Lucht in cijfers 2013. Luchtkwaliteit in Rijnmond



Vergelijkbare documenten
Lucht in cijfers Luchtkwaliteit in Rijnmond

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Lucht in cijfers Luchtkwaliteit in Rijnmond

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Derde kwartaalverslag 2014

Lucht in cijfers Luchtkwaliteit in Rijnmond

LUCHT IN CIJFERS 2017

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010

Lucht in cijfers De luchtkwaliteit in Rijnmond

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009

Smog in zomer van 5

- 1 - april mei juni juli augustus september maand

Kwartaalbericht luchtkwaliteit. 4e kwartaal 2012

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

Kwartaalbericht luchtkwaliteit. 2 e kwartaal 2013

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2014

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling

Samenvatting datarapporten Luchtkwaliteit (IJmond, Haarlemmermeer, Havengebied Amsterdam).

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Kwartaalbericht luchtkwaliteit. 3e kwartaal 2012

Monitoring luchtkwaliteit bij 'Hart op Zuid' in Nulmeting in 2016

Kwartaalbericht luchtkwaliteit. 1e kwartaal 2012

Luchtkwaliteit monitoring in Alblasserdam. Eerste kwartaal 2014

L. Indicatieve effecten Luchtkwaliteit

Monitoring luchtkwaliteit van de Vaillantlaan. Rapportage 2016/2017

Meetnet luchtkwaliteit Rijnmond: Wat heb je er aan en wat kost het?

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit

Rijnmond, de slechtste lucht van Nederland?

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM

Luchtkwaliteit in Vlaanderen. Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013

Lucht5. Wet- en regelgeving en beleid. Inspanningen

Inleiding De gemeenteraad van Alblasserdam heeft op 21 januari 2013 een motie aangenomen die luidt:

N34 WITTE PAAL - DRENTSE GRENS LUCHTKWALITEITSONDERZOEK

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

Beoordeling luchtkwaliteit Wilhelminalaan e.o.

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Actualisatie Toets luchtkwaliteit bestemmingsplan Spijkvoorder Enk

van de laatste NSL-monitoring. Dat moest ook in Maar hoe is de luchtkwaliteit als die

Achtergronddocument Luchtkwaliteit Gemeente Utrechtse Heuvelrug

Gezondheid & Voeding

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

Vragen & Antwoorden Smog. Smog

Bepalen van de luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit in Zeist

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling

Toekomstbestendig luchtkwaliteitsbeleid

LUCHTKWALITEITONDERZOEK BESTEMMINGSPLAN SCHOOLSTRAAT-OOST GAMEREN

Werkgroep luchtkwaliteit en geluidsbelasting. Overzicht gegevens

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.


informatieblad Luchtkwaliteit

Onderzoek Luchtkwaliteit. Ontwikkeling Raadhuisplein-Haderaplein Haren

De Commissie dient een voorstel in voor grenswaarden voor de luchtkwaliteit voor benzeen en koolmonoxide

Jaaroverzicht Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit. Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!??

N204 - reconstructie ter hoogte van Linschoten. Luchtkwaliteitsonderzoek

Op grond van artikel 28 uit het Besluit luchtkwaliteit (Stb. 2001, 269) bieden wij U hierbij aan de provinciale rapportage Luchtkwaliteit 2003.

Concentraties zware metalen in lucht, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

STATEN. provincie fjqlland ZUID 2 O ÜEC Lid Gedeputeerde Staten. Lucht. R.A. Janssen

VERSLAG OVER DE BEOORDELING VAN DE LUCHTKWALITEIT IN NEDERLAND IN 2010

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE B

Achtergronddocument Luchtnota Gemeente Bunnik DEFINITIEF Omgevingsdienst regio Utrecht Juni 2013 kenmerk/ BUN1205.S002

bestemmingsplan Ambachtsezoom e.o. BIJLAGE 7 Onderzoek Luchtkwaliteit OD 205 SL stedenbouw + landschap 103

HaskoningDHV Nederland B.V. MEMO. : Provincie Overijssel : Tijmen van de Poll : Jorrit Stegeman

Deeltjesvormige luchtverontreiniging: bronnen, effecten en beleid Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Luchtkwaliteit Nieuwegein in 2014

Notitie. Project : Luchtkwaliteit Achter de Arnhemse Poortwal II Locatie : Amersfoort Betreft : Onderzoek luchtkwaliteit

Luchtvervuiling, nog altijd een probleem?

Luchtkwaliteit t.g.v. wegverkeer. parkeren Spoorzone

Rapport luchtkwaliteit Gemeente Oegstgeest

Aanvullende informatie over luchtkwaliteit en metingen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal

Tabel 1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet luchtkwaliteit stof toetsing van grenswaarde geldig stikstofdioxide (NO 2 )

Onderzoek luchtkwaliteit aanpassingen kruisingen Laan van Malkenschoten

Oorspronkelijk werd bij de analyse de deeltjesconcentratie van 8 verschillende componenten bepaald :

Luchtkwaliteit Nieuwegein in 2015

In de volgende figuur is het aandeel in de stikstofdepositie van verkeer en industrie rood omcirkeld.

Samenvatting NO2 PM10 Benzeen Analyse historische meetdata

Vuurwerk tijdens de jaarwisseling van 2012/2013

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1

MIRA 2012 Verspreiding van POP s

Verontreiniging door wegverkeer. Peter Hofschreuder

Notitie. : Stichting Ouderenhuisvesting Rotterdam : P.R. Beaujean Datum : 12 oktober 2007 : M. Zieltjens Onze referentie : 9S /N0003/902610/Nijm

De BIM gegevens : "Lucht - Basisgegevens voor het Plan" November 2004 INZAKE VERSCHAFFING VAN GEGEVENS

Luchtvervuiling in Nederland in kaart gebracht

Reconstructie N226 ter hoogte van de Hertekop. Luchtkwaliteitsonderzoek

Wereldgezondheidsorganisatie : fijnstof onderschat

Monique Meijerink 30 maart Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten

Fijnstofconcentraties, jaargemiddelde, /2006

RICHTLIJNEN. (Voor de EER relevante tekst)

Luchtkwaliteit- en geluidmetingen. Derde kwartaalverslag 2018

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Luchtverontreiniging en gezondheid

ik1121#1,111j1.)1,11.1 1

Lucht4. Wet- en regelgeving en beleid. Inspanningen

Rapport Bachelor Eindopdracht. Luchtkwaliteit, een veelbesproken onderwerp Reconstructie knooppunten Joure en Gieten BIJLAGEN

Het beleidsgericht onderzoeksprogramma fijn stof, gefinancierd door het ministerie van

ONDERZOEK LUCHTKWALITEIT ZUIDELIJKE RANDWEG BORNE

Transcriptie:

Lucht in cijfers 2013 Luchtkwaliteit in Rijnmond

Colofon Raad van Accreditatie De DCMR Milieudienst Rijnmond is door de Raad voor Accreditatie geaccrediteerd voor de NEN-EN-ISO/IEC 17025 norm voor een aantal verrichtingen met betrekking tot luchtkwaliteitsmetingen. In deze rapportage zijn geaccrediteerde verrichtingen aangegeven met een Q. Een deel van de laboratoriumanalyse is uitbesteed aan een geaccrediteerd milieulaboratorium. Deze verrichtingen zijn aangegeven met een U. In bijlage Overzicht presentaties, normen en verrichtingen wordt het overzicht gegeven van prestaties, meetonzekerheden, meetmethoden, geaccrediteerde en uitbestede verrichtingen. Interpretaties in deze rapportage vallen buiten de NEN-EN- ISO/IEC 17025 accreditatie. Opdrachtgever(s) Metingen zijn uitgevoerd in opdracht van: - Provincie Zuid Holland (postbus 90602; 2509 LP; Den Haag) - Gemeente Rotterdam (postbus 70013; 3000 KR; Rotterdam) - Gemeente Ridderkerk (postbus 271; 2980 AG; Ridderkerk) Klachtenprocedure Mochten er naar aanleiding van dit rapport nog vragen zijn, dan kunt u contact opnemen met de opsteller van dit rapport. De afdeling Expertisecentrum heeft een klachtenprocedure (P-04). Indien u van mening bent dat wij bij de uitvoering van het onderzoek in gebreke zijn gebleven, dan kunt u contact opnemen met het bureauhoofd (telefoon 010 2468556). Copyright Dit is een uitgave van DCMR Milieudienst Rijnmond, Postbus 843, 3100AV, Schiedam. Deze uitgave, of delen hiervan, mogen worden gepubliceerd zonder toestemming, doch uitsluitend met bronvermelding.

Samenvatting Het Rijnmondgebied wordt gekenmerkt door veel industrie en een grote concentratie van verkeer en mensen. De DCMR Milieudienst Rijnmond exploiteert al meer dan 40 jaar in opdracht van o.a. de provincie Zuid-Holland een luchtmeetnet. De meetlocaties zijn een aanvulling op het landelijk RIVM meetnet. Dit rapport geeft een overzicht van de gemeten concentraties in 2013. Per stof zijn de belangrijkste eigenschappen, bronnen, gezondheidsaspecten en gemeten concentraties beschreven. Alle componenten zijn, indien relevant, getoetst aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer (Wm). Stoffen waar geen Wm-normen voor zijn opgesteld, zijn getoetst aan oude normen of het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR-waarde). Dit hoofdstuk is een samenvatting van de toetsing. De conclusies in dit rapport hebben betrekking op de meetstations. Op andere locaties in het Rijnmondgebied kunnen (soms veel) hogere of lagere concentraties voorkomen. Dit rapport geeft een redelijk beeld van de luchtkwaliteit waaraan de bevolking in de Rijnmond blootstaat. In veel gevallen zal die nog iets gunstiger zijn dan de resultaten die op de stations wordt vastgesteld. Tabel. Samenvatting van de resultaten in 2013 per component. Accreditatie Component Samenvatting Q Stikstofdioxide (NO 2 ) Q Fijn stof (PM 10 ) Q Fijn stof (PM 2,5 ) Zwarte rook Q Zwaveldioxide (SO 2 ) Q Ozon (O 3 ) Q Benzeen (C 6 H 6 ) Q Q U U U Koolmonoxide (CO) Totaal stof (TSP) Zware metalen Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) Fluor (F) Smog Op de stations Overschie, Statenweg, Pleinweg en Botlek (A15) is de jaargemiddelde grenswaarde overschreden. De grenswaarde voor het uurgemiddelde is op geen van de stations overschreden. Op geen van de stations zijn de grenswaarden overschreden. Op geen van de stations is de grenswaarde overschreden. De concentraties tonen een dalende trend. Op geen van de stations zijn de grenswaarden overschreden. Op geen van de stations is de richtwaarde overschreden. De langetermijndoelstelling is wel overschreden. Op geen van de stations is de grenswaarde overschreden. Op geen van de stations is de grenswaarde overschreden. De gemiddelde TSP concentratie is uitgekomen op 25 µg/m 3. Zowel de grenswaarde voor Lood als de richtwaarde voor Cadmium, Arseen en Nikkel zijn niet overschreden. De richtwaarde voor benzo(a)pyreen is niet overschreden. De MTR norm voor Fluor in lucht en de grenswaarde voor Fluor in gras zijn niet overschreden. In 2013 was gedurende 26 dagen sprake van matige smog. Ernstige smog is niet voorgekomen. blad 4 van 60 Lucht in cijfers 2013

Summary The Rijnmond area is a densely populated area with a large port, transportation system and industrial area. For more than 40 years DCMR Environmental Protection Agency operates an air quality monitoring network for, amongst others, the province of Zuid-Holland. This network is an addition to the national air quality monitoring network run by the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM). This report gives an overview of measured concentrations in 2012. Per pollutant the most important properties, sources and measured concentrations are described. If possible, the concentrations are compared to limit values stated in environmental law ( Wet milieubeheer ). If no environmental regulation exists pollutants are compared to old standards or health/toxicological related guide norms. This chapter summarizes these results. Conclusions are based on measurements on DCMR monitoring stations. Other locations may have lower or higher concentrations than those reported. This report gives a good estimation of the air quality to which citizens in the Rijnmond area are exposed. In many situations the concentrations are lower than those mentioned in this report. Table. Summary of the results in 2013 per component. Accreditation Component Summary Q Nitrogen dioxide (NO 2 ) Q Particulate matter (PM 10 ) Q Particulate matter (PM 2,5 ) Black smoke The limit value for annual average concentrations was exceeded on the stations Overschie, Statenweg, Pleinweg and Botlek (A15). The limit values for annual and daily averages were not exceeded. The limit value for annual average concentrations was not exceeded. The black smoke concentrations show a decreasing trend. Q Sulphur dioxide (SO 2 ) The limit values were not exceeded. Q Ozone (O 3 ) The information threshold for ozone was not exceeded. The alarm threshold was not exceeded. Q Benzene (C 6 H 6 ) The limit value was not exceeded. Q Carbon monoxide (CO) The limit value was not exceeded. Q U U U Total suspended particles (TSP) Heavy metals Polycyclic aromatic hydrocarbons (PAH) Fluor (F) Smog The TSP annual average concentration was 25 µg/m 3. The limit values for lead, cadmium, nickel and arsenic were not exceeded. The target value for benzo(a)pyrene was not exceeded. The annual MTR-norm for fluor in air was not exceeded. The limit values for fluor in grass were not exceeded. Moderate smog was registered during 26 days. There were no incidents of severe smog. Lucht in cijfers 2013 blad 5 van 60

Inhoud 1 Inleiding 7 2 Het weer in 2013 10 3 Stikstofdioxide 12 4 Fijn stof 14 5 Zwarte rook 17 6 Vluchtige organische stoffen 20 7 Ozon 22 8 Smog 25 9 Zwaveldioxide 27 10 Koolmonoxide 29 11 Totaal zwevend stof (TSP) 30 12 Zware metalen 31 13 Polycyclische aromatische koolwaterstoffen 33 14 Fluor 35 15 Natte depositie 37 16 Referentielijst 38 Bijlage 1 Real-time URBIS kaart NO 2 39 Bijlage 2 Real Time Urbis kaart PM 10 40 Bijlage 3 Disclaimer bij kaartmateriaal 41 Bijlage 4 Monitoringstool Rijnmond & Rotterdam in 2012 42 Bijlage 5 Concentratiekentallen per station (2013) 45 Bijlage 6 Concentratiekentallen PIMM netwerk (2013) 56 Bijlage 7 Overzicht van eisen en prestatiekenmerken per verrichting 59 blad 6 van 60 Lucht in cijfers 2013

1 Inleiding De DCMR heeft naast het verlenen en handhaven van milieuvergunningen ook tot taak de luchtkwaliteit te monitoren. Verdeeld over het gebied zijn meetstations ingericht die continu de buitenlucht bemonsteren. Het verkeer is een steeds belangrijkere factor geworden. Het meetnet is aan die ontwikkeling aangepast. De sector verkeer en vervoer is een belangrijke bron van stikstofoxiden (NO x ) en fijn stof (PM x en zwarte rook). Auto's worden weliswaar steeds schoner, maar dit effect wordt deels tenietgedaan door de toename van het verkeer. Goede luchtkwaliteit is van belang voor de volksgezondheid. Bij kortdurende verhogingen kunnen bepaalde doelgroepen, zoals kinderen en ouderen, last krijgen van hun ademhaling en luchtwegen. In deze situatie wordt hen dan ook aangeraden lichamelijke inspanning te beperken. 1.1 Wetgeving Op 11 juni 2008 is de luchtkwaliteitrichtlijn van de Europese Unie in werking getreden. Deze richtlijn is in de plaats gekomen van de kaderrichtlijn luchtkwaliteit (uit 1996) en vier dochterrichtlijnen (uit 1999, 2000, 2004 en 2005). De EU-normen zijn via de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. De belangrijkste elementen in de richtlijn zijn: De normen uit de oude richtlijnen blijven van kracht. Daarbovenop zijn er normen en meetverplichtingen voor de fijnere fractie van fijn stof, PM 2.5. Nieuw daarbij is de aanpak van PM 2.5 om ook de gemiddelde stadsachtergrondconcentratie te reguleren. Deze aanpak is gericht op het grootschalig terugdringen van de blootstelling van mensen aan fijn stof, naast het beperken van lokale hoge concentraties langs bijvoorbeeld straten en wegen; De richtlijn geeft de mogelijkheid om later te voldoen aan grenswaarden als een lidstaat aannemelijk maakt dat na afloop van de uitsteltermijn wel wordt voldaan aan de grenswaarden. Voor NO 2 is er uitstel (derogatie) mogelijk tot 2015. Deze mogelijkheid tot uitstel is een versoepeling ten opzichte van de oorspronkelijke richtlijnen; De richtlijn regelt expliciet de aftrek van fijn stof afkomstig van natuurlijke bronnen bij het vaststellen van overschrijdingssituaties. Sinds 2005 wordt in Nederland de bijdrage van zeezout ook al buiten beschouwing gelaten bij het vaststellen van overschrijdingen van de grenswaarden voor PM 10 op basis van de eerdere richtlijnen; In de richtlijn is een artikel opgenomen over waar de normen ter bescherming van de volksgezondheid moeten worden gehandhaafd. Handhaving hoeft niet op plaatsen waar toegang voor het algemene publiek verboden is en er geen permanente bewoning is. In juli 2008 heeft aan Nederland de Europese Commissie laten weten dat Nederland gebruik wil maken van de mogelijkheid om later te voldoen aan de normen voor fijn stof (PM 10 ) en stikstofdioxide (NO 2 ). In april 2009 heeft de Europese Commissie daarmee ingestemd. Aan de grenswaarde voor NO 2 moet nu vanaf 1 januari 2015 worden voldaan; alleen voor de agglomeratie Heerlen-Kerkrade geldt dat vanaf 1 januari 2013. De Europese Commissie achtte de problematiek daar minder omvangrijk, waardoor meer uitstel niet nodig werd geacht. De rijksoverheid, de provincies en gemeenten zijn gezamenlijk verantwoordelijk om de gestelde grenswaarden overal in het land te realiseren. In de wet zijn ook een informatiedrempel en alarmdrempel opgenomen. De commissaris van de koning in de provincie is verantwoordelijk om actie te ondernemen als een informatie- of alarmdrempel is overschreden. Lucht in cijfers 2013 blad 7 van 60

1.2 Meetlocaties In 2013 bestond het DCMR meetnet uit 13 meetstations voor continue metingen en 9 locaties voor niet-automatische metingen. Het RIVM exploiteerde 7 meetstations in de Rijnmond en directe omgeving. Op twee stations voeren zowel de DCMR als het RIVM metingen uit. Het gaat om de locaties Statenweg/Bentinckplein in Rotterdam centrum en Berghaven/Cruquiusweg in Hoek van Holland. In Figuur 1.1 zijn de automatische meetlocaties van de DCMR in het groen afgebeeld. De blauwe locaties zijn de RIVM stations. Op de paarse locaties wordt zowel door de DCMR als RIVM gemeten. Figuur 1.1 Meetlocaties van DCMR en RIVM in Rijnmond en omgeving in 2013. blad 8 van 60 Lucht in cijfers 2013

Op grond van de meetlocatie worden meetpunten in verschillende categorieën verdeeld. Over het algemeen worden meetpunten onderverdeeld in: verkeersbelaste stations, straatstations, stadsachtergrondstations en achtergrondstations. In Tabel 1.1 toont het overzicht van alle stations in het Rijnmondgebied en de gemeten componenten. Tabel 1.1. Overzicht meetpunten en gemeten stoffen. Meetpunten Type PMX NOX O3 470 Bergambacht R X X X 471 Korendijk R X 472 Nieuwkoop R X 473 Westvoorne R X X X 474 Hoek van Holland S X X 477 Vlaardingen ZB R X 478 Vlaardingen DP R X X X X X 482 Markweg I X 483 Botlek (A15) V X X X X 484 Botlek I X 485 Hoogvliet S X X X X X 486 Pernis S X X 487 Pleinweg V X X X X 488 Zwartewaalstraat S X X X X 489 Ridderkerk (A16) V X X X 491 Overschie (A13) V X X X X 492 Vasteland V X X X X 493 Statenweg V X X X X 494 Schiedam S X X X X X X X 495 Maassluis S X X X X X 496 HvH Berghaven S X X X X CO SO2 ZR BTEX TSP ZM PAK FL FG ND RIVM meetpunten 418 Schiedamsevest S X X X 433 Vlaardingen V X X X 448 Bentinckplein V X X Uitleg afkortingen componenten PMx = fijnstof TSP = totaal stof BTEX = benzeen, tolueen, ethylbenzeen & xyleen NO x = stikstofoxiden ZR = zwarte rook SO 2 = zwaveldioxide O 3 = ozon FL = Fluor in lucht CO = koolmonoxide FG = Fluor in gras ND = natte depositie ZM = Zware metalen Uitleg type station S = stadsachtergond V = Verkeer I = Industrie R = Regionaal Lucht in cijfers 2013 blad 9 van 60

2 Het weer in 2013 De luchtkwaliteit is van veel factoren afhankelijk. Naast de uitstoot van industrie en verkeer hebben de weersomstandigheden ook een belangrijke invloed op de luchtkwaliteit. Bij stabiel, droog weer bijvoorbeeld verplaatst de verontreinigde lucht zich minder snel, waardoor hogere concentraties worden gemeten. Bij inversie kunnen hoge concentraties optreden doordat de menghoogte laag is. In dit hoofdstuk worden de meteorologische omstandigheden van 2013 beschreven en vergeleken met wat normaal 1 is voor de tijd van het jaar. Voor de beschrijving van de weersomstandigheden is gebruik gemaakt van de gegevens van het KNMI station Rotterdam The Hague Airport. 2.1 Temperatuur Het jaargemiddelde op station Rotterdam The Hague Airport is uitgekomen op 9,9 C. Dit is iets lager dan het langjarig gemiddelde. Het jaar kende een koude start. De eerste helft van het jaar lag de maangemiddelde temperatuur onder het langjarige gemiddelde. Het jaar eindigde uiteindelijk aan de zachte kant. In Figuur 2.1 is een staafdiagram met de maandgemiddelden van 2011, 2012 en 2013 te zien. De blauwe lijn illustreert het langjarig gemiddelde. 20 18 Temperatuur in graden Celsius 16 14 12 10 8 6 4 2011 2012 2013 Normaal 2 0 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Bron: KNMI Figuur 2.1 Maandgemiddelde temperatuur in 2011, 2012 en 2013. 1 Met normaal wordt bedoeld het langjarig gemiddelde over het tijdvak 1981-2010. blad 10 van 60 Lucht in cijfers 2013

2.2 Neerslag Met een totale neerslag van 871 mm tegen 856 normaal kende 2013 een aantal natte periodes. De herfstmaanden waren een stuk natter dan normaal. In Figuur 2.2 zijn de maandsommen van 2011, 2012 en 2013 uitgezet tegen de normale maandsommen. 200 180 160 Neerslagsom in mm 140 120 100 80 60 40 2011 2012 2013 Normaal 20 0 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Bron: KNMI Figuur 2.2 Maandsommen neerslag in 2011, 2012 en 2013. 2.3 Zonneschijn 2013 was een zonnig jaar. Het aantal zonuren bedroeg 1.714 tegen 1.624 normaal. Juli en augustus waren het zonnigst. November was met 45 zonuren het somberst. In Figuur 2.3 zijn de maandsommen van 2011, 2012 en 2013 uitgezet tegen de normale maandsommen. 20 18 Temperatuur in graden Celsius 16 14 12 10 8 6 4 2011 2012 2013 Normaal 2 0 Januari Februari Maart April Mei Juni Juli Augustus September Oktober November December Bron: KNMI Figuur 2.3 Maandsommen zonuren in 2011, 2012 en 2013. Lucht in cijfers 2013 blad 11 van 60

3 Stikstofdioxide Stikstofdioxide (NO 2 ) ontstaat bij verbrandingsprocessen. De belangrijkste bronnen zijn verkeer, industrie en energiecentrales. Hoge concentraties komen vooral voor langs drukke verkeerswegen. NO 2 speelt ook een rol bij fotochemische luchtverontreiniging (smog). Onder invloed van zonlicht reageert NO 2 met vluchtige organische koolwaterstoffen tot ozon (O 3 ). Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO, 2005) is langdurige blootstelling aan verhoogde NO 2 concentraties in verband gebracht met verminderde longgroei bij kinderen, verlaagde weerstand en een verhoogde kans op bronchiale hyperreactiviteit bij COPD patiënten. Een kortdurende blootstelling aan NO 2 concentraties hoger dan 200 µg/m 3 is in verband gebracht met verhoogde kans op bronchiale hyperreactiviteit bij COPD patiënten. Slechts zeer hoge kortdurende NO 2 concentraties beïnvloeden gezonde mensen. 3.1 Wetgeving In de Wet milieubeheer zijn voor stikstofdioxide twee grenswaarden opgenomen. In Tabel 3.1 zijn de grenswaarden weergegeven. In Tabel 3.2 zijn de jaargemiddelden en het aantal maal dat het uurgemiddelde hoger was dan 200 µg/m 3 van de meetstations weergegeven. Tabel 3.1 Grenswaarden stikstofdioxide in µg/m 3. Grenswaarde Concentratie Opmerking Uurgemiddelde 200 Maximaal 18 overschrijdingen per kalenderjaar. Grenswaarde vanaf 2015. Jaargemiddelde 40 Grenswaarde vanaf 2015. Tabel 3.2 Jaargemiddelden en aantal maal uurgemiddelde hoger dan 200 µg/m 3. Station Gemiddelde (µg/m 3 ) Aantal > 200 µg/m 3 Schiedam 34,4 0 Hoogvliet 30,8 0 Maassluis 31,8 0 Overschie 43,0 0 Ridderkerk 38,7 0 Statenweg 43,8 1 Berghaven 29,1 0 Pernis 34,9 0 Pleinweg 42,4 0 Zwartewaalstraat 29,0 0 Botlek_A15 49,1 0 Rotterdam (RIVM) 32,1 0 Vlaardingen (RIVM) 36,7 2 Stadsachtergrondstations 2 31,5 0 Verkeerstations 3 42,0 0 In 2013 is op de stations Overschie, Statenweg, Botlek en Pleinweg de grenswaarde voor het jaargemiddelde overschreden. De grenswaarde voor het uurgemiddelde is nergens overschreden. In bijlage 1 zijn voor stikstofdioxide de Real Time Urbis (RTU) concentraties in het Rijnmondgebied weergeven. Dit zijn gemodelleerde concentraties op basis van stikstofdioxide metingen. 2 Het stadsachtergrondgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Schiedam, Hoogvliet, Maassluis en Zwartewaalstraat. 3 Het verkeersgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Overschie, Statenweg, Ridderkerk en Pleinweg. blad 12 van 60 Lucht in cijfers 2013

3.2 Monitoringstool Naast metingen, worden elk jaar door het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gemodelleerde NO 2 en PM 10 concentraties gepresenteerd. Het NSL is een samenwerkingsverband van de Rijksoverheid en een reeks regionale en lokale overheden om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit mede omdat er in 2015 nieuwe grenswaarden voor NO 2 van kracht zullen worden. In de monitoringstool wordt de invloed van maatregelen en projecten meegenomen om te voorspellen hoe de luchtkwaliteit zich in de toekomst zal ontwikkelen. Luchtkwaliteitoverzichten en projecties zijn op het internet te vinden (http://www.nsl-monitoring.nl/). In bijlage 4 is een overzicht te vinden van de gemodelleerde NO 2 concentraties in het Rijnmondgebied en Rotterdam in 2012. 3.3 Trend jaargemiddelde In 1973 is gestart met NO 2 metingen in het Rijnmondgebied. In onderstaand figuur is het verloop van het jaargemiddelde voor de stadsachtergrond- en de verkeerstations afgebeeld. De afbeelding laat voor beide stationstypes een dalende trend zien. De trend op de verkeerstations is sterker dan op de stadsachtergrondstations. 70 Stikstofdioxide (NO 2 ) in het Rijnmondgebied 60 Concentratie in µg/m 3 50 40 30 20 Stadsachtergrond Verkeer 10 0 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008 2013 Bron: DCMR Figuur 3.1 Trend NO 2 jaargemiddelde in het Rijnmondgebied. Lucht in cijfers 2013 blad 13 van 60

4 Fijn stof Fijn stof is een fysisch-chemisch mengsel. Het bestaat zowel uit primair geëmitteerde als secundair gevormde componenten van natuurlijke en antropogene oorsprong (Bijv. roet, geologisch en biologisch materiaal) en heeft een diverse samenstelling (bodemstof, zeezout, zware metalen, sulfaat, nitraat, ammonium, organische koolstof, PAK, dioxine enz.). De belangrijkste bronnen zijn de sectoren verkeer en vervoer, industrie en land- en bosbouw. De fijnstofconcentraties in Nederland zijn opgebouwd uit achtergrondconcentraties en lokale bronnen. Het grootste deel van de achtergrondconcentraties is van natuurlijke oorsprong of komt uit het buitenland. Bovenop de achtergrondconcentraties komt de lokale bijdrage. In dichtbevolkte gebieden kan dit leiden tot hoge concentraties. Blootstelling aan fijn stof beïnvloedt voornamelijk de ademhaling en de cardiovasculaire systemen [1]. Doordat de deeltjes klein zijn kunnen ze diep in de longen doordringen. Dit zorgt voor een afname van de longcapaciteit. Vooral kwetsbare groepen, zoals COPD patiënten, ouderen en kinderen, ondervinden last van hoge fijnstofconcentraties. De bekendste fijnstofcomponenten zijn PM 10 en PM 2,5 (fijn stof waarvan de gemiddelde diameter kleiner is dan respectievelijk 10 en 2,5 micrometer). Het vermoeden bestaat dat de nadelige effecten op de gezondheid vooral door de kleinste deeltjes worden veroorzaakt. 4.1 Wetgeving In de Wet milieubeheer zijn voor PM 10 twee grenswaarden opgenomen. Eén voor het jaargemiddelde en één voor het daggemiddelde. Voor PM 2,5 is er alleen een jaargemiddelde. In Tabel 4.1 zijn de grenswaarden voor fijn stof weergegeven. Tabel 4.1 Grenswaarden fijn stof in µg/m 3. Grenswaarde Concentratie Opmerking PM 10 Jaargemiddelde 40 Grenswaarde. Daggemiddelde 50 Mag maximaal 35 dagen per jaar worden overschreden. PM 2,5 Jaargemiddelde 25 Grenswaarde geldig vanaf 2015. Jaargemiddelde 20 Streefwaarde moet worden bereikt in 2020. In Tabel 4.2 zijn de PM 10 en PM 2.5 jaargemiddelden weergegeven en het aantal dagen dat het PM 10 daggemiddelde hoger was dan 50 µg/m 3. blad 14 van 60 Lucht in cijfers 2013

Tabel 4.2 Jaargemiddelden PM 10 en PM 2.5 en aantal maal daggemiddelde PM 10 hoger dan 50 µg/m 3. Meetstation Gemiddelde PM 10 (µg/m 3 ) Aantal dagen daggemiddelde PM 10 > 50 Gemiddelde PM 2,5 (µg/m 3 ) Schiedam 20,0 7 14,8 Hoogvliet 22,7 9 14,5 Maassluis 20,0 6 13,3 Overschie 22,9 8 14,5 Ridderkerk 22,8 10 15,3 Statenweg 24,6 12 Berghaven 25,9 12 13,4 Pleinweg 26,7 14 16,7 Zwartewaalstraat 20,3 5 13,4 Botlek_A15 32,3 38 Markweg 26,0 12 14,1 Rotterdam (RIVM) 21,4 9 Vlaardingen (RIVM) 22,0 9 Stadsachtergrondstations 4 20,8 8 14,0 Verkeerstations 5 24,4 7 15,5 In 2013 is op geen van de stations de grenswaarde voor het PM 10 jaargemiddelde overschreden. Op station Botlek (A15) is de grenswaarde voor het PM 10 daggemiddelde overschreden. Op de overige stations is de grenswaarde voor het PM 10 daggemiddelde niet overschreden. In 2013 is zowel de grenswaarde als de streefwaarde voor PM 2,5 op geen van de stations overschreden. In bijlage 2 zijn voor fijn stof (PM 10 ) de Real Time Urbis (RTU) concentraties in het Rijnmondgebied weergeven. Dit zijn gemodelleerde concentraties op basis van fijnstofmetingen. 4.2 Monitoringstool Naast metingen, worden elk jaar door het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gemodelleerde NO 2 en PM 10 concentraties gepresenteerd. Het NSL is een samenwerkingsverband van de Rijksoverheid en een reeks regionale en lokale overheden om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit mede omdat er in 2015 nieuwe grenswaarden voor NO 2 van kracht zullen worden. In de monitoringstool word de invloed van maatregelen en projecten meegenomen om te voorspellen hoe de luchtkwaliteit zich in de toekomst zal ontwikkelen. Luchtkwaliteit overzichten en projecties zijn op het internet te vinden (http://www.nsl-monitoring.nl/). In bijlage 4 is een overzicht te vinden van de gemodelleerde PM 10 concentraties in Rotterdam in 2012. 4 Het stadsachtergrondgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Schiedam, Hoogvliet, Maassluis en Zwartewaalstraat. 5 Het verkeersgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Overschie, Statenweg en Ridderkerk en Pleinweg. Lucht in cijfers 2013 blad 15 van 60

4.3 Trend jaargemiddelde Sinds 2003 meet de DCMR PM 10 in het Rijnmondgebied. Om een langjarig beeld te laten zien zijn voor de stadsachtergrond in een trendgrafiek de concentraties van het RIVM station Rotterdam-Schiedamseweg afgebeeld. Voor de trend op de verkeerstations geldt het gemiddelde van de stations Overschie, Ridderkerk, Statenweg en Pleinweg. Uit de figuur blijkt dat de grenswaarde voor het jaargemiddelde sinds begin van de metingen niet is overschreden. Het verschil tussen de stadsachtergond en verkeerslocaties is door de jaren heen steeds kleiner geworden. Fijn Stof (PM 10 ) 45 in het Rijnmondgebied 40 35 Concentratie in µg/m 3 30 25 20 15 Stadsachtergrond Verkeer 10 5 0 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 2011 2013 Bron: DCMR Figuur 4.1 Trend PM 10 jaargemiddelde in het Rijnmondgebied.. blad 16 van 60 Lucht in cijfers 2013

5 Zwarte rook Zwarte rook is een algemene term voor deeltjes die gevormd worden bij de onvolledige verbranding van fossiele brandstoffen (bijv. houtkachels) en overige koolwaterstoffen. De deeltjes hebben een diameter kleiner dan 2,5 micrometer. De emissie van zwarte rook vindt in Nederland voornamelijk plaats door wegverkeer (met name vrachtverkeer), scheepvaart en industrie. Zwarterookmetingen afkomstig van het landelijke meetnet laten zien dat concentraties het hoogst zijn in stedelijke en verkeerrijke gebieden [2]. Zwarterookdeeltjes kunnen diep in de longen doordringen. Net als fijn stof leidt het tot een afname van de longcapaciteit, een grotere kans op longaandoeningen en een kortere levensverwachting. Hoewel een daling van zwarterookconcentraties niet per se leidt tot een significante daling van fijnstofconcentraties, is dit vanuit gezondheidskundig oogpunt wel van belang. Ook speelt zwarte rook een significante rol bij klimaatverandering. 5.1 Elemental Carbon/Black Carbon/Roet Vanaf eind jaren 1960 tot 2007 is de concentratie zwarte rook bepaald volgens de zogenaamde OESO 6 methode. Met deze handmatige methode werd de te bemonsteren lucht door een filter gezogen. Met lichtreflectie werd de zwarting bepaald. Sinds 2007 maakt de DCMR gebruik van een automatische methode. Deze methode bepaalt de concentratie Black Carbon (BC)/Elemental Carbon (EC). Dit wordt ook wel aangeduid als roet. Roet in zijn meest pure vorm is een ongevaarlijke stof. In de lucht is het een goede indicator voor verbrandingsproducten die wel gezondheidsrelevant zijn. Roetdeeltjes zijn kleiner dan fijn stof en kunnen daardoor dieper in de longen doordringen. De schadelijke deeltjes aan het roet uit het verbrandingsproces veroorzaken gezondheidsschade. [7] De oude zwarte rook was een indicator voor het (grovere) kolenstof. Roet blijkt nu een goede indicator voor verkeersemissies. Dit feit heeft geleid tot hernieuwde aandacht voor zwarte rook. Momenteel is er bestuurlijke interesse om roet als indicator te gebruiker om het effect van verkeersmaatregelen te meten. De BC/EC/roet concentraties zijn lager dan de oude zwarte rookconcentraties. Er zijn nog geen wettelijke grenswaarden. In Europa wordt er wel over gesproken. In Tabel 5.1 zijn de jaargemiddelde BC concentraties in het Rijnmondgebied voor 2013 weergegeven. Tabel 5.1 Jaargemiddelden Black Carbon (roet) in µg/m 3. Meetstation Gemiddelde (µg/m 3 ) Schiedam 1,4 Overschie 2,0 Berghaven 1,0 Pleinweg 2,5 Zwartewaalstraat 1,2 Botlek_A15 2,4 Vasteland 1,7 Stadsachtergrondstations 7 1,4 Verkeerstations 8 2,3 6 Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling 7 Het stadsachtergrondgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Schiedam, Vasteland en Zwartewaalstraat. 8 Het verkeersgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Overschie, Pleinweg en Botlek_A15. Lucht in cijfers 2013 blad 17 van 60

5.2 Trend jaargemiddelde 5.2.1 Black Carbon Sinds 2007 wordt in het Rijnmondgebied de concentraties Black Carbon gemeten. In eerste instantie werd de Black Carbon op hetzelfde stadsachtergrondstation gemeten waar ook volgens de OESO methode zwarte rook werd gemeten. In 2010 is de DCMR ook begonnen met het meten van de Black Carbon concentraties op verkeerstations. In Figuur 5.1 is de trend vanaf 2007 weergegeven. Uit de figuur wordt duidelijk dat er sinds het begin van de metingen sprake is van een dalende trend. 5 Black Carbon in het Rijnmondgebied 4 Concentratie in µg/m 3 3 2 Stadsachtergrond Verkeer 1 0 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: DCMR Figuur 5.1 Trend black carbon gemiddelde in het Rijnmondgebied. 5.2.2 Zwarte rook Uit onderzoek is gebleken dat er een sterke correlatie tussen de oude en nieuwe meetmethode is. Met een omrekenformule kunnen de Black Carbon concentraties worden omgerekend naar de oude zwarte rookconcentraties. In Figuur 5.2 is het verloop van het zwarte rook jaargemiddelde voor de stadsachtergrondstations Schiedam en Vasteland afgebeeld. Vanaf 2007 gaat het om omgerekende zwarte rook gemiddelden. De figuur laat zien dat de concentraties een dalende trend vertonen. blad 18 van 60 Lucht in cijfers 2013

40 Zwarte Rook in het Rijnmondgebied 35 30 Concentratie in µg/m 3 25 20 15 10 5 0 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Bron: DCMR Figuur 5.2 Trend zwarte rook gemiddelde in het Rijnmondgebied. Lucht in cijfers 2013 blad 19 van 60

6 Vluchtige organische stoffen Vluchtige organische stoffen (VOS) worden gedefinieerd als koolwaterstoffen die verdampen bij kamertemperatuur. VOS dragen bij aan de smogvorming. Onder invloed van zonlicht en hoge temperaturen zijn ze samen met de stikstofoxiden verantwoordelijk voor de vorming van ozon. De effecten voor de gezondheid zijn afhankelijk van de soort stof en variëren van geurhinder en irritatie tot een vermindering van de longcapaciteit. Sommige VOS hebben kankerverwekkende eigenschappen. De voornaamste bronnen zijn de verbranding of verdamping van brandstoffen of de verdamping van oplosmiddelen. Verantwoordelijk voor de uitstoot zijn wegverkeer, tankstations, industriële productieprocessen, raffinaderijen, verdamping van oplosmiddelen, gebouwenverwarming en gasdistributie. 6.1 Wetgeving In de Wet milieubeheer is een grenswaarde voor benzeen opgenomen. Voor de overige vluchtige koolwaterstoffen zijn er geen grenswaarden opgesteld. In Tabel 6.1 is de grenswaarde voor benzeen weergegeven. In Tabel 6.2 zijn voor de verschillende stations de jaargemiddelden van 2013 voor benzeen en tolueen weergegeven. Naast benzeen en tolueen worden ook andere VOS gemeten (waaronder ethylbenzeen en xyleen). De metingen zijn echter indicatief en niet in deze rapportage opgenomen. Tabel 6.1 Grenswaarde benzeen in µg/m 3. Grenswaarde Concentratie Opmerking Jaargemiddelde 5 Grenswaarde Jaargemiddelde 1 Streefwaarde Tabel 6.2 Jaargemiddelden benzeen en tolueen in 2013 in µg/m 3. Meetstation Benzeen Tolueen Schiedam 1,0 1,9 Hoogvliet 0,6 1,5 Maassluis 1,0 1,4 Berghaven 0,6 0,8 Botlek_A15 9 1,4 2,8 Rijnmond 10 0,9 1,6 De tabel laat zien dat de grenswaarde voor benzeen nergens is overschreden. De streefwaarde is op station Botlek A15 overschreden. 9 De meetreeks voldoet niet aan de criteria ten aanzien van aggregatie van meetdata. De jaargemiddelden zijn indicatief. 10 Het Rijnmondgemiddelde is gebaseerd op de meetstations Schiedam, Hoogvliet en Maassluis. blad 20 van 60 Lucht in cijfers 2013

6.2 Trend jaargemiddelde In 1990 is gestart met benzeenmetingen in het Rijnmondgebied. In Figuur 6.1 is het verloop van het jaargemiddelde afgebeeld. De figuur laat vanaf het begin van de metingen een dalende trend zien. 10 Benzeen (C 6 H 6 ) in het Rijnmondgebied 9 8 Concentratie in µg/m 3 7 6 5 4 3 2 1 0 1990 1994 1998 2002 2006 2010 Bron: DCMR Figuur 6.1 Trendgrafiek benzeen in µg/m 3. Lucht in cijfers 2013 blad 21 van 60

7 Ozon Ozon (O 3 ) wordt niet direct in de lucht geëmitteerd. Ozon word gevormd uit een chemische reactie tussen stikstofoxiden (NO x ) in aanwezigheid van zonlicht. De aanwezigheid van vluchtige organische stoffen (VOS) draagt bij aan de vorming van ozon. Hoewel het dezelfde chemische structuur heeft, is het afhankelijk van de plaats of het ozon goed of slecht is. Goede O 3 komt van nature op 15 tot 50 km hoogte in de stratosfeer voor en vormt een laag die het leven op aarde beschermt tegen schadelijke zonnestralen. In de lagere atmosfeer aanwezige O 3 wordt als slecht beschouwd, omdat het o.a. irriterend werkt op ogen en slijmvliezen. De sectoren verkeer en industrie zijn de grootste NO x bronnen. Maar ook natuurlijke bronnen zorgen voor ozonvorming. Zonlicht en warm stabiel weer zorgen voor hoge en schadelijke O 3 concentraties op leefniveau. Daarom is O 3 in de zomer een vervuilende component. In het landelijk gebied zijn de O 3 concentraties verhoudingsgewijs iets hoger. Dit komt door lagere NO emissies, waardoor O 3 nauwelijks wordt afgebroken. 7.1 Wetgeving De normen voor ozon zijn vastgelegd in de derde Europese dochterrichtlijn voor luchtkwaliteit [3]. Het gaat om een informatiedrempel, alarmdrempel en grenswaarde ter bescherming van de gezondheid. De derde dochterrichtlijn is opgenomen in de Wet milieubeheer. In de volgende paragrafen wordt per grenswaarde een uitleg gegeven met daaraan gekoppeld de gegevens uit 2013. 7.1.1 Informatiedrempel De informatiedrempel is een niveau waarboven kortstondige blootstelling een gezondheidsrisico inhoudt voor bijzonder gevoelige bevolkingsgroepen. Op Teletekst pagina 711 is deze informatie terug te vinden en deze wordt aangeleverd door het RIVM. De informatiedrempel wordt overschreden bij een uurgemiddelde hoger dan 180 µg/m 3. In het jaarverslag moet voor elke dag dat de informatiedrempel is overschreden de datum, de overschrijdingsduur en het uurmaximum worden vermeld. Voor de maanden april tot en met september moet het uurmaximum per maand worden vermeld. In Tabel 7.1 en Tabel 7.2 zijn de gegevens weergegeven. Tabel 7.1 Aantal overschrijdingen informatiedrempel ozon in 2013. Meetstation Datum Aantal uren >180 Hoogste waarde (µg/m 3 ) Schiedam 22-07-2013 2 183 Statenweg 22-07-2013 3 208 Tabel 7.2 Maximumwaarde (µg/m 3 ) in groeiseizoen 2013. Meetstation April Mei Juni Juli Augustus September Schiedam 98,7 111,9 118,8 182,7 164,6 131,8 Hoogvliet 105,1 108,3 118,2 175,0 171,8 138,9 Maassluis 108,2 113,5 119,5 137,2 143,9 118,2 Ridderkerk 104,3 116,8 130,1 208,2 125,8 98,0 Statenweg 102,5 107,7 125,1 166,2 144,6 111,4 Berghaven 115,8 114,2 124,6 142,8 143,7 114,2 Rotterdam (RIVM) 103,9 107,7 131,9 207,7 178,4 129,6 Vlaardingen (RIVM) 104,5 117,4 123,1 145,4 148,0 138,3 blad 22 van 60 Lucht in cijfers 2013

7.1.2 Alarmdrempel De alarmdrempel is een niveau waarboven kortstondige blootstelling een gezondheidsrisico voor de gehele bevolking inhoudt. De bevolking wordt door het RIVM over de overschrijding van de alarmdrempel geïnformeerd. De alarmdrempel is overschreden als het uurgemiddelde drie uur achter elkaar hoger is dan 240 µg/m 3. In het jaarverslag moet voor elke dag dat de alarmdrempel is overschreden de datum, de overschrijdingsduur en het uurmaximum worden vermeld. In 2012 is op geen van de stations een uurgemiddelde hoger dan 240 µg/m 3 gemeten. De alarmdrempel is nergens overschreden. 7.1.3 Bescherming van de gezondheid Voor de bescherming van de gezondheid gelden er twee waarden: de richtwaarde en de langetermijndoelstelling. De richtwaarde is vastgesteld om schadelijke effecten voor de gezondheid van de mens en/of het milieu in zijn geheel op lange termijn te vermijden. De richtwaarde is een maximum 8-uurgemiddelde van 120 µg/m 3 per dag, waarbij geldt dat deze gemiddeld over drie jaar op maximaal vijfentwintig dagen per kalenderjaar mag worden overschreden. Bij de langetermijndoelstelling mag het hoogste 8-uurgemiddelde per dag nooit hoger zijn dan 120 µg/m 3. De richtdatum voor deze doelstelling is 2020. In Tabel 7.3 is per meetstation het aantal dagen weergegeven waarop het hoogste 8-uurgemiddelde hoger was dan 120 µg/m 3. Tabel 7.3 Aantal dagen in 2011, 2012 en 2013 met 8-uurgemiddelde ozon hoger dan 120 µg/m 3. Meetstation 2011 2012 2013 Driejaargemiddelde Schiedam 8 7 3 6 Hoogvliet 9 6 1 5 Maassluis 6 7 0 4 Ridderkerk 5 4 3 4 Statenweg 0 4 1 2 Berghaven 2 6 2 3 Rotterdam (RIVM) 0 8 4 4 Vlaardingen (RIVM) 5 3 2 3 In 2013 is op geen van de meetstations de richtwaarde overschreden. De langetermijndoelstelling is wel overschreden. Lucht in cijfers 2013 blad 23 van 60

7.2 Trend jaargemiddelde In 1972 is gestart met ozonmetingen in het Rijnmondgebied. In Figuur 7.1 is het verloop van het jaargemiddelde afgebeeld. De afbeelding laat sinds begin jaren 90 een stijgende trend zien. 50 Ozon (O 3 ) in het Rijnmondgebied 45 40 Concentratie in µg/m 3 35 30 25 20 15 10 Stadsachtergrond Verkeer 5 0 1972 1977 1982 1987 1992 1997 2002 2007 2012 Bron: DCMR Figuur 7.1 Trend grafiek ozon in µg/m 3 blad 24 van 60 Lucht in cijfers 2013

8 Smog Smog is een tijdelijk verhoogde verontreinigde omgevingslucht met nadelige gevolgen voor de gezondheid. De stoffen die gelden als de belangrijkste indicatoren zijn zwaveldioxide, stikstofdioxide, ozon en fijn stof. De ernst van een smogsituatie wordt gerelateerd aan luchtkwaliteitnormen die door de EU of op nationaal niveau zijn vastgesteld om aan te geven welke concentraties luchtverontreiniging voor mens (en milieu) acceptabel geacht worden. In Nederland is de Smogregeling van kracht. Deze combineert drie uitgangspunten: 1. Voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de EU-regelgeving; 2. Gebaseerd zijn op de huidige wetenschappelijke inzichten met betrekking tot gezondheidseffecten; 3. Bereiken van een zo uniform mogelijke en eenvoudige indeling in smogsituaties; In de regeling zijn grenswaarden opgesteld voor zwaveldioxide, stikstofdioxide, ozon en fijn stof. Het belangrijkste doel van de regeling is het geven van voorlichting. Voor fijn stof gaat het om het daggemiddelde. Voor de andere componenten gaat het om het uurgemiddelde. 8.1 Smogklassen Er worden drie smogklassen onderscheiden: 1. Geen of geringe smog: er kan sprake zijn van gezondheidsklachten in een beperkt aantal individuele gevallen; 2. Matige smog: met name gevoelige mensen, zoals mensen met aandoeningen aan de luchtwegen, mensen met hart- en vaatziekten en mensen die zich zwaar inspannen in de buitenlucht zullen nadelige effecten kunnen ondervinden; 3. Ernstige smog: de effecten genoemd bij matige smog zullen zich bij een groter deel van de bevolking voordoen. In Tabel 8.1 worden de smogklassen voor de verschillende componenten kort samengevat. Tabel 8.1 Smogklassen in µg/m 3 volgens smogregeling. Component Gemiddelde Geen/ Matige smog Ernstige smog Geringe smog Ozon Uur < 180 180-240 > 240 Zwaveldioxide 11 Uur < 350 350-500 > 500 Stikstofdioxide 12 Uur < 200 200-400 > 400 Fijn stof (PM 10 ) Dag < 50 50-200 > 200 8.2 Smog in 2013 Smogvorming is vaak gerelateerd aan de weersomstandigheden. Stabiel, droog en warm weer kan voor hoge concentraties zorgen. In Tabel 8.2 is per component de bijdrage aan matige en ernstige smog weergegeven. Smogdagen waren er vooral in de wintermaanden, veroorzaakt door hoge PM 10 concentraties. 11 Bij ernstige smog geldt een overschrijding van het uurgemiddelde gedurende drie opeenvolgende uren. 12 Zelfde als vorige voetnoot. Lucht in cijfers 2013 blad 25 van 60

Tabel 8.2 Per component de bijdrage (in aantal dagen) aan matige en ernstige smog 2013. Meetstation Matige smog Ernstige smog NO 2 SO 2 O 3 PM 10 NO 2 SO 2 O 3 PM 10 Schiedam 0 0 2 7 0 0 0 0 Hoogvliet 0 0 0 9 0 0 0 0 Maassluis 0 0 0 6 0 0 0 0 Overschie 0 - - 8 0-0 Ridderkerk 0-0 10 0-0 0 Statenweg 1-3 12 0-0 0 Pernis 0 0 - - 0 0 - - Botlek 0 0 - - - 0 - - Pleinweg 0 - - 14 0 - - 0 Zwartewaalstraat 0 - - 5 0 - - 0 Berghaven 0 0 0 12 0 0 0 0 Rotterdam (RIVM) 0-4 8 0-0 0 Vlaardingen (RIVM) 0-0 13 0-0 0 Voor 2013 was er gedurende 25 dagen sprake van matige smog. Ernstige smog kwam niet voor. blad 26 van 60 Lucht in cijfers 2013

9 Zwaveldioxide Zwaveldioxide (SO 2 ) ontstaat overwegend als ongewenst bijproduct bij de verbranding van zwavelhoudende, fossiele brandstoffen, zoals olie en steenkool. Ook bij verscheidene industriële processen als ijzer- en staalproductie, celluloseproductie en aardolieverwerking komt SO 2 vrij. In de atmosfeer reageert SO 2 met waterdamp naar bijvoorbeeld zwavelzuren, sulfiet (SO 3 ) en sulfaat (SO 4 ). Ook komt SO 2 uit natuurlijke bronnen, zoals vulkanische gassen en aardgas, voort. In de atmosfeer is 95% van de aanwezige SO 2 afkomstig van niet-natuurlijke bronnen. Blootstelling aan hoge SO 2 concentraties kan al direct tot gezondheidseffecten leiden [4]. De gezondheidseffecten bij blootstelling aan hoge SO 2 concentraties zijn ademhalingsproblemen, verandering van de longfunctie en hartklachten. Mensen met COPD of een chronische long- of hartziekte zijn zeer gevoelig voor SO 2. Ook beschadigt het bomen en gewassen. 35 jaar geleden was SO 2 ook de belangrijkste bron voor smog. In de loop van de jaren zijn de SO 2 concentraties sterk afgenomen. SO 2 speelt een rol in de vorming van fijn stof. Het verder verlagen van de uitstoot, bijvoorbeeld door de nieuwe eisen aan het maximum zwavelgehalte van scheepsbrandstof blijft van belang. 9.1 Wet milieubeheer In de Wet milieubeer zijn voor zwaveldioxide drie grenswaarden opgenomen. In Tabel 9.1 zijn de grenswaarden weergegeven. Tabel 9.1 Grenswaarden zwaveldioxide in µg/m 3. Grenswaarde Concentratie Opmerking Uurgemiddelde 350 Maximaal 24 overschrijdingen per jaar. Daggemiddelde 125 Maximaal 3 overschrijdingen per jaar. Alarmdrempel 500 Overschrijding van grenswaarde bij 3 opeenvolgende uren. Op geen van de stations zijn in 2013 de grenswaarden overschreden. 9.2 Sterke daling SO 2 concentraties In 1969 is gestart met het automatisch meten van SO 2. Het zogenaamde waarschuwingsmeetnet bestond uit 34 locaties. Vanwege de sterk gedaalde concentraties is in de loop van de jaren het aantal locaties afgenomen. In 2010 is op zeven locaties gemeten. In Figuur 9.1 is het verloop van de SO 2 concentraties van de afgelopen veertig jaar afgebeeld. De figuur laat sinds het begin van de metingen een dalende trend laat zien. Tussen 1995 en 2006 schommelde het jaargemiddelde rond de 13 µg/m 3. De laatste zeven jaar is een verdere daling ingezet en is het gemiddelde gehalveerd. In 2011 bedroeg de jaargemiddelde concentratie in het Rijnmondgebied 6,9 µg/m 3. De dalende trend is de laatste drie jaar heel duidelijk te zien. De daling komt overeen met de emissiereductie van de Nederlandse raffinaderijen en de internationale scheepvaart. Bij de raffinaderijen was de afname het gevolg van een emissieplafond dat sinds 2010 van kracht is. De emissiereductie bij zeescheepvaart komt door nieuwe regelgeving voor het zwavelgehalte in brandstof [5]. Lucht in cijfers 2013 blad 27 van 60

90 Zwaveldioxide (SO 2 ) in het Rijnmondgebied 80 70 Concentratie in µg/m 3 60 50 40 30 C 20 10 0 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010 Bron: DCMR Figuur 9.1 Trend SO 2 jaargemiddelde in het Rijnmondgebied. blad 28 van 60 Lucht in cijfers 2013

10 Koolmonoxide Koolmonoxide (CO) ontstaat bij onvolledige verbranding van koolstofhoudende stoffen als gas, hout, olie, benzine en steenkool. Voornaamste bron is het wegverkeer. Door de invoering van de driewegkatalysator in personenwagens is de concentratie koolmonoxide in de lucht de laatste jaren afgenomen. Hoge CO concentraties kunnen de zuurstofvoorziening in het lichaam negatief beïnvloeden. Het reageert met hemoglobine in het bloed en vermindert hierdoor de transportcapaciteit van zuurstof in het bloed. Bij hoge niveaus koolmonoxide in het bloed bestaan er risico s voor oudere mensen met hartklachten en zwangere vrouwen. 10.1 Wetgeving In de Wet milieubeheer is voor koolmonoxide een grenswaarde opgenomen. In Tabel 10.1 staat de grenswaarde. Tabel 10.1 Grenswaarden koolmonoxide in µg/m 3. Grenswaarde Concentratie Hoogste dagelijks 8-uurgemiddelde 10.000 De grenswaarde is op geen van de stations overschreden. 10.2 Trend jaargemiddelde In 1986 is het RIVM gestart met koolmonoxidemetingen in het Rijnmondgebied. In 2003 is koolmonoxide aan het DCMR meetnet toegevoegd. In onderstaande figuur is als indicatie voor de Rijnmond het jaargemiddelde op station Rotterdam Overschie afgebeeld. 700 Koolmonoxide (CO) in het Rijnmondgebied 600 500 Concentratie in µg/m 3 400 300 200 100 0 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Bron: RIVM Figuur 10.1 Trend CO jaargemiddelde in het Rijnmondgebied. Lucht in cijfers 2013 blad 29 van 60

11 Totaal zwevend stof (TSP) Totaal zwevend stof (Total Suspended Particulates, TSP) omvat alle vaste en vloeibare deeltjes die in de lucht rondzweven. De deeltjes komen in de atmosfeer terecht door een natuurlijke oorzaak of menselijke activiteit. TSP bestaat in de praktijk uit deeltjes met een diameter tot 20 à 40 micrometer. Naast TSP wordt ook zogenaamd fijn stof onderscheiden. Uit onderzoek is gebleken dat 70-90% van het TSP bestaat uit fijn stof. De voornaamste menselijke bronnen zijn raffinaderijen, verkeer, op- en overslag. Natuurlijke bronnen zijn onder andere bodemstof, vulkanische as en opstuivend duinzand. 11.1 Wetgeving In de Wet milieubeheer zijn geen normen opgenomen voor TSP. In Tabel 11.1 zijn voor de verschillende stations de jaargemiddelden van 2013 weergegeven. Tabel 11.1 Jaargemiddelden TSP in 2013 in µg/m 3. Meetstation Gemiddelde (µg/m 3 ) Hoek van Holland 24,8 Bergambacht 20,9 Rotterdam Centrum 26,2 Vlaardingen 27,9 Rijnmond 25,0 11.2 Trend jaargemiddelde In 1971 is gestart met TSP metingen in het Rijnmondgebied. In onderstaande figuur is het verloop van het jaargemiddelde afgebeeld. Sinds het begin van de metingen laten de jaargemiddelden een dalende trend zien. 90 Totaal stof (TSP) in het Rijnmondgebied 80 70 Concentratie in µg/m 3 60 50 40 30 20 10 0 1971 1976 1981 1986 1991 1996 2001 2006 2011 Bron: DCMR Figuur 11.1 Trend TSP jaargemiddelde in het Rijnmond gebied. blad 30 van 60 Lucht in cijfers 2013

12 Zware metalen Zware metalen bestaan uit een groep elementen met metaalachtige eigenschappen. Bekende metalen die schade kunnen toebrengen aan mens en/of milieu zijn arseen, cadmium, chroom, kwik, lood, koper, nikkel en zink. In het meetnet worden alleen de concentraties lood, cadmium, nikkel en arseen gemeten en daarnaast wordt ijzer gemeten. De meeste zware metalen komen van nature voor in de bodem, maar ook door menselijke activiteit worden zware metalen in het milieu gebracht. Verkeer en vervoer en de energiesector dragen het meeste bij aan de emissie van zware metalen naar de lucht. Zware metalen kunnen via de lucht zeer grote afstanden afleggen. Hoewel concentraties in de lucht laag zijn, kunnen zware metalen zich accumuleren in de biosfeer. 12.1 Wetgeving In de Wet milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen voor arseen, nikkel, lood en cadmium. In Tabel 12.1 zijn de grens- en richtwaarden kort samengevat. In Tabel 12.2 zijn voor de meetstations de jaargemiddelden voor cadmium, lood, ijzer, arseen en nikkel weergegeven. Tabel 12.1 Grens- en richtwaarden voor arseen, nikkel, lood en cadmium in ng/m 3. Component Concentratie Opmerking Arseen 6 Richtwaarde op basis van jaargemiddelde Nikkel 20 Richtwaarde op basis van jaargemiddelde Lood 500 Grenswaarde op basis van jaargemiddelde Cadmium 5 Richtwaarde op basis van jaargemiddelde Tabel 12.2 Jaargemiddelden in 2013 in ng/m 3. Meetstation Cadmium IJzer Lood Arseen Nikkel Rotterdam Centrum 0,4 643 8,2 1,1 3,7 Vlaardingen 0,4 535 11,4 1,3 8,3 Zowel de grenswaarde voor lood als de richtwaarde voor cadmium, arseen en nikkel zijn in 2013 niet overschreden. Voor het Provinciaal Integraal Meetnet Milieukwaliteit (PIMM) worden naast de bovengenoemde metalen op één locatie ook koper, molybdeen, chroom en vanadium gemeten. De resultaten staan in bijlage 6. 12.2 Trend jaargemiddelde Sinds begin jaren 70 worden cadmium en lood in het Rijnmondgebied gemeten. In Figuur 12.1en Figuur 12.2 is het verloop van het jaargemiddelde lood en cadmium afgebeeld. Beide componenten laten sinds het begin van de metingen een dalende trend zien. De laatste 10 jaar dalen de concentraties nog heel licht. Lucht in cijfers 2013 blad 31 van 60

600 Lood (Pb) in het Rijnmondgebied 500 Concentratie in ng/m 3 400 300 200 100 0 1973 1978 1983 1988 1993 1998 2003 2008 2013 Bron: DCMR Figuur 12.1 Trend lood jaargemiddelde in het Rijnmondgebied. 30 Cadmium (Cd) in het Rijnmondgebied 25 Concentratie in ng/m 3 20 15 10 5 0 1972 1977 1982 1987 1992 1997 2002 2007 2012 Bron: DCMR Figuur 12.2 Trend cadmium jaargemiddelde in het Rijnmondgebied. blad 32 van 60 Lucht in cijfers 2013

13 Polycyclische aromatische koolwaterstoffen Met polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) wordt een groep van enige honderden organische stoffen bedoeld. PAK zijn opgebouwd uit twee of meer benzeenringen. Ze ontstaan door onvolledige verbranding van koolstofhoudende stoffen, zoals hout en fossiele brandstoffen. PAK komen vrij in zowel de binnen- als de buitenlucht. In de binnenlucht ontstaan PAK vooral door verbrandingsprocessen, bijvoorbeeld open haard en tabaksrook. Bronnen van PAK in de buitenlucht zijn het verkeer en de industrie. Sommige PAK zijn carcinogeen. Voedsel is een grote bron van PAK (deze ontstaan voornamelijk als gevolg van het aanbranden van voedsel bij het koken). De EU hanteert een lijst van PAK stoffen waarvan bekend is dat zij schade toebrengen aan mens en/of milieu [6]. 13.1 Wetgeving In de Wet milieubeheer is een richtwaarde voor benzo(a)pyreen (BaP) opgesteld. In Tabel 13.1 is de richtwaarde kort samengevat. In Tabel 13.2 zijn de jaargemiddelden van alle in het meetprogramma opgenomen PAK van 2012 opgesomd. Tabel 13.1 Richtwaarde voor benzo(a)pyreen in ng/m 3. Grenswaarden Concentratie Opmerking Jaargemiddelde 1 Dit is de richtwaarde die in 2013 zoveel mogelijk moet worden bereikt. Tabel 13.2 Jaargemiddelden PAK in 2013 in ng/m 3. Component Jaargemiddelde (ng/m 3 ) Acenaftheen 1.1 Acenaftyleen 0.6 Anthraceen 0.2 Benzo(a)anthraceen 0.1 Benzo(a)pyreen 0.1 Benzo(b)fluorantheen 0.2 Benzo(ghi)peryleen 0.2 Benzo(k)fluorantheen 0.1 Chryseen 0.3 Dibenz(ah)anthraceen 0.1 Fenanthreen 4.7 Fluoranteen 1.3 Fluoreen 2.0 Indeno(1,2,3,cd)pyreen 0.2 Naftaleen 7.6 Pyreen 0.7 De richtwaarde voor benzo(a)pyreen is in 2013 niet overschreden. Lucht in cijfers 2013 blad 33 van 60

13.2 Trend jaargemiddelde In 1989 is gestart met PAK metingen in het Rijnmondgebied. In Figuur 13.1 is het verloop van het jaargemiddelde afgebeeld. De figuur laat zien dat sinds 1990 de grenswaarde niet meer is overschreden. De laatste vijf jaar schommelt het jaargemiddelde tussen 0,08 en 0,22 ng/m 3. De oorzaak voor de schommelingen is onduidelijk. 1.2 Benzo(a)pyreen in het Rijnmondgebied 1.0 Concentratie in ng/m 3 0.8 0.6 0.4 0.2 0.0 1989 1994 1999 2004 2009 Bron: DCMR Figuur 13.1 Trend benzo(a)pyreen jaargemiddelde in het Rijnmondgebied. blad 34 van 60 Lucht in cijfers 2013