Lectoraat Leren & Innoveren. Auditrapport van de Evaluatiecommissie Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek



Vergelijkbare documenten
Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek (BKO) (Versie oktober 2007, algemene ledenvergadering)

De begeleidings- en beoordelingstrajecten zijn schriftelijk vastgelegd en te raadplegen door anderen. ILS en Radboud Docenten Academie.

2 e Fontys Onderzoekscongres Onderzoek & Onderwijs :

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

PEER REVIEWS. Managementgroep Interactum September 2014

Lectoraat natuurbeleving en ontwikkeling kind

Partnerschap. en scholen werken op basis van een gezamenlijke verantwoordelijkheid samen met studenten aan hun ontwikkeling tot professional.

Een academische omgeving voor het basisonderwijs NRO-Congres 4 november 2015

Plan onderzoek OS Boss po Bijlage 7. Kenniscentrum Talentontwikkeling

Presenteer je eigen onderzoek op de Mbo Onderzoeksdag op 12 november 2015!

SAMEN OPLEIDEN: impact van leren in beeld. Meerjarenplan Opleiden in de School

Kwaliteitszorg onderzoek

Stap 3 Leeractiviteiten begeleiden

Kader notitie Academische werkplaats

Studenten en leerkrachten leren praktijkgericht onderzoek doen. Anje Ros, Lector Leren & Innoveren Anja van Wanrooij, Basisschool Het Mozaïek

Op weg naar de (academische) opleidingsschool

van onderwijs en onderwijsondersteuning binnen Directeur onderwijsinstituut

Doelen Praktijkonderzoek Hogeschool de Kempel

Rekenkamercommissie Wijdemeren

SKPO Profielschets Lid College van Bestuur

ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA

Op weg naar betekenisvol onderwijs en onderzoekend en actief leren.

Functieprofiel: Manager Functiecode: 0202

De leraar van de toekomst is een onderzoekende leraar Onderzoek in het curriculum van de Fontys Hogeschool Kind & Educatie

Beschrijving kwaliteitszorg (A)OSR

Partnerschap Academische Opleidingsschool. Anje Ros en Linda Keuvelaar FHKenE

Beleid. Beschrijving trekkersrollen LC en LD. Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Coevorden, Hardenberg e.o. / De Nieuwe Veste

Medewerker onderwijsontwikkeling

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

Toekomstgerichte evaluatie Excellentieprogramma Basisonderwijs

Kennisbenutting in onderzoekende scholen. Anje Ros Lector leren en innoveren, Fontys HKE

ONDERWIJS EN INNOVATIE OP DE LINDERTE

Meten van impact van het hbo. Frank van der Zwan

FUWA-VO Voorbeeldfunctie docent LD Type 1

FUNCTIEPROFIEL PROGRAMMADIRECTEUR ACADEMISCHE OPLEIDINGSSCHOOL MIDDEN-BRABANT

Functieprofiel: Lector Functiecode: 0101

Strategisch HRM in het voortgezet onderwijs. Peter Leisink

Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek Kwaliteitszorgstelsel Praktijkgericht Onderzoek Hogescholen

Bevorderende factoren voor samenwerking door onderwijsprofessionals

Directeur onderwijsinstituut

Profiel. De Haagse Scholen. Voorzitter raad van toezicht

BEOORDELINGSKADER EN -PROCEDURE VOOR DE CERTIFICERING VAN BEDRIJFSOPLEIDINGEN TOURMANAGER

Integraal HR voor leidinggevenden

VERTROUWEN IS DE BASIS

Volg de Master Leren en Innoveren

1. De opbrengsten van de aanbevelingen van de commissie Bruijn

PROFIEL. Adviseur Onderwijs HAS Hogeschool

Doel van de workshop. Gezamenlijk meer inzicht krijgen in de vraag:

De curriculum van de masteropleiding PM MBO kan op verschillende niveau s bekeken worden:

Kwaliteitszorgactiviteiten reformatorische academische opleidingsschool (RAOS)

TOETSINGSREGELING LECTORATEN

Samenvatting. Samenvatting 9

profiel Open Universiteit Voorzitter en leden raad van toezicht

Directeur onderzoeksinstituut

Korte versie beleidsplan

Lid Raad van Toezicht Met een achtergrond in het agrarisch bedrijfsleven en afkomstig uit Noord-Nederland

De waarde van de AOS in beeld. Anje Ros Lector, Fontys HKE Janneke van der Steen Onderzoeker, HAN Miranda Timmermans Lector, Pabo Avans

Docenten- en studentendialoog. Petra Szczerba Consultant kwaliteitsmanagement en IR Dienst Onderwijs en Onderzoek

Cyclisch Systematisch Integraal Zelfevaluatie

12. Kennisbenutting door onderzoek

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

Gaan we professionaliseren of aan onderzoek (mee)doen?

Protocol PDG en educatieve minor

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Peer-review: gezamenlijke kennis nationaal benutten;

HU GERICHT IN BEWEGING

Veloncongres Promotiebeurs voor Leraren Een basis voor de wetenschapper van de toekomst. Over het programma Promotiebeurs - doel

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Schoolondersteuningsprofiel. 17IQ00 School voor Speciaal Basisonderwijs De Verrekijker

Werkopdracht vijfde ontwikkelsessie. Opbrengsten ontwikkelsessie 5. Wat zijn bouwstenen?

Kwaliteitscode - Vlaanderen

Lectoraat Professionele waarden in kritische dialoog. Auditrapport

Rapport 834 Oud, W., & Emmelot, Y. (2010). De visitatieprocedure cultuurprofielscholen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

Codesign als adviesstrategie bij curriculumontwikkeling: Fasen, hoofdvragen, belangrijkste activiteiten, beoogde resultaten en succesfactoren

Instituut voor Sociale Opleidingen

Bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Kwaliteit van curricula traditioneel vs flexibel. Berber Visser NNK 13 april 2017

VISIE OP TOEZICHT LAVERHOF

De ROWF organiseert al vanaf het begin van de opleidingsschool onderdelen vanuit het generieke programma van de HvA Les op Locatie.

Speelruimte van betekenis

Competenties directeur Nije Gaast

Meerwaarde voor onderwijs. De Pijlers en de Plus van FLOT

Werkopdracht vierde ontwikkelsessie

Kwaliteitszorg Onderzoek

Evaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding

werkwijze PLG werkkaart

Strategisch beleidsplan Stichting Promes

Nieuwe didactiek vwo 2 en 3 Connect College: resultaten van een onderzoek. Prof. dr. Perry den Brok

Professionalisering van docenten. Gerda Geerdink Studiedag Facta 24 maart 2015 Amersfoort

Instellingstoets kwaliteitszorg (ITK)

Borging onafhankelijkheid informatie en adviespunt arbeidsintegratie (arbeidsadviseur)

Professionalisering in vraaggestuurd samen opleiden VELON CONGRES 2017

Inleiding. Begrippenkader

SWPBS en HGW in curriculum lerarenopleiding

REGELING EN BEOORDELINGSKADER ACCREDITATIE BIJSCHOLINGSPROGRAMMA S GGZ AGOOG

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

Profiel. Opleidingsmanager HBO-Rechten. 10 mei Opdrachtgever Hogeschool van Amsterdam Faculteit Maatschappij en Recht

Dutch Interview Protocols Vraagstellingen voor interviews

Competenties met indicatoren bachelor Civiele Techniek.

Transcriptie:

Lectoraat Leren & Innoveren Auditrapport van de Evaluatiecommissie Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek juni 2010

LECTORAAT LEREN & INNOVEREN Auditrapport van de Evaluatiecommissie Brancheprotocol Kwaliteitszorg Onderzoek Datum verificatiebezoek: 5 maart 2010 Samenstelling evaluatiecommissie: Drs. H. Derks, onderwijsadviseur ION b.v. Dr. B. Koster, lector Kantelende Kennis Interactum, lerarenopleider IVLOS Universiteit Utrecht Ir. P. van den Eijnde MME, auditor Fontys Hogescholen, secretaris Drs. G. Heerink, concern auditor Fontys Hogescholen, lead auditor

Inhoudsopgave 1 BRANCHEPROTOCOL KWALITEITSZORG ONDERZOEK 1 2 WERKWIJZE FONTYS HOGESCHOLEN 3 3 HET LECTORAAT LEREN & INNOVEREN 6 4 MISSIE EN DOELSTELLINGEN 7 5 PROGRAMMA 11 6 PERSONELE EN MATERIËLE VOORWAARDEN 18 7 RELATIES 22 8 RESULTATEN 25 9 SAMENVATTENDE CONCLUSIES 29 BIJLAGE: PUBLICATIES EN PRESENTATIES 32

1 BRANCHEPROTOCOL KWALITEITSZORG ONDERZOEK In 2007 hebben alle door de Nederlandse overheid bekostigde hogescholen zich verbonden aan het Brancheprotocol kwaliteitszorg onderzoek 2009-2015 (BKO) van de HBO-raad. Het protocol, dat nader is uitgewerkt in het Basisdocument en de Handreiking aan hogescholen, legt de basis voor een landelijk kwaliteitszorgstelsel ten behoeve van het praktijkgerichte onderzoek aan hogescholen. De nieuwe richtlijnen hebben ook bij Fontys Hogescholen geleid tot aanpassingen in de kwaliteitszorg met betrekking tot onderzoek en lectoraten. Een nieuw landelijk stelsel Uit de eindevaluatie van de Stichting Kennisontwikkeling (SKO), in december 2008 gepubliceerd onder de titel Lectoraten in het hoger beroepsonderwijs 2001-2008, blijkt dat de kwaliteit en de relevantie van het binnen lectoraten uitgevoerde onderzoek bepalend zijn voor de mate waarin de doelstellingen van lectoraten kunnen worden bereikt. De invoering van het landelijk kwaliteitszorgstelsel markeert een volgende fase, die vraagt om verdere worteling en versteviging van het onderzoek binnen de hogescholen en de samenleving. Het stelsel houdt optimaal rekening met de ontwikkelingsfase waarin het onderzoek aan de Nederlandse hogescholen zich bevindt en met de aard en omvang van dat type onderzoek, dat wordt aangeduid als praktijkgericht onderzoek. Dit begrip wordt in het brancheprotocol nauwkeurig gedefinieerd. Praktijkgericht onderzoek Het praktijkgerichte onderzoek wordt omschreven als onderzoek dat is geworteld in de beroepspraktijk en bijdraagt aan de verbetering en innovatie van de beroepspraktijk. Dit vindt plaats door het genereren van kennis en inzichten, maar ook door het leveren van toepasbare producten en ontwerpen van concrete oplossingen voor praktijkproblemen. Daarbij is het onderzoek doorgaans multi- en of transdisciplinair van aard en ingebed in een scala van interne en externe organisatorische verbanden, met behoud van de wetenschappelijke betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek zelf. Het onderzoek kent een nauwe relatie met het onderwijs via de bijdrage aan onderwijsactiviteiten, de professionalisering van docenten en curriculumvernieuwing. Doordat het onderzoek relevantie heeft voor en impact op de beroepspraktijk, het onderwijs en de bredere samenleving, vindt de verspreiding en publicatie van de kennis via vele uiteenlopende kanalen plaats en aan diverse doelgroepen. (Bron: Kwaliteitszorgstelsel ten aanzien van het onderzoek aan hogescholen, 2009-2015. Basisdocument. HBO-raad, december 2008, blz. 7) De concrete doelstellingen van het stelsel zijn: - het borgen en verbeteren van de kwaliteit van het onderzoek en de organisatie eromheen; - het versterken van de positie en het imago van het praktijkgerichte onderzoek; - het genereren van sturingsinformatie voor de hogeschool en de branche; - de verantwoording richting overheid en maatschappij over de besteding van publieke middelen. Op 4 februari 2009 heeft de HBO-raad de minister van OC&W per brief geïnformeerd over het kwaliteitszorgstelsel voor praktijkgericht onderzoek, dat bestaat uit drie samenhangende onderdelen: (1) De kwaliteitszorgsystemen van de hogescholen met als onderdeel de externe onafhankelijke evaluaties van onderzoekseenheden. (2) Een landelijke validatiecommissie (VKO) die deze kwaliteitszorgsystemen zesjaarlijks valideert. (3) 1

Jaarlijkse monitoring van de ontwikkeling en resultaten van onderzoek aan hogescholen in de vorm van een brancherapportage. Het nieuwe stelsel, operationeel sinds januari 2009, is gericht op het permanente handhaven en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van het onderzoek en de organisatie eromheen. Daarnaast gaat het informatie opleveren die alle betrokken stakeholders inzicht geeft in de omvang, aard en resultaten van het onderzoek. Vanwege de jonge leeftijd van het praktijkgericht onderzoek en de grote variatie tussen hogescholen in de ontwikkelingsfase waarin ze verkeren ten aanzien van zowel onderzoek als kwaliteitszorg, zal het stelsel in de eerste jaren primair gericht zijn op ontwikkelen en verbeteren. Dat stelt niet alleen eisen aan de samenstelling, rolopvatting en werkwijze van de beoordelaars (die zich op zullen moeten stellen als kritische, maar opbouwende adviseurs), maar ook aan de criteria die worden gehanteerd bij het evalueren en valideren. Het vervolg van deze inleiding zal beperkt blijven tot een nadere beschrijving van de gang van zaken rond de externe onafhankelijke evaluaties van de onderzoekseenheden / lectoraten (zie het eerste van de drie hierboven genoemde onderdelen). Daarin staan vijf vragen centraal, vragen die de die de evaluatiecommissie volgens de voorschriften van het brancheprotocol moet beantwoorden: (1) Is er voldoende relevante productiviteit, impact, waardering en erkenning op het gebied van:. kennisontwikkeling binnen het onderzoeksdomein;. valorisatie naar beroepspraktijk en maatschappij;. de betekenis voor onderwijs en scholing? (2) Vindt een en ander plaats vanuit een relevante en uitdagende missie en een helder onderzoeksprofiel? (3) Worden de missie en het onderzoeksprofiel geborgd door het portfolio en de wijze waarop de eenheid is georganiseerd? (4) Is de inzet van mensen en middelen daarbij toereikend in kwalitatief en kwantitatief opzicht? (5) Zijn de interne en externe samenwerkingsverbanden, netwerken en relaties daarbij voldoende relevant, intensief en duurzaam? 2

2 WERKWIJZE FONTYS HOGESCHOLEN Het hart van het kwaliteitszorgstelsel wordt gevormd door zesjaarlijkse evaluaties (audits) van onderzoekseenheden door externe en onafhankelijke deskundigen, die onder de eigen verantwoordelijkheid van de instelling worden uitgevoerd. Bij Fontys Hogescholen gebeurt dit op basis van een planning die is vastgesteld door het College van Bestuur. De audit bestaat uit diverse onderdelen: - een zelfevaluatie door het lectoraat; - een waarderingsonderzoek onder samenwerkingspartners van het lectoraat; - een verificatiebezoek, uitgevoerd door een evaluatiecommissie; - een rapport, opgesteld door de evaluatiecommissie; - bestuurlijke hantering, leidend tot afspraken over de uitvoering van een verbeterplan. Deze onderdelen leiden tot de volgende fasering van de werkzaamheden: Fase 1: Voorbereiding Zelfevaluatierapport lectoraat Het lectoraat ontvangt een gedetailleerde aankondigingsbrief van het College van Bestuur, met onder andere concrete richtlijnen - rechtstreeks afgeleid uit de aanwijzingen in het brancheprotocol - voor het zelfevaluatierapport dat door het lectoraat moet worden opgesteld. De validatie van het rapport is afhankelijk van toetsing vooraf door de secretaris van de evaluatiecommissie aan de richtlijnen. Indien de toetsing een positief resultaat oplevert, wordt de zelfevaluatie geaccepteerd als vertrekpunt voor de gesprekken tussen de commissie en de gespreksdelegaties bij het verificatiebezoek. Waarderingsonderzoek Behalve de zelfevaluatie kan de evaluatiecommissie beschikken over de resultaten van een beknopt waarderingsonderzoek, dat bij de eerste reeks audits namens de commissie via internet wordt uitgezet bij een aantal samenwerkingspartners van het lectoraat. Samenstelling evaluatiecommissie Voor elke audit wordt een evaluatiecommissie samengesteld die bestaat uit vier personen: twee onafhankelijke domeindeskundigen en twee functionarissen uit de centrale organisatie van de instelling, namelijk een onafhankelijk gepositioneerde auditor en een kwaliteitszorg- medewerker, die respectievelijk als voorzitter en secretaris van de evaluatiecommissie optreden. Ook laatstgenoemde verricht zijn of haar werkzaamheden in volledige onafhankelijkheid van het te beoordelen lectoraat. Voor de beoordeling van impact en relevantie van het lectoraat voor beroepspraktijk en samenleving wordt gezocht naar een representatieve en gezaghebbende vertegenwoordiger uit het betreffende domein. Voor de werving van externe expertise op het gebied van kennisontwikkeling en onderzoek geeft Fontys in principe de voorkeur aan een gepromoveerde lector. Het te beoordelen lectoraat draagt zelf geschikte externe kandidaten voor om zitting te nemen in de evaluatiecommissie. Na een profielvergelijking van de voorgedragen kandidaten bepaalt de Fontys Graduate School een voorlopige rangorde, die gemotiveerd kenbaar wordt gemaakt aan de betrokken auditor. De uiteindelijke beslissing over de selectie van de twee externe commissieleden ligt bij de voorzitter (de lead auditor) van de evaluatiecommissie. De overige twee leden van de commissie, de lead auditor en de secretaris, zijn, zoals gezegd, afkomstig uit de centrale organisatie van de instelling zelf. Beiden verrichten hun werkzaamheden in volledige onafhankelijkheid van het te beoordelen lectoraat. Bovendien beschikken zij over brede deskundigheid op het gebied van het hoger beroepsonderwijs en hebben zij ruime ervaring op het gebied van kwaliteitszorg, audits (ook van lectoraten), visitaties en accreditatie. Afstemmingsoverleg evaluatiecommissie 3

Ongeveer een week voor het verificatiebezoek vindt er afstemmingsoverleg plaats tussen de leden van de evaluatiecommissie. Er vindt een uitwisseling plaats van bevindingen en voorlopige conclusies bij de bestudering en analyse van de zelfevaluatie en andere documenten. Daarnaast worden definitieve afspraken gemaakt over wie wat in welk gesprek aan de orde stelt en over de tijdsindeling van elke gespreksronde. Voor de vraagstelling wordt gebruik gemaakt van een beoordelingskader, waarin de vijf evaluatievragen van het brancheprotocol zijn uitgewerkt in criteria. De drie perspectieven van waaruit het lectoraat wordt beoordeeld kennisontwikkeling en onderzoek, beroepspraktijk en samenleving, onderwijs en scholing zijn daarin duidelijk herkenbaar. In de voorbereiding van de vraagstelling wordt ook rekening gehouden met de indicatoren die zijn beschreven in Kwaliteitszorg- systeem Lectoraten Fontys Hogescholen. Dit is vastgesteld door de Raad van Bestuur op 14 juli 2008. Fase 2: Verificatiebezoek De zelfevaluatie (inclusief bijlagen en verwijzingen naar andere bronnen, die dikwijls via internet toegankelijk worden gemaakt) en de producten (publicaties, presentaties en dergelijke)van het lectoraat vormt de belangrijkste bron voor een kritische dialoog tussen de gespreksdelegaties en de evaluatiecommissie. Tijdens het verificatiebezoek vinden er vier gesprekken plaats in een vaste volgorde, met de hierna genoemde gesprekspartners en de daarbij aangegeven tijdsduur. Na de eerste twee gesprekken is er een besloten werklunch voor de evaluatiecommissie, waarin onder andere de bevindingen van de ochtendsessie worden besproken met het oog op eventuele bijstellingen in de eerder afgesproken gespreksagenda voor het middaggedeelte. (1) externe stakeholders 60 minuten (2) lector(en) 90 minuten werklunch commissie (3) kenniskring 90 minuten (4) stuurgroep 60 minuten De gesprekken vinden plaats onder voorzitterschap van de lead auditor, aan de hand van de agenda die door de evaluatiecommissie is overeengekomen in het afstemmingsoverleg. Fase 3: Rapportage Met behulp van de ter beschikking gestelde documenten en de notities die zijn gemaakt tijdens de gesprekken stelt de secretaris een eerste conceptrapport op aan de hand van een format dat door Fontys Audit is ontwikkeld in samenspraak met het team van secretarissen. Dit voorziet in een scheiding tussen een informatief en een evaluatief gedeelte. Het informatieve deel betreft vooral de landelijke, sectorale (hbo-)context waarbinnen de audit plaatsvindt, de werkwijze die Fontys Hogescholen binnen die context gekozen heeft en de belangrijkste administratieve gegevens over het specifieke lectoraat dat in het onderhavige rapport wordt beoordeeld. De structuur van het beoordelend gedeelte weerspiegelt de objecten en perspectieven waar de vijf evaluatievragen van het brancheprotocol zich op richten. Elk hoofdstuk van dit deel is opgebouwd volgens de drieslag bevindingen - conclusies - aanbevelingen. Het rapport wordt afgesloten met een samenvatting van de conclusies. Als handreiking aan de lezer die zich een beeld wil vormen van de beoordeling van het lectoraat aan de hand van de letterlijke evaluatievragen volgt de samenvatting die indeling. Na verwerking van de feedback van de voorzitter wordt het bijgestelde concept voor commentaar en beantwoording van eventuele vragen aangeboden aan de externe commissieleden. De secretaris overlegt met de lead auditor over de verwerking van de ontvangen feedback, waarna laatstgenoemde de tekst vaststelt van het definitieve concept. Dit wordt ter verificatie op feitelijke onjuistheden aangeboden aan de lector(en) en de stuurgroep. Het laatste overleg tussen de leden van de evaluatiecommissie betreft de wijze waarop de reacties van de lector(en) en de stuurgroep op het conceptrapport worden verwerkt. Aansluitend stelt de voorzitter het rapport definitief vast, waarna de eindversie wordt aangeboden aan het College van Bestuur en aan de landelijke validatiecommissie (VKO). De VKO publiceert het rapport op de eigen website (www.vkohogescholen.nl). 4

Fase 4: Bestuurlijke hantering Op basis van conclusies en aanbevelingen van de evaluatiecommissie en in overleg met de lector(en) stelt de directeur van het regievoerende instituut een concept op van een verbeterplan, dat wordt becommentarieerd door de betrokken auditor. Vervolgens bespreekt het lid van het College van Bestuur aan wie het regievoerend instituut rapporteert (de verticale portefeuillehouder) het concept van het verbeterplan en het commentaar met de directeur, de lector(en) en de betrokken auditor. De concrete afspraken (inclusief deadlines) zoals beschreven in het definitieve verbeterplan worden door de controller die verantwoordelijk is voor het domein waartoe het instituut behoort (de domein- controller) vastgelegd in het lopende of eerstvolgende managementcontract. Het bewaken van de uitvoering van de verbeteracties vindt plaats in de reguliere planning- en control cyclus van Fontys Hogescholen. Op relevante momenten - afhankelijk van de deadlines agendeert Control de gemaakte afspraken voor het periodieke overleg tussen College van Bestuur en directeur over de managementrapportage (de zogenaamde marap). 5

3 HET LECTORAAT LEREN & INNOVEREN Een korte schets Het lectoraat Leren en Innoveren komt voort uit het lectoraat Het Nieuwe Leren en Nieuwe Leerarrangementen, dat in 2002 - na goedkeuring van de aanvraag door SKO is gestart. De naamsverandering - die dateert uit 2009 is met name doorgevoerd om de verkeerde associatie met een eenzijdige benadering van leren (weinig aandacht voor kennis) te voorkomen. Het betreft geen omslag in de missie van het lectoraat. Wel heeft het lectoraat in de loop der jaren een scherper profiel gekregen. In de (nieuwe) missie van het lectoraat staat het leren van studenten en leerlingen, docenten en organisaties van de Pabo s en de basisscholen als werkveld van de Pabo s centraal (zie verder Missie en Doelstellingen ). In de missie worden alle drie domeinen waarbinnen een lectoraat zich dient te bewegen benoemd (zie beschrijving missie). Het is methodologisch van belang om bij de beschrijving en beoordeling van deze domeinen een goed onderscheid te maken tussen de domeinen beroepspraktijk en onderwijs en scholing. De basisscholen vormen de beroepspraktijk, de Pabo s vallen onder het domein onderwijs en scholing. Dit laat onverlet dat in de uitvoeringspraktijk van het lectoraat onderzoeksresultaten parallel aan beide domeinen een bijdrage kunnen leveren.. De oorspronkelijke twee lectoren zijn inmiddels gestopt. De huidige drie lectoren zijn Dr. Peter Teune (aanstelling: sinds 2005, omvang nu 0,2 fte), Dr. Anje Ros (aanstelling: sinds 2007, omvang 0,4 fte) en Dr. Anouke Bakx (aanstelling: als associate lector sinds 2007, als lector sinds november 2009, omvang 0,4 fte). Het lectoraat is verbonden aan de vier Fontys Pabo s, respectievelijk Tilburg, Den Bosch, Eindhoven (met nevenlocatie in Veghel) en Limburg (met locaties in Venlo en Sittard). Ter wille van de zichtbaarheid en binding heeft het lectoraat een verdeling gemaakt van thema s, kenniskringen en lectoren over deze Fontys instituten. Dit sluit aan op de (nieuwe) missie van het lectoraat. Het lectoraat wordt binnen de Fontys Pabo s aangestuurd door een stuurgroep. Deze bestaat uit de directeuren van de Pabo s en is daarmee gepositioneerd in het onderwijsdomein. De directeur van de Pabo Eindhoven treedt op als voorzitter van de stuurgroep. Het lectoraat verricht activiteiten in de volgende hoofdaandachtsgebieden: Wetenschappelijk onderzoek: vijf aan de Pabo s verbonden promovendi verrichten onderzoek op de thema s: leren van leerlingen en studenten, leren van leraren en docenten en leren door organisaties ; Praktijkgericht onderzoek: leden van de kenniskringen (niet-promovendi) verrichten kleinschalig onderzoek gericht op de eigen onderwijspraktijk. De verschillende thematieken per Pabo zijn: Den Bosch: de veranderende rol van de leraar, Limburg: de krachtige leeromgeving, Eindhoven: de kennisbasis van de student en docent en Tilburg: de onderzoekende houding van student en docent. Daarnaast werd binnen de voormalige afdeling Onderwijs van het Facilitair Bedrijf onderzoek verricht naar onderwijsvernieuwing als innovatiediffusie. Transfer kennis naar (basis)scholen (beroepspraktijk) en Pabo s (onderwijs en scholing): het betreft publicaties, mondelinge presentaties, advisering en ondersteuning van professionalisering, onderwijs- en organisatieontwikkeling en participatie in trajecten van de Pabo met het werkveld. De presentaties, advisering en ondersteuning zijn vaak vraaggestuurd. 6

4 MISSIE EN DOELSTELLINGEN De missie van het lectoraat : kwaliteit en bereik, afstemming van de missie op de omgeving (ontwerp, bijstelling), toelichting op gekozen accenten (op kennisontwikkeling, beroepspraktijk of onderwijs en scholing), visie op samenhang, vertaling in concrete doelstellingen Bevindingen De missie van het lectoraat heeft in de loop der jaren een ontwikkeling doorgemaakt. Deze ontwikkeling heeft in 2009 geleid tot de overgang van de oude naam Nieuwe Leren en Nieuwe Leerarrangementen naar de nieuwe naam Leren en Innoveren en tot een duidelijke focus op het Pabo domein. Volgens het zelfevaluatierapport (ZER) van het lectoraat staat het huidige onderwijs voor ingrijpende veranderingen: technologische ontwikkelingen, problemen in het huidige onderwijssysteem en nieuwe inzichten over leren vragen om een herbezinning op doelen en de inrichting van het onderwijs. Tegen deze achtergrond formuleert het lectoraat zijn missie nu als volgt (zie ZER): Het lectoraat Leren en Innoveren ondersteunt scholen en de vier Fontys Pabo-opleidingen hierbij en richt zich op het leren van leerlingen, leraren en organisaties. De missie van het lectoraat is: - het vergaren en ontwikkelen van kennis over het leren van leerlingen/studenten, leraren/docenten en organisaties; - de doorvertaling hiervan in integrale modellen, die voor het onderwijsveld en voor studenten en docenten van de Pabo begrijpelijk zijn; - advisering en begeleiding van onderwijsveld en Pabo s met betrekking tot de consequenties hiervan voor verbetering van het onderwijs (zoals het curriculum, de organisatie van het leren en de professionalisering van personeel). We willen daarmee bijdragen aan Pabo s van hoge kwaliteit, die opleiden tot leerkrachten met een uitgebreide professionaliteit: leerkrachten die in hun latere beroepsuitoefening voortdurend in staat zijn zichzelf te verbeteren en hun onderwijs aan te passen aan veranderende eisen van de maatschappij. Deze leerkrachten hebben een academische, onderzoekende houding en werken opbrengstgericht aan de beoogde leerdoelen, rekening houdend met de behoeftes van leerlingen. Daarnaast willen we via de verspreiding van kennis en gezamenlijke kennisontwikkeling met basisscholen een bijdrage leveren aan de kwaliteitsverbetering van het afnemend scholenveld. De missie van het lectoraat is nader uitgewerkt in een visie op leren en onderwijs. - leren van leerlingen (basisonderwijs en voortgezet onderwijs) en van studenten van de Pabo; - leren van leraren in het onderwijsveld en van docenten op de Pabo; - het leren van organisaties, scholen en Pabo s. Deze visie is voor het lectoraat vertrekpunt van zijn activiteiten. Parallel aan dit lectoraat heeft het lectoraat Schoolontwikkeling en management geopereerd. Dit lectoraat is gestopt, met name omdat de lector met pensioen is gegaan. Onderzocht wordt of het mogelijk is dit lectoraat opnieuw in te vullen, omdat leergemeenschappen volgens de lectoren een belangrijke voorwaardelijke rol vervullen voor de ambitie van het lectoraat Leren en Innoveren. Het betreft de ontwikkeling van autonomie, via professionele autonomie naar professionele verantwoording. De inhoudelijke opdracht (missie en doelstellingen) is volgens het lectoraat zelf nauwelijks gewijzigd t.o.v. de eerste lectoraatsperiode (zie ZER). Toch is hierin een aantal verschillen te constateren: De begeleiding en advisering van het onderwijsveld (primair onderwijs) werd in de oude opdracht niet expliciet genoemd. Expliciete speerpunten waren in de oude opdracht het mede vormgeven van de masteropleiding Master of Education en het upgraden van het initiële onderwijs via versterking van de toegepast wetenschappelijke oriëntatie (bacheloreisen). 7

Uit de missie en visie van het lectoraat blijkt een sterke koppeling van het onderzoek aan het onderwijs. Dit sluit aan op de strategische uitgangspunten van Fontys t.a.v. onderzoek. Onverlet het streven van Fontys om de lectoraten in het educatieve domein dichter bij elkaar te brengen, richt het lectoraat zich in hoofdzaak op de strategie van de Fontys Pabo s. Dit betekent volgens de stuurgroep met name dat het (brede) bereik van de missie van het lectoraat niet ingeperkt kan worden. De Pabo s streven ernaar kennisorganisaties te worden. Dit vraagt om langdurige scholingstrajecten en onderzoekstrajecten. Volgens de stuurgroep benoemen de Pabo directeuren en de lectoren gezamenlijke speerpunten. De directeuren zijn verantwoordelijk voor de sturing en strategie, maar in het voortraject denken de lectoren hierover mee en adviseren gevraagd en ongevraagd. De impact van het lectoraat op de Pabo s is volgens alle interne gespreksgroepen groot. Het bindend element tussen lectoren en directeuren is kwaliteit. De directeuren zijn hierbij primair verantwoordelijk voor het onderwijsprogramma en de professionalisering, de lectoren voor het onderzoek. De overkoepelende strategie wordt per Pabo nader ingekleurd. Parallel hieraan zijn sinds twee jaar mede naar aanleiding van een interne audit - de kenniskringen inmiddels ook per Pabo ingevuld, met een eigen onderzoeksopdracht die aansluit op de specifieke Pabo-strategie. De stuurgroep ziet naar de toekomst toe de kwaliteit van het overleg tussen de stuurgroep en het lectoraat als een belangrijke succesfactor voor de realisatie van de strategie. In de missie worden alle drie domeinen waarbinnen een lectoraat zich dient te bewegen benoemd (zie beschrijving missie). Het is methodologisch van belang om bij de beschrijving en beoordeling van deze domeinen een goed onderscheid te maken tussen de domeinen beroepspraktijk en onderwijs en scholing. De basisscholen vormen de beroepspraktijk, de Pabo s vallen onder het domein onderwijs en scholing. Dit laat onverlet dat in de uitvoeringspraktijk van het lectoraat onderzoeksresultaten parallel aan beide domeinen een bijdrage kunnen leveren. Kennisontwikkeling De eerste twee elementen van de missie zijn gericht op kennisontwikkeling: het vergaren en ontwikkelen van kennis over het leren van leerlingen/studenten, leraren/docenten en organisaties; -de doorvertaling hiervan in integrale modellen, die voor het onderwijsveld en voor studenten en docenten van de Pabo begrijpelijk zijn Het lectoraat hanteert hiertoe volgens eigen definitie zowel wetenschappelijk als praktijkgericht onderzoek (zie hoofdstuk 2) en richt zich op zes onderzoeksthema s (zie hoofdstuk 2) Aan de basis van dit onderzoek staat een model dat afhankelijk van het onderzoeksthema nader ingevuld wordt. Als voorbeeld is hieronder het model voor het leren van leerlingen opgenomen (uit zelfevaluatierapport): Figuur 1: Kracht van feedback en motivatie voor het leren van leerlingen Kracht van feedback - kwaliteit van feedback Voorwaarde: - doelgericht werken Leren van leerlingen Kracht van motivatie - belang van intrinsieke motivatie Voorwaarde - psychologische basisbehoeften zijn vervuld Aansluiten bij doelen Aansluiten bij leerlingen De sterke verwantschap tussen de uitwerkingen van het model is te verklaren uit de verwantschap tussen de educatieve sectoren. Voor de Pabo s en de basisscholen zouden dezelfde pedagogisch / didactische uitgangspunten leidend moeten zijn ( teach as you preach ). Beroepspraktijk en samenleving Het derde element van de missie is gericht op de bijdrage van het lectoraat aan de beroepspraktijk binnen de basisscholen (naast een bijdrage aan de Pabo s): advisering en begeleiding van onderwijsveld. met betrekking tot de consequenties hiervan voor verbetering van het onderwijs (zoals het curriculum, de organisatie van het leren en de professionalisering van personeel). 8

Het lectoraat licht dit in het ZER als volgt nader toe: Het lectoraat onderhoudt veel contacten met innovatieve basisscholen, die nieuwe leervormen in de praktijk proberen te brengen. De scholen hebben gemeenschappelijk dat zij streven naar onderwijsvormen (Ros, 2007): - waarbij meer belang wordt gehecht aan de verwerving van kennis en vaardigheden waarmee leerlingen beter zijn toegerust op de maatschappij van morgen; - die optimaal zijn afgestemd op het niveau en de behoeften van individuele leerlingen; en - die uitdagend, gevarieerd en betekenisvol zijn voor leerlingen. Het lectoraat stelt zich tot doel kennis te ontwikkelen en op zodanige wijze beschikbaar te maken, dat deze innovatieve scholen hiermee beter onderbouwde keuzes kunnen maken bij de inrichting van hun onderwijs. Onderwijs en scholing Het derde element van de missie is gericht op de bijdrage van het lectoraat aan onderwijs en scholing binnen de Pabo s (naast een bijdrage aan de basisscholen): advisering en begeleiding van Pabo s met betrekking tot de consequenties hiervan voor verbetering van het onderwijs (zoals het curriculum, de organisatie van het leren en de professionalisering van personeel). Het lectoraat geeft aan waar mogelijk studenten en docenten te betrekken bij het onderzoek en de contacten met het beroepenveld en zegt hierover (ZER. p. 4): Op deze manier wil het lectoraat bijdragen aan het overbruggen van de kloof tussen onderzoek en praktijk. De ervaringen en kennis in innovatieve scholen worden doorvertaald naar hun consequenties voor het opleidingscurriculum van de Pabo en voor het leren van studenten en de professionalisering van docenten. De nieuwe missie is tweemaal in samenspraak met de stuurgroep bijgesteld, te weten in 2006 en 2009. Het lectoraat onderhoudt intensief contacten met het beroepenveld en vakgenoten (zie hoofdstuk 2). Deze contacten zijn welhaast onvermijdelijk direct en indirect van invloed geweest op de missie, maar ze zijn niet direct betrokken bij de formulering hiervan. De stuurgroep staat volledig achter de uitwerking van de missie naar de drie domeinen. De overige belanghebbenden hebben vooral zicht op de uitvoeringspraktijk van het lectoraat voor zover zij hier direct bij betrokken zijn, maar niet op de missie en de uitwerking daarvan. In het ZER (p.4) wordt de samenhang tussen de drie domeinen als volgt toegelicht: Het lectoraat stelt zich tot doel kennis te ontwikkelen en op zodanige wijze beschikbaar te maken, dat deze innovatieve scholen hiermee beter onderbouwde keuzes kunnen maken bij de inrichting van hun onderwijs. Hierbij betrekt het lectoraat waar mogelijk studenten en docenten. Op deze manier wil het lectoraat bijdragen aan het overbruggen van de kloof tussen onderzoek en praktijk. De ervaringen en kennis in innovatieve scholen worden doorvertaald naar hun consequenties voor het opleidingscurriculum van de Pabo en voor het leren van studenten en de professionalisering van docenten. In de missie zelf en de toelichting daarop wordt het relatieve gewicht tussen deze drie gebieden niet nader aangegeven. Zowel de stuurgroep, een onderzoekscollega in de externe gespreksdelegatie (hoogleraar ESoE en collega-lector Fontys) als de lectoren zelf onderkennen dat de missie zich op een inhoudelijk breed terrein richt. In de interne audit (2006) werd de dubbele boodschap afgegeven van afbakening en verdere uitbreiding naar relevante aandachtsgebieden. De lectoren kiezen een insteek voor de prioritering die voortkomt uit actuele ontwikkelingen binnen het onderwijsbeleid en op ontwikkelingen in de Pabo en het werkveld: We richten ons daarbij ook op onze eigen sterke punten: aanwezig zijn in de eigen organisatie, daar waar in het werkveld veel innovatie is en we een rol hebben in het onderzoek ; We moeten herkenbaar en aanspreekbaar zijn voor de Pabo s zelf ; Ik heb opdracht gekregen om me te richten op het primaire proces van de Pabo s. Volgens de onderzoekscollega (buiten het lectoraat) ligt het accent op het primaire proces en de vraag hoe je hierin het handelingsgedrag van docenten kunt beïnvloeden. De stuurgroep geeft aan, dat de strategie van de Pabo s een beperking van het inhoudelijk terrein in de weg staat. Wel worden in gezamenlijk overleg in de praktijk speerpunten gekozen. In hoofdstuk 2 en 3 wordt nader ingegaan op de wijze waarop in het onderzoeksprogramma speerpunten zijn gekozen en hoe het lectoraat omgaat met de schaarste van de inzet van medewerkers en (financiële) middelen. 9

In het ZER wordt de missie nader uitgewerkt naar zes thema s. Binnen deze thema s worden projecten, activiteiten en gerealiseerde resultaten benoemd. Het lectoraat beschikt niet over een overkoepelend meerjarenplan waarin de missie is uitgewerkt in termen van specifieke, haalbare en tastbare beoogde resultaten. Wel is voor de periode 2010 2012 een onderzoeksplan voor de Fontys Pabo s opgesteld. Hierin is een eerste aanzet opgenomen aangaande de visie voor de langere termijn. De lectoren geven aan dat in september 2010 in afstemming met de betrokken Pabo-directeuren een eerste overkoepelende meerjarenplan zal worden opgesteld. Het lectoraat hanteert naar scholen en opleidingen toe een model voor het onderwijs waarbij het handelingsrepertoire van docenten gekarakteriseerd wordt als activiteitengericht, doelgericht respectievelijk opbrengstgericht. Desgevraagd typeren de lectoren het lectoraat als opbrengstgericht: We willen resultaten zien. Volgens de kenniskringleden opereerden de kenniskringen in het begin vooral activiteitengericht, maar wordt dit steeds meer omgebogen naar opbrengstgericht. Beide groepen geven aan, dat binnen de kenniskringen volgens de PDCA methodiek gewerkt wordt. Lastig hierbij blijkt volgens de lectoren, dat bijv. professionalisering van kenniskringleden een verandering in de mindset is en derhalve niet in meetbare opbrengsten te vertalen. Daarnaast is er een overvloed aan werk en vragen uit de praktijk, zodat sterk gekozen moet worden. De stuurgroep geeft aan te sturen op impact. Zo wordt gewerkt aan de analyse van de capaciteiten van afgestudeerden: de invoering van onderzoekslijnen in het curriculum zou een meetbare invloed op deze capaciteiten moeten hebben. Bij docenten werkt het lectoraat bijvoorbeeld aan een verbetering van de onderzoeksvaardigheden. Op dit moment zijn deze doelen nog niet concreter geformuleerd. De Pabo s zijn bezig met de ontwikkeling van het zogeheten 3-O model (opleiding, ontwikkeling, onderzoek). Dit model zal volgens de stuurgroep leiden tot de formulering van concrete kengetallen. In projectplannen, activiteitenplannen en jaarplannen al wel concrete doelen geformuleerd gericht op de output van projecten en activiteiten van het lectoraat, zoals ten aanzien van publicaties en presentaties. Conclusies Het lectoraat heeft een duidelijke missie, die in de loop der jaren geëvolueerd is. Door de sterke koppeling van onderzoek aan onderwijs is de missie hecht vervlochten met het strategisch beleid van de Pabo s en heeft dan ook een stevig draagvlak bij de Pabo-directeuren.Dat blijkt met name uit het gezamenlijk formuleren van speerpunten in het overleg tussen stuurgroep en lectoraat. Uit de strategie van de Pabo s spreekt een duidelijke ambitie om een kennisorganisatie te worden. Volgens de evaluatiecommissie is de missie ook doordrenkt van de wil om betekenis te hebben voor het betreffende onderwijsveld. Kennisontwikkeling, beroepspraktijk, onderwijs en scholing hangen in de missie sterk samen en lijken een gelijkwaardige plaats in te nemen, al wordt dit laatste niet expliciet benoemd. Uit de formulering van de missie wordt echter wel duidelijk dat kennisontwikkeling geen doel op zich is, maar in dienst staat van de beroepspraktijk, van het curriculum van de Pabo s en van de professionalisering van docenten. De commissie vindt de missie evenwichtig, relevant en sterk samenhangend, maar door de breedte erg ambitieus. De externe stakeholders hebben intensief contact met het lectoraat, maar zijn niet expliciet betrokken bij de formulering van de missie. De missie is uitgewerkt naar zes onderzoeksthema s. Er is geen overkoepelend meerjarenplan, waarin de missie is uitgewerkt in termen van specifieke, haalbare en tastbare beoogde resultaten. Volgens de stuurgroep kan dit pas als een nieuw model het zogeheten 3-Omodel ontwikkeld is. Op het niveau van de verschillende activiteiten en projecten zijn wel concrete doelen gesteld. Aanbevelingen Met betrekking tot de missie beveelt de commissie het lectoraat aan om: Ook het lectoraat zelf aantoonbaar opbrengstgericht te maken, met name door de missie uit te werken in termen van specifieke en haalbare beoogde resultaten Aan de hand van concreet geformuleerde doelen de professionalisering van de kenniskringen beter inzichtelijk te maken; dat is vooral nodig op het gebied van onderzoeksvaardigheden Aan de hand van concreet geformuleerde doelen prioriteiten te stellen en vervolgens inzichtelijk te maken waarom bepaalde keuzes worden gemaakt. Er is immers sprake van een overvloed aan werk en vragen uit de beroepspraktijk, terwijl de facilitering beperkt blijft (zie ook evaluatievraag 3). 10

5 PROGRAMMA Het onderzoeksprofiel in termen van wetenschappelijke standaarden en onderzoeksmethoden en technieken. De onderzoeksthema s en het onderzoeksportfolio; betrokkenheid omgeving bij ontwerp, uitvoering, bijstelling programma lectoraat. Bevindingen In het ZER (p. 12 t/m 18) wordt een toelichting gegeven op het onderzoek binnen het lectoraat. Het lectoraat maakt een onderscheid tussen wetenschappelijk onderzoek en praktijkgericht onderzoek. Wetenschappelijk onderzoek Het wetenschappelijke onderzoek bestaat uit vijf lopende promotietrajecten. Sinds 2007 werkt het lectoraat nauw samen met de Eindhoven School of Education (ESoE). De ESoE is een gemeenschappelijk instituut van de Technische Universiteit Eindhoven en Fontys dat zich richt op onderwijs (met name eerstegraads lerarenopleidingen), onderzoek (onderwijswetenschap) en onderwijsinnovatie. De lectoren zijn verantwoordelijk voor de dagelijkse begeleiding van promovendi en de inbedding van het onderzoek in de Pabo. De ESoE draagt zorg voor de wetenschappelijke omgeving. De hoogleraren van de ESoE en de lectoren staan samen borg voor de wetenschappelijke kwaliteit van de promotieonderzoeken. In het ZER (p. 12 en 13) staat een beknopt overzicht van de gehanteerde onderzoeksmethodieken: In de promotieonderzoeken wordt gebruik gemaakt van diverse kwalitatieve en kwantitatieve methoden en technieken. Zo wordt onder andere gebruik gemaakt van diepte-interviews op basis van de grounded theory approach, analyse van video-observaties, een quasi-experimenteel design om de effecten van een training vast te stellen, etc. Ook het meer kwantitatieve onderzoek met bijvoorbeeld vragenlijsten met grote steekproeven studenten wordt uitgevoerd in het kader van een promotietraject binnen ons lectoraat. Praktijkgericht onderzoek Volgens het lectoraat heeft praktijkgericht onderzoek een ander doel en daarmee een andere focus dan wetenschappelijk onderzoek. Dit betekent volgens de lectoren dat de volgende kwaliteitscriteria opgesteld kunnen worden: 1 het onderzoek dient een bijdrage te leveren aan de verbetering/vernieuwing van het onderwijs (relevantie); 2 de resultaten moeten op een betrouwbare manier verkregen zijn (objectiviteit, intersubjectiviteit en validiteit); 3 de resultaten moeten voor het team aannemelijk en begrijpelijk zijn (toegankelijkheid); 4 de resultaten moeten op hun waarde geschat kunnen worden, bv. door collega s (transparantie); 5 er worden logische vervolgstappen en evt. bijbehorende tools aangegeven (bruikbaarheid); 6 de context en fase waarin de school zich bevindt worden geëxpliciteerd (overdraagbaarheid). Het lectoraat licht dit nader toe en werkt op basis van deze criteria uit wat de verschillen zijn tussen de uitvoering van praktijkgericht onderzoek en fundamenteel onderzoek. In het ZER is niet geëxpliciteerd of het lectoraat dit onderzoeksprofiel getoetst heeft aan een extern referentiekader en / of externe deskundigen. Volgens de lectoren zijn deze criteria het resultaat van een panelbijeenkomst met deskundigen vanuit het project Academische Basisschool. Het lectoraat is bezig met de ontwikkeling van een nieuw document met kwaliteitscriteria voor praktijkgericht onderzoek (o.a. op basis van prof. Verschuren, 2009). Hierin worden twee typen criteria onderscheiden: criteria die voor alle vormen van onderzoek gelden (betrouwbaarheid, transparantie, ed) en aanvullende criteria die vooral van toepassing zijn op de bruikbaarheid van de resultaten. Het concept-document is besproken met diverse hoogleraren in het land die affiniteit hebben met praktijkgericht onderzoek (Verschuren, Waslander, Martens, Scheerens, Peschar,Vermeulen, Beijaard en Karsten) en wordt naar aanleiding hiervan bijgesteld. Het lectoraat beoogt deze criteria nog nader uit te werken en toe te passen. Er is een directe link met het onderzoekscurriculum van de Pabo s, van de master Leren en Innoveren en met het promotie-onderzoek over onderzoek door leerkrachten. Binnen het werkveld en de kenniskring wordt de scheiding tussen wetenschappelijk en toegepast onderzoek niet altijd even duidelijk ervaren. Eén promovendus ziet het verschil vooral aan de diepgang ten aanzien van de onderzoeksmethodologie en de eisen die gesteld worden aan de wetenschappelijke resultaten. Wel is er een sterke verbinding met de praktijk; alle promovendi zijn tevens kerndocent en lopen rond in de scholen en op de Pabo s. Wetenschappelijk verkregen onderzoeksresultaten zoals concept maps worden vervolgens weer toegepast in de praktijk. De collega onderzoeker (ESoE) spreekt in dit verband ook van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Het praktijkonderzoek wordt verricht door docenten en studenten. Het betreft kleinschalige onderzoeken die dicht bij de eigen praktijk blijven (ZER). Het probleem is vaak het gebrek aan onderzoeksvaardigheden naast het gebrek aan tijd. 11

Daarom is de onderzoeksmethodiek bescheiden en is een belangrijk doel vooralsnog het aanleren van onderzoeksvaardigheden. De missie biedt in principe zowel inhoudelijk als qua type activiteiten onderzoek, advisering, begeleiding en ondersteuning een kader voor de onderzoeks- en ontwikkelprogramma s ten behoeve van kennisontwikkeling, de beroepspraktijk, onderwijs en scholing. De missie is in de loop der jaren een aantal keer bijgesteld. Dit betekent dat de reeds afgeronde programma s en de al eerder opgestarte programma s niet vanzelfsprekend passen binnen het kader van de missie van 2009. Kennisontwikkeling Het lectoraat benoemt drie hoofdthema s, opgesplitst in zes subthema s die een nadere uitwerking vormen van zijn visie en opgevat worden als de kennisbasis van het lectoraat. Het betreft: 1. het leren van leerlingen en studenten: a. (basis)onderwijs en voortgezet onderwijs; b. de Pabo; 2. het leren van leraren en docenten: a. in het onderwijsveld; b. op de Pabo; 3. het leren van organisaties: a. de (basis)school; b. de Pabo. Voor de Pabo s is het opmerkelijk dat ook het voortgezet onderwijs als object van onderzoek benoemd is. Er zijn vijf promotieonderzoeken, namelijk: 1. Students Educational Careers in Higher Education: a search for key factors regarding study success 2. De academische houding van de leraar basisonderwijs 3. Teacher feedback during active learning 4. Teacher as a researcher. A design research on the first phase of learning how to do and use research by students in primary teacher education 5. A multiple case study on change in a University of Applied Sciences Ze zijn binnen de drie hoofdthema s gesitueerd, te weten drie binnen het thema het leren van leraren en docenten en binnen elk van de overige twee thema s één onderzoek. Het praktijkgerichte onderzoek - dat verricht wordt door de kenniskringen exclusief de promovendi vindt plaats binnen vier thematieken, één thematiek voor elke Pabo: Pabo Den Bosch: de veranderende rol van de leraar; Pabo Limburg: de krachtige leeromgeving; Pabo Eindhoven: de kennisbasis van de student en docent; Pabo Tilburg: de onderzoekende houding van student en docent; Daarnaast vindt onderzoek plaats door studenten onder begeleiding van docenten van de Pabo. De leden van de kenniskring hebben regelmatig contact met directies, docenten en begeleiders van basisscholen over de onderzoeksagenda. Voorbeelden van dit onderzoek zijn de ontwikkeling van jonge kinderen binnen het vak Beeldende Vorming en een onderzoek naar de veranderende rol van leraren in het licht van de commotie over het nieuwe leren. Pabo-docenten leren naar eigen zeggen - veel van dit onderzoek, zoals bijvoorbeeld het belang van een goede onderzoeksvoorbereiding. Verder vond binnen de voormalige afdeling Onderwijs van het Facilitair Bedrijf begeleid door één van de drie lectoren van dit lectoraat - onderzoek plaats naar onderwijsvernieuwing als innovatiediffusie, gericht op een Fontysbrede onderwijsvernieuwing. In inhoudelijk opzicht passen zowel de promotieonderzoeken als het praktijkgerichte onderzoek van de Pabo s binnen de aan de visie ontleende hoofdthema s. De onderzoeksobjecten vallen echter in twee van de vijf promotieonderzoeken buiten het eigen aandachtsgebied van de Pabo s. De vier thematieken van het praktijkgerichte onderzoek vallen zeker binnen het totale onderzoeksdomein van het lectoraat, maar zijn niet alle vier even gemakkelijk te positioneren ten opzichte van de aan de lectoraatvisie gekoppelde zes subthema s. Mogelijk zijn de discrepanties tussen de missie en het feitelijke onderzoek te verklaren uit de recente herdefiniëring van de missie en de keuzevrijheid van de promovendi enerzijds en de Pabo s anderzijds. 12

Het onderzoek wordt uitgevoerd door de promovendi wetenschappelijk onderzoek - en de overige leden van de kenniskringen doorgaans kleine praktijkgerichte onderzoeken. De lectoren voeren zelf relatief weinig onderzoek uit (onderzoek naar kwaliteit leraren), maar zijn wel intensief betrokken bij de (begeleiding) van deze onderzoeken en dragen zorg voor overkoepelende praktijkgerichte publicaties. Beroepspraktijk en samenleving Vanuit de kennisontwikkeling levert het lectoraat een bijdrage aan de ontwikkeling van de beroepspraktijk. Deze bijdrage neemt de volgende vormen aan: onderzoeken en ontwikkelingstrajecten van afstudeerders van de Pabo begeleid door Fontys contactpersonen; inspelen op vragen van (basis)scholen door lectoren en / of leden van de kenniskring. lezingen en workshops voor het werkveld verzorgd door de lectoren artikelen in vakbladen participatie in initiatieven en gremia zoals de Academische basisschool en de Opleidingsschool met keurmerk. Het lectoraat concentreert zijn ondersteunende activiteiten op scholen die in beweging zijn. Dit zijn vaak innovatieve scholen maar het kan ook scholen betreffen die - door omstandigheden gedwongen -veranderingen moeten doorvoeren. Voorwaarde voor ondersteuning is, dat de scholen zelf het belang van vernieuwing inzien. Hierin speelt de directeur een wezenlijke rol. Verder is een goed leerlingenvolgsysteem van belang. Volgens de lectoren zijn sommige innovatieve scholen doorgeschoten. Zelf pleiten zij altijd voor het centraal stellen van de leerdoelen. In het algemeen blijkt bijvoorbeeld dat competentiegerichte VMBO - scholen minder ver komen met het aanleren van kennis. Uit eigen onderzoek van het lectoraat op een basisschool naar actief leren bleek dat leerkrachten nauwelijks feedback gaven gericht op het proces, op metacognitieve vaardigheden en op samenwerking tussen kinderen. Op een andere basisschool bleken bij de invoering van opbrengstgericht werken leerkrachten het moeilijk te vinden heldere doelen te formuleren en opbrengsten van de eigen lessen te evalueren. Bij een derde basisschool leidde het centraal stellen van het leren van leerlingen tot een intensieve verandering in het gedrag van de leerkrachten. Hiervoor waren geen standaarden meer beschikbaar zijn en ook nauwelijks methoden. De belasting van de leerkrachten nam hierdoor sterk toe, vanwege de noodzaak om steeds nieuwe oplossingen te bedenken in nieuwe situaties. Het competentiegericht leren vertroebelt bij docenten vaak het zicht op het eigen handelingsrepertoire. Goede competentiegerichte scholen hebben geen last van handelingsverlegenheid en boeken ook ten aanzien van de kennisleerdoelen goede resultaten. De lectoren achten voor scholen een onderzoekshouding van belang om niet door te schieten in een intuïtieve en handelingsgerichte benadering. Scholen zouden zich moeten ontwikkelen als lerende organisaties. In dit verband zou het wenselijk zijn dat elke basisschool tenminste één masterafgestudeerde zou hebben. Overigens achten zij het onderwijsproces te complex voor het realiseren van evidence-based practice. De kenniskringleden geven aan dat ze veel vragen krijgen van basisscholen vaak via e-mail - bijvoorbeeld van docenten en directeuren die respondenten zijn bij de onderzoeken van het lectoraat of student zijn bij de masteropleiding Leren en Innoveren. Zij zien het als hun taak hier op in te spelen. Ook komen er initiatieven vanuit het lectoraat zelf. Zo zag een Pabo-docent hoe leerlingen op de basisschool in beeldende vakken onvoldoende uiting gaven aan de eigen fantasie en is op basis daarvan ondersteund door het lectoraat - een onderzoek gestart. Dit onderzoek zal naar verwachting leiden tot een aanpassing in het curriculum van het basisonderwijs en tot een nascholingscursus. 13

Onderwijs en scholing In het ZER omschrijft het lectoraat als volgt zijn bijdrage aan het onderwijs en de scholing van de Pabo s: Het onderwerp van dit lectoraat raakt nauw het onderwijsconcept van de Pabo. De lectoren denken mee met de consequente doorvertaling van het onderwijsconcept naar allerlei aspecten van het onderwijs, zoals het curriculum, de plaats van onderzoek daarin, de verhouding tussen vakinhoudelijke domeinen en pedagogische en didactische vaardigheden, het academische niveau van de opleiding, de wijze van toetsing en feedback, de plaats van de stage en de organisatie en het omgaan met talent. De nabijheid van het lectoraat bij het onderwijs doet de vraag naar curriculumadviezen en betrokkenheid bij de realisatie van het curriculum steeds verder toenemen. In het afgelopen jaar is veel tijd gestoken in het op orde brengen van de kennisbases van de docenten van de Fontys Pabo s. Er is een start gemaakt met het opstellen van concept maps voor de verschillende domeinen. Met name het karakter van de bijeenkomsten die in het teken staan van intersubjectiviteit, wordt door de deelnemende docenten gewaardeerd. Het is echter zo dat de doorvertaling en concretisering naar activiteiten aangaande het curriculum nog een flinke stap vooruit vraagt. Ook de onderwijsexperimenten waarbij naar het gedragsrepertoire van de docenten is gekeken, heeft veel tijd gevraagd. Een ander speerpunt in de afgelopen jaren was de ontwikkeling van de doorgaande lijn voor onderzoek in het curriculum en de professionalisering van docenten op dit gebied. De aanzet hiervan is op alle Pabo s in meer of mindere mate in het curriculum verwerkt, een verdere uitkristallisatie hiervan is echter een taak waar het lectoraat ook in de komende jaren een grote rol in kan spelen. Daarnaast is ook college aan studenten gegeven en is het lectoraat betrokken bij een aantal afstudeerprojecten van studenten. Tot slot dragen de lectoren zorg voor de conceptontwikkeling en de bewaking van de inhoudelijke kwaliteit van de masteropleiding Leren & Innoveren. Dit uit zich in bijeenkomsten voor visie-ontwikkeling, professionalsering en intervisie en in gastcolleges. Naast directe advisering, professionalisering en ondersteuning, dragen de lectoren bij aan de kwaliteit van de Pabo via het begeleiden van een kenniskring op elke Pabo. De invulling van de activiteiten van de kenniskringen is zodanig, dat niet alleen de leden van de kenniskring geprofessionaliseerd worden in onderzoeksvaardigheden, ook moeten de activiteiten van de kenniskring impact hebben op studenten en andere docenten. Alle onderzoeken en projecten dienen aanbevelingen voor de Pabo en het werkveld op te leveren. Bij de kenniskringactiviteiten worden praktisch altijd studenten betrokken, bijvoorbeeld bij het uitvoeren van onderzoeksactiviteiten, het discussiëren over resultaten en het uitvoeren van experimenten. De docenten die niet deelnemen aan de kenniskring worden op de hoogte gehouden van de activiteiten en waar mogelijk betrokken, bijvoorbeeld via de begeleiding van studenten. Waar de kenniskringleden in de vorige lectoraatsperiode een wat geïsoleerde positie hadden in de opleiding, daar vormen zij nu een het aanspreekpunt bij innovaties en kennisontwikkeling binnen de Pabo. Daarmee is deelname aan de kenniskring een aantrekkelijke, eervolle taak geworden. Voor de ontwikkeling van een doorgaande leerlijn onderzoek in de curricula van de Pabo s is volgens de lectoren een werkgroep ingesteld met vertegenwoordigers vanuit alle Pabo s (vaak de promovendi) die een visiedocument hebben opgesteld en prestatie-indicatoren voor alle Pabo s. De lectoren vervullen bij de werkgroep een adviesfunctie. Op alle Fontys Pabo s is onderzoek als inhoud in het curriculum opgenomen. Bij alle Pabo s is een relatief groot onderzoek opgenomen in de hoofdfase (voormalige minor Specialiseren in kinderen). Daarnaast studeren de studenten af op een onderzoeksproject. Ook dat is in alle Pabo s geïmplementeerd. Concreet zijn er binnen de Fontys Pabo s andere accenten gelegd. De lectoren en hun kenniskringen monitoren de komende tijd hoe de uitvoering van de verschillende onderzoekslijnen verloopt en wat het beste werkt. Indien de Pabo s naar een meer gezamenlijk curriculum gaan, kan er vanuit de bevindingen van de kenniskringen gekozen worden voor die onderzoekspraktijken die het beste werken. Deze kunnen dan uitgerold worden naar de verschillende betrokken Pabo s. In de gesprekken tijdens de audit is exemplarisch dieper ingegaan op bijdragen van het lectoraat aan de professionalisering van docenten binnen de Pabo s. Zo heeft het lectoraat onderzoek gedaan naar de eigen kennisbasis van Pabo-docenten. Deze kennisbasis blijkt verbrokkeld, impliciet en niet volledig. De onderzoeksresultaten stemmen Pabo s tot nadenken, wat leidt tot uitnodigingen om te komen praten. Van daaruit is het lectoraat betrokken bij de ontwikkeling van de landelijke kennisbasis voor Pabo s. De lectoren stellen zich hierbij ten doel om niet te volstaan met een lijst van termen of een canon waarover in de politiek vooral wordt gesproken maar om bovenliggende concepten expliciet te maken. Bij deze concepten gaat het 14

altijd om theorieën, principes, verbanden of zgn. big ideas. Deze concepten zijn eveneens van belang bij het formuleren van doelen bij kennisverwerving en bij de selectie van het belang van leerstof. Ook de eenzijdige focus op taal en rekenen is te beperkt. Docenten blijken het werken met kernconcepten zelf lastig te vinden en het daarom voor leerlingen verborgen te houden. De promovendi zien voor zichzelf een belangrijke rol weggelegd bij de ontwikkeling van een academisch klimaat (zie verder hoofdstuk 3). Mede omdat zij als docent zelf aanwezig zijn in de Pabo s hebben zij een goed contact met de collega-docenten. De kennis die de promovendi zelf via het eigen onderzoek opdoen, druppelt door naar de collega s, die vaak met vragen komen. Dit betreft bijvoorbeeld het gebruik van concept maps in het curriculum, de doorvoering van veranderingsprocessen in de Pabo s en het opzetten van bruikbare instrumenten voor het geven van feedback en scholing op basisscholen. Daarnaast zitten de promovendi in bestuurs- en innovatienetwerken, hebben zij contact met sleutelfunctionarissen zoals kwaliteitscoördinatoren, leveren bijdragen op studiedagen en ondersteunen docenten bij onderzoek. Eén van de promovendi merkt tijdens het gesprek met de commissie op dat zij deze participatie juist ook de meerwaarde vindt van promoveren bij Fontys. De leden van de kenniskring die zelf niet promoveren, voeren ook onderzoek uit. Zij hebben geen onderzoeksachtergrond. Daarnaast is de cultuur vooral ambachtgericht en niet gericht op doelen en opbrengsten. Er wordt ook nog onvoldoende gebruik gemaakt van beschikbare literatuur. De kenniskringleden blijven dicht bij de eigen onderwijspraktijk. Eén lector heeft de kenniskring van de locatie Veghel (Pabo Eindhoven) gedurende twee jaar, een dag per week, begeleid bij het onderzoek. De gedachte hierbij was om deze Pabo tot voortrekker te maken die vervolgens een bijdrage zou kunnen leveren voor verdere verspreiding van onderzoeksvaardigheden (olievlekwerking). Dit heeft bij één lid van de betreffende kenniskring geleid tot een promotietraject. De andere kenniskringleden zijn min of meer afgehaakt; er is nog sprake van een grote handelingsverlegenheid op dit terrein. Ongeveer 70% van de Pabo-docenten heeft een masteropleiding afgerond. De lectoren achten het wenselijk dat dit aantal toeneemt. Op de vraag aan de vertegenwoordigers van de kenniskring of zij niet lui worden door de aanwezigheid van de promovendi antwoorden zij dat ze vooral meerwaarde zien in het toegang krijgen tot (onderzoeks)producten en de ondersteuning bij de begeleiding van studenten. Volgens de stuurgroep levert het lectoraat een belangrijke bijdrage aan de innovatiediffusie. Onder innovatiediffusie wordt binnen het lectoraat verstaan dat een innovatie zich verspreid binnen een sociale groep. Een innovatie hoeft volgens de lectoren geen feitelijke nieuwe ontwikkeling te zijn, het gaat er om dat het voor de groep een nieuwe ontwikkeling is. Het kan bijvoorbeeld gaan om de invoering van competentiegericht leren of om het anders om gaan met kennisverwerving. Innovatiediffusie blijkt een moeizaam proces. Eén van Pabo-directeuren vindt dat je het ook niet te groots moet zien. Docenten verdiepen zich in het algemeen in één (nieuwe) rol, of studieloopbaanbegeleider of ontwikkelaar of onderzoeker. Ze besteden daar per jaar vier studiedagen aan en zijn daarnaast lid van de brede kenniskring om kennis te delen. De Pabo s leren samen met de basisscholen, de academische opleidingsscholen samen met de lectoren. De beste docenten in onderzoek begeleiden zowel de Pabo-afstudeerders, de Pabo-contactdocenten als soms ook de (basis)schoolbegeleiders. De lectoren geven aan dat de grootste meerwaarde van het lectoraat de nadrukkelijke aanwezigheid in de Pabo s is, omdat het lectoraat daar de relaties met de studenten, de Pabo s en het werkveld tot stand kan brengen. In hoofdtuk 4 is het totale relatienetwerk van het lectoraat in kaart gebracht. Het lectoraat onderhoudt contacten met de wetenschappelijke wereld via de begeleiding van promotietrajecten en via overlegorganen, zoals via het Forum Onderwijs Anders. Het lectoraat spreekt van een sterke samenwerking met de Eindhoven School of Education. Centraal hierin staan de onderzoekstrajecten van de promovendi die begeleid worden door hoogleraren van de ESoE en de lectoren. Ook zijn er volgens het lectoraat contacten met lectoren binnen het domein Educatie. Er zijn plannen om de samenwerking in de komende jaren te versterken, maar tegelijkertijd signaleert het lectoraat een tendens dat de contacten over de domeinen afnemen. De contacten in de kenniswereld zijn niet direct betrokken zijn bij de programmering en de uitvoering van het onderzoek anders dan bij de promotietrajecten waarbij de hoogleraren optreden als begeleider. Wel worden contacten uit de kenniswereld benut om samen te publiceren, kwaliteitscriteria voor praktijkgericht onderzoek te definieren, congressen te organiseren en kennis mee te delen. Het lectoraat onderhoudt volgens het ZER - via de bij het lectoraat betrokken Pabo s - contact met grote schoolbesturen voor primair onderwijs. Daarnaast draagt het lectoraat bij aan studiedagen en adviseert zij basisscholen over curriculumontwikkelingen. De lectoren erkennen dat er sprake is van een ongelijkwaardigheid tussen het lectoraat en de basisscholen. Volgens hen beschikt het lectoraat over veel kennis over leren en kinderen die voor scholen moeilijk toegankelijk is. Het lectoraat heeft dan een rol als brenger en vertaler van deze kennis, en zet dan ook breed in op publicaties. Tegelijkertijd zijn de basisscholen probleemeigenaar van de eigen onderwijsinnovatie. Het lectoraat zegt hierin een vraaggestuurde houding aan te nemen. Op uitnodiging werkt het lectoraat graag mee aan deze onderwijsinnovatie. Volgens één van de kenniskringleden overlegt het lectoraat met directies, docenten en begeleiders van basisscholen over de onderzoeksagenda. 15

Het lectoraat betrekt docenten uit de kenniskring direct bij het onderzoek. Dit betreft onderzoek dat dicht bij de eigen onderwijspraktijk ligt. De promovendi en de lectoren begeleiden docenten hierin. Op dit moment is zo n 15% van de Pabo-docenten zelf met onderzoek bezig. Over het direct betrekken van de andere docenten bij onderzoeksactiviteiten zijn de leden van de kenniskring niet al te optimistisch. Wel maakt het lectoraat de docenten van de Pabo s in de breedte deelgenoot van de resultaten van het onderzoek, zoals het gebruik van concept maps en probeert het lectoraat de ontwikkeling van een academisch klimaat te bevorderen. Volgens de lectoren is het de verantwoordelijkheid van de directeur om de niet-kenniskringleden te betrekken bij het onderzoek. Ook studenten worden door het lectoraat betrokken bij onderzoek. Alle studenten van de Pabo s doen een afstudeeronderzoek. De onderzoekslijn van de Fontys Pabo s werd bij de laatste accreditatie positief gewaardeerd. Het lectoraat streeft er naar om per cohort 2 masterstudenten en 25 bachelor-studenten vanaf het tweede studiejaar te betrekken in het eigen onderzoeksprogramma en vanuit het lectoraat te begeleiden. Op termijn zijn dan structureel zo n 75 studenten direct betrokken bij de uitvoering van het onderzoeksprogramma van de Pabo s. Middels de ontwikkeling van de onderzoekslijn in het curriculum profiteren indirect alle Pabo-studenten mee van de inzet van het lectoraat. Er is een directe relatie tussen het eigen onderzoeksprogramma en de onderzoekslijn in het curriculum van de Pabo s. Het onderzoeksprogramma van het lectoraat heeft als speerpunt het leren van kinderen, docenten en organisaties. in de onderzoekslijnen van de Fontys Pabo s staat het leren van kinderen centraal binnen de hoofdfase. Veelal worden de onderzoeken van studenten toegespitst op deelgebieden, zoals het leren rekenen van jonge leerlingen, het betekenisvol aanvankelijk leren lezen, beeldende vorming bij kleuters vanuit een ontwikkelingsperspectief etc. Bij onderzoek vanuit de kenniskring worden zo mogelijk studenten betrokken. Deelname aan het onderzoek wordt ingepast in het curriculum van de studenten. Daarnaast is het onderzoek door leraren vanuit het lectoraat verweven met de curricula van de Pabo s, door bijvoorbeeld het verzorgen van colleges over het doen van onderzoek, het verzorgen van studiedagen voor docenten over onderzoeksbegeleiding. Bovenstaande geldt zowel voor de bachelor- als voor de masteropleiding. Het lectoraat denkt met de Pabo s mee over het (niveau)verschil tussen het onderzoek binnen de bacheloropleiding en de masteropleiding. Conclusies Het lectoraat verricht een indrukwekkend breed scala van activiteiten, die onderling een duidelijke samenhang vertonen en in het algemeen passen binnen de missie, ook al vallen bepaalde activiteiten buiten het PO veld (met name VMBO en andere Fontys hogescholen dan Pabo s). Kennisontwikkeling Het lectoraat maakt een verschil tussen wetenschappelijk onderzoek en praktijkgericht onderzoek. Ook het wetenschappelijk onderzoek is echter gericht op de (verbetering) van de onderwijspraktijk. In het licht van de definitie van praktijkgericht onderzoek in het Brancheprotocol vraagt de commissie zich echter wel af wat de beoogde meerwaarde is van deze dualistische benadering. De kwaliteit van het wetenschappelijke onderzoek is geborgd door de intensieve samenwerking met de hoogleraren van de EsoE, maar qua kennisontwikkeling leunt het lectoraat wel zwaar op de promovendi. De evaluatiecommissie vraagt zich dan ook af wat het lectoraat aan onderzoeksprestaties en potentieel over zou houden zonder hen. Deze vraag zal in het volgende hoofdstuk vanuit een andere invalshoek opnieuw aan de orde worden gesteld. Het lectoraat heeft voor het praktijkgericht onderzoek eigen kwaliteitscriteria gedefinieerd (zie p. 8). Deze criteria worden niet expliciet toegepast bij de beoordeling van het praktijkgerichte onderzoek van de kenniskring, maar spelen volgens de lectoren impliciet wel een rol. Er vindt doorontwikkeling van deze criteria plaats vanuit een extern referentiekader (Verschuren, 2009) en in overleg met externe deskundigen. Volgens het auditteam zijn deze criteria op zich adequaat. De vijf promotieonderzoeken en de vier thematieken voor praktijkgericht onderzoek passen binnen het (brede) onderzoeksgebied van de missie, maar vormen een niet nader gemotiveerde selectie. Het is de commissie opgevallen dat twee van de vijf promotie-onderzoeken buiten het eigen aandachtsgebied van de Pabo s vallen en dat de thematieken van de kenniskringen niet alle vier even gemakkelijk te relateren zijn aan de zes subthema s van het lectoraat. De praktijkgerichte onderzoeken zijn vooralsnog kleinschalig, op de eigen onderwijspraktijk geënt en vooral bedoeld om de onderzoeksvaardigheden van de betreffende docenten te ontwikkelen. Dit lijkt indicatief voor de fase waarin de 16