn aangifte inkomsten uit wietteelt kan aangeven. Dit zal dan namelijk doorgegeven worden aan het OM. Wiettelers hebben hierdoor een opmerkelijke positie. Enerzijds zijn wiettelers en de wietverkopers inkomstenbelasting verschuldigd en dienen zij dit aan te geven. Anderzijds belet het illegale karakter van hun werkzaamheden de telers om aangifte te kunnen doen. Telers die wél belasting willen afdragen, hebben daartoe dus geen mogelijkheid. 13

Andersom hebben bijv. wietverkopers wél de mogelijkheid om belasting af te dragen zonder dat er voor hen strafrechtelijke consequenties aan zitten. 4.1 Coase theorema Het Coase theorema stelt dat economische deelnemers het probleem van externe effecten onderling kunnen oplossen. Hoe de verdeling van de rechten ook is, de partijen zijn in staat om altijd een oplossing te vinden waarbij het resultaat voor ieder van hen beter is. De voorwaarden voor de theorie zijn het volgende: Transactiekosten dienen nihil te zijn De schade die door de externe effecten is veroorzaakt dient goed meetbaar te zijn De eigendomsrechten dienen goed gedefinieerd te zijn. Er moet sprake zijn van een beperkt aantal partijen De stelling van Coase is een belangrijk onderdeel in de huidige moderne analyses door de overheid. Conflicten worden opgelost doordat partijen een oplossing vinden met een maximale opbrengst en waarbij dit voor de maatschappij als geheel tegen de laagst mogelijke kosten gebeurt. In het conflict gaat het erom dat beide partijen hetzelfde middel of goed willen. De verliezer is niet altijd de verliezer, want deze wordt gecompenseerd door middel van schadevergoeding (Kanning, 2008). Bovenstaande in aanmerking genomen kunnen we stellen dat in de hennep teelt problematiek de overheid de telers de illegaliteit induwt doordat de transactiekosten voor de teler toenemen. Indien ze zouden inkeren en de Belastingdienst geeft het door aan het OM, krijgen de telers te maken met aanzienlijk toenemende transactiekosten, omdat zij onder andere een hoge boete tegemoet kunnen zien. Zo belemmert, al dan niet onbewust, de overheid de teler om in te keren. Zouden beide partijen met elkaar onderhandelen, dan zouden ze tot de conclusie komen dat ze tot een oplossing kunnen komen wat voor beide partijen beter is. De Belastingdienst int belasting bij de teler, wat hem een verliezer maakt. Echter geeft de Belastingdienst het commuun delict niet door aan het OM, waardoor de teler gecompenseerd wordt voor zijn schade en dus beide partijen een winnaar zijn. Het conflict is hiermee beslecht. Zo heeft de Belastingdienst en de maatschappij als geheel baat bij het innen van belasting bij de teler, en heeft de teler een voordeel doordat zijn kweek niet gemeld wordt bij het OM. Tevens voorkomt hij een eventuele latere boete door de fiscus en/of OM omdat hij gebruik heeft gemaakt van de inkeerregeling. 14

Wat zijn de regels omtrent het telen van wiet? Hoe worden de opbrengsten berekend en zijn de kosten af te trekken van de verschuldigde belasting? Kunnen wiettelers gebruik maken van de inkeerregeling? In dit subhoofdstuk zullen deze vragen beantwoord worden. 4.2 Gedoogbeleid Nederland heeft een gedoogbeleid. Dit houdt in ieder geval in dat coffeeshops bevoegd zijn om, legaal, hennep te verkopen. Uiteraard zullen zij daar eerst hennep voor moeten inkopen. Dit is weer een illegale activiteit. Het enkel verkopen van hennep in een coffeeshop wordt dus wel als een legaal activiteit aangemerkt, zodat hennepverkopers zonder strafrechtelijke gevolgen gebruik kunnen maken van de inkeerregeling. Hennep verkopers nemen dan ook deel aan het economisch verkeer. Henneptelers kunnen dit echter niet, hennep telen is namelijk een activiteit met een illegaal karakter. Dit is natuurlijk opmerkelijk. Daar waar voorraad van een ondernemer wel belast is en als een legaal activiteit wordt aangemerkt, is het leveren van diezelfde voorraad niet legaal omdat de productie van de uiteindelijke voorraad illegaal is. In 1998 deed de fiscus Groningen bij wijze van een experiment een poging om een soort inkeerregeling voor henneptelers toe te staan. Ze stuurde via growshops een brief rond waarin henneptelers werden opgeroepen om hen inkomsten uit bedrijfsmatige hennepteelt op te geven (V-N 1999/35.4). De reden hiervoor was de dat fiscus meer inzicht wilde hebben in het aantal kwekers en deze er op wilde wijze dat zij ook (belasting)verplichtingen hebben bij het uitoefenen van hun activiteiten. Het zou immers raar zijn als legale activiteiten belast worden en illegale activiteiten buiten de heffing zouden blijven. Op het moment dat dit uitkwam, werden er direct Kamervragen gesteld waarna het snel afgelopen was met het experiment (Persbericht Ministerie van Financien 13 juli 1998, nr. 98/126). Het kabinet stelde zich echter op het standpunt dat de fiscus niets onrechtmatigs had gedaan. Op grond van art. 67 lid 2 AWR had de fiscus namelijk een geheimhoudingsplicht. Belastingplichtigen moeten bij het verstrekken van gegevens geen vrees hebben dat de gegevens voor een ander doel dan belastingheffing werd gebruikt. De inspecteur was dan ook niet gebonden om de illegale activiteiten van de telers te melden aan het OM. Op de vraag of de fiscus niet gehouden was aan art. 162 Strafvorderingen (Sv), waarin is bepaald dat ambtenaren verplicht zijn aangifte te doen van misdrijven die ze tegenkomen, werd als volgt beantwoord. Art. 162 Sv (oud) heeft betrekking op een drietal limitatieve opgesomde misdrijven. Het kweken van hennep valt hier niet onder (V-N 1998/20.4). 15

Het voorgaande lijkt naar mijn mening een poging om op een economisch afgewogen wijze belasting te heffen van henneptelers zonder dat deze verder strafrechtelijk vervolgd zouden werden. Het toenmalige kabinet zwichtte onder druk van de Tweede Kamer, waarmee de Belastingdienst circa vijf miljoen gulden aan inkomsten misliep. Dit is vanuit een economisch oogpunt inefficiënt en belemmert de allocatiefunctie en marktwerking. Immers, de Belastingdienst krijgt minder inkomsten dan ze zou kunnen krijgen, er moeten extra belastingambtenaren ingezet worden om telers te zoeken, terwijl anders (een deel) van de fiscale verplichtingen vrijwillig zouden worden voldaan. Bij de opsporing van hennepteelt ligt de prioriteit bij het opsporen van beroeps- en bedrijfsmatige teelt. Bij de vaststelling van beroeps bedrijfsmatige teelt spelen de volgende criteria een rol: - De schaalgrootte van de teelt (hoeveelheid planten) - Soort perceel en de duur van de investering in hennep-teelt - Gebruik van teel apparatuur In beginsel zal iemand die meer dan vijf planten heeft en/of gebruik maakt van wietteelt apparatuur aangemerkt kunnen worden als beroepsmatige teler. Bezitters van minder dan vijf planten worden aangemerkt als zijnde de wiet in bezit te hebben voor eigen gebruik. Volgens de recente uitspraak van de Hoger Raad van 26 april 2011 mag het OM zelfs geen vervolging instellen tegen een bezitter die vijf planten heeft, en dit afstaat als hij betrapt wordt (HR, LJN BO4015). 4.3.1 Hennep inkeer Wat nu als een belastingplichtige teler besluit in te keren en zijn inkomsten uit hoofde van hennepteelt wil aangeven. Ten eerste zal hij een beroep doen op grond van art. 69 AWR. Hij voldoet aan de voorwaarden alsbedoeld in hoofdstuk 2.3. Naar mijn mening zal de fiscus de aangifte van belastingplichtige accepteren en heffen over zijn inkomsten, tot 12 jaar terug. Tevens zal hij een boete van 30% alsbedoeld in hoofdstuk 3 opgelegd krijgen. Mijns inziens heeft belastingplichtige nu recht op aftrek van zijn gemaakte kosten, hij betaalt immers ook belasting. Tot dusver is het een gangbare traject van de inkeerregeling die in gang is gezet. De fiscus zal zelf geen strafrechtelijke vervolging instellen. Echter zal de Belastingdienst nu dit commuun delict ook aangeven bij het OM. Deze zal wèl strafrechtelijke vervolging instellen. Belastingplichtige wordt nu een verdachte en zal zich moeten verantwoorden bij de strafrechter. Deze zal hem dan, bij voldoende bewijs, veroordelen tot een passend straf. De 16

inspecteur zal naar mijn mening tijdens de zitting geen extra boete opleggen, omdat belastingplichtige gebruik heeft gemaakt van de inkeerregeling. Voor belastingplichtige betekent dit natuurlijk een ongunstig effect. Daar hij aanvankelijk belasting wilde afdragen over zijn activiteiten, krijgt hij nu naast de 30% boete ook nog een strafrechtelijke procedure te verduren. Vervolgens komt er een einde aan zijn handel. Het is dan ook op het moment niet aannemelijk dat een handelaar met illegale activiteiten gebruik zal maken van de inkeerregeling. 4.3.2 Aftrek Hoe zal men omgaan met aftrekposten indien een belastingplichtige opgepakt wordt, zonder gebruik gemaakt te hebben van de inkeerregeling? Indien een hennepteler opgepakt wordt met voldoende productie, zal hij zich moeten verantwoorden voor de rechter. Hij wordt dus strafrechtelijk vervolgd. Tevens zal de inspecteur zich mengen in het proces omdat er belasting is ontdoken over de verkregen, belastbare inkomsten. Na veroordeling zal de inspecteur hierbij geen aftrek van kosten toelaten. Deze aftrekbeperking is mogelijk gemaakt op grond van art. 3.14 IB 2001. Hierna zal dit artikel besproken worden, daar het een belangrijke plaats heeft bij het in aftrek brengen van kosten gemaakt tijdens illegale activiteiten. Op grond van art. 13 lid 2 en 3 Opiumwet (OW) is het telen van hennep een misdrijf. Dit artikel verwijst naar art. 3 onderdeel B OW, waarin het telen van drugs alsbedoeld in lijst II van de OW strafbaar is gesteld. In lijst II zijn de zogenoemde softdrugs opgenomen. Hennep valt onder lijst II. Dit is de basis waarin de aftrekbeperking van art. 3.14 IB zijn werking vindt. In art. 3.14 lid 1 onderdeel d en e IB is bepaald dat aftrekbeperking van toepassing is op kosten en lasten die verband houden met: Misdrijven ter zake waarvan de belastingplichtige door een Nederlandse strafrechter bij onherroepelijke uitspraak is veroordeeld (hieronder vallen ook overeengekomen transactievoorstellen met belastingplichtige en het OM). Misdrijven ter zake waarvan een strafbeschikking onherroepelijk is geworden (per 1 februari 2008 is de zogenaamde OM-afdoening ook hieronder inbegrepen). 17

De aftrekbeperking is dus alleen van toepassing in gevallen waarin strafrechtelijk wordt opgetreden. Hierbij is de huidige strafbeschikking (transactie) ook inbegrepen. De wetgever heeft bewust aan willen knopen bij het strafrecht. Zo heeft ze willen voorkomen dat de inspecteur op de stoel van de strafrechter zou kunnen zitten. Indien een inspecteur namelijk een strafbeschikking zou overeenkomen met belastingplichtige, zou dit betekenen dat belastingplichtige is veroordeeld tot een misdrijf en zou art. 3.14 IB toepassing vinden. De inspecteur zou dan zelfstandig kunnen bepalen of er al dan niet sprake is van een misdrijf. Tevens zou het probleem kunnen ontstaan dat de inspecteur van mening is dat een gedraging een misdrijf oplevert, terwijl de strafrechter deze mening niet deelt in een procedure. (Kamerstukken, 25 019, nr. 3, p. 1-2). Verder is bepaald dat de aftrekbeperking enkel geldt voor de veroordeelde belastingplichtige zelf, anders zou de bepaling een te ruime werking krijgen. Stel dat bijv. een dief onherroepelijk veroordeeld wordt, terwijl de heler van de uit die diefstal afkomstige goederen buiten schot blijft. Als de bepaling niet alleen voor de belastingplichtige gold, zou de heler in casu ook beperkt kunnen worden in de aftrek van kosten terwijl deze niet veroordeeld is. In de huidige regeling is het zo dat uitsluiting pas van kracht is als de heler zelf ook onherroepelijk veroordeeld wordt. Van belang is het woordje onherroepelijk. Belastingplichtige dient onherroepelijk veroordeeld te worden alvorens de inspecteur de aftrekuitsluiting kan toepassen. Dit wordt bevestigd in een uitspraak van Rechtbank Haarlem, inzake het verkopen van hennep stekjes. Belastingplichtige was in eerste aanleg veroordeeld door de rechter. Vervolgens is hij tijdig in beroep gegaan waardoor de uitspraak niet onherroepelijk vaststond. Rechtbank Haarlem oordeelde dat de inspecteur art. 3.14 IB niet kon toepassen omdat de zaak in hoger beroep nog liep en er geen onherroepelijke uitspraak aanwezig was. Het beroep van belastingplichtige werd gegrond verklaard (Rb Haarlem 31 maart 2010, nr. 08/00763, NTFR 2010/1039). Bij deze onherroepelijke veroordeling worden ook situaties waarbij bepaalde misdrijven (ad informandum misdrijven) bij de bepaling van een ander misdrijf worden meegenomen door de rechter. Dit komt voor als bijv. een verdachte een vijf tal diefstallen bekent. Hij wordt door het OM gedagvaard voor één diefstal. Het OM kan de ander vier zaken voegen in de procedure van die ene diefstal. Indien verdachte bekent wordt hij niet meer vervolgd voor de andere vier gevoegde zaken. 18

De rechter neemt dan in zijn beslissing cq. strafmaat de vier andere zaken mee. Omdat deze zaken meegenomen worden in de hoogte van de straf, kan er gesproken worden van strafrechtelijk ingrijpen. Hierdoor kan de inspecteur ook voor deze vier zaken rechtens uitsluiting van aftrek van kosten toepassen (Kamerstukken, 25 019, nr. 3, p. 6) 4.3.3 Veroordeling Expliciet is ook benadrukt dat een veroordeling daar een Nederlandse rechter uitgesproken moet zijn. De wetgever lijkt hiermee te stimuleren om criminele activiteiten over de grens te verplaatsen. Een teler die in het grensgebied van België-Nederland woont en een handel in hennepteelt drijft, en opgepakt en veroordeeld wordt tijdens een transactie in België valt dus niet onder art. 3.14 IB. Mijns inziens zou hij in Nederland niet meer vervolgd kunnen worden daar hij in België opgepakt en veroordeeld is. Als advocaat van de verdachte zou ik zeker een beroep op ne bis in idem doen. Natuurlijk zal de Nederlandse fiscus wel heffingsbevoegd zijn over zijn inkomsten omdat hij in Nederland gevestigd is, en dus ook een boete op kunnen leggen. Maar naar mijn idee zal ze ook de kosten die de teler in aftrek wil brengen moeten toestaan, daar hij op grond van art. 3.14 lid 1 onderdeel d IB niet is veroordeeld door een Nederlandse rechter. Het voorgaande kan tot interessante situaties leiden. Neem bijv. een belastingplichtige die binnen het Koninkrijk der Nederlanden (Aruba) verschillende kwekerijen bezit. Hij heeft hier de afgelopen vijf jaar een goede 5 miljoen euro aan overgehouden. Deze belastingplichtige doet zijn transacties altijd op een bootje net buiten de territoriale wateren van Aruba. Op een zekere dag wordt hij door langsvarende Venezolaanse politie betrapt, opgepakt, bekent zijn plantages en krijgt een fikse boete door de Venezolaanse rechter opgelegd. Hij besluit te stoppen met zijn handel, zijn leven te beteren en maakt gebruik van de inkeerregeling. Zijn beroep op ne bis in idem wordt toegewezen. De fiscus heft haar belasting, vermeerderd met 30% boete. Belastingplichtige heeft een goede boekhouding bijgehouden en blijkt door onder andere slechte oogsten en andere omstandigheden een kostenpost te hebben opgebouwd van 15 miljoen euro. Deze heeft hij nooit af kunnen trekken. De inspecteur bekijkt de zaak en ziet dat hij ex. art 3.14 lid 1 onderdeel d IB geen uitsluiting van aftrek van kosten kan toepassen, daar belastingplichtige onherroepelijk veroordeeld is door een Venezolaanse rechter. Belastingplichtige claimt uiteindelijk een negatief voordeel van om en nabij 10 miljoen euro van de Nederlandse fiscus. Zal de inspecteur in dit geval moeten uitkeren? 19

Mijns inziens moet het antwoord bevestigend worden beantwoord. Belastingplichtige is simpelweg niet door een Nederlandse rechter onherroepelijk veroordeeld. Dit betekent dat er geen sprake is van toepassing van art. 3.14 IB. Hierdoor behoudt belastingplichtige zijn recht op aftrek van kosten. Hij heeft op de juiste wijze gebruik gemaakt van de inkeerregeling en de belasting vermeerderd met de boete afgedragen. De inspecteur heeft dan ook geen reden om zijn claim af te wijzen zodat de criminele activiteiten van belastingplichtige in dit geval hebben geloond. Een stap verder is het volgende. Belastingplichtige, die een aantal plantages ontplooit in Afghanistan, besluit na 10 jaar te stoppen en zijn leven te beteren. Hij stopt omdat hij het de laatste jaren niet zo goed gaat en hij erg veel kosten heeft moeten maken, waarvan hij netjes een boekhouding bij houdt. Hij heeft maar in totaal 100 euro verdiend. Zijn belastingadviseur had hem destijds verteld zijn werkzaamheden in een B.V. onder te brengen. Belastingplichtige had dit gedaan, waarna hij ga werd van Afghaanse activiteiten B.V.. Nadat hij gestopt is meldt hij zich nog even bij de Afghaanse politie om zijn daden te bekennen. De Afghaanse rechter waardeert zijn eerlijkheid en legt de B.V. een onherroepelijke boete van omgerekend 5 euro op. Tevens krijgt de bestuurder achter de B.V. 10 dagen gevangenisstraf die overeenkomt met de tijd dat hij in voorarrest heeft gezeten. Terug in Nederland besluit hij zijn inkomsten op te geven omdat hij er achter komt dat een B.V. ex. art 2 lid 4 VpB geacht wordt in Nederland gevestigd te zijn. Hij maakt gebruik van de inkeerregeling en moet uiteindelijk de belasting vermeerderd met 30% (totaal 32,50 euro) betalen aan de fiscus. Hij beroept zich op het ne bis in idem beginsel en deze wordt toegewezen. Hij ontplooit direct daarna met zijn B.V. legale activiteiten welke bestaan uit het vervaardigen van afkick apparatuur voor afkick centra. Het gaat heel goed met zijn B.V., welke hoge winsten behaalt in de eerste jaren. Zijn belastingadviseur wijst hem vervolgens op de 10 miljard verliezen die de B.V. nog had uit zijn handel in Afghanistan. De B.V. zou (een deel van) deze verliezen nog verrekenen met zijn huidige winsten. Zal de inspecteur deze vorm van verliesrekening toestaan? In beginsel is de B.V. niet veroordeeld en kan dit ook niet. De bestuurder erachter is dit wel, en wel door een Afghaanse rechter. Mijns inziens zou de inspecteur deze verliesrekening toe moeten staan. Er zijn immers verliezen gemaakt met activiteiten in de voorgaande negen jaren welke toe te rekenen zijn aan de activiteiten van de B.V. 20

4.4.1 Administratie Zoals gezegd betekent het illegale karakter van wietteelt dat, indien een hennepkweker tot inkeer zou komen en besluiten zijn verdiende omzet aan te geven bij de Belastingdienst, hij (fictief) niet in aanmerking zou kunnen komen voor de inkeerregeling. Immers, de staatssecretaris heeft in zijn besluit van 24 maart 2009 aangegeven dat indien de activiteiten van de inkeerder een illegaal karakter hebben, dit commuun delict aangegeven wordt bij het OM. Dit weerhoudt potentiële hennep inkeerders ervan om in te keren en zo hen belastingen toch nog af te dragen. Indien een belastingplichtige hennepteler betrapt wordt, legt de inspecteur een naheffingsaanslag op. Daar de kweek van de belastingplichtige niet alleen bestaat uit de in beslag genomen planten, zal er een schatting gemaakt worden van het totaal in het verleden genoten inkomsten uit hoofde van de teelt. De inspecteur legt een naheffingslaanslag op en gaat hierbij dus uit van schattingen. Vervolgens is het aan de belastingplichtige te stellen en te bewijzen dat het opgelegde bedrag te hoog is. Dit wordt de zogenaamde omkering van bewijslast genoemd. Hierbij heeft belastingplichtige een nadeel wat betreft de administratieplicht op grond van art. 52 AWR. Hierin is opgenomen dat de boekhouding gedurende zeven jaar bewaard dient te worden. De sanctie op het niet naleven van de administratieplicht levert een nadeel op voor belastingplichtige. Op grond van art. 25 jo 27e AWR staat hier namelijk sinds 1994 als sanctie de bedoelde omkering van bewijslast op. Deze omkering van bewijslast geldt ook als de vereiste aangifte niet gedaan is of als de gevraagde inlichtingen niet verstrekt zijn (Muller, 2008). Uit een arrest van de Hoge Raad van 14 juni 1989 kunnen we opmaken dat ook niet wordt voldaan aan de administratieplicht indien de belastingplichtige in een beroep fase of ter zitting de boekhouding alsnog aanbiedt. De gebruikte methode van de inspecteur om de inkomsten uit een teelt te schatten is in de jurisprudentie goedgekeurd. Het verweer van een hennepteler die geen boekhouding hield en beweerde er beperkte inkomsten uit te genieten, slaagde niet. De berekening van de inspecteur, gebaseerd op een landelijk gemiddelde opbrengst van hennep, werd toegestaan en goedgekeurd (Hof Amsterdam, 2009). 21

Nu belastingplichtigen administratieplichtig zijn en men doorgaans geen administratie voert bij activiteiten met een illegaal karakter, hoe zal dan een coffeeshop houder zich verantwoorden voor zijn omzet die geen illegaal karakter heeft, maar waarvan de inkoop van die omzet wettelijk verboden zijn? Op 16 juni 2008 (nr. 2070822900) werden er Tweede Kamervragen gesteld omtrent hoe de coffeeshophouders gecontroleerd worden door de belastingdienstinspecteurs. Het antwoord van de Staatssecretaris van Financiën was dat er twee soorten inkoop-categorieën zijn voor coffeeshops. De eerste categorie zijn goederen als frisdrank, koffie en thee, snoepwaren, tabak etc. De tweede categorie bestaat uit cannabisproducten als wiet en hasj. Voor de eerste categorie behoort de coffeeshop houder inkoopfacturen bij te houden, voor de tweede categorie ligt dit anders. Productie van wiet en/of hasj is wettelijk verboden, daarom zal er ook geen inkoop facturen aanwezig zijn bij de administratie van de coffeeshop houder. Dit komt omdat productie van hennep een zodanig illegaal karakter heeft, dat het geacht wordt niet deel uit te maken van het economisch verkeer. Hierdoor, in combinatie met het gedoogbeleid, blijft de coffeeshop houder buiten schot. Ook wordt desgevraagd de naam van de leverancier niet bekend gemaakt aan de Belastingdienst (Staatssecretaris van Financiën, 2008). De Hoge Raad heeft in haar uitspraak van 27 september 2002 overwogen dat de verkoop van softdrugs aan coffeeshops verboden is, maar dat de overheid een gedoogbeleid voert. Derhalve kan van een coffeeshop houder in alle redelijkheid niet worden verwacht dat hij terzake van de inkoop van softdrugs over inkoopfacturen beschikt. 4.4.1 Omzetbelasting (BTW) In beginsel is een levering van goederen die illegaal zijn onderworpen aan BTW. Ook degene die bijv. een illegale gokhuis exploiteert, een dienstverlener voor de BTW. Het neutrale karakter staat hoog in het vaandel bij de omzetbelasting. Dus of een handeling legaal of illegaal is maakt niet uit voor de heffing van BTW. De omzetbelasting beoogt immers om de consumptieve uitgaven in de belasting te betrekken. Hier vallen derhalve ook illegale consumptie onder. In het belang van de neutraliteit en concurrentie invloeden is het Hof van Justitie (HvJ) van oordeel dat illegale handelingen net zo behandeld moeten worden als hun legale tegenhanger. Dit zien we bijv. terug in het Goodwin en Unstead arrest (HvJ 28 mei 1998). Hierin werd bepaald dat namaak parfum net zo belast was als echt parfum. Tevens vond het HvJ in Coffeeshop Siberië arrest (HvJ 29 juni 1999) dat het gelegenheid bieden tot het verhandelen van drugs een belastbare prestatie in het economische verkeer was. 22

Toch bestaan er verboden handelingen die zo ernstig van aard zijn dat ze niet binnen het bereik van de omzetbelasting vallen. Zo maakte het HvJ in zijn arrest van 5 juli 1988, BNB 1988/303 uit dat invoer en levering van verdovende middelen niet onderworpen zijn aan BTW. Dat er in Nederland een gedoogbeleid omtrent het softdrugs wordt gehandhaafd, maakt in dit geval niets uit. Tevens is bijv. het invoeren van valse munten en biljetten zo een verboden prestaties dat deze niet onderworpen is aan BTW. Advocaat-generaal Wattel onderscheidde drie voorwaarden die door het HvJ worden gehanteerd: Het product valt in de EU onder een volstrekt invoer en verhandelingsverbod. Dit geldt in uitzonderlijke gevallen, zoals medische doeleinden, niet. Het verbod is gebaseerd op de aard van het goed als zodanig. Hier vallen dus schadelijke kenmerken voor de openbare orde of een ander dringen algemeen belang. Door het verbod is elke mededinging tussen legale en illegale activiteiten uitgesloten, zodat het beginsel van de fiscale neutraliteit niet wordt aangetast. Op grond van bovenstaande kunnen we concluderen dat het verkopen en/of produceren van hennep zodanig verboden is, dat deze niet onder het bereik van de omzetbelasting valt. Henneptelers hoeven dan ook geen rekening te houden met BTW. Hennepstekjes vallen volgens HR 3 januari 2001, BNB 2001/193 weer wel onder het bereik van de BTW. Dit omdat zij op zichzelf niet als verdovende middel gebruikt kunnen worden. Sinds 1 januari 2007 heeft er een wetswijziging plaatsgevonden waardoor ondernemers, die verboden prestaties verrichten, geen recht op aftrek van voorbelasting meer hebben. Het gaat hierbij uiteraard niet om het kopen van verdovende middelen, die worden immers niet gezien door de omzetbelasting, maar om bijv. onderhoud van onroerend goed van de coffeeshop eigenaar, de investeringen in stoelen en tafels etc. Deze goederen worden zowel voor legale activiteiten (koffie, cola) als illegale activiteiten (verstrekken wiet) gebruikt. In het verleden had de Hoge Raad bepaald dat alle in rekening gebrachte BTW in aftrek gebracht kon worden door de coffeeshop eigenaar omdat alle in rekening gebrachte BTW toegerekend konden worden aan prestaties in het kader van het drijven van een onderneming, ook al voel een deel hiervan buiten de omzetbelasting. Met de huidige wetgeving kan alleen BTW afgetrokken worden indien deze toe te rekenen is aan legale belaste handelingen (zoals koffie inschenken). Het verkopen van drugs waaraan een deel van de BTW aan toe te rekenen is, valt hier dus niet meer onder (van Hilten, 2010). 23

4.5 Kosten Degene die een onderneming drijft, zal aangemerkt worden als ondernemer. Hierbij zal hij belasting moeten afdragen. Hij kan ook de kosten die gemaakt zijn terzake het voeren van die onderneming aftrekken van zijn winst, zo ook met een hennepteelt. Daar de belastingdienst belasting gaat (na)heffen, zullen er ook aftrekposten toegelaten moeten worden indien deze kosten aannemelijk gemaakt zijn. Volgens Beckers (2008) zijn de volgende kosten aftrekbaar gesteld bij het kweken van hennep. Afschrijvingskosten van de investering: Deze belopen een bedrag van 150-, tot 200 wietplanten. Daarboven komt er een bedrag van 50-, per 100 planten. Dus 300 planten levert een aftrek van 200-, op. Variabele kosten: Voor variabele kosten zoals stekken, kweekmiddelen, water en voedingsstoffen wordt een bedrag van 4,40 per plant toegestaan. Voor knippers wordt een van 2-, per plant in aanmerking genomen. Elektriciteit: Kosten voor elektriciteit kunnen alleen in aftrek worden genomen indien deze ook werkelijk betaald zijn. Er wordt een verschil gemaakt tussen het legaal en illegaal afgenomen elektriciteit. De niet betaalde kosten die het energie bedrijf berekend en opgelegd heeft, exclusief administratiekosten, kunnen in aftrek genomen worden. Indien het energie legaal afgenomen is, komen de betaalde kosten aan het energie bedrijf in aftrek. Indien deze gegevens niet voorhanden zijn, wordt een aftrekpost in aanmerking genomen van 90-, per 400 watt lamp, 125-, voor een 600 watt lamp en 195-, voor een 1.000 watt lamp. Waarom zou een hennep kweker in willen keren. Het antwoord hierop kunnen we onder andere afleiden uit de uitspraak van Hof s-hertogenbosch op 14 augustus 2009. Hierin legt de inspecteur belastingplichtige, die hennep heeft gekweekt, een boete op van 50% van de waarde van de te betalen navorderingsaanslag. Dit bedrag loopt bij belastingplichtige op tot een bedrag van ruim 230.000-,. 24