Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vijfde leerjaar (schooljaar 2007-2008)



Vergelijkbare documenten
Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vierde leerjaar (schooljaar )

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst zesde leerjaar (schooljaar )

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst derde leerjaar (schooljaar )

Leerlingvragenlijst eerste leerjaar (schooljaar )

Vragenlijst Klastitularis - Eerste leerjaar A of B (schooljaar ): overzicht items per schaal Schaal (Dimensie) Items Itemnummer Bron item

Leerlingvragenlijst tweede leerjaar (schooljaar )

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs. Kleutervragenlijst schooljaar

Value added of primary schools with high proportions of minority students: A longitudinal study. J.P. Verhaeghe, J. Van Damme & H.

First-grade retention: Effects on children s academic and psychosocial growth throughout primary education

Twee cijferbladen over de evolutie van het buitengewoon lager onderwijs tot G. Van Landeghem & J. Van Damme

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs

Schoolteamvragenlijst schooljaar

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Vragenlijst Einde Basisonderwijs (schooljaar )

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingperceptievragenlijst vierde leerjaar (schooljaar )

SCHOOLFEEDBACKRAPPORT ONDERZOEK WELBEVINDEN Bevraging van de leerlingen van het lager onderwijs

ONDERWIJSVORMEN EN ACADEMISCH ZELFCONCEPT. Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M.

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingperceptievragenlijst zesde leerjaar (schooljaar )

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR KLASTITULARISSEN MEI 2014 Technische rapportering

CHECKLIST KLASKLIMAAT

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2007 Samenvatting. G. Van Landeghem, M. Goos & J.

Onderzoek De Lee & De Volder -> schriftelijke vragenlijst voor BaO (L4-5-6)

ONDERWIJSVORMEN EN SCHOOLSE PRESTATIES. Dockx J., De Fraine B. & Vandecandelaere M.

EFFECTEN VAN ONDERWIJSVORMEN OP SCHOOLSE BETROKKENHEID. Dockx J, De Fraine B. & Van den Branden N.

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

PISA IN FOCUS 5: HEBBEN DE LEERLINGEN DE WIL OM TE SLAGEN? VERSCHILT DE WIL OM TE SLAGEN OVER DE ONDERWIJSVORMEN?

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN FEBRUARI 2014 Technische rapportering

ASOS - ADULT STYLE OBSERVATION SCHEDULE

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2015 Technische rapportering

Het LiSO-project. Inhoud presentatie

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2016

De relatie tussen de doelgroepafbakening van kansarme kleuters en hun startpositie op school

GROEPSSAMENSTELLINGS- EFFECTEN IN HET LAGER ONDERWIJS Een propensity score matching onderzoek. Barbara Belfi, Carla Haelermans & Bieke De Fraine

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Doorkleuteren of overvaren?

Peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso + Vergelijking met ICCS 2016

Leerlinperceptievragenlijst Secundair Onderwijs: overzicht items per schaal in de verschillende versies Schaal Items Itemnr Itemnr.

DE ROL VAN DE EERDERE SCHOOL- LOOPBAAN BIJ DE OVERGANG NAAR HET SECUNDAIR ONDERWIJS

3 Werkwijze Voordat een CQI meetinstrument mag worden ingezet voor reguliere metingen moet het meetinstrument in twee fases getest worden.

Het LiSO-project. Inhoud presentatie. 1. LiSO-project: wat, waar, hoe? 2. Instrumenten 3. Mei Opmerkingen, suggesties & vragen

RAPPORTAGE LEERLINGEN SOCIALE VEILIGHEID EN WELBEVINDEN

Verantwoording. ZIEN! als monitor voor sociale veiligheid op school. 6 juni 2017

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

Bijlage 5: Kwantitatieve analyse

Directievragenlijst schooljaar

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingperceptievragenlijst vijfde leerjaar (schooljaar )

Vroege schoolverlaters in Vlaanderen Evolutie van de ongekwalificeerde uitstroom tot 2008 Samenvatting. G. Van Landeghem & J.

Gepubliceerd Onderwijs en arbeidsmarkt

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR VAKLEERKRACHTEN MEI 2015 Technische rapportering

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR LEERLINGEN MEI 2017

Het welbevinden van leerlingen Een vragenlijst

Vlaamse Onderwijsinspectie 17/02/17

Naar het secundair onderwijs: de rol van de eerdere schoolloopbaan

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

WELBEVINDEN, ACADEMISCH ZELFCONCEPT EN MOTIVATIE IN HET SECUNDAIR ONDERWIJS

3.1 Itemanalyse De resultaten worden eerst op itemniveau bekeken. De volgende drie aspecten dienen bekeken te worden:

Het Vlaams lager onderwijs in PIRLS 2016

Studie Jongeren en Gezondheid. Een Vlaamse en internationale studie

Voorstelling SiBO-databank

Toetsen derde leerjaar (schooljaar )

ONGEOORLOOFD AFWEZIG ZIJN IN VLAANDEREN Een actuele beschrijving op basis van registratiegegevens. Gil Keppens & Bram Spruyt

VERSLAG RESULTATEN SCHALEN VRAGENLIJST LEERBIOGRAFIE JOHAN DE WITT COLLEGE

team De gelukkige groep

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Operationaliseren van variabelen (abstracte begrippen)

Hoofdstuk 3. Het onderzoek van dyslectische leerlingen

Standpunt rapport in het basisonderwijs PBD Basisonderwijs (september 2015)

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Inleiding Ongeveer 7% van de Vlaamse kinderen blijft zitten in het eerste leerjaar.

EINDRAPPORTAGE OUDERTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2017

Basisrapportage leerkrachtvragenlijst zesde leerjaar (schooljaar )

Toetsen tweede leerjaar (schooljaar )

HTS Report. Positiviteitstest. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportage. Hogrefe Uitgevers BV, Amsterdam

Leerlingen en scholen volgen: je kan er uit leren! Uitkomsten van het SiBO-onderzoek

PROCES OBSERVATIE-INSTRUMENT / BETROUWBAARHEID VAN HET INSTRUMENT

Met ingang van het schooljaar hanteert de Vosseschans structureel beleid rond het omgaan met hoogbegaafdheid.

Toename van leerlingen in het buitengewoon onderwijs en de vraag naar de effectiviteit ervan

INhOud Voorwoord Inleiding Vooronderzoek en constructieonderzoek Beschrijving van de SON-R 6-40 Normering van de testscores

Seminarie vroege schoolverlaters 11 mei 2011

INDIVIDUELE LEERLINGRESULTATEN

Loopbanen in het Secundair Onderwijs (LiSO) Infosessie voor scholen

Directievragenlijst schooljaar

Het vierde leerjaar lager onderwijs in Vlaanderen: Resultaten van TIMSS 2011 in internationaal perspectief en in vergelijking met TIMSS 2003

DESSA. Vragenlijst over sociaal-emotionele competenties. HTS Report. Liesbeth Bakker ID Datum

PIRLS 2016 Begrijpend lezen 4 e leerjaar

peiling burgerzin en burgerschapseducatie in de derde graad aso, bso, kso en tso

De evolutie van individueel welbevinden, academisch zelfconcept en prestaties doorheen het middelbaar onderwijs: verschillen tussen scholen.

LISO-PROJECT: VRAGENLIJST VOOR KLASTITULARISSEN MEI 2015 Technische rapportering

EFFECTIVENESS OF MATH LEARNING IN THE FIRST YEARS OF SPECIAL PRIMARY EDUCATION a Propensity Score Matching Approach

Leeswijzer rapporten

Instroomkenmerken in het eerste jaar secundair onderwijs Jonas Dockx, Eef Stevens & Bieke De Fraine

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Toetsen vijfde leerjaar (schooljaar )

Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau

COOL Speciaal Cohortonderzoek onderwijsloopbanen in speciaal (basis)onderwijs in 2010/11. Kohnstamm Instituut/ITS September 2012

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een nieuwkomer onder de toetsen

Rapportage klanttevredenheidsonderzoek Inclusief vergelijk Koro Enveloppen & Koro PackVision

Relaties op school ontcijfert

Kanvas is de naam van het KanjerVolgsysteem.

Transcriptie:

Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vijfde leerjaar (schooljaar 2007-2008) F. Maes, J. Van Damme & K. Verschueren

T A Longitudinaal onderzoek in het basisonderwijs Leerlingvragenlijst vijfde leerjaar (schooljaar 2007-2008) F. Maes, J. Van Damme & K. Verschueren Promotoren coördinatieteam: J. Van Damme, P. Ghesquière, I. Nicaise, P. Onghena & P. Van Petegem Overige promotoren: B. De Fraine, R. Janssen, F. Laevers, M. Valcke, L. Verschaffel & K. Verschueren Onderzoek in opdracht van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, in het kader van het programma Steunpunten voor Beleidsrelevant Onderzoek 2008 SSL-rapport OD1/10 Datum oplevering eerste versie: 24 juli 2008 Datum publicatie: 24 augustus 2008 I

Voor meer informatie over deze publicatie: Steunpunt SSL, onderzoeksdomein Onderwijsloopbanen Auteurs: F. Maes, J. Van Damme & K. Verschueren Adres: Dekenstraat 2, 3000 Leuven Tel.: +32 16 32 57 58 of +32 16 32 57 47 Fax: +32 16 32 58 59 E-mail: Petra.DeWaele@ped.kuleuven.be Website: http://www.steunpuntloopbanen.be Copyright (2008) Steunpunt SSL p/a Parkstraat 47, 3000 Leuven Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder uitdrukkelijk te verwijzen naar de bron. No part of this material may be made public without an explicit reference to the source. De verantwoordelijkheid voor dit rapport berust volledig bij de auteurs en vertolkt niet noodzakelijk de officiële visie van de Vlaamse Overheid. II

Inhoudsopgave Inhoudsopgave... III Inleiding...1 1. Opbouw van de vragenlijst voor het 5 e leerjaar...2 1.1 Overzicht van de variabelen... 2 1.2 Sociale ontwikkeling... 4 1.3 Dynamisch - affectieve ontwikkeling... 4 1.4 Cognitieve ontwikkeling... 5 1.5 Gezinsvariabelen... 5 1.6 Onderwijskundige aanpak... 6 1.7 Taal... 6 1.8 Besluit... 6 2. Betrouwbaarheid en validiteit van de vragenlijst...8 2.1 Statistische kenmerken van items en schalen... 8 2.1.1 Prosociaal gedrag... 9 2.1.2 Agressief gedrag... 9 2.1.3 Conflict... 9 2.1.4 Integratie - populariteit...10 2.1.5 Schoolwelbevinden...10 2.1.6 Onafhankelijke participatie...11 2.1.7 Coöperatieve participatie...11 2.1.8 Werkhouding...11 2.1.9 Ondersteunend thuismilieu...12 2.1.10 Etnische en/of culturele kloof...12 2.1.11 Remediërende maatregelen...13 2.1.12 Overige items...13 2.2 Samenhangen tussen de continue variabelen...15 2.2.1 Correlaties tussen de schalen...15 2.2.2 Tweede orde principale componentanalyse...16 2.3 Klas- of kindkenmerken?...17 3. Besluit... 19 Bibliografie... 20 Bijlage 1. De leerlingvragenlijst 5 e leerjaar Bijlage 2. De frequentieverdelingen (histogrammen) van de schalen uit de leerlingvragenlijst 5 e leerjaar III

Inleiding In dit rapport bespreken we de ontwikkeling van de leerlingvragenlijst voor het 5 e leerjaar. Deze vragenlijst kadert in het onderzoek naar de schoolloopbanen van kinderen doorheen het basisonderwijs (SiBOonderzoek). Doel van dit onderzoek is de (verschillen in) ontwikkeling van leerlingen en hun schoolloopbaan vanaf het kleuteronderwijs tot het einde van het lager onderwijs te beschrijven en te verklaren. Voor meer uitleg over het onderzoek verwijzen we naar Maes, Ghesquière, Onghena en Van Damme (2002). Aangezien we in dit onderzoek, behalve aan de cognitieve ontwikkeling ook uitdrukkelijk aandacht schenken aan de sociaal-emotionele ontwikkeling diende een instrument te worden ontwikkeld dat die ontwikkeling op een betrouwbare en valide wijze in kaart kon brengen. De huidige vragenlijst is een aanpassing van de vragenlijst die werd ontwikkeld voor de 3 e kleuterklas (Maes, 2003), het 1 e (Maes & Van Damme, 2004), het 2 e (Maes, Van Damme & Verschueren, 2005), het 3 e (Maes, Van Damme & Verschueren, 2007) en het 4 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2008). Deze vragenlijst is met andere woorden aan zijn 6 e versie toe. Voor het inhoudelijke kader verwijzen we dan ook naar het eerste betreffende rapport (Maes, 2003). In het voorliggende rapport zullen we enkel de aanpassingen aan de vragenlijst bespreken. Vanuit longitudinaal perspectief is het uiteraard belangrijk om de onderwerpen en schalen zo veel mogelijk gelijk te houden over de jaren heen. Deze vragenlijst dient door de leerkracht van de gevolgde klasgroep (in casu de leerkracht van het 5 e leerjaar) ingevuld te worden. Omdat we over elk kind informatie willen, moest de vragenlijst per kind worden ingevuld. Aangezien er in een gemiddelde klasgroep om en bij de 20 kinderen zitten, moet de leerkracht die vragenlijst evenveel keer invullen. Daarom werd steeds getracht om de vragenlijst zo gebruiksvriendelijk mogelijk te maken. Dat wil zeggen: gemakkelijk in te vullen en kort. Bij de afnames in de 3 e kleuterklas en het 1 e leerjaar kregen we niettemin signalen dat het een hele klus was om de vragenlijst per kind in te vullen. Daarom hebben we, vanaf het tweede leerjaar, de vragenlijst beperkt door bepaalde schalen alternerend (het ene jaar wel, het andere jaar niet) af te nemen. We wensen nog te vermelden dat we ons sinds het schooljaar 2006-2007 (4 e leerjaar) wat de sociaalemotionele ontwikkeling betreft niet uitsluitend baseren op het oordeel van betrokkenen uit de onmiddellijke omgeving, in eerste instantie de leerkracht en de ouders, maar dat er ook een vragenlijst werd afgenomen die de leerlingen zelf invulden: de leerlingperceptievragenlijst. Over deze laatste vragenlijst werd een apart rapport gemaakt (Hendrikx, Maes, Ghesquière, Verschueren & Van Damme, 2008). In het eerste hoofdstuk gaan we in op de opbouw van de vragenlijst voor het 5 e leerjaar. In het tweede hoofdstuk bespreken we de gegevens die resulteren uit de afname in het 5 e leerjaar. We bekijken de statistische kenmerken van de onderwerpen en de schalen en de samenhangen tussen de schalen in functie van het beoordelen van de betrouwbaarheid en validiteit. De afname had plaats in de maand februari 2008. 1

1. Opbouw van de vragenlijst voor het 5 e leerjaar 1.1 Overzicht van de variabelen Voor de theoretische achtergrond van de variabelen die we in de vragenlijst opnemen, verwijzen we naar het rapport dat de vragenlijst voor de 3 e kleuterklas beschrijft (Maes, 2003). In Tabel 1 vindt men een overzicht van de dimensies, categorieën en variabelen die in voorgaande vragenlijsten opgenomen werden. Tabel 1 Overzicht van de bevraagde dimensies, categorieën en variabelen in de leerlingvragenlijsten van de 3 e kleuterklas tot en met het 4 e leerjaar DIMENSIES CATEGORIEËN VARIABELEN Sociale ontwikkeling Dynamisch - affectieve ontwikkeling Cognitieve ontwikkeling Omgevingskenmerken Overige Prosociaal gedrag 1. Prosociaal gedrag Sociaal probleemgedrag 2. Agressief gedrag 3. Hyperactief - afleidbaar gedrag 4. Asociaal gedrag 5. Bezorgd - angstig gedrag Sociale relaties 6. Conflict 7. Nabijheid 8. Integratie - populariteit Welbevinden 9. Schoolwelbevinden Zelfvertrouwen Attitudes Gezin Onderwijskundige aanpak 10. Zelfvertrouwen 11. Onafhankelijke participatie 12. Coöperatieve participatie 13. Werkhouding 14. Motivatie 15. Cognitieve capaciteiten (algemeen) 16. Leesvaardigheid 17. Schrijfvaardigheid 18. Communicatieve taalvaardigheid 19. Onderpresteren 20. Hoogbegaafdheid 21. Relatief prestatieniveau 22. Prognose secundair onderwijs 23. Prognose hoger onderwijs 24. Ondersteunend thuismilieu 25. Etnische en/of culturele kloof 26. Remediërende maatregelen 27. Extra aanbod 28. Aanspreekbaarheid in het Nederlands Met de afnames in het schooljaar 2002-2003 (3 e kleuterklas) en 2003-2004 (1 e leerjaar) werd duidelijk dat het invullen van de vragenlijst waarin deze variabelen per leerling bevraagd werden een te grote inspanning van de leerkrachten vergde. Daarom werkten we vanaf het schooljaar 2004-2005 (2 e leerjaar) een systeem uit waarbij we de afname van bepaalde schalen alterneren. Dit betekent dat we het ene jaar bepaalde schalen afnemen en het daaropvolgende jaar de overige schalen. Concreet werden de variabelen die we bevragen opgedeeld in 3 groepen. Een groep van variabelen die we elk jaar bevragen, een tweede groep die we het eerste jaar bevragen en het tweede jaar niet en een derde groep die we het tweede jaar bevragen maar het eerste jaar niet. In de groep variabelen die we elk jaar willen bevragen nemen we vooral die variabelen op die ons inhoudelijk (dat wil zeggen: op basis van de desbetreffende literatuur) van centraal belang lijken. Tabel 2 geeft een overzicht. 2

Tabel 2 Overzicht van de frequentie van afname van de variabelen van de leerlingvragenlijst Ene jaar: 12. Bezorgd - angstig gedrag (6 items) 13. Asociaal gedrag (4 items) 14. Hyperactief - afleidbaar gedrag (4 items) 15. Nabijheid (4 items) 16. Zelfvertrouwen (1 item) 17. Cognitieve capaciteiten (1 item) 18. Hoogbegaafdheid (1 item) 19. Prognose Secundair Onderwijs (1 item) Elk jaar: 1. Welbevinden (4 items) 2. Integratie - populariteit (4 items) 3. Agressief gedrag (4 items) 4. Onafhankelijke participatie (4 items) 5. Remediërende maatregelen (3 items) 6. Extra aanbod (1 item) 7. Relatief prestatieniveau (1 item) 8. Communicatieve taalvaardigheid (1 item) 9. Leesvaardigheid (1 item) 10. Schrijfvaardigheid (1 item) 11. Motivatie (1 item, sinds L4) Ander jaar: 12. Prosociaal gedrag (4 items) 13. Coöperatieve participatie (4 items) 14. Werkhouding (3 items) 15. Conflict (4 items) 16. Onderpresteerder (1 item) 17. Prognose Hoger Onderwijs (1 item) 18. Aanspreekbaarheid in het Nederlands (1 item) 19. Etnische en/of culturele kloof (4 items) 20. Ondersteunend thuismilieu (5 items) Bij de opmaak van de vragenlijst voor het 4 e leerjaar werd het afnameschema opgesteld voor de rest van het lager onderwijs. Tabel 3 geeft een volledig overzicht van de afgenomen en af te nemen variabelen per afnamejaar gedurende de hele dataverzameling in het lager onderwijs. Met het oog op de afname in februari 2008 (5 e leerjaar) werden geen veranderingen nodig geacht. Tabel 3 Overzicht van de afgenomen (af te nemen) variabelen per afnamejaar DIMENSIE VARIABELE L1 2004 L2 2005 L3 2006 L4 2007 L5 2008 L6 2009 AANTAL ITEMS Sociale ontwikkeling Prosociaal gedrag x x x 4 Agressief gedrag x x x x x x 4 Hyperactief - afleidbaar gedrag x x x x 4 Asociaal gedrag x x x x 4 Bezorgd-angstig gedrag x x x (12) 6 Conflict x x x x x 4 Nabijheid x x x x 4 Integratie - populariteit x x x x x x 4 Dynamisch - affectieve ontwikkeling Welbevinden x x x x x x 4 Zelfvertrouwen x x x x 1 Coöperatieve participatie x x x 4 Onafhankelijke participatie x x x x x x 4 Motivatie x x x 1 Werkhouding x x x 3 Cognitieve ontwikkeling Cognitieve capaciteiten x x x x 1 Leesvaardigheid x x x x x x 1 Schrijfvaardigheid x x x x x x 1 Communicatieve taalvaardigheid x x x x x x 1 Onderpresteerder x x x 1 Hoogbegaafd x x x x 1 Relatief prestatieniveau x x x x x x 1 Prognose SO x x x x 1 Prognose HO x x x x 1 Omgevingskenmerken Ondersteunend thuismilieu x x x 5 Etnische/culturele kloof x x x 4 Remediërende maatregelen x x x x x x 3 Extra aanbod x x x x x x 1 Overige Nederlands x x x 1 AANTAL ITEMS 67 52 51 51 52 52 74 3

Hierna geven we per dimensie een overzicht van de schalen en de bijbehorende items zoals ze opgenomen zijn in de versie voor het 5 e leerjaar. De vermelde interne consistentie is telkens bepaald op basis van de afname in het 1 e leerjaar (Maes & Van Damme, 2004) en, indien mogelijk, van het 2 e (Maes, Van Damme & Verschueren, 2005), het 3 e (Maes, Van Damme & Verschueren, 2007) en/of het 4 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2008). In alle tabellen worden items met een negatieve (of tegengestelde) inhoudelijke betekenis voor de schaal aangeduid met een (-). Ten slotte geven we nog mee dat alle uitspraken op een zespuntenschaal beoordeeld dienen te worden tenzij anders vermeld wordt. De mogelijkheden zijn: helemaal niet van toepassing, niet van toepassing, eerder niet van toepassing, eerder wel van toepassing, wel van toepassing en helemaal niet van toepassing. 1.2 Sociale ontwikkeling In Tabel 4 geven we een overzicht van de schalen en items die opgenomen werden in de leerlingvragenlijst voor het 5 e leerjaar en die betrekking hebben op het sociaal gedrag van het kind. Tabel 4 Overzicht van de variabelen en items over sociaal gedrag die opgenomen werden in de vragenlijst voor het 5 e leerjaar SCHAAL ITEMS CRONBACHS ALFA* Prosociaal gedrag Agressief gedrag Conflict Lijkt bezorgd wanneer andere kinderen in nood zijn of verdriet hebben Biedt hulp of troost als anderen overstuur zijn Helpt andere kinderen uit zichzelf (H)erkent andermans gevoelens, voelt mee Vecht met andere kinderen Bedreigt andere kinderen Is agressief Pest andere kinderen en ik lijken altijd te twisten met elkaar Vindt dat ik hem/haar oneerlijk behandel Wordt gemakkelijk kwaad op mij Als dit kind slecht gehumeurd is, weet ik dat het een lange en moeilijke dag wordt Integratie-populariteit Heeft weinig vrienden/vriendinnen in de klas (-) Kan goed met klasgenoten opschieten Is bij klasgenoten populair Wordt door klasgenoten gepest (-) L1:.93 L3:.94 L1:.92 L2:.94 L3:.92 L4:.92 L1:.82 L3:.86 L4:.88 L1:.83 L2:.84 L3:.88 L4:.86 BRONNEN Ladd & Profilet (1996) Simoens (2001) Ladd & Profilet (1996) Simoens (2001) Pianta (1996) Pianta (2001) Roncada (2001) Cornelissen & Verschueren (2002a) Driessen, van Langen & Vierke (2000) Jungbluth, Roede & Roeleveld (2001) Driessen, van Langen & Vierke (2002) * De Cronbachs alfa s zijn gebaseerd op de eigen afname in het 1 e leerjaar (Maes & Van Damme, 2004), het 2 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2005), het 3 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2007) en/of het 4 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2008). 1.3 Dynamisch - affectieve ontwikkeling Van de variabelen die peilen naar de dynamisch - affectieve ontwikkeling van de kinderen worden in de vragenlijst voor het 5 e leerjaar de schalen Schoolwelbevinden, Coöperatieve en Onafhankelijke participatie en Werkhouding, opgenomen (zie Tabel 5). Daarnaast nemen we ook het item over motivatie terug op: Dit kind is gemotiveerd, zet zich in. 4

Tabel 5 Overzicht van de dynamisch - affectieve variabelen en items in de vragenlijst voor het 5 e leerjaar SCHAAL ITEMS CRONBACHS ALFA* Schoolwelbevinden Komt met tegenzin naar school (-) Amuseert zich op school Vindt school niet leuk (-) Vindt de meeste klasactiviteiten plezierig Onafhankelijke participatie Coöperatieve participatie Zoekt uitdagingen Is zelfbepalend, stelt eigen doelen Werkt onafhankelijk Heeft veel hulp en leiding nodig (-) Doet wat de leerkracht vraagt Maakt verantwoordelijk gebruik van klasmateriaal Aanvaardt het gezag van de leerkracht Is goed handelbaar voor de leerkracht Werkhouding Geeft snel op als iets niet lukt (-) Denkt al gauw dat zijn/haar werk af is (-) Werkt nauwkeurig L1:.88 L2:.87 L3:.88 L4:.88 L1:.84 L2:.85 L3:.88 L4:.86 L1:.84 L3:.87 L1:.78 L3:.80 BRONNEN Maes (2003) Maes & Van Damme (2004) Ladd (1992) Cornelissen & Verschueren (2002b) Ladd (1992) Cornelissen & Verschueren (2002b) Jungbluth, Roede & Roeleveld (2001) Driessen, van Langen & Vierke (2002) Motivatie Is gemotiveerd, zet zich in Maes, Van Damme & Verschueren (2008) * De Cronbachs alfa s zijn gebaseerd op de eigen afname in het 1 e leerjaar (Maes & Van Damme, 2004), het 2 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2005), het 3 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2007) en/of het 4 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2008). 1.4 Cognitieve ontwikkeling Wat de cognitieve ontwikkeling betreft nemen we in de vragenlijst voor het 5 e leerjaar, naast de vaste (jaarlijkse) items over Communicatieve taalvaardigheid, Schrijfvaardigheid, Leesvaardigheid en Relatieve prestatieniveau ook de items over Onderpresteren en Prognose secundair onderwijs op (zie Tabel 3). Tabel 6 Overzicht van de variabelen en items over cognitieve mogelijkheden in de vragenlijst voor het 5 e leerjaar SCHAAL ITEMS Communicatieve taalvaardigheid De communicatieve taalvaardigheid van dit kind is: a Schrijfvaardigheid De schrijfvaardigheid van dit kind is: a Leesvaardigheid De leesvaardigheid van dit kind is: a Relatief prestatieniveau In vergelijking tot de klasgenoten is de schoolse ontwikkeling van dit kind: b Onderpresteerder Presteert onder zijn/haar mogelijkheden c Prognose secundair onderwijs Volgens mij zal dit kind in het volgende type van secundair onderwijs terechtkomen: d a met als antwoordmogelijkheden Heel zwak, Eerder zwak, Gemiddeld, Eerder goed, Heel goed b met als antwoordmogelijkheden Zwak, Gemiddeld, Goed c met als antwoordmogelijkheid de algemene zespuntenschaal d met als antwoordmogelijkheden BuSO, BSO, TSO, ASO 1.5 Gezinsvariabelen Van de variabelen die peilen naar kenmerken van het gezin of het thuismilieu worden twee schalen opgenomen, namelijk: Ondersteunend thuismilieu en Etnische en/of culturele kloof. 5

Tabel 7 Overzicht van de variabelen en items over het gezin of thuismilieu in de vragenlijst voor het 5 e leerjaar SCHAAL ITEMS CRONBACHS ALFA* Ondersteunend thuismilieu Etnische en/of culturele kloof Thuis tonen ze interesse voor de schoolactiviteiten van dit kind In dit gezin wordt leren en nieuwsgierigheid bevorderd We hebben op school een goed contact met de ouders van dit kind Thuis is er weinig belangstelling voor de algemene ontwikkeling van dit kind (-) De ouders van dit kind zijn actief betrokken bij de school In dit gezin hoort de levensstijl bij een andere cultuur In dit gezin spreken de ouders met mij goed Nederlands (-) In dit gezin wordt thuis een andere taal gesproken Er is bij dit kind een etnische of culturele kloof tussen thuis en school L1:.90 L3:.89 L1:.88 L3:.89 BRONNEN Driessen, van Langen & Vierke (2002) Maes (2003) Maes & Van Damme (2004) Driessen, van Langen & Vierke (2002) Maes (2003) Maes & Van Damme (2004) * De Cronbachs alfa s zijn gebaseerd op de eigen afname in het 1 e leerjaar (Maes & Van Damme, 2004) en het 3 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2007). 1.6 Onderwijskundige aanpak Omdat we dit voor de schoolse ontwikkeling van het kind belangrijk vinden, nemen we jaarlijks de schaal over Remediërende maatregelen en het item over Extra aanbod op. Tabel 8 Overzicht van de variabelen en items over de onderwijskundige aanpak in de vragenlijst voor het 5 e leerjaar SCHAAL ITEMS CRONBACHS ALFA* Remediërende maatregelen Krijgt remediërende hulp Krijgt uitleg in kleine stappen Werkt vertraagd met herhalingsstof L1:.93 L2:.92 L3:.92 L4:.92 BRON Driessen, van Langen & Vierke (2002) Maes & Van Damme (2004) Extra aanbod Krijgt ook moeilijkere of extra leerstof aangeboden - * De Cronbachs alfa s zijn gebaseerd op de eigen afname in het 1 e leerjaar (Maes & Van Damme, 2004), het 2 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2005), het 3 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2007) en/of het 4 e leerjaar (Maes, Van Damme & Verschueren, 2007). 1.7 Taal Ten slotte werd nog een item opgenomen dat peilt naar de mate waarin de leerling het Nederlands begrijpt: is nauwelijks aanspreekbaar in het Nederlands. 1.8 Besluit Tabel 9 geeft een overzicht van alle variabelen die werden opgenomen in de vragenlijst voor het 5 e leerjaar. In totaal werden 52 items opgenomen. 6

Tabel 9 Overzicht van de bevraagde dimensies, categorieën en variabelen in de leerlingvragenlijst voor het 5 e leerjaar DIMENSIES CATEGORIEËN VARIABELEN Sociale Ontwikkeling Dynamisch - affectieve Ontwikkeling Cognitieve Ontwikkeling Sociaal probleemgedrag 1. Prosociaal gedrag 2. Agressief gedrag Sociale relaties 3. Conflict 4. Integratie-populariteit Welbevinden 5. Schoolwelbevinden Attitudes 6. Onafhankelijke participatie 7. Coöperatieve participatie 8. Werkhouding 9. Motivatie 10. Leesvaardigheid 11. Schrijfvaardigheid 12. Communicatieve taalvaardigheid 13. Relatief prestatieniveau 14. Onderpresteerder 15. Prognose secundair onderwijs 16. Hoogbegaafdheid Omgevingskenmerken Gezinskenmerken 17. Ondersteunend thuismilieu 18. Etnische en/of culturele kloof Overige Onderwijskundige aanpak 19. Remediërende maatregelen 20. Extra aanbod 21. Aanspreekbaarheid in het Nederlans Daarnaast zijn er bepaalde outputmaten die we pas op het einde van het schooljaar bevragen met een korte vragenlijst aan de leerkracht, zoals het advies voor volgend schooljaar (overgaan, zittenblijven, Buitengewoon Onderwijs), maar bijvoorbeeld ook de vraag of er zich in de loop van het afgelopen schooljaar belangrijke incidenten hebben voorgedaan die de ontwikkeling (prestaties) beïnvloed kunnen hebben, of de vraag of het kind in het afgelopen schooljaar extra ondersteuning heeft gekregen. In die eindejaarsbevraging nemen we concreet de volgende variabelen op: Advies volgend schooljaar + reden voor dit advies Kritische incidenten in het afgelopen schooljaar Extra ondersteuning + waarvoor Aantal weken afwezig Eindbeoordeling taal Eindbeoordeling wiskunde Eindbeoordeling welbevinden Zoals vermeld in de inleiding werd vanaf het 4 e een vragenlijst afgenomen die de leerlingen zelf moesten invullen. Ook daarin namen we variabelen op die peilen naar de psychosociale ontwikkeling en het gedrag van de kinderen zoals het welbevinden, het zelfconcept en de inzet. Daarnaast werden vanaf het schooljaar 2007-2008 (5 e leerjaar) ook variabelen opgenomen over de klas en de school. Deze instrumenten samen (de leerlingvragenlijst halverwege het schooljaar en de leerlingperceptievragenlijst en de eindejaarsbevraging op het einde van het schooljaar), in combinatie met de toetsen, moeten een vrij volledig beeld geven van de individuele ontwikkeling van de kinderen. Een volledig exemplaar van de leerlingvragenlijst zelf vindt men in bijlage 1. 7

2. Betrouwbaarheid en validiteit van de vragenlijst In februari 2008 werd de vragenlijst voorgelegd aan de leerkrachten van alle klassen van het 5 e leerjaar die deelnemen aan het SiBO-onderzoek. Aan de leerkracht werd gevraagd om deze vragenlijst in te vullen voor elk kind uit zijn/haar klas. Indien er meerdere leerkrachten in één klas stonden, diende slechts één leerkracht de vragenlijst in te vullen (wel voor alle leerlingen van de klas). In totaal kregen we een vragenlijst terug voor 4825 kinderen (op 5122, dit is 94,2%) uit 284 klassen en 184 scholen (op 190, dit is 96,8%) 1. Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de kenmerken van de items en schalen. De analyses waarvan de resultaten hier gerapporteerd worden, hebben enkel betrekking op de gegevens van de kinderen uit de scholen van de referentiesteekproef. Deze steekproef wil een getrouwe afspiegeling zijn van de Vlaamse schoolpopulatie. In totaal betreft het 3450 ingevulde vragenlijsten (op 3589 kinderen, dit is 96.1%) uit 187 klassen en 118 scholen (op 120, dit is 98.3%). 2.1 Statistische kenmerken van items en schalen Vooreerst werd per item (dat moest beoordeeld worden op een zespuntenschaal) het aantal personen dat een (geldig) antwoord gaf (N), het gemiddelde (M), de spreiding (standaarddeviatie: SD) en de itemtotaal correlatie (R it ), waarbij totaal staat voor het totaal van de overige items in de betreffende schaal 2, berekend. Wanneer een item door een relatief klein aantal respondenten beoordeeld werd, kan dit er op wijzen dat het item onduidelijk, te gevoelig of weinig zinvol is. Een extreem laag of hoog gemiddelde kan wijzen op een weinig zinvol item of op sociale wenselijkheid. Het kan echter ook gaan om het bevragen van een uitzonderlijke situatie of een zeldzaam gedrag. Gezien de hieronder beschreven items op een zespuntenschaal beoordeeld dienden te worden, is het theoretisch minimum en maximum respectievelijk steeds één en zes. Een gemiddelde hoger dan vijf of lager dan twee beschouwen we als extreem. De scores van de items met een negatieve (of tegengestelde) betekenis met betrekking tot de inhoud van de schaal werden geïnverteerd. Dit betekent dat een zes een één wordt, een vijf een twee, een vier een drie en vice versa. Die items worden zoals al gezegd in de tabellen aangeduid met een (-). Een item met een kleine spreiding heeft een lage discriminatiewaarde en kan bijgevolg minder zinvol zijn om op te nemen. In het geval van individuele items beschouwen we een standaarddeviatie kleiner dan één als klein. Veelal hebben items met een extreem gemiddelde ook een lage standaarddeviatie. Daarnaast geven we ook de verdelingskenmerken van de schaalscores (het gemiddelde, de spreiding, de scheefheid) en de interne consistentie van de schaal (uitgedrukt in Cronbachs alfa). Het histogram van elke schaal vindt men in bijlage 2. Bij het berekenen van de schaalscores werd de vuistregel gehanteerd dat voor een bepaalde leerling minstens twee derde van de items waaruit de schaal bestaat, ingevuld moest zijn. Indien het aantal lege of ongeldige items van een welbepaalde schaal meer dan een derde was, werd de schaalscore niet berekend (lege waarde). Concreet betekent dit dat in het geval van een schaal met zes of zeven items geen schaalscore berekend werd indien drie of meer items onbeantwoord (of ongeldig) waren; in het geval van een schaal met drie, vier of vijf items was dit het geval indien twee items of meer onbeantwoord (of ongeldig) waren en in het geval van een schaal met twee items indien één of meer items onbeantwoord (of ongeldig) waren. 1 Op 8 juli 2008, later toegekomen vragenlijsten werden niet opgenomen voor deze analyses. 2 Berekend volgens de SAS-procedure proc corr alpha nomiss 8

2.1.1 Prosociaal gedrag Aan de gemiddeldes en de standaarddeviaties van de items valt weinig op te merken. De item-totaal correlaties zijn goed. Ook de psychometrische kenmerken van de schaal zijn prima, met een goede betrouwbaarheid. Tabel 10 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Prosociaal gedrag NR. ITEM N M SD R it 3 4 13 36 Lijkt bezorgd wanneer andere kinderen in nood zijn of verdriet hebben (H)erkent andermans gevoelens, voelt mee Biedt hulp of troost als anderen overstuur zijn Helpt andere kinderen uit zichzelf 3446 3438 3437 3435 4.37 4.42 4.24 4.30 1.01 1.00 1.07 1.14.88.88.86.78 Tabel 11 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Prosociaal gedrag SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Prosociaal gedrag 3444 4.33 0.97-0.55.94 (.92-.94) *Tussen haakjes wordt het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.2 Agressief gedrag Net zoals bij de voorgaande afnames vallen de gemiddeldes van de items die peilen naar agressief gedrag (en van de schaal) nogal extreem uit omwille van de inhoud. Bijgevolg is de verdeling van de schaalscore (rechts) scheef. Het histogram in bijlage 2 toont echter dat er voor een relevante groep kinderen (ruim 5%) vier of meer gescoord wordt op de schaal, wat er op wijst dat we met deze schaal toch een probleemgroep kunnen onderkennen. De betrouwbaarheid van.91 is zeer goed. Tabel 12 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Agressief gedrag NR. ITEM N M SD R it 9 27 30 37 Vecht met andere kinderen Is agressief Bedreigt andere kinderen Pest andere kinderen 3440 3430 3436 3431 1.85 1.80 1.71 2.04 1.12 1.11 1.00 1.17.80.82.82.77 Tabel 13 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Agressief gedrag SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Agressief gedrag 3442 1.85.98 1.36.91 (.90-.94) *Tussen haakjes wordt het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.3 Conflict De gemiddeldes van de items zijn extreem (allemaal tussen 1 en 2) met een beperkte spreiding (standaarddeviaties rond de 1). Dit kan wijzen op de sociale (on)wenselijkheid van de items of op het feit dat het in de items beschreven gedrag eerder weinig voorkomt. Hetzelfde vinden we terug bij de schaalscore. De interne consistentie van de schaal is goed. 9

Tabel 14 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Conflict NR. ITEM N M SD R it 7 14 15 28 Wordt gemakkelijk kwaad op mij Vindt dat ik hem/haar oneerlijk behandel En ik lijken altijd te twisten met elkaar Als dit kind slecht gehumeurd is, weet ik dat het een lange en moeilijke dag wordt 3442 3438 3437 3440 1.79 1.88 1.63 1.87 1.05 1.05 0.95 1.16.77.79.78.66 Tabel 15 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Conflict SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Conflict 3444 1.79 0.91 1.61.88 (.82-.88) *Tussen haakjes wordt het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.4 Integratie - populariteit De gemiddeldes van de items zijn niet te extreem en de standaarddeviaties niet te laag. Het gemiddelde van item 20 is trouwens minder extreem dan bij vorige afnames. De betrouwbaarheid van de schaal is zeer goed. Tabel 16 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Integratiepopulariteit NR. ITEM N M SD R it 5 18 20 24 Heeft weinig vrienden/vriendinnen in de klas (-) Is bij klasgenoten populair Wordt door klasgenoten gepest (-) Kan goed met klasgenoten opschieten 3438 3439 3441 3438 4.51 4.13 4.99 4.58 1.19 1.19 1.03 1.01.78.78.62.76 Tabel 17 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Integratiepopulariteit SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Integratie / populariteit 3446 4.55 0.95 -.83.88 (.79-.88) *Tussen haakjes wordt het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.5 Schoolwelbevinden De gemiddeldes zijn hoog maar niet extreem. De standaarddeviaties zijn aan de lage kant. Wanneer we het histogram bekijken, dan zien we dat slechts een beperkte groep leerlingen (5,3%) een lage score behaalt (3 of minder). De interne consistentie van de schaal is goed, maar de spreiding is op één de laagste van alle schalen in deze vragenlijst. Tabel 18 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Schoolwelbevinden NR. ITEM N M SD R it 1 6 8 25 Amuseert zich op school Komt met tegenzin naar school (-) Vindt de meeste klasactiviteiten plezierig Vindt school niet leuk (-) 3444 3437 3438 3434 4.78 4.74 4.52 4.67 0.87 1.02 0.94 1.11.72.72.68.78 10

Tabel 19 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Schoolwelbevinden SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Schoolwelbevinden 3443 4.68 0.84-0.85.87 (.82-.88) *Tussen haakjes wordt telkens het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.6 Onafhankelijke participatie Net zoals bij de vorige afnames liggen de gemiddeldes van de items dicht tegen het midden van de zespuntenschaal (3,5), zijn de standaarddeviaties relatief groot (in vergelijking met de overige items en schalen uit de vragenlijst) en is de interne consistentie van de schaal goed (.86). Tabel 20 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Onafhankelijke participatie NR. ITEM N M SD R it 10 19 32 34 Werkt onafhankelijk Is zelfbepalend, stelt eigen doelen Heeft veel hulp en leiding nodig (-) Zoekt uitdagingen 3435 3438 3436 3436 4.28 3.80 3.67 3.65 1.27 1.21 1.55 1.25.75.68.71.72 Tabel 21 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Onafhankelijke participatie SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Onafhankelijke participatie 3440 3.85 1.11 -.12.86 (.84-.88) *Tussen haakjes wordt telkens het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.7 Coöperatieve participatie De gemiddeldes op de items van deze schaal zijn extreem en de standaarddeviaties aan de lage kant. Dit resulteert in schaal met één van de hoogste gemiddeldes en kleinste standaarddeviaties van alle schalen van deze vragenlijst. De schaal heeft wel een goede betrouwbaarheid. Tabel 22 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Coöperatieve participatie NR. ITEM N M SD R it 22 23 35 38 Aanvaardt het gezag van de leerkracht Maakt verantwoordelijk gebruik van klasmateriaal Is goed handelbaar voor de leerkracht Doet wat de leerkracht vraagt 3442 3439 3435 3429 5.17 4.94 5.08 5.07 0.93 0.93 1.03 0.95.74.63.76.80 Tabel 23 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Coöperatieve participatie SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Coöperatieve participatie 3440 5.07 0.82-1.18.87 (.83-.87) *Tussen haakjes wordt telkens het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.8 Werkhouding De gemiddeldes zijn niet extreem (rond de 4) en de spreidingen zeer groot in vergelijking met de overige items uit de vragenlijst. De schaal heeft een goede betrouwbaarheid. 11

Tabel 24 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Werkhouding NR. ITEM N M SD R it 12 16 26 Denkt al gauw dat zijn/haar werk af is (-) Werkt nauwkeurig Geeft snel op als iets niet lukt (-) 3440 3439 3438 3.93 3.93 4.14 1.35 1.37 1.28.63.68.61 Tabel 25 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Werkhouding SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Werkhouding 3443 4.00 1.12-0.28.79 (.78-.84) *Tussen haakjes wordt telkens het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.9 Ondersteunend thuismilieu De gemiddeldes van de items liggen aan de hoge kant. De standaarddeviaties zijn echter niet te klein, wat op voldoende spreiding wijst. De betrouwbaarheid is zeer goed. Tabel 26 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Ondersteunend thuismilieu NR. ITEM N M SD R it 40 42 44 45 47 Thuis is er weinig belangstelling voor de algemene ontwikkeling van dit kind (-) We hebben op school een goed contact met de ouders van dit kind In dit gezin wordt leren en nieuwsgierigheid bevorderd De ouders van dit kind zijn doorgaans afwezig op oudercontacten of ouderavonden (-) Thuis tonen ze interesse voor de schoolactiviteiten van dit kind 3396 3390 3378 3385 3385 5.17 4.96 4.70 5.13 4.95 1.83 1.08 1.16 1.33 1.09.74.77.80.54.84 Tabel 27 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Ondersteunend thuismilieu SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Ondersteunend thuismilieu 3388 4.99 0.97-1.20.89 (.89-.90) *Tussen haakjes wordt telkens het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.10 Etnische en/of culturele kloof Hoewel de gemiddeldes van deze items en van de schaal extreem laag zijn, is de spreiding wel relatief groot. De reden hiervoor ligt in het feit dat de items slechts voor een subgroep van kinderen relevant is. De betrouwbaarheid is goed. Tabel 28 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Etnische en/of culturele kloof NR. ITEM N M SD R it 39 41 43 46 In dit gezin hoort de levensstijl bij een andere cultuur Er is bij dit kind een etnische of culturele kloof tussen thuis en school In dit gezin spreken de ouders met mij goed Nederlands (-) In dit gezin wordt thuis een andere taal gesproken 3418 3387 3391 3410 1.74 1.56 1.75 1.98 1.47 1.14 1.25 1.72.86.78.73.79 12

Tabel 29 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Etnische en/of culturele kloof SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Etnische en/of culturele kloof 3405 1.75 1.23 1.81.90 (.88-.90) *Tussen haakjes wordt telkens het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.11 Remediërende maatregelen Ook deze schaal voldoet uitstekend. De items hebben een grote spreiding en de interne consistentie is net als bij de vorige afnames zeer hoog. Tabel 30 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie en item-totaal correlatie van de items uit de schaal Remediërende maatregelen NR. ITEM N M SD R it 2 21 33 Krijgt remediërende hulp Krijgt uitleg in kleinere stappen Werkt vertraagd met herhalingsstof 3444 3444 3429 3.10 2.94 2.61 1.63 1.57 1.49.83.84.80 Tabel 31 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde, standaarddeviatie, scheefheid en interne consistentie van de schaal Remediërende maatregelen SCHAAL N M SD Scheefheid Cronbachs alfa* Remediërende maatregelen 3445 2.88 1.44 0.38.91 (.92-.93) *Tussen haakjes wordt telkens het bereik weergegeven van de Cronbachs alfa s bij vorige afnames 2.1.12 Overige items Daarnaast zijn er nog items in de vragenlijst die geen deel uitmaken van een bepaalde schaal. Die items gaan over extra aanbod (item 11), aanspreekbaarheid in het Nederlands (item 17), onderpresteren (item 29) en motivatie (item 31). Vooral het gemiddelde van item 17 ( Is nauwelijks aanspreekbaar in het Nederlands) is extreem laag. Dit ligt aan de aard van het item. Tabel 32 Aantal geldige antwoorden, gemiddelde en standaarddeviatie van de items over extra aanbod, aanspreekbaarheid in het Nederlands, onderpresteren en motivatie NR. ITEM N M SD 11 17 29 31 Krijgt ook moeilijkere of extra leerstof aangeboden Is nauwelijks aanspreekbaar in het Nederlands Presteert onder zijn/haar mogelijkheden Is gemotiveerd, zet zich in 3443 3441 3435 3436 3.05 1.33 2.47 4.44 1.65 0.76 1.21 1.19 Bij vijf vragen verschillen de antwoordcategorieën van die van de hier voorafgaande items. De antwoordcategorieën en het aantal keer dat elke categorie werd aangeduid, vindt men in de tabellen 33 tot en met 37. 13

Tabel 33 Frequentietabel van de antwoorden op de vraag De schrijfvaardigheid van dit kind is: NR. ITEM N % 48 De schrijfvaardigheid van dit kind is: Heel zwak Eerder zwak Gemiddeld Eerder goed Heel goed 268 654 915 834 718 7.91 19.30 27.00 24.61 21.19 Totaal 3389 100.00 Tabel 34 Frequentietabel van de antwoorden op de vraag De leesvaardigheid van dit kind is: NR. ITEM N % 49 De leesvaardigheid van dit kind is: Heel zwak Eerder zwak Gemiddeld Eerder goed Heel goed 153 525 910 885 925 4.50 15.45 26.78 26.04 27.22 Totaal 3398 10.00 Tabel 35 Frequentietabel van de antwoorden op de vraag De communicatieve taalvaardigheid van dit kind is: NR. ITEM N % 50 De communicatieve taalvaardigheid van dit kind is: Heel zwak Eerder zwak Gemiddeld Eerder goed Heel goed 77 432 998 1002 874 2.28 12.77 29.50 29.62 25.84 Totaal 3383 100.00 Tabel 36 Frequentietabel van de antwoorden op de vraag In vergelijking tot de klasgenoten is de schoolse ontwikkeling van dit kind: NR. ITEM N % 51 In vergelijking tot de klasgenoten is de schoolse ontwikkeling van dit kind: Zwak Gemiddeld Goed 726 1122 1522 21.54 33.29 45.16 Totaal 3370 100.00 Tabel 37 Frequentietabel van de antwoorden op de vraag naar de prognose secundair onderwijs Volgens mij zal dit kind in het volgende type van secundair onderwijs terechtkomen: NR. ITEM N % 52 Volgens mij zal dit kind in het volgende type van secundair onderwijs terechtkomen: BuSO BuSO/BSO BSO BSO/TSO TSO TSO/ASO ASO 25 4 412 45 952 60 1884 0.74 0.12 12.18 1.33 28.15 1.77 55.71 Totaal 3401 100% Hierbij willen we toch opmerken dat de leerkrachten bij 7.41% van de kinderen aangeven dat ze heel zwak zijn voor schrijfvaardigheid (zie Tabel 33). Dit is een hoger percentage dan bij leesvaardigheid (4.50%) en communicatieve taalvaardigheid (2.28%). 14

2.2 Samenhangen tussen de continue variabelen Om de begripsvaliditeit van de schalen te onderzoeken bekijken we de correlaties tussen de diverse variabelen. Men mag immers verwachten dat schalen die inhoudelijk verband houden met elkaar positief correleren, dat schalen die inhoudelijk tegengesteld zijn onderling negatief correleren en dat schalen die betrekking hebben op concepten die onafhankelijk zijn van elkaar, nauwelijks correleren. Daarnaast kan men bij schalen die heel hoog correleren de vraag stellen of het aangewezen is om die als aparte schalen te beschouwen, dan wel om ze als één schaal op te nemen. In tweede instantie voeren we een tweede orde principale componentanalyse uit op de schaalscores, met de bedoeling na te gaan of we het aantal variabelen zinvol kunnen beperken door bepaalde schalen samen te nemen. Bovendien kan dit meer inzicht geven in de samenhang tussen de schalen. 2.2.1 Correlaties tussen de schalen Het zou ons te ver leiden om de correlatiematrix met alle continue variabelen uit de vragenlijst (Tabel 38) in detail (variabele per variabele) te bespreken, maar globaal gezien mogen we stellen dat de gevonden verbanden de constructvaliditeit van de schalen bevestigen. Alle schalen met een inhoudelijk ongunstige betekenis correleren negatief met schalen die inhoudelijk een gunstige betekenis hebben. Ook de sterkte van de verbanden ligt telkens in de lijn van de verwachtingen. Tabel 38 Correlaties tussen alle schalen en variabelen van de leerlingvragenlijst 5 e leerjaar (1) Pro. Agr. Con. Int. Wel. Ona. Coö. Mot. Wer. Sch. Lee. Com. Rel. Ond. Rem. Ext. Thu. Etn. Ned. Prosociaal gedrag -.52 -.42.48.42.31.56.50.43.24.21.30.20 -.29 -.11.14.32 -.15 -.16 Agressief gedrag.70 -.41 -.40 -.27 -.67 -.44 -.47 -.24 -.22 -.20 -.21.38.17 -.12 -.34.18.21 Conflict -.35 -.47 -.25 -.74 -.42 -.47 -.19 -.17 -.16 -.16.38.14 -.10 -.30.12.16 Integratie populariteit.55.38.38.41.38.26.25.35.28 -.28 -.24.22.31 -.14 -.15 Welbevinden.48.51.63.52.35.34.40.38 -.41 -.30.31.37 -.12 -.16 Onafhankelijke participatie.36.63.65.68.66.66.76 -.42 -.78.71.41 -.21 -.16 Coöperatieve participatie.59.56.29.25.25.26 -.43 -.19.17.41 -.19 -.18 Motivatie.71.47.43.47.53 -.56 -.42.41.48 -.20 -.16 Werkhouding.56.49.45.54 -.57 -.49.43.43 -.16 -.14 Schrijfvaardigheid.80.69.71 -.34 -.65.57.37 -.22 -.16 Leesvaardigheid.76.71 -.29 -.66.56.35 -.25 -.19 Communicatieve taalvaardigheid.68 -.31 -.61.53.39 -.30 -.25 Relatief prestatieniveau -.34 -.77.64.41 -.24 -.16 Onderpresteerder.28 -.29 -.39.16.14 Remediëren -.62 -.32.23.19 Extra aanbod.29 -.15 -.11 Ondersteunend thuismilieu -.47 -.27 Etnische/culturele kloof.49 Nederlands (1) Ook de afzonderlijke items zijn opgenomen Tussen vier schalen zijn de correlaties onderling zeer hoog: Onafhankelijke participatie, Relatief prestatieniveau, Remediërende maatregelen en Extra aanbod. We zien ook hoge samenhangen tussen de variabelen Schrijfvaardigheid, Leesvaardigheid en Communicatieve taalvaardigheid. Deze schalen hangen bovendien in grote mate samen met de eerst genoemde vijf schalen. We vermelden ook nog de hoge positieve correlatie tussen Agressief gedrag en Conflict (.70) en de hoge correlatie tussen het item over Motivatie en de schaal Werkhouding (.71). Deze laatste variabelen werden trouwens voor de eerste maal samen afgenomen. We zien ook dat de schaal Ondersteunend thuismilieu vooral correleert met het item over Motivatie (.48). We kunnen hier wel de vraag stellen 15

of leerkrachten vinden dat leerlingen met een hoge motivatie een ondersteunend thuismilieu hebben, dan wel of het ondersteunend thuismilieu zou leiden tot een hogere motivatie. De gevonden samenhangen liggen inhoudelijk voor de hand en vonden we ook al bij de voorgaande afnames. 2.2.2 Tweede orde principale componentanalyse Omdat we niet zozeer geïnteresseerd zijn in het identificeren van onderliggende factoren dan wel in het reduceren van het aantal variabelen, opteren we hier voor een principale componentenanalyse 3. Naar analogie met de vorige versies van deze vragenlijst (waarin ook de items en schalen over de relatie met het gezin opgenomen werden) kiezen we voor de viercomponentenoplossing. Deze oplossing verklaart 70% van de totale variantie en is ook inhoudelijk goed interpreteerbaar. Na varimax-rotatie kwamen we tot de volgende componentmatrix (zie Tabel 39). Tabel 39 Componentladingen van alle variabelen van de leerlingvragenlijst 5 e leerjaar na principale componentenanalyse met vier componenten en varimax-rotatie SCHAAL Component 1 Component 2 Component 3 Component 4 Relatief prestatieniveau Remediërende maatregelen Onafhankelijke participatie Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid Extra aanbod Communicatieve taalvaardigheid.86 -.84.84.82.82.78.76.30 Coöperatieve participatie Conflict Agressief gedrag Onderpresteerder Werkhouding Motivatie.53.47.81 -.80 -.73 -.66.64.60 -.30 Integratie populariteit Prosociaal gedrag Welbevinden.30.43.41.80.68.64 Etnisch en/of culturele kloof Nederlands Ondersteunend thuismilieu.32.41 Enkel componentladingen van minstens.30 worden weergegeven..86.79 -.50 Op de eerste component laden de schalen en items hoog die verwijzen naar het cognitief presteren van het kind ( Relatief Prestatieniveau, de drie items over Taalvaardigheid ) en naar de overeenkomstige onderwijskundige aanpak ( Remediërende maatregelen, Extra aanbod ). Ook de schaal Onafhankelijke participatie die te maken heeft met de houding van het kind ten aanzien van klastaken laadt hoog op deze component. De tweede component verwijst naar schalen en items die peilen naar een positieve, meewerkende houding in de klas ( Coöperatieve participatie, Conflict (-), Agressief gedrag (-), Werkhouding en Motivatie ). Ook de schaal Onderpresteerder laadt hoog op deze component. We merken dat Werkhouding en Motivatie een hoge lading hebben op de eerste component. De derde component omvat drie schalen die over positief sociaal-emotioneel functioneren handelen: het goed geïntegreerd zijn in de klas ( Integratie-populariteit ), Prosociaal gedrag en het zich goed voelen in de klas ( Welbevinden ). De inhoud van de vierde component ten slotte gaat over de afstand tussen de school en het gezin van het kind ( Etnische en/of culturele kloof, Aanspreekbaarheid in het Nederlands en Ondersteunend thuismilieu ). 3 Berekend volgens de SAS-procedure proc factor method=principal priors=one rotate=varimax 16

De componenten die we vinden zijn grotendeels gelijk aan die bij vorige afnames. Dit geldt a fortiori voor de afnames waarbij dezelfde schalen opgenomen worden. Zo zijn componenten 3 en 4 identiek aan die van de afname van het schooljaar 2005-2006 (twee schooljaren terug) waarbij grotendeels dezelfde schalen opgenomen worden. Ook de eerste twee componenten zijn gelijkaardig aan vroeger gevonden componenten, maar door het opnemen van andere variabelen in de analyse (bv. de items over taalvaardigheid), is de oriëntatie van de component soms anders (de tweede component is hier positief georiënteerd) of verschuift een schaal van component (zo laadt de schaal Werkhouding bij de afname van 2005-2006 hoger op de eerste component). Op basis van deze resultaten blijkt dat we de variabelen kunnen reduceren tot een beperkter aantal componenten. Die geven ook een zicht op hoe de schalen zich onderling verhouden. Hoewel de opgenomen variabelen voor een deel verschillen tussen de afnames, vonden we gelijkaardige componenten bij de vroegere afnames van de vragenlijst (Maes, 2003; Maes & Van Damme, 2004; Maes, Van Damme & Verschueren, 2005, 2007, 2008). Belangrijk is wel om voor ogen te houden dat de inhoud van de componenten dikwijls verschilt tussen de afnames omdat niet steeds dezelfde set van schalen werd afgenomen. 2.3 Klas- of kindkenmerken? Om na te gaan in welke mate we de variabelen eerder kunnen beschouwen als een kenmerk van de klas dan wel een kenmerk van het kind hebben we het percentage variantie op klas- en op kindniveau geschat. De resultaten zijn opgenomen in Tabel 40. Het klasniveau valt hier samen met het leerkrachtniveau aangezien één leerkracht de vragenlijsten voor alle kinderen van de klas invulde en elke leerkracht slechts één klas heeft. Het is daardoor niet eenduidig op te maken hoe we de resultaten moeten interpreteren indien blijkt dat het aandeel op klasniveau groot is. Het kan immers een effect zijn van het feit dat dezelfde persoon (de leerkracht) de vragenlijst invulde voor de hele klas; het kan dus om een respondenteffect gaan. Maar het kan ook een daadwerkelijk verschil tussen klassen betreffen. Tabel 40 Geschat percentage van de variantie op klas- en kindniveau SCHAAL Percentage variantie op klasniveau Percentage variantie op kindniveau L5 L4 L3 L2 L1 Verschil* L5 Etnische en/of culturele kloof 31.5-31.2-28.2 3.3 68.5 Aanspreekbaarheid in het Nederlands 23.7-27.3-20.4 6.9 76.3 Ondersteunend thuismilieu 22.5-20.2-17.0 5.5 77.5 Coöperatieve participatie 16.9-19.7-19.9 3.0 83.3 Conflict 16.8 19.9 20.2-22.4 5.6 83.2 Agressief gedrag 16.0 17.9 15.9 16.6 10.4 7.5 84.0 Schoolwelbevinden 14.4 21.2 22.6 18.3 15.4 8.2 85.6 Prosociaal gedrag 13.9-17.9-15.1 2.8 86.1 Onderpresteerder 13.1-13.3-15.8 2.7 86.9 Extra aanbod 11.8 8.8 14.2 12.6 11.0 3.0 88.2 Integratie-populariteit 9.4 16.8 14.7 11.8 11.7 5.1 90.6 Remediërende maatregelen 7.2 5.9 6.2 4.5 4.8 1.7 92.8 Motivatie 6.2 10.7 - - - 4.5 93.8 Werkhouding 5.8-9.3-7.0 1.2 94.2 Onafhankelijke participatie 4.4 7.2 6.4 4.5 4.5 2.8 95.6 * Het betreft hier telkens het verschil tussen het hoogste en het laagste percentage variantie op klasniveau Het ligt in de lijn van de verwachtingen dat het grootste aandeel van de variantie zich op kindniveau situeert (zie Tabel 40, laatste kolom: tussen 68.5% en 95.6%). De bedoeling was immers om kenmerken van kinderen te beschrijven. 17

Wel zien we een aanzienlijk verschil in het geschatte percentage variantie tussen de variabelen. Het is echter niet gemakkelijk om een gemeenschappelijke noemer te vinden voor het onderscheid tussen de variabelen met een hoog percentage variantie op kindniveau en deze met een laag percentage. Duidelijk is dat de schalen die over de afstand tussen school en gezin gaan (zie ook component 4 hierboven: Etnische en/of culturele kloof (31.5%), Aanspreekbaarheid in het Nederlands (23.7%) en Ondersteunend thuismilieu (22.5%) een groter aandeel variantie op klasniveau vertonen dan de overige variabelen. Dit kan er op wijzen dat scholen een bepaald publiek aantrekken. Bepaalde persoonsgebonden kenmerken zoals de onafhankelijke participatie, de werkhouding en de motivatie, evenals aspecten van het didactische handelen zoals de remediërende maatregelen en het extra aanbod variëren in zeer grote mate op kindniveau. We zien ook dat het geschatte percentage variantie op klasniveau over de jaren heen kan variëren (zie kolom Verschil in Tabel 40). Voor enkele variabelen stijgt die variantie (bv. bij Etnisch en/of culturele kloof, Ondersteunend thuismilieu ), hoewel het omgekeerde ook voorvalt; een duidelijke lijn is er vooralsnog niet in te herkennen. We herhalen ten slotte ook de opmerking die we in voorgaande rapporten maakten, namelijk dat de verdelingskenmerken van de variabelen een rol zouden kunnen spelen bij het schatten van het aandeel variantie op de verschillende niveaus. Mogelijks is die schatting in het geval van variabelen met een scheve verdeling minder betrouwbaar. 18