Groninger Fiscale Eenheid



Vergelijkbare documenten
Algemene wet inzake rijksbelastingen

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Inhoudsopgave. Voorwoord / 13. Lijst van gebruikte afkortingen / 17. Inleiding / 21. Algemene bepalingen / 23

Formeel recht -- Deel 4

Formeel recht -- Deel 2

Formeel recht -- Deel 4

INHOUD. 103 Fiscale fraude / Ten geleide / 1

Concept uitvoeringsbesluiten informatieverplichting. Artikel I (artikel 12bis van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.

Formeel recht -- Deel 2

Hoge Raad 7 januari 1970, nr Algemene beginselen van behoorlijk bestuur BNB 1970/78


MOTIVERING CASSATIEBEROEPSCHRIFT

Belastingrecht voor het ho 2012

KWADE TROUW VAN DE BELASTINGADVISEUR IN DE ZIN VAN ARTIKEL 16 AWR

Bijlage: wijziging Leidraad Invordering Gemeentelijke Belastingen 1 e halfjaar Artikel I

Het hoe en waarom van de belastingheffing

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Algemene wet inzake rijksbelastingen. Wijziging Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Kluwer Online Research Buiten bezwaartermijn ingediende suppletieaangifte leidt niet tot teruggaaf

ECLI:NL:RBZWB:2015:5573

ECLI:NL:RBSGR:2007:BC0614

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2. De door de gemeente Dongeradeel vanaf 2001 opgelegde aanslagen gemeentelijke belastingen heeft mevrouw W. steeds betaald.

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/208

HOOGTE VAN DE BOETE Bij inkeer op basis van artikel 65 ALB blijft de oplegging van een vergrijpboete achterwege.

Geef de ondernemer bij in de afgelopen vijf jaar te veel betaalde btw altijd toegang tot de fiscale rechter! NLFiscaal opinie

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Rijnmond. Datum: 5 juni Rapportnummer: 2012/0095

Bestuurlijke boete voor accountant en belastingadviseur

De wisselwerking tussen naheffen en navorderen omtrent belastingheffing over arbeidsinkomsten. M.M.N. Douven

Besluit: De Beleidsregels bestuurlijke boeten Noordelijk Belastingkantoor vast te stellen.

Naar aanleiding van uw brief van 14 augustus 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

BELEIDSREGELS INZAKE HET TOEKENNEN VAN AMBTSHALVE VERMINDERINGEN

AAN DE HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

ECLI:NL:RBZWB:2013:5523

Formeel recht -- Deel 3

Beleidsregels VOOR HET TOEKENNEN VAN AMBTSHALVE VERMINDERINGEN VAN GEMEENTELIJKE BELASTINGEN. vastgesteld bij besluit van 18 februari 2014

Algemene wet inzake rijksbelastingen

Formeel recht -- Deel 3

Onderwerp: Uitvoeringsregeling informatieverstrekking De directeur van de gemeenschappelijke regeling Cocensus ;

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Regeling. pagina 1 van 8

De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:

Vragen van het lid Lodders (VVD) aan de staatssecretaris van Financiën over de aangifte omzetbelasting (btw). (ingezonden 20 november 2018)

Provinciewet. Provinciewet

Aanslagbelasting vs aangiftebelasting binnen de ring die automatisering heet

Heffing & Invordering 10. H&I

NTFR 2010/203 met annotatie van Castelijn FutD V-N 2009/65.1.1

Voorwoord. Afkortingen

Beleidsregels bestuurlijke boeten gemeentelijke belastingen Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Datum 9 september 2016 Betreft Beantwoording Kamervragen van het lid Bashir over de regeling van de belastingrente


Belastingrecht MBA 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

EXAMENPROGRAMMA. Vakopleiding Bedrijfsadministratie & Accountancy (VBA ) Examen Belastingrecht niveau 6 Niveau

Beleidsregel ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen (met uitzondering van de onroerende zaakbelastingen)

Elektronische winstaangifte

Het college van burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam;

U rekent zich rijk Gemeente Amsterdam Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam

tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 8 maart 2011, nummers AWB 10/2670 en 10/2672, in het geding tussen belanghebbende en


GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

ECLI:NL:RBGEL:2017:3683

Uitkeringen uit AOV (woongarant verzekering) terecht als periodieke uitkeringen (art , lid 1, ond. b) belast

DE AMBTENAAR BELAST MET DE HEFFING VAN HET HOOGHEEMRAADSCHAP AMSTEL, GOOI EN VECHT

ECLI:NL:RBZWB:2016:4850

COLLEGE 2: AANSLAGOPLEGGING

Rapport. Rapport van een klacht over de Belastingdienst/Oost-Brabant. Datum: 11 december Rapportnummer: 2012/196

Inhoud. Lijst van afkortingen 13. Studiewijzer 15. Inleiding belastingrecht 17. Deel 1 Inkomstenbelasting 24

Rapport. Datum: 27 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/353

Beleidsregels voor het opleggen van bestuurlijke boeten bij gemeentelijke belastingen 2017 gemeente Weert

Volgens onze gegevens kunt u geld terugkrijgen. Het kan al gauw gaan om een paar honderd euro. Ook als u weinig kosten hebt gemaakt.

Beleidsregels voor bestuurlijke boeten bij de heffing van gemeentelijke belastingen

ECLI:NL:GHSHE:2011:BV2388

Algemene landsverordening Landsbelastingen

Rapport. Datum: 15 maart 2000 Rapportnummer: 2000/095

Uitspraak GERECHTSHOF DEN HAAG Uitspraak van 26 maart 2014 [X] te [Z], belanghebbende, de directeur van de Belastingdienst/Rijnmond,

Rapport. Datum: 22 december 2008 Rapportnummer: 2008/314

Algemene wet inzake rijksbelastingen. Wijziging Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998

Rapport Datum: 23 oktober 2013 Rapportnummer: 2013/153

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Randmeren uit Zwolle. Datum: 11 april Rapportnummer: 2011/105

EINDEJAARSTIPS /5

In artikel 7, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Invorderingswet 1990 is het volgende bepaald.

P r o v i n c i e F l e v o l a n d

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:HR:2010:BM1206

De Nationale ombudsman zond verzoeksters brief ter behandeling als klacht door naar de Belastingdienst/Noord.

Rapport. Datum: 14 juli 1998 Rapportnummer: 1998/280

tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 15 november 2012, nummer AWB 12/4016, in het geding tussen

Master Thesis. : Fiscale economie

Navordering in de 21 e eeuw

Het kenbaarheidsvereiste nader bezien

Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Bronckhorst Het college van burgemeester wethouders van de gemeente Bronckhorst;

Inhoud. Inleiding belastingrecht 19. Deel 1 Inkomstenbelasting 26. Lijst van afkortingen 15. Studiewijzer 17

Erven, belasting en rente. Rapport over een klacht over de voorlichting van de Belastingdienst.

Kapitaalverzekering vormt geen KEW ook niet nu polis was verpand aan geldverstrekker en uitkering is benut voor aflossing hypotheek

De onderzoeksplicht van de belastinginspecteur

Transcriptie:

Groninger Fiscale Eenheid Formeel Belastingrecht 1 Dit product wordt aangeboden als aanvulling op de verplichte stof voor het vak. De Mediacommissie accepteert geen enkele verantwoordelijkheid voor het gebruik ervan. Dit product is totstandgekomen zonder enige bemoeienis van de faculteit of haar vakgroepen Copyright 2009 Groninger Fiscale Eenheid Groninger Fiscale Eenheid Oude Kijk in t Jatstraat 26 9712 EK Groningen media@gfe.nl www.gfe.nl

HC Formeel Belastingrecht 1 Week 1 Inleiding Vak omvat de AWR, Awb, stukje invordering, op nestorsite aanvullende informatie, oude tentamens met uitwerkingen, jurisprudentie. Formeel versus Materieel Het formele belastingrecht bevat de regels voor de formalisering en de betaling van de belastingschuld. Het materiële belastingrecht gaat over de belastbare feiten, zoals gesteld in bijvoorbeeld de wet IB of Vpb. Formeel: wie is belastingplichtig, omstandigheid en feiten leiden tot belastingschuld. In de inkomstenbelasting zijn geen regels voor de betaling en aanslag. Uit de heffingswetten kun je afleiden hoe groot de belastingschuld is, die schuld is niet afdwingbaar. Dit is de materiële belastingschuld. Door het opleggen van een aanslag kan de vastgestelde schuld worden ingevorderd. Door deze formalisering ontstaat de formele belastingschuld. Zonder formalisering is er geen invordering. Invordering is het doen betalen van belasting. Tijdvolgorde: van materieel naar formeel HR: materiële schuld volgt automatisch uit de belastbare feiten. In principe is de materiële schuld bepalend voor de formele, maar de formele schuld schept de betalingsverplichting. Als deze te hoog wordt vastgesteld moet er in principe wel betaald worden maar er is bezwaar en beroep mogelijk. Hierop kan dus eventueel vermindering volgen. Als de formele belastingschuld te laag is: naheffing (geen nieuw feit!) of navordering (nieuw feit!) is mogelijk. Latenties Voorafgaand aan de materiële schuld is een latente schuld denkbaar, het belaste feit heeft zich nog niet voorgedaan, maar is potentieel wel aanwezig, zoals bij stille reserves in een ondernemingsvermogen. Een latente belastingschuld of fiscale claim is een toekomstige belastingschuld. De schuld bestaat feitelijk nog niet, en is uiteraard nog verre van afdwingbaar. Toch is het al (vrijwel) zeker dat de schuld eens door de belastingdienst in de toekomst geïnd zal worden. Een latente belastingschuld komt tot stand doordat onbelaste economische waarde wordt opgebouwd. Deze economische waarde laat de fiscus meestal onbelast omdat het niet redelijk of onpraktisch is de belastingplichtige daar nu al voor te belasten of omdat het een economische verstoring teweeg zou kunnen brengen. Wetsgeschiedenis Oorspronkelijk stonden formele bepalingen in diverse heffingswetten, versnipperd en onoverzichtelijk. Er bestonden voor verschillende wetten verschillende regels, terwijl dit vaak overbodig was. Na de 2e wereldoorlog codificatie en algehele herziening. Vanaf 1959 formele bepalingen in één wet, de AWR. De invorderingswet was van 1845, in 1990 kwam hiervoor een herziening tot de huidige Invorderingsweg 1990. In de eerste hoofdstukken van het boek wordt erg uitgebreid verteld over de totstandkoming van de huidige AWR. Verdere codificatie In 1992 kwam de algemene bestuurswet, bevat algemene regels voor het hele bestuursrecht, geldt dus ook voor belastingrecht. Deze werd om dezelfde reden ingevoerd als de AWR: de regels waren erg versnipperd over verschillende wetten en werden gebundeld.

Verhouding tussen AWR en Awb AWB bevat de meer algemene regels (lex generalis) AWR uitgebreide lex specialis. Tenzij AWB dwingend recht bevat gaat de bijzondere regeling van AWR voor. Altijd eerst AWB raadplegen, maar daarna ook altijd AWR. Lex specialis derogat lex generalis: wat er simpel gezegd op neer komt dat de specifieke regeling voor de algemene gaat. Tot voor kort stond er in de AWB een beslistermijn van 6 weken en in de AWR van 1 jaar, het beleid was om te streven om binnen 6 weken te beslissen. Nu is die termijn ook in de AWR vastgelegd. Sommige zaken worden niet in de Awb geregeld, maar zijn slechts in deawr vastgelegd: (fiscale) woonplaats, aanslagregeling, heffingsrente en fiscaal strafrecht. AWB en invordering Vanaf 1 juli 2009 ingevoerd 4e tranche AWB, financiële verhoudingen en gevolgen staan nu ook in AWB. Het scala van mogelijkheden om belastingfraude aan te pakken is met de invoering van vierde tranche Awb belangrijk vergroot. Tot 1 juli 2009 konden meefrauderende adviseurs alleen worden aangepakt via het strafrecht. Sindsdien kan de inspecteur de malafide adviseur bestraffen met een boete, die kan oplopen tot 300% van het belastingnadeel. Invorderingswet geeft bijzondere regels omtrent fiscale schuldvordering, vanouds civiel karakter, is lex specialis, net zoals de AWR. Dit houdt het traject in dat loopt vanaf de dagtekening van de aanslag waar de belastingschuld uit blijkt tot het einde hiervan. De te behandelen onderwerpen AWR Aan bod tijdens de cursus komen de volgende onderwerpen: algemene bepalingen, aangifte, informatie-/boekhoudverplichtingen, aanslagbelasting/navordering, aangiftebelasting/naheffing, bezwaar en beroep, administratieve boetes, fiscaal strafrecht Algemene bepalingen Werkingssfeer van de AWR is vaak ook het systeem voor andere belastingen, ook die niet genoemd zijn in artikel 1. Lagere overheden verwijzen vaak naar AWR bij verschillende regelingen. Aangezien het een wet omtrent Rijksbelastingen is, heeft deze ook betrekking op lagere overheden, zoals gemeentes, provincies en waterschappen. Organisatie belastingdienst Belasting- en douanekantoren. Vanaf 1 januari 2003 zijn er 13 belastingregio's, met in elke regio een aantal belastingkantoren. Daarnaast zijn er 4 douaneregio's; elke douaneregio heeft een aantal douanekantoren. Elke regio wordt aangestuurd door een managementteam. Dat

managementteam stuurt teamleiders aan, die op hun beurt aan de teams op de kantoren leiding geven. Inspecteur en bevoegdheden De algemene bepaling staan aan het begin van de AWR. Hier staat in art. 1 de reikwijdte en in de art 2 de definities. Belangrijk zijn (zie wet): lid 1 sub a en b. Lid 2 sub b en lid 3a-c en e. In artikel 3 staan de bevoegdheden. De bevoegdheden van een kantoor zijn niet beperkt tot een bepaalde regio (zie hiervoor). Er wordt verder verwezen naar de uitvoeringsregeling belastingdienst (staat ook in de wetbundel) waarin de interne organisatie wordt geregeld. De inspecteur is meestal de bevoegde ambtenaar. Wettelijk is de inspecteur dus bevoegd in heel Nederland, maar de organisatie is niet zo ingedeeld (regio's). Veel ambtenaren krijgen (sommige) bevoegdheden van de inspecteur via mandatering. Definities Belastingwet: alle heffingswetten Lichaam: ook niet rechtspersonen (denk aan doelvermogen/trust) Belastingaanslag: alle denkbare aanslagen (art. 2 lid 3 sub e) Woonplaats en vestigingsplaats (zie ook boek) Dit wordt naar omstandigheden bepaald (art. 4 AWR). Er zijn echter uitzonderingen, zoals - naar Nederlands opgerichte vennootschap (art. 2.4 VPB) - Art.1.3 DB - Art. 33 wet BRV - Schepelingen, art. 4.2 AWR - Bepaalde EU-rechtspersonen art. 4.3 AWR - Fictie in art. 2.2 IB; korte tijd verlaten van NL Bij natuurlijke personen is de doorslaggevende factor het zwaartepunt van diens levensbelangen. - Relatie tussen natuurlijke persoon en het Nederlandse grondgebied - Een louter economische verbondenheid is niet voldoende - Het centrale punt van iemands leven is vaak gelegen waar zijn hoofdverblijf zich bevindt - Indien iemand verblijft op een andere plek dan zijn gezin, is de woonplaats van zijn gezin vaak van doorslaggevende factor Bij lichamen is het vaak de feitelijke leiding die doorslag geeft. - Denk aan dagelijks beleid, of anders: o Plaats waar administratie wordt gevoerd o Woonplaats bestuurders en commissarissen o Statutaire zetel o Plaats van AVA s

HC Formeel belastingrecht 1 week 2 Stappen in de formalisering Hoofdstuk 2 van de AWR is een algemeen hoofdstuk; geldt dus voor zowel aanslag als aangifte belasting. Voor het vaststellen van de aangifte moet eerst alle relevante informatie beschikbaar zijn. Als je aangifte moet doen (art 6 AWR) ben je gebonden aan de informatieplicht (art 47 e.v. AWR). Als je hier niet aan voldoet, staan hier redelijk zware sancties op. Hoofdstuk 3 AWR geeft specifieke bepalingen voor de aanslagbelastingen, hoofdstuk 4 AWR voor de aangiftebelastingen. Aangifte Hoofdstuk 2 AWR regelt dus de aangifte voor zowel de aanslag- als aangiftebelasting. Je bent verplicht aangifte te doen als je hier toe wordt uitgenodigd door de inspecteur (art 6 en 8 AWR). Als je dus geen uitnodiging hebt gekregen, is de aangifte niet verplicht. Aangifte is echter geen vereiste voor een aanslag. Deze is dan ambtshalve; op grond van informatie van derden. Je kunt, als je geen uitnodiging hebt ontvangen, zelf verzoeken om aangifte te doen. (art 6, lid 2) Lid 3 maakt hier toch weer een soort van verplichting van, als je vermoedt dat je toch belasting moet betalen. (verwijzing naar art 3 Uitv. regeling AWR). Bijv.: je krijgt geen uitnodiging, dus er gelden ook geen termijnen e.d., dus je laat het lopen. Op enig moment komen ze erachter dat je toch belasting moet betalen. De sanctie die hier op staat is een mogelijke strafrechtelijke boete van de 3e categorie (art 68) of anders een fiscale boete. Als navordering nog niet aan de orde is, komt er ook geen boete aan te pas. De vervolging komt er vaak niet aan te pas, behalve bij grove overtreding. Een sanctie die nooit wordt toegepast is de omkering van bewijslast. De bewijslast wordt verdeeld. Als je niet voldoet aan de verplichting van art 8 lid 1, dan kun je wel te maken krijgen met omkering van bewijslast. Art 7 gaat erover wat opgevraagd kan worden bij de aangifte. Inhoud aangifte Artikel 8: duidelijk stellig en zonder voorbehoud: concrete bedragen en geen vaag gelul. De aangifte is echter niet onherroepelijk, als je later nog wat extra hebt, kun je dit toesturen. Er staat echter nergens dat de aangifte juist moet zijn. De gehele AWR is eigenlijk bestemd voor papieren aangifte. Slechts enkele aanpassingen zijn doorgevoerd m.b.t. de elektronische aangifte. Dit laatste wordt steeds verder doorgevoerd. Juistheid aangifte? De bepaling dat de aangifte juist moet zijn is expres weggelaten. Als je namelijk per ongeluk iets fout invult, ben je nog niet strafbaar. Bij opzettelijke fouten word je wel vervolgd. Bij veel kwesties kun je gewoon van mening verschillen, bijv. waardering. Deze omkering vindt alleen plaats als de vereiste aangifte niet is gedaan. Over het begrip vereiste aangifte is een boel jurisprudentie. Als er een substantiële afwijking (absoluut en relatief) is van de waarheid, door grove schuld, dan is er geen sprake van een vereiste aangifte. Deze foutmarge speelt slechts een rol bij de omkering van bewijslast, niet bij de boetes. Primitieve aanslag moet het om opzet gaan, anders om grove schuld. Max sanctie 6 jaar gevangenisstraf. Strafrechtelijke boetes zijn vaak lager dan de fiscale boetes. Zie voor de relevante artikelen in de AWR: - 25 lid 3 en 27 e omkering bewijslast - 67d e.v.: onjuist aangifte/te lage heffing door opzet of grote schuld - 69 lid 2 opzettelijk onjuiste aangifte, strafrechtelijke vervolging

Conclusie Geen uitnodiging, geen aangifte: - Geen omkering bewijslast - Bij opzet/grove schuld alleen administratieve boete bij navordering - Strafrechtelijke boete 68 lid 1 a Wel uitnodiging, geen of sterk onjuiste aangifte: omkering bewijslast, boete, strafrecht (zie hiervoor) Rol van de aangifte De aangifte vervult een verschillende functie voor aanslag- en aangiftebelastingen. Bij aanslagbelastingen geldt het als de grondslag voor de uiteindelijke aanslag. De inspecteur is echter geenszins gebonden aan de aangifte, tenzij er keuzes worden gemaakt die expliciet worden voorbehouden aan de belastingplichtige. Denk hierbij aan de keuze voor partner of de verdeling van inkomsten in de IB. Bij aangiftebelastingen is de aangifte meer een geleidebiljet bij de betaling. Aangiftebelastingen zouden eigenlijk betalingsbelastingen moet heten, aangezien je uit eigen initiatief betaalt en niet via aangifte. Uit de jurisprudentie volgt dat er ook een betalingsverplichting ontstaat als er geen aangiftebiljet is uitgereikt. Aangiftetermijnen Voor aanslagbelastingen: minimaal een maand na uitnodiging (art 9 AWR), effectief meestal meer. Voor aangiftebelastingen: minimaal een maand na einde tijdvak of uitnodiging als dat later is (10 AWR); effectief altijd een maand na einde tijdvak. Op verzoek kan er uitstel worden verleend. Deze werken wel weer door de overige termijnen (zie later). Soms is er sprake van voorlopige aangifte; voorlopige aangifte; voorlopige betaling. Dit mag wel met geschatte bedragen. Verspreide aangifte over het gehele jaar voor belastingadvieskantoren, zodat ze het hele jaar wat te doen hebben. Te late aangifte Je hebt tijdig aan de aangifte voldaan, als die op 1 april ook echt binnen is. Gedoe met post; moment wanneer je hem op de post doet maakt niet uit. Slechts het moment waarop die binnenkomt is van belang. Te late aangifte: Bij aanslagbelastingen een aanmaning: periode van 10 dagen om alsnog je aangifte in te dienen (art 9 lid 3 AWR). Als je dan op tijd bent, heb je nog steeds aan de verplichting voldaan. Daarna ben je te laat en kun je evt een verzuimboete krijgen (art.67a, 226 ). De goede bedragen staan nog niet in de pocket. Bij aangiftebelastingen worden geen aanmaningen gestuurd, maar er is wel een kleine coulance regeling ingevoerd (7 dagen). Als je steevast te laat bent, vervalt de coulancetermijn. Deze termijn is slechts voor incidentele gevallen. Bij te late aangifte verzuimboete: art 67b AWR. Belangrijk verschil tussen te late betaling en te late aangifte: Als je te laat betaalt, worden de bedragen een stuk hoger (art.67c). Hierbij speelt vaak een probleem voor starters, aangezien hun eerste uitnodiging vaak lang op zich laat wachten. Aanslagregeling Staat precies uitgewerkt in art 5 AWR: - Bevoegd hierbij is de inspecteur - Dagtekening is vertrekpunt voor verdere procedure - Op het aanslagbiljet moeten de betalingstermijnen vermeld worden (lid 3)

- Juiste tenaamstelling/adressering van belang voor termijnen, niet zonder meer voor geldigheid aanslag - Indien door de schuld van de inspecteur (verkeerd adres) de uitnodiging niet is aangekomen, dan ben je niet formeel uitgenodigd. Dagtekening Dagtekening is van belang voor betalingstermijn en of de aanslag tijdig vastgesteld. De dagtekening is een formaliteit, hoeft niet per se gelijk te zijn aan de dag waarop de aanslag feitelijk is vastgesteld. Dit wordt gedaan in Apeldoorn. Over het algemeen ligt de dagtekening later dan de verzending/ontvangst. Er is geen interne verzonden post registratie bij de BD, dus vaak moeilijk te controleren. De dagtekening is van belang voor 1. Aanslagtermijn 2. Betalingstermijn 3. Aanvang bezwaartermijn Aanslagtermijn voor aangiftebelastingen De belastingschuld wordt geformaliseerd door de vaststelling van de aanslag. Hiertoe is de inspecteur bevoegd, waarbij hij niet gebonden is aan de aangifte. Termijn: binnen drie jaar na ontstaan van de belastingschuld. Zie artikel 11 lid 3 en 4. als de inspecteur te laat is, hoef je niet te betalen. Je moet echter wel bezwaar aantekenen tegen de te laat opgestuurde aanslag, want anders moet je wel betalen. Begin aanslagtermijn De eerste drie maanden is de standaard aangifte termijn. Dat is geen uitstel van aangifte. Uitstel is slechts verlenging van de eerder gestelde aangiftetermijn. Zonder verzoek is er ook geen uitstel. Alles na 31-12 leidt tot een vernietigbare aanslag, dus niet van rechtswege nietig. Bij verleend uitstel:

Uitstel van 6 maanden; de aangiftetermijn wordt verlengd met 6 maanden. Zodoende wordt de aanslagtermijn ook verlengd met 6 maanden tot 1 juli. Zie art 11, lid 3. Hiervoor telt alleen het uitstel op verzoek, wat duidelijk kenbaar moet zijn voor de belastingplichtige. Het feitelijke genoten uitstel is niet bepalend, je moet er zelf om verzocht hebben en uitdrukkelijk gekregen hebben. Bij een procedure ligt de bewijslast bij de fiscus. Logisch; zij willen de normale termijn verlengd zien met een bepaald periode. Wie stelt, moet bewijzen. Vaststelling aanslag In beginsel op de dagtekening, maar bij een latere terpostbezorging gelden 3:40 en 3:41 Awb. een besluit treedt niet in werking voor het is bekendgemaakt, waarbij de bekendmaking geschiedt door toezending. Eerder dan toezenden kan een besluiten niet in werking treden. Deze regel is sterker dan 5 lid 1 AWR. Bij aanslag rond einde aanslagtermijn De dagtekening en terpostbezorging moeten binnen de termijn liggen. Dit laatste is moeilijk te bewijzen, want de BD werkt intern niet met datumstempels. Bij ontvangst van meer dan 10 dagen na dagtekening, wordt vermoed dat deze te laat is verzonden (jurisprudentie). Een nieuw bewijsprobleem is echter het bewijzen van de latere ontvangst. Voorlopige aanslag Deze is geregeld in artt. 13 en 14. Gaat over betaling over lopende en/of verstreken tijdvakken. Deze moet altijd gevolgd worden, of door een voor bezwaar vatbare schikking uit art 15 AWR. Voorlopige aanslag: kunnen er meer zijn. In de wet staan geen termijn, maar art 15 AWR, definitieve volgt de voorlopige, definitief opleggen uiterlijk 3 jaar na einde jaar (IB) Voorlopige te hoog: bezwaar en beroep mogelijk, zin voorlopige: kwestie van invordering, kort op ontstaan belastingschuld beginnen met innen. Per 1 juli 2009 is de betalingstermijn van een definitieve aanslag 6 weken Aanslag te laat: Conversie in procedures toegepast HR: op voorlopige aanslag moet een definitieve aanslag volgen. Indien deze te laat wordt opgelegd, of komt er niet, voorlopige aanslag moet terugbetaald worden zonder rente, materieel is de belasting wel verschuldigd, geen onverschuldigde betaling. LB en div.bel: zelfstandige belastingschulden op grond van eigen wetten, indien nadelig dan is er nog een nieuwe bezwaartermijn mogelijk na afloop van de driejaarstermijn.

HC Formeel Belastingrecht 1 Week 3 Aanslag nihil Een aanslag kan nihil zijn wanneer de betaalde voorheffing gelijk is aan de materiële belastingschuld. De inspecteur kan dan een besluit nemen om geen aanslag op te leggen (art 12 en 15). Als de aanslagtermijnen zijn verlopen wordt de voorlopige aanslag vernietigd. De voorheffing wordt eindheffing. Rechter: er moet wel een financieel belang zijn bij een (bezwaar) procedure, anders geen procedure, daarom wordt nu ook de onverrekende verliezen bij een aparte beschikking vastgesteld Navordering en nieuw feit Wanneer de formele belastingschuld lager is dan de formele belastingschuld, is de aanslag te laag en kan er nagevorderd worden. Er is echter wel een nieuw feit voor nodig (art 16AWR lid 1): in principe geldt alleen nieuwe feitelijke informatie. Navordering soms ook mogelijk naaste een nieuw feit: bij een kenbare administratieve fout wel navordering mogelijk. Er moet dus een nieuw feit zijn, tenzij er sprake is van kwade trouw. Nieuw feit is niet verkeerd inzicht in het recht. Belastingplichtige kan voordat de aanslag definitief is geworden zich beroepen op gewijzigde jurisprudentie. Denk bij een feit bijvoorbeeld aan de informatie dat een hypotheek niet is gebruikt voor de aankoop van een woning. Daarnaast zijn er nog de veranderende regels omtrent de schrijf- en tikfouten. Hierover in college van week 4 meer. Wat is nieuw? Naast de informatieplicht van de belastingplichtige heeft de inspecteur een onderzoeksplicht. Een nieuw feit is een feit dat de inspecteur niet bekend was of bekend had kunnen zijn (zie ook laatste volzin artikel 16 lid 1 AWR). Gegevens die bij de FIOD, ander kantoor bekend zijn, worden geacht bekend te zijn bij de aanslagregelaar. Wat is bekend? In artikel 16 lid 1 worden twee mogelijkheden genoemd: een feit is bekend (1) of had redelijkerwijs bekend kunnen zijn (2). Bij het eerste is de inspecteur zich van het feit bewust, maar verder niet gebruikt bij het vaststellen van de aanslag. Bij de tweede mogelijkheid zit meer rek. Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid dat de inspecteur de meegestuurde toelichting bij de aangifte niet gelezen heeft. Volgens het Hof geen nieuw feit, keuze van de belastingdienst, risico voor de belastingdienst door hun werkwijze, systeemrisico. Om extra zekerheid te krijgen van het belastingdienst kun je expliciet naar hun standpunt vragen: bijvoorbeeld wat is de waardering en waar is deze op gebaseerd. Daarmee verklein je het risico voor navordering o.b.v. nieuw feit omtrent die waardering. Onderzoeksplicht Norm HR 11-04-2001: onderzoeksplicht: (nog) niet zoveel over te zeggen, gevoel. Zo is er in dit arrest gezegd over de onderzoeksplicht dat de inspecteur mag uitgaan van de juistheid van de gegevens in de aangifte. Echter, hij is wel tot een nader onderzoek gebonden als hij in redelijkheid reden heeft om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte. Er is sprake van ambtelijk verzuim als de inspecteur in laatstgenoemde situatie niet tot nader onderzoek is overgegaan. Denk bijvoorbeeld aan een idiote aftrekpost of een volgend geval uit de jurisprudentie: Aangifte IB was ingediend op diskette, drie nullen teveel bij betaalde rente EW. Systeem heeft het er wel uitgegooid maar er is verder niks mee gedaan. Kortom: informatie had bekend kunnen zijn, als ze er beter naar hadden gekeken. Geen nieuw feit, geen navordering.

Fouten en kwade trouw Er zit een duidelijk verschil tussen opzet/kwade trouw en per ongelijke fouten in de aangifte. Als er direct zichtbare fouten niet gecorrigeerd zijn (zie vorig IB/Eigenwoning voorbeeld), dan is er sprake van ambtelijk verzuim: geen aanleiding voor navordering. Indien er een niet direct zichtbaar en niet gecorrigeerde fout in de aangifte stond kan dit reden zijn tot navordering. Kwade trouw heeft slechts betrekking op informatie die 'bekend had kunnen zijn'. De belastingplichtige stelt feiten verkeerd voor of verdoezelt informatie. Dit veronderstelt bewustheid en opzet. De bewijslast voor opzet ligt bij de belastingdienst. Daarnaast geldt voorwaardelijke opzet ook: willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaarden dat te weinig zal worden geheven.

HC Formeel belastingrecht 1 week 4 Artikel 16 AWR wordt veranderd door wetswijziging door staatssecretaris de Jager, vanaf 1 januari 2010. Deze is te vinden op nestor onder Belastingplan 2010. Voorwaardelijke opzet. - Arrest VN 1999/24.2 gaat over de aangifte van de waarde van een a.b.pakket o bepaling: (2x intrinsieke waarde + 1x nominaal)/3= 7mln. o De waardebepaling werd expliciet in de aangifte genoemd o Goedgekeurd door de inspecteur o Echter WEV was 14.2 mln. Is er plaats voor navordering? o Hof; zodanig onjuiste waardering dat willens en wetens de niet denkbeeldige kans op te lage heffing is aanvaard, kwade trouw. Kortom: noemen van de waarderingsmethode bij aangifte neemt kwade trouw niet weg. Hier werd in de periode voor dit arrest wel vanuit gegaan. Het risico dat degene die de aangifte doet voor de belastingplichtige zijn werk niet goed doet, is voor rekening van de belastingplichtige. Is aldus door meerdere arresten bevestigd. De boetes kunnen niet worden doorgerekend aan de belastingplichtige bij de te kwader trouw van de gemachtigde. De navordering kan wel worden doorgerekend aan de belastingplichtige. Causaal verband De kwade trouw moet betrekking hebben op het feit dat tot navordering zal leiden. (art 16.1, laatste zin). Er moet dus sprake zijn van een causaal verband tussen het nieuwe feit en de gronden tot navordering. Als de nodige informatie bij de eenheid bekend is, kan het niet vragen om een aangiftebiljet niet de oorzaak zijn van het achterwege blijven van een aanslag. - Het niet vragen om een aanslagbiljet kan niet direct leiden tot navordering. Dit verband is niet causaal genoeg. Dit is bijvoorbeeld het geval als de belastingdienst vergeet een uitnodiging tot aangifte te sturen naar een BV, terwijl dit de voorafgaande jaren wel is gebeurd. Pleitbaar standpunt (VN 2001/38.4) Vaag begrip; een standpunt dat je in redelijkheid kunt innemen t.o.v. de belastingdienst. Dit is niet per se een standpunt waarmee je gelijk krijgt. De staatssecretaris vindt een standpunt pleitbaar als dat 'een opvatting betreft over de kwalificatie van de feiten óf de toepassing van het recht op de feiten die in redelijkheid verdedigbaar is'. In dat geval kan de belastingplichtige niet worden verweten dat aanvankelijk geen of te weinig belasting is geheven. Het beleid van de staatssecretaris geldt zowel voor zogenaamde verzuimboeten als voor vergrijpboeten. - er is nooit sprake van opzet (of grove schuld) bij pleitbaar standpunt - wat is pleitbaar? (BNB 1988/271) o Als je gelijk krijgt voor het Hof altijd, anders afhankelijk van het oordeel v/d rechter, Er is dan namelijk in ieder geval één rechter die jouw standpunt steunt, ook al is aan een andere, hogere rechter een ander standpunt toebedeeld. o vakkennis adviseur moet ook worden meegenomen. Het vervelende van de vage begrippen is dat er bij een meningsverschil met de belastingdienst vaak een gang naar de rechter volgt.

Hof Arnhem 5-4- 07 (VN 2007/33.7) Dit arrest gaat erover of het standpunt omtrent een herinvesteringreserve bij staking wel of niet pleitbaar is. De aangifte werd er niet uitgeplukt bij de eerste aangifte. Een herinvesteringreserve bij staking zou er normaal gesproken gelijk uitgeplukt worden, aangezien dit geen logische combinatie is: dit kwam door een fout in de automatisering. Er is hier sprake van een ambtelijk verzuim: er was sprake van een volledige gegevensverstrekking; dus geen kwade trouw. Een afwijkend standpunt leidt namelijk niet per definitie tot kwade trouw. Het is voor te stellen dat de belastingplichtige dacht dat hij een beroep kon doen op de herinvesteringreserve. Als er echter een deskundige betrokken was bij deze aangifte, kon de uitslag van het oordeel over het pleitbaar standpunt anders uitvallen: een deskundige moet namelijk beter weten. Als een individuele belastingplichtige niet beter weet en een verkeerde aangifte doet en als dit niet wordt gecorrigeerd bij de primitieve aanslag door de inspecteur, dan levert dit risico op voor de inspecteur/bd. Fouten in de aanslag Nieuw feit vereiste dient ter bescherming van de rechtszekerheid, je moet kunnen vertrouwen op de aanslag (art. 16 lid 1 AWR). Een inspecteur mag niet zomaar de aanslag verhogen omdat hij plotseling tot een ander inzicht komt. Als de belastingplichtige weet dat de aanslag onjuist is (geen onjuiste aangifte); o dit wordt opgelost door de jurisprudentie, niet door de wet - verkeerde wetstoepassing door de BD kan niet door navordering bij de rechter worden gecorrigeerd - BNB 1973/161 Belastingplichtige had een inkomen aangegeven van 291.119. Vastgesteld inkomen was echter slechts 29.119 Er kwam navordering over het verschil; er is ergens een tikfout gemaakt door de BD. De belanghebbende beriep zich op art. 16 lid 1 AWR: geen nieuw feit. HR: art. 16 lid 1 AWR is uitsluitend bedoeld voor die gevallen waarin een aanslag de indruk kan wekken te berusten op een zij het mogelijke onjuiste vaststelling door de inspecteur. Kortom; navordering wel toegestaan, een administratieve fout wordt namelijk niet tot art. 16 lid1 gerekend. De HR doorbreekt hiermee de wettekst van art. 16.1 AWR. Dit is het begin van de schrijf- en tikfouten jurisprudentie. Per 1 jan 2010 hoopt de staatssecretaris te regelen dat deze jurisprudentie niet meer nodig is en dergelijke zaken in de wet te regelen.

BNB 1974/294 Sprake van een aangegeven inkomen 59541, waarvan 41000 bijzondere bate. Er was een vastgesteld inkomen van 19.691 (echte tikfout). De BD wilde een navordering over het verschil. De belastingplichtige had echter barweinig verstand van belastingwetten en volgens het Hof Den Haag begreep de belastingplichtige niet (en hoefde niet te begrijpen) dat er sprake was van een fout. Geen nieuw feit; dus geen navordering. BNB 1990/172 Niet behandeld, zie sheets Telfouten (BNB 1985/226) Telfout van 10.000 door de belastingambtenaar die zelf n.a.v. verstrekte bijlagen de aangifte invult. Fout voor belanghebbende niet als zodanig kenbaar, dus geen navordering: ambtelijk verzuim. BNB 1988/251: telfout van 10.000 door belastingplichtige zelf bij invullen aangiftebiljet. Voor inspecteur bij oppervlakkige controle eenvoudig kenbaar, dus ambtelijk verzuim en geen navordering. Goede of kwade trouw belastingplichtige speelt geen rol. (1988, stond nog niet in art 16 AWR). Voor nog meer voorbeelden van jurisprudentie zie 2002/9.8, 2005/13.4 en 2006/20.5 (sheets week 4) BNB 1991/118 - Ten onrechte nihil-aanslag door onjuiste wetstoepassing, ontdekt voor verzending, waarschuwing per brief. In de brief moet wel staan wat er verkeerd gegaan is en om welk bedrag dit gaat. - In deze zaak wel navordering; - HR: art 16 is een codificatie van vertrouwensbeginsel, bij aankondiging vooraf in beginsel geen opgewekt vertrouwen, dus geen nieuw-feit vereiste. Wel moet er een nadere duiding van de aard van de fout bijstaan, anders toch geen navordering (geval bij 1991/118) HR 6 juni 1973 Volgens de oude jurisprudentie is art. 16 AWR bedoeld voor gevallen waarin een aanslag bij de belastingplichtige de indruk kan wekken dat deze onjuist is door een voor de belastingplichtige duidelijk kenbare schrijf- of tikfout van de inspecteur. Nieuwe formulering HR 14-4-2006 Er moet een discrepantie zijn tussen wat de inspecteur wilde en wat er in het aangiftebiljet staat. Het moet daarbij duidelijk zijn voor de belastingplichtige dat het gaat om een fout (schrijf of tikfout) bij de totstandkoming van de aanslag. Verschil oud/nieuw: een fout vs als zodanige kenbare schrijf- of tikfout - Hele jurisprudentie is in feite contra legem, want in strijd met de tekst van de wet. - wat de inspecteur wilde - bewust verkeerde vak aanvinken = wil van de inspecteur geen navordering o ingevuld door een persoon die niet beter weet en een beoordelingsfout maakt (bv uitzendkracht, iemand van andere afdeling etc) - per ongeluk het verkeerde vak aanvinken = schrijf of tikfout mogelijk navordering o gedaan door een persoon die wel beter weet en per ongeluk iets fout doet

Belastingplan 2010, 32129 (zie ook nestor) Aanpassing art 16 lid 2 AWR Navordering in alle gevallen als voor de belastingplichtige redelijkerwijs kenbaar is dat de aanslag ten gevolge van een fout te laag is vastgesteld. Er komt een codificatie van de schrijfen tikfouten en uitbreiding Wanneer is er sprake van een fout? - een fout = schrijf- tik en tel intoetsfouten, fouten ten gevolge van geautomatiseerde verwerking, fouten in de aangifte o collectie fouten welke kunnen leiden tot navordering wordt sterk uitgebreid onder nieuwe wetgeving per 01-2010; voordelig voor de BD o onderzoeksplicht voor de inspecteur stelt niet zo veel meer voor Er is geen navordering bij verwijtbaar onjuist inzicht van de inspecteur. Bij niet verwijtbaar onjuist inzicht, kan er sprake zijn van kwade trouw belastingplichtige. Wanneer is een fout redelijkerwijs kenbaar? - in ieder geval bij een afwijking van meer dan 30% - toets is niet de kennis van de concrete belastingplichtige, maar de gemiddelde o Deze gemiddelde kennis moet worden bepaald door de rechter. Want wat is nou de gemiddelde kennis van een Nederlander van het belastingrecht? o Raar: want redelijkerwijs zou eerder moeten aansluiten bij de belastingplichtige in casu, niet de gemiddelde. - redelijkerwijs lijkt aan te sluiten bij de persoon zelf, conform schrijf- en tikfouten Kortom: bron voor een nieuwe stroom jurisprudentie; of aansluiting bij oude jurisprudentie (tikfouten) Termijn Nieuwe regeling gaat gelden voor aanslagen opgelegd na 1-1-2010 (mits tijdig wet geworden) - er komt een extra termijn voor dit soort aanslagen Navordering is mogelijk tot 2 jaar na vaststellen van de primitieve aanslag: dus maximale navorderingstermijn is 5 jaar (3+2), afhankelijk van de dagtekening van de primitieve aanslag kan deze termijn ook korter zijn. De staatssecretaris bevestigt hiermee wel dat dit gaat om een herstel van onzorgvuldigheden, waarvoor een ander regime geldt dan voor de gewone navorderingsaanslag. Toerekening van niet schrijf- en tik fouten - informatie bekend elders binnen de belastingdienst (ander kantoor, FIOD etc.) niet toerekenen aan de inspecteur - toerekening binnen de regio? Voor gelijkheidsbeginsel in de regio nu de toets Moment van bekend worden van feiten De aanslag wordt vastgesteld op moment dagtekening. - feitelijk veel eerder, door geautomatiseerde afhandeling De inspecteur kan de aanslag niet meer wijzigen ruim voor dat deze verstuurd wordt - wanneer is een feit dan nieuw? o Een feit is nieuw nadat de aanslag feitelijk niet meer gewijzigd kan worden. De inspecteur moet dan aannemelijk maken dat het feit nieuw is, bekend nadat de mogelijkheid tot aanpassen is vergaan (jurisprudentie) o Dit is dus voor het moment van de dagtekening!

Normale termijnen Normaal 5 jaar na ontstaan belastingschuld (+ evt. uitstel) - dus 2 jaar langer dan gewone aanslagtermijn - 12 jaar bij buitenlandse inkomens o Probleem wanneer inkomen in het buitenland opkomt o Procedure over verboden discriminatie Objectieve rechtvaardiging voor langere buitenlandse termijn: de informatie moet namelijk uit het buitenland komen, dit is moeilijker dan via de normale Nederlandse kanalen. Oneigenlijke navordering - ook bekend als interne compensatie In bezwaar of beroep zou de aanslag verminderd moeten worden; belastingplichtige heeft gelijk. Maar de inspecteur vindt dat op een ander punt betreffende dezelfde aanslag te weinig geheven - kan er dan intern gecompenseerd tussen beide posten? Ja (BNB 1999/68), interne compensatie is toegestaan, verrekening van de vermindering met de verhoging van de formele belastingschuld tot maximaal het oorspronkelijke bedrag van de aanslag. Denk bijvoorbeeld aan de mogelijkheid dat er een aanslag is van 50.000 en de belastingplichtige een bezwaar aantekent van 5000 euro en deze ook toegewezen krijgt. Echter, inspecteur ontdekt dat er op een geheel ander punt voor 3000 E te weinig is geheven. Uiteindelijke aanslag wordt dus 48000.

HC Formeel belastingrecht 1 week 5 Hoofdstuk 4 AWR aangiftebelastingen, zoals OB, LB. Grootste opbrengst, eenvoudigste system doordat de werklast ligt (voor een groot deel) bij de ondernemers. Zij moeten de aangifte opmaken en aan de hand daarvan de belasting voldoen. - Loonbelasting grote bron van inkomsten, grote overlap in objecten v heffing tussen IB/LB. Dit geeft een vertekend beeld. Systeem van heffing De betaling vindt plaats op aangifte. - Belastingdienst hoeft er an sich niet veel aan te doen, de ondernemer moet het zelf regelen. Voorbeeld OB: Zelf in rekening brengen, zelf betalen, en uiteindelijk bij einde tijdvak het saldo van deze twee bedragen betalen aan de belastingdienst (overeenkomstig de aangifte. De betalingsverplichting rust rechtstreeks op de ondernemer. Bij fouten komen er naheffingsaanslagen en evt boetes. Rol van aangifte Het aangiftebiljet is een geleidebiljet; specificatie van het te betalen bedrag. Het biljet is simpel van opzet en geeft weinig informatie. De informatie zit vooral in de boekhouding v/d ondernemer. Denk hierbij aan voorwaarden aan facturen, met btw-nummers ed. Het betalen is belangrijker dan de aangifte: o Aangifte niet op tijd; lage boete art 67b o Verkeerd/te laat betaald; veel hogere boete art 67c Periodieke controle vanuit de BD(eens in paar jaar); de boekhouding wordt doorgespit, kloppen de aangiftes met de boekhouding? BD legt naheffing/boetes op bij fouten. Wijze van aangifte De aangifte gaat vrijwel altijd elektronisch (20 lid 2 Uitv. Reg. AWR). Uitnodiging tot aangifte gaat via een aangiftebrief, 4a Uitv. reg. Hierin staat de wijze van het doen van aangifte, de omschrijving van de gevraagde gegevens en de termijn. Vertraging door onbereikbaarheid BD voor risico van de BD o belangrijk i.v.m. met verzuimboetes o wel bewijzen aanvoeren: denk bijvoorbeeld aan een foutmelding van het systeem als je via internet de aangifte niet kunt verzenden, omdat het programma van de belastingdienst hapert. Aangiftetermijn (artikel 10) De termijn voor aangifte is minstens 1 maand na uitnodiging. Uitnodiging wordt echter vaak voor het einde van het tijdvak verstuurd. Tot het eind van de volgende maand loopt het aangiftetijdvak. Zodoende heb je redelijk wat tijd om je aangifte in te vullen. Uitstel is mogelijk, zij het zeer ongebruikelijk. Bij de loonbelasting is de termijn een maand, dit was vroeger per kwartaal. Redenen voor deze kortere termijn zijn: o Rentevoordeel voor BD o Invorderingsrisico wordt lager o In lijn met IB; gaat ook per maand o Maar; meer administratieve rompslomp

De OB gaat per maand, kwartaal of jaar. Standaard is een kwartaal, grootte van onderneming kan verschil maken. Het is aan de inspecteur om dit vast te stellen, er is hiervoor geen wettelijke gradatie. Betalingstermijn Deze is veel belangrijker dan aangiftetermijnen en vloeit voort uit artikel 19 De betaling kan ook verplicht zijn zonder aangifte: Jurisprudentie: aangifte te laat ingeleverd door belastingplichtige, maar hij had wel op tijd betaald. De belastingplichtige kreeg een boete doordat hij niet had betaald overeenkomstig zijn tijdige aangifte. Betaald zonder aangifte; art 19.1. Geef dan een goede omschrijving van de betaling; dan heb je voldaan aan je materiële belastingschuld. Zodoende kun je geen boete krijgen wegens te late betaling Betalingsverplichting staat los van de aangifteverplichting. Hierop kunnen dus los van elkaar boetes geheven. Startende ondernemers: je hebt nooit uitnodiging gekregen, maar er is toch betalingsverplichting Je bent je ervan bewust dat je moet betalen Je krijgt geen uitnodiging Toch moet je betalen, omdat je weet dat je belastingplichtige bent Jurisprudentie: belastingplichtige vermeldt verkeerd nummer bij betaling, maar betaalt wel alles naar de belastingdienst. BD stort terug. BP: ik heb alles betaald, maar BD heeft niet zijn schuld weggestreept tegen de betaling. HR: belasting is niet betaald, boete voor te late betaling. Het gaat er dus niet alleen om dat het bedrag betaald is, maar ook hoe het betaald is. Formalisering Deze formalisering bestaat uit aangifte plus betaling. Zonder betaling is er geen formalisering (stand punt van de BD en de staatssecretaris) Dit is echter een twijfelachtig standpunt, want als duidelijk is waar de betaling voor bedoeld is, dan is het in principe ook duidelijk welke materiële belastingschuld is betaald. Volgens de belastingdienst is er zonder uitnodiging geen mogelijkheid tot aangifte. Dit is echter ook betwistbaar. De aangifte kan namelijk vormvrij; zolang de noodzakelijk gegevens maar worden verstrekt. Geen betaling; naheffing Artikel 19 lid 2 zorgt voor een mogelijkheid tot uitstel van betaling. Dit is echter een grote uitzondering, want slechts bij een onmogelijkheid om juiste gegevens aan te leveren. Echter, je moet worden geacht om een juiste administratie bij te houden. Kortom; geringe kans, want als je een administratie bijhoudt heb je ook de beschikking over de juist gegevens. Indien niet of onjuiste betaling, dan komt er naheffing. Deze formalisering ligt dan bij de belastingdienst (art 20 AWR). De bevoegdheid tot naheffing vervalt na 5 jaar (art 20 lid 3) De termijn begint te lopen na het einde kalenderjaar (art 20, lid 3) Termijn is12 jaar bij economische eigendomsoverdrachten (OB/OVB) Er is geen nieuw feit vereist; er zijn geen nadere voorwaarden gesteld aan de naheffing, slechts aan de termijn. In geval van faillissement vervallen alle invorderingstermijnen, normaal gesproken. Echter: Artikel 10 Invorderingswet (versnelde invordering) geldt niet i.c.m. art 19 AWR, want normaal gesproken staan de betalingstermijnen in de Invorderingswet 1990.

Waarom geen nieuw feit? De BD doet in eerste instantie nauwelijks mee, heeft weinig info voor handen, slechts totalen die zijn verleend op de aangifte. De BD krijgt informatie door controles achteraf, dus alle informatie is nieuw. Zodoende is er geen eerder vertrouwen gewekt door de BD bij de belastingplichtige. Wel moeten alle belaste feite binnen het tijdvak van de naheffing vallen. Tegenwoordig steeds meer horizontaal toezicht, vertrouwen wekken en convenanten maken. Dan zijn er in principe geen controles meer. Het systeem is in opbouw, er zijn nog veel onduidelijkheden. Deelname aan project is vrijwillig, je verklaart van tevoren dat je alle onduidelijkheden zal voorleggen aan de BD. Consequenties van kwade opzet/achterhouden info zijn nog niet uitgewerkt. Alle formalisering wordt zodoende eigenlijk bij de belastingplichtige gelegd. Naheffing is niet onbeperkt mogelijk Er zijn hier ook beginsels van opgewekt vertrouwen en gelijkheid. Stel: Je ziet later dat je nog een teruggaaf krijgt over een eerder tijdvak waarover je al aangifte hebt gedaan: dit kan niet via een nieuwe aangifte, je kunt geen twee aangiftes doen over 1 tijdvak. Je moet vervolgens een verzoek doen om teruggaaf (vormvrij, gewoon een brief o.i.d.). Dit verzoek wordt gehonoreerd. Vervolgens komt de BD erachter dat de teruggaaf onterecht was, kan er dan nog naheffing plaatsvinden? Artikel 20 lid 1, tweede volzin: spreekt over een ingevolgde de belastingwet gedaan verzoek. De vormvrije brief valt hier niet onder. Deze valt dus ook niet onder artikel 20 lid 1 en zodoende kan er met dit geval niet worden nageheven. Dit wordt echter gerepareerd in het Belastingplan 2010: de passage wordt vervolgens: een gedaan verzoek. Hier vallen dus ook informele, vormvrije verzoeken onder. Twee systemen voor aangifte: voldoening en afdracht Voldoening op aangifte: OB. De ondernemer is zelf belastingplichtig. De belasting is economisch en juridisch indirect. De afnemer is namelijk degene op wie de belasting drukt Afdracht op aangifte: LB De werknemer is hierbij niet degene die rechtstreeks de belasting afdraagt. Er vindt eerst inhouding plaats (bij de werknemer) en vervolgens afdracht (door de werkgever). De inhouding schept een afdrachtschuld voor inhoudingsplichtige/afdrachtplichtige, de werkgever. Dubbele formalisering:inhouding en afdracht op aangifte. De LB is een voorheffing voor de IB, dit loopt er weer doorheen. Voorgeschreven verrekening vind je in art 15 AWR. De formalisering van de LB schuld is een vooruitbetaling van de IB. Als er verder geen aanslag komt en geen verrekening, dan is de LB eindheffing voor de IB.

HC Formeel Belastingrecht 1 week 6 Informatieplichten ten dienste van de belastingheffing (college door dhr. Sjobbema, slechts gedeelte van de sheets behandeld). Bijkomende verplichtingen De informatieplicht wordt ook wel aangeduid als bijkomende verplichtingen. Belangrijk omdat de belastingheffing niet vanzelf gaat en is geregeld in afdeling 2 van hoofdstuk 8 v/d AWR Informatieplicht van de belastingplichtige zelf (47 AWR) Verstrekken van informatie is nog weer wat anders dan gegevens en inlichtingen. Informatie zijn eigenlijk gegevens en inlichtingen, die ook een bepaalde waarde hebben en extra duidelijkheid verschaffen. Deze informatieplicht geldt voor eenieder, en is van belang voor de belastingheffing in Nederland. Je hebt geen spontane informatieplicht jegens de inspecteur, het moet op verzoek v/d inspecteur ( desgevraagd ) Informatieverplichting van derden (53 AWR) Deze informatieplicht is van groot belang om tot een compleet beeld te komen, d.m.v. extra informatie die verkregen is van derden. Ook van belang om de gegevens en informatie van de belastingplichtige te verifiëren Je kunt zodoende geconfronteerd worden met tegenstrijdige gegevens van derden (contra informatie). Dit artikel geldt slechts voor administratieplichtigen (zie lid 1). Natuurlijk persoon particulier kan niet op basis van deze regeling gevraagd worden om gegevens te verstrekken, itt regimes in andere landen. Ook hier geldt een territoriale beperking: informatie moet van belang zijn voor de belastingheffing in Nederland. Op verzoek en uit eigen beweging moeten gegevens verstrekt worden. Denk vooral aan de banken, die alle gegevens omtrent gehouden rekeningen moeten verstrekken aan de fiscus Van te voren moet de inspecteur het karakter van onderzoek aangeven. Belangrijk mbt bijvoorbeeld het verschoningsrecht van notarissen (53a). Als de inspecteur dit niet duidelijk opgeeft, dan mogen de opgevraagde gegevens niet gebruikt worden (BNB 1990/160). Over het algemeen gaan de bevoegdheden van de BD heel ver, alleen in bijzondere situaties als bovenstaande wordt zij beperkt. Wat zijn administratieplichtigen Zie hiervoor art 52 AWR a. lichamen (dus ook banken) b. natuurlijke personen met een onderneming, c. of die als optreden als inhoudingsplichtigen (ook eenmanszaken met personeel) d. Natuurlijke personen met een werkzaamheid Inlichtingenplicht Te vinden in Art. 47 lid 1, sub a, AWR j art. 53, lid 1, AWR. Bestaat uit een actieve informatieplicht, dus dat wil zeggen: het verstrekken van gegevens en inlichtingen voor de BP zelf, maar ook voor derden.

Wijze van voldoen aan inlichtingenplicht (art. 49 AWR) Duidelijk, stellig en zonder voorbehoud (dus geen onzin verkondigen, eerlijk en open zijn). Verder stelt art 49 dat dit niet per se schriftelijk hoeft, kan ook mondeling. Termijn wordt gesteld door de inspecteur Inzageverplichting Dit is de passieve informatieplicht (itt tot de actieve, zie hiervoor). Je doet zelf in principe niks, je stelt slechts gegevens (administratie, gegevensdragers, etc) beschikbaar. Deze geldt zowel voor de BP zelf als voor de info voor derden. Geregeld in art 47.1.b AWR & 53.1 AWR. Wijze van voldoen aan inzageplicht (49.2 AWR) Hierbij moet de inspecteur nog steeds voldoen aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Er moet dus uitdrukkelijk rekening gehouden worden met bv de gang van zaken in de onderneming. Toegelaten om kopieën en dergelijke te maken. Wat dus bijvoorbeeld niet mag: van een grote onderneming de administratie voor 2 weken in beslag nemen om te onderzoeken. Plaats van inzage: rekening houden met belangen van de belanghebbende en Belastingdienst Welke informatie kan worden opgevraagd? Alle informatie die van belang kan zijn. Let op het verschil tussen kan en is Het bepalen of de info voldoet aan dit criterium is voorbehouden aan de inspecteur Als achteraf blijkt dat de gegevens geen waarde hadden voor de inspectie, maakt dat niet uit, er moet sprake zijn van minimale fiscale relevantie. - BNB 1986/128 Serievragen Serievragen hebben betrekking op meerdere belastingplichtigen of meerdere gegevens o in de praktijk van groot belang o internationaal niet toegestaan Deze serievragen zijn niet geïndividualiseerd, ook wel sleepnetonderzoeken genoemd. Wordt hierbij wel voldaan aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur? Stad Rotterdam-arrest (BNB 1975/52) (Klassiekertje) Verzekeraar wordt verzocht informatie te verschaffen over welke schepen er worden verzekerd aldaar, omdat de fiscus vermoedde zwart geld bij de financiering/verzekering van de schepen. Stad Rotterdam wilde de gegevens niet verstrekken, mbt privacy. De HR gaf Stad Rotterdam Verzekeringen gelijk: Privacy moet wijken voor fiscale waarheidsvinding Spontane informatieverplichting van derden (53.2 en 53.3 AWR) Dit is voortbouwend op het Stad Rotterdam arrest. Verzoek voor inlichtingen niet meer nodig, bij aangewezen administratieplichtigen, zoals banken, beleggingsinstellingen, levensverzekeraars, effecteninstellingen. Zij moeten uit zichzelf gegevens overleggen, deze vormen de basis voor vooringevulde aangiftes. Denk bijvoorbeeld aan spaartegoeden voor in box 3. Administratieplicht (52 AWR) Het gaat er om dat de rechten en verplichtingen blijken uit de administratie, die van belang zijn voor de belastingheffing. De administratieplichtige heeft bewaarplicht van 7 jaar (lid 3). Administratieplichtigen worden opgesomd in lid 2.

Informatieplicht in internationale verhoudingen In hoeverre moet 47 AWR toegepast worden bij grensoverschrijdende situaties? Relevant voor buitenlands belastingplichtigen met NL inkomen, buitenlandse dochters Daarnaast is er nog art 47a AWR, wat redelijk onleesbaar is. Deze is in het leven geroepen voor o buitenlandse moedermaatschappijen o samenwerkingsverbanden o buitenlandse zustermaatschappijen Dit artikel schept een zeer ruime verplichting, dus veel discussie over in de literatuur. Gebrek aan medewerking buitenland pardonneert niet : dus je kunt je dus niet zomaar beroepen op bankgeheimen van een bepaald land, bij het niet prijsgeven van bepaalde gegevens. Beperkingen op de informatieverplichting De informatieplicht kan worden beperkt door - algemene beginselen van behoorlijk bestuur - algemene beginselen van procesrecht - verschoningsrecht maar echter niet door (in de meeste gevallen, zie hiervoor de serievragen) - privacy - bankgeheim Fairplay beginsel HR 23 september 2003 M.b.t. de informatieplicht mag er inzage gevraagd worden in notulen van vergaderingen. Echter, er mag niet zomaar inzage in due diligencerapporten gevraagd worden. Zelfs niet in het feitelijke deel. Dit is gek, want hier staan vaak wel fiscaal relevante gegevens in. Geheimhoudingsverplichting (67 AWR) Een ieder die betrokken is bij uitvoering van de belastingwet is gehouden aan de geheimhoudingsplicht. Dit geeft bescherming aan de privacy en de bedrijfsgeheimen. Eigenlijk een soort goedmakertje voor de grote mogelijkheden tot het opvragen van gegevens. Schending hiervan is strafbaar gesteld in het strafrecht. Er geldt echter wel een kleine ontheffing van geheimhoudingsplicht (lid 2): a. bij een wettelijk voorschrift tot bekendmaking b. als bekendmaking noodzakelijk is voor een goede vervulling van de publiekrechterlijke taak c. als bekendmaking plaatsvindt aan degene op wie de gegevens betrekking hebben, voor zover deze gegevens door of namens hem verstrekt zijn Algemene beginselen van procesrecht Tijdens de beroepsfase is 47 AWR niet toegestaan. o Fiscus mag hier tijdens beroep dus geen gebruik meer van maken(bnb 1988/160) o Argument: inspecteur en belastingplichtige moeten tijdens beroep op gelijkwaardige voet met elkaar staan - 53 AWR wel toegestaan o Tast voet van gelijkwaardigheid niet aan, je mag wel erg in andermans boeken kijken(bnb 1992/387). Dit maakt voor de gelijkheid van partijen geen verschil.