Het binnenste buiten? De visie van jongeren, ouders en professionals op succesvolle gesloten residentiële hulpverlening



Vergelijkbare documenten
Naar een nieuw perspectief. M.A.Gelsing GZ-psycholoog behandelcoördinator

JEUGDIGEN. Hulp na seksueel misbruik. vooruitkomen +

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo

Onderzoek naar het cluster 4 onderwijs: kinderen en hulpverlening. Drs. R. Stoutjesdijk & Prof. Dr. E.M. Scholte M.m.v. drs. H.

Yes We Can Fellow onderzoek

Werken bij Het Poortje Jeugdinrichtingen. Werken aan een verantwoorde toekomst voor jongeren

Iedereen heeft een verhaal

Up2U: een behandelmodule voor blijvende gedragsverandering

Ik-Wijzer Naam: Sander Geleynse Datum: 27 januari 2016

vooruitkomen + Hulp na seksueel misbruik

Naam: Datum: Ik-Wijzer

Brief voor ouder over thema 1

Juni 2012 Roeland van Geuns Nadja Jungmann. Naar efficiënter werken met klantprofielen

The Whole is More. A Contextual Perspective on Attitudes and Reactions of Staff towards Aggressive Behaviour of Clients with ID in Residential

Onderzoek TNO en Movisie Kikid lesprogramma Benzies & Batchies

Aan de slag! Wat is er nodig in de jji s?

Leren/coachen van meisjes - Dingen om bij stil te staan

Informatiebrochure. Stichting. Goed. met. Training, voorlichting & scholing. voor iedereen die met psychiatrie te maken heeft

DESKUNDIG AAN HET WERK OUDEREN. Trainingen op het gebied van psychische problemen of psychiatrische stoornissen

Een Positieve Klas resultaten Duhamel College Den Bosch

Samenvatting Het draait om het kind

gewoon meedoen! Ketenzorg met toekomst

HET BELANG VAN DE RELATIE

Samenvatting onderzoek Bejegening van pleegouders in Zeeland Door Veerle de Leede In opdracht van Stichting Pleegoudersupport Zeeland

Kanjerbeleid Samenvatting voor ouders

Interculturele psychiatrie en jeugd-ggz

Vraag 10: Grenzen in pleegzorg

Samenvatting De problematiek van gedetineerden met een lichte verstandelijke beperking in het gevangeniswezen

Zelfbeeld. Voortgezet onderwijs

De Kanjertraining Wat moet je weten over de kanjertraining? Doelen Aanpak

ZORGBUREAU JOKIJO PEDAGOGISCHE BELEIDSDOCUMENTEN

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet?

Betrokkenheid. Competentie. De behoefte aan competentie wordt vervuld.

PAINT-T (Psychosociale ADHD Interventies-Teacher training): Een onderzoek naar een korte leerkrachttraining voor leerkrachten van kinderen met ADHD.

Werken met multipele allianties

Interessen: Wat vind ik leuk?

Als duwen en trekken niet helpt: impasses doorbreken met een complexe doelgroep

Competenties. De beschrijvingen van de 7 competenties :

Het delict als maatstaf

Sport en de persoonlijke ontwikkeling van kwetsbare jongeren

Voortgangsmonitor. Driehuis en gezinshuizen. JiO 9 maart Caroline van den Bel en Carolien Konijn

De doelen van de kanjertraining:

HULPVRAAG Doelgroepen Doelstellingen

Ik stel veel 'doe-ik-het-goed' vragen. Ik weet hoe ik mezelf kan verbeteren, maar het lukt mij nog niet.

Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success

De moderne manager inspireert en stelt doelen die zin geven aan het werk. Hij of zij verbindt een team op zo n

Samenvatting onderzoek naar de rol van pedagogisch medewerkers op peuterspeelzalen in achterstandswijken

De workshop Leiderschap wordt incompany gegeven en op maat aangeboden en is geschikt voor zowel beginnende- als doorgewinterde leidinggevenden.

Informatie 4-daagse opleiding tot Leren van Delict trainer

Voortgangsmonitor. Driehuis en gezinshuizen. JiO 9 maart Caroline van den Bel en Carolien Konijn

CREATIEF VERMOGEN. Andrea Jetten, Hester Stubbé

hoofdstuk 3 hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Cursus Omgaan met klachten

Beleid Kanjertraining

RUIMTE VOOR HELDEN Ouderbrochure

Onderzoek Maatschappelijke Stage

RAPP met de cliënt als gesprekspartner Goed geïnformeerd? Gelijkwaardig? Gemotiveerd?

Safeguarding children and youth in residential and foster care: Supporting healthy sexual development Uitkomsten inventariserend onderzoek

LEIDING GEVEN AAN JONGE MEDEWERKERS

ZELFVERTROUWEN EN ZELFBEELD BIJ KINDEREN Rehobothschool Geldermalsen. Karolijn Ilsink-Erwich

Kwaliteitsstandaarden jeugdzorg Q4C : wat kinderen en jongeren belangrijk vinden als ze niet thuis wonen.

Interventies voor jji en jeugdzorgplus. Leonieke Boendermaker

Hulp voor jonge ouders. Informatie voor professionals

CLIËNTERVARINGS- ONDERZOEK JEUGD

Deelsessie 2: kwaliteitsstandaarden

MEE. Ondersteuning bij leven met een beperking. Omgaan met mensen met een licht verstandelijke beperking. Voor verwijzers

INFORMATIE VOOR OUDERS HAPPY EN HEALTHY

Competenties verbonden aan het ComPas

Hoogbegaafdheid en onderpresteren

Iedereen heeft een eigen verhaal

Talentmeting in korte trajecten

Motiverende gespreksvoering

Cursus. Creëer een veilig seksueel klimaat

De Groeifabriek! Korte online interventie om jongeren te leren dat ze de potentie hebben om te veranderen!

Het veilige pedagogische klimaat van de school

Huiswerk, het huis uit!

Menslievende Professionalisering. Onderzoek naar de training Menslievende Professionalisering. Petri Embregts, Maaike Hermsen & Lisanne van Alphen

Rapportage. Vertrouwelijk. De volgende tests zijn afgenomen: Persoonsgegevens Aanvullende persoonsgegevens. D. Emo. Naam.

E-BOOK 10 GOUDEN TIPS OVER KINDEREN EN EMOTIES. kinderen en Emoties 10 GOUDEN TIPS OVER KINDEREN EN EMOTIES

Deel I Ervaringen uit de praktijk 13

Nieuwsbrief gezonde leefstijl - 3 e kwartaal 2018

2 Training of therapie/hulpverlening?

Kleine groepen voor grote problemen

Samenvatting. Samenvatting. Waardering en betrokkenheid

Speciaal onderwijs Informatie voor ouders

Werkbladen. Wat werkt in de pleegzorg?

Vraag 4 Wat vind jij de meest geschikte houding? Vergelijk je antwoord met dat van je medestudenten. Typ het antwoord in in het antwoordformulier.

ONVEILIGHEID OPHEFFEN

Ontwerponderzoek: Paper 3

Online Titel Competentie Groepsfase Lesdoel Kwink van de Week

Ouder zijn en blijven na een moeilijke echtscheiding

Kwaliteitskader Verantwoorde zorg Caribisch Nederland

De Schoolbrug: De Schoolbrug verbindt en versterkt ouders, leerlingen en schoolteams in functie van een succesvolle schoolloopbaan.

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder!

Rubrics vaardigheden

ALGEMENE INFORMATIE. Specialistisch hulpaanbod voor meiden

Inleiding begeleiding van team en (individuele) spelers De stelling is dat het maken van afspraken een voorwaarde is om te presteren.

Instrument Risicotaxatie Seksueel grensoverschrijdend gedrag

Reader Gespreksvoering

Transcriptie:

Annemiek T. Harder Het binnenste buiten? De visie van jongeren, ouders en professionals op succesvolle gesloten residentiële hulpverlening SAMENVATTING Het blijkt moeilijk te zijn om succes te behalen met jongeren in de gesloten residentiële jeugdzorg. Deze studie richt zich daarom op succesfactoren, waaronder de hulpverleningsrelatie en omgangsvaardigheden bij de professionals. Er zijn diepte-interviews gehouden met acht jongeren, hun ouders, acht groepsopvoeders en zeven docenten in de gesloten residentiële jeugdzorg. Jongeren geven aan dat vooral hun eigen motivatie tot verandering van belang is voor succes. Ouders noemen met name de rust, structuur en regelmaat tijdens het verblijf. De kwaliteit van de relatie met groepsopvoeders is volgens jongeren wisselend en afhankelijk van de individuele groepsopvoeder. Groepsopvoeders en docenten vinden de relatie met jongeren over het algemeen makkelijk, maar moeilijk bij onbereikbare, ongemotiveerde of agressieve jongeren. Een goede groepsopvoeder of docent is volgens jongeren en hun ouders flexibel in de regelgeving en betrokken bij de jongeren. De resultaten wijzen op het belang van (motiverende gespreksvoering) training van professionals in de gesloten residentiële jeugdzorg. Het doel van het onderhavige onderzoek is om meer zicht te krijgen op de bestanddelen van de gesloten residentiële hulpverlening die van belang zijn voor succes 1 Inleiding Jongeren die in residentiële jeugdzorginstellingen verblijven vertonen in vergelijking met jongeren die gebruikmaken van andere vormen van hulpverlening, zoals ambulante hulp of pleegzorg, de meeste gedragsproblemen (Handwerk, Friman, Mott & Stairs, 1998). De gedragsproblemen bij de jongeren, welke vaak tot uiting komen in externaliserend en grensoverschrijdend gedrag, kunnen de ouders vaak niet meer hanteren, waardoor residentiële hulpverlening gewenst en noodzakelijk is (Harder, Knorth & Zandberg, 2006). In de residentiële zorg worden jongeren 24 uur van de dag opgevangen en begeleid gedurende een aantal dagen per week tot de hele week. De meest intensieve vorm van residentiële jeugdzorg is de gesloten residentiële zorg. In dit type residentiële hulpverlening verblijven jongeren in de leeftijd van 12 tot 23 jaar in een beveiligde omgeving (Harder, Knorth & Boendermaker, 2011). In Nederland wordt deze hulpverlening sinds januari 2008 uitgevoerd door justitiële jeugdinrichtingen en Jeugdzorg Plus-instellingen. Hoewel deze instellingen functioneren in een ander wettelijk kader (respectievelijk het strafrecht en het civiele recht), kunnen 18 Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 52 (2013) 18-27

beide instellingen als gesloten zorginstellingen worden beschouwd (Harder, 2011). In de praktijk zijn beide instellingen namelijk gericht op de opvang en behandeling van jongeren met vergelijkbaar antisociaal en grensoverschrijdend gedrag (Goderie, 2004). Na verblijf in een gesloten residentiële jeugdzorginstelling zijn er vaak nog problemen bij de jongeren aanwezig. Zo blijkt een jaar na vertrek zo n 30% tot 64% van de jongeren opnieuw delinquent gedrag te vertonen (Harder et al., 2006). Succesvolle uitkomsten, zoals de vermindering of het wegblijven van delinquent gedrag, blijken moeilijk te behalen met jongeren in de gesloten jeugdzorg. Dit kan enerzijds verklaard worden door de ernst en complexiteit van de problematiek die dikwijls bij deze jongeren aanwezig is (Boendermaker, 1999). Het moeilijk behalen van succes kan anderzijds verklaard worden door beperkingen in het hulpaanbod, zoals het ontbreken van een goede theoretische onderbouwing, het hanteren van de verkeerde methodieken of onvoldoende kwaliteit van de uitvoering van interventies (zie Van der Laan, 2004). Hoewel er relatief veel onderzoek is gedaan naar de kenmerken van de doelgroep in de gesloten residentiële jeugdzorg, is de hulpverlening in deze sector te omschrijven als een black box (cf. Knorth, 2003). De hoeveelheid wetenschappelijk onderzoek naar de inhoud en/of kwaliteit van hulpverlening in deze instellingen is namelijk zeer beperkt. Het schaarse onderzoek in Nederland hiernaar heeft onder andere betrekking op de theoretische benaderingen die gehanteerd worden in de jeugdinrichtingen (Boendermaker, 1999), de handelswijze van groepsopvoeders in het contact met jongeren in een justitiële behandelinrichting (Wigboldus, 2002) en de beleving van de hulpverlening door jongeren in justitiële jeugdinrich- tingen (Van der Vlugt & De Jong, 2005). In deze studies is niet expliciet aandacht besteed aan kenmerken van de zorg die bijdragen aan meer of minder succesvolle hulpverlening bij de betreffende problematische doelgroep. Sinds een paar jaar staan onderzoek naar resultaten van de jeugdzorg en werkzame factoren wel aanzienlijk in de belangstelling (zie bijvoorbeeld Van Yperen, Van der Steege, Addink & Boendermaker, 2010) en zo ook in de gesloten residentiële jeugdzorg. Recentelijk zijn er diverse Nederlandse studies naar de gesloten residentiële jeugdzorg verschenen waarin aandacht is voor de kwaliteit en effectiviteit van dit type hulpverlening (Harder, 2011; Van Dam, Nijhof, Scholte & Veerman, 2010; Van der Helm, 2011). Sommige van deze studies hebben daarbij laten zien dat goede vaardigheden van professionals in het contact met de jongeren (Harder, 2011; Van Dam et al., 2011) en een goede kwaliteit van de relatie tussen jongeren en professionals tijdens het verblijf (Harder, 2011) belangrijk lijken te zijn voor succesvolle uitkomsten. Gezien de ernst van de problematiek bij de doelgroep, het gebrek aan kennis over de geboden hulpverlening in gesloten residentiële jeugdzorginstellingen en de beperkte mate van succes welke tot nu toe geboekt wordt is het van belang om nadere aandacht te schenken aan de succesfactoren in de zorg die wordt geboden in deze instellingen. Daarom is het doel van het onderhavige onderzoek om meer zicht te krijgen op de bestanddelen van de gesloten residentiële hulpverlening die van belang zijn voor succes. Deze factoren zullen vanuit het perspectief van jongeren, hun ouders, groepsopvoeders en docenten in een gesloten jeugdzorginstelling worden belicht. De vraagstelling die centraal staat in dit artikel is: Welke aspecten van de hulpverlening en het onderwijs in een geslo- 19

ten residentiële jeugdzorginstelling zijn volgens jongeren, hun ouders, groepsopvoeders en docenten van belang voor succes? Deze vraag kan verder worden uitgewerkt in een aantal deelvragen: Wat zijn belangrijke factoren die een rol spelen in een succesvol veranderingsproces bij jongeren volgens de jongeren zelf en hun ouders? Hoe ervaren jongeren, groepsopvoeders en docenten het onderlinge contact in een gesloten jeugdzorginstelling? Wat zijn volgens jongeren en ouders kenmerken van goede groepsopvoeders en van goede docenten in een gesloten jeugdzorginstelling? Op basis van het onderzoek dat tot nu toe is uitgevoerd verwachten we dat zowel jongeren, ouders als groepsopvoeders en docenten het handelen van professionals en een goede behandelrelatie tussen jongeren en professionals belangrijk vinden voor het bereiken van succes. Naast dossieronderzoek en participerende observatie op leefgroepen en in klassen bestond deze voorstudie uit diepte-interviews met jongeren, hun ouders, groepsopvoeders en docenten 2 Methode Het onderhavige onderzoek is onderdeel van een exploratieve voorstudie die in het kader van een promotieonderzoek in gesloten residentiële jeugdzorginstelling Het Poortje is uitgevoerd (Harder, 2011). Naast dossieronderzoek en participerende observatie op leefgroepen en in klassen bestond deze voorstudie uit diepte-interviews met jongeren, hun ouders, groepsopvoeders en docenten. Voor het onderhavige onderzoek is gebruikgemaakt van gegevens die met de diepteinterviews zijn verzameld. 2.1 Setting Het Poortje is een gesloten residentiële jeugdzorginstelling die hulpverlening biedt aan jongeren van 12 tot 23 jaar. Jongeren worden vrijwel altijd in een gedwongen kader in de instelling geplaatst. Grensoverschrijdend gedrag van de jongeren, waaronder delinquent gedrag, is vaak de primaire plaatsingsreden. De instelling bestaat uit een justitiële jeugdinrichting voor strafrechtelijk geplaatste jongeren en een Jeugdzorg Plus-instelling voor civielrechtelijk geplaatste jongeren. In de instelling is er sprake van een beveiligde omgeving, zodat vrijwel alle jongeren zeven dagen per week en 24 uur per dag onder supervisie staan en zich vaak alleen onder supervisie buiten de instelling kunnen begeven. Belangrijke onderdelen van de hulpverlening voor jongeren zijn het verblijf op de leefgroep en het volgen van onderwijs, vaak op de interne school. 2.2 Procedure Op basis van de verblijfstitel en het type verblijf werden er vier strafrechtelijk en vier civielrechtelijk geplaatste jongeren willekeurig geselecteerd voor de diepteinterviews. Bij de selectie van jongeren werd gebruikgemaakt van het zogenaamde Tenuitvoerleggingprogramma (TULP), waarin de plaatsingsgegevens van alle jongeren digitaal werden weergegeven. Alleen jongeren die de Nederlandse taal beheersten werden benaderd voor een interview. Voor het benaderen van de jongeren is er contact gezocht met de behandelcoördinator van de betreffende leefgroep. Vervolgens zijn jongeren na telefonisch contact met de groepsopvoeders op hun leefgroep benaderd, waarbij ze zijn geïnformeerd over het interview en aan ze gevraagd is of ze mee wilden doen. Aangezien één van de acht benaderde jongeren niet mee wilde doen, is daarvoor willekeurig een andere jongere geselecteerd. Zes jongeren zijn geïnterviewd in een afzonderlijke gespreksruimte en 20

twee jongeren op de leefgroep. Van alle acht jongeren zijn ook de (pleeg) ouders benaderd voor een interview. In eerste instantie is aan hen een brief gestuurd. Ongeveer een week daarna is er telefonisch contact gezocht met de ouders om te vragen of ze mee wilden doen. Ouders van één jongen konden niet bereikt worden. Verder hebben alle benaderde ouders deelgenomen aan het interview. De interviews hebben bij ouders thuis of in Het Poortje plaatsgevonden. Groepsopvoeders werden geselecteerd door de acht leefgroepen waarop de onderzoeker participerende observatie uitvoerde als uitgangspunt te nemen. Van elke leefgroep werd één groepsopvoeder geselecteerd. Er zijn bij voorkeur groepsopvoeders met een langere werkperiode in de instelling geïnterviewd, omdat zij de meeste ervaringen hebben opgedaan en zich zodoende waarschijnlijk het beste een beeld hebben kunnen vormen van de instelling. Aangezien er op in totaal acht leefgroepen is geobserveerd, zijn er acht groepsopvoeders geïnterviewd. Van de klassen waarin geobserveerd is, is ook bijna elke docent benaderd voor een interview. Bij de selectie van docenten ging net als bij de groepsopvoeders de voorkeur uit naar docenten met een langere werkperiode in de instelling. Van de justitiële jeugdinrichting zijn vijf docenten van de vijf onderwijssectoren, namelijk een theoriesector-vmbo en vier praktijksectoren metaal, bouw, zorg en welzijn, en consumptieve technieken geselecteerd voor een interview en geïnterviewd. In de Jeugdzorg Plus-instelling zijn de docenten met jongeren van de civielrechtelijke leefgroepen in de klas geselecteerd. Door de vakantieperiode en het te laat observeren in de klassen zijn van deze school slechts twee docenten geïnterviewd. Zodoende zijn er uiteindelijk zeven docenten geïnterviewd. Tijdens bijna alle interviews met jongeren en ouders is er (met toestemming) gebruikgemaakt van geluidsopnames. Tijdens de interviews met groepsopvoeders en docenten is er geen gebruik gemaakt van opnames van de gesprekken, maar zijn de antwoorden genoteerd. 2.3 Interviews De interviews werden in het kader van het onderzoek opgesteld met als doel een beeld te krijgen van de ervaringen en visie van jongeren, ouders, groepsopvoeders en docenten op het verblijf of werk in de instelling. Alle interviews bestonden uit zowel gesloten als open vragen en hadden een vergelijkbare opbouw en inhoud, zodat de resultaten vergeleken konden worden. Een onderdeel van alle interviews had betrekking op factoren die van belang (kunnen) zijn voor een goede kwaliteit van de hulpverlening en succesvolle veranderingsprocessen bij de jongeren. Voor het onderhavige onderzoek is gebruikgemaakt van vragen in de interviews over het veranderingsproces bij de jongeren tijdens het verblijf, het onderlinge contact tussen jongeren, groepsopvoeders en docenten en de kenmerken van een goede groepsopvoeder en/of docent. 2.4 Respondenten In totaal werden er twee meisjes en zes jongens geïnterviewd: Bart (19 jaar), Mounir (17 jaar), Noëlle (16 jaar), Rivanyo (15 jaar), Sosa (17 jaar), Susan (15 jaar), Tom (20 jaar) en Willem (17 jaar). Beide meisjes waren civielrechtelijk in Het Poortje geplaatst. De jongens verbleven bijna allemaal, op één jongen na, op basis van een strafrechtelijke titel in Het Poortje. De etniciteit van de jongeren was over het algemeen Nederlands: 6 van de 8 jongeren (75%) waren in Nederland geboren en van Nederlandse afkomst. Eén jongen was wel in Nederland geboren, maar van Marokkaans/Tunesische afkomst. Een andere jongen was op de Antillen geboren en van Antilliaanse afkomst. Vóór opname verbleven drie jongens bij hun ouders en de andere vijf jon- 21

geren al in een residentiële setting, waaronder leefgroepen van Het Poortje. Bij alle jongeren was er voor de opname sprake van andere hulpverlening, waaronder verslavingszorg, verschillende residentiële instellingen, ambulante hulpverlening en diverse pleeggezinnen. Er werden tijdens acht interviews tien ouders geïnterviewd, namelijk de moeder van Mounir, de pleegouders van Noëlle, de ouders van Rivanyo, de moeder van Sosa, de vader en moeder van Susan, de moeder en stiefvader van Tom en de vader van Willem. De leeftijd van de geïnterviewde ouders lag tussen de 31 en 51 jaar. Onder de acht geïnterviewde groepsopvoeders waren vier mannen en vier vrouwen. De leeftijd van de groepsopvoeders liep van 28 tot 51 jaar en de gemiddelde leeftijd was bijna 36 jaar. De meeste groepsopvoeders waren afkomstig uit Nederland (63%). De periode dat ze in Het Poortje werkten was gespreid over een periode van bijna één jaar tot iets meer dan zes jaar. De helft van de groepsopvoeders was drie of vier jaar werkzaam in de instelling. Vaak hadden groepsopvoeders op verschillende leefgroepen gewerkt of als tijdelijke invalkracht op andere leefgroepen gewerkt voordat ze vast op deze leefgroep werkten. Een meerderheid van de zeven geïnterviewde docenten (71%) was man. De leeftijd lag tussen de 29 en 55 jaar. Gemiddeld waren de docenten 42,5 jaar oud. Een meerderheid van de docenten was van Nederlandse afkomst (71%). De periode dat de docenten in Het Poortje werkten was verspreid over een periode van 1,5 tot 8 jaar. Zes van de zeven docenten waren vier jaar of langer werkzaam in Het Poortje. Belangrijke factoren in het veranderingsproces bij jongeren Onderlinge contact tussen jongeren, groepsopvoeders en docenten Kenmerken van goede groepsopvoeders en docenten 3 Resultaten 3.1 Belangrijke factoren in het veranderingsproces bij jongeren Ik zal nooit helemaal veranderen zoals zij dat willen (Susan, 15 jaar). Motivatie, openstaan voor veranderingen en het erkennen van de eigen verantwoordelijkheid zijn volgens vijf jongeren belangrijk voor een veranderingsproces bij henzelf. Een jongen geeft aan dat niet alle jongeren slagen. Als je het goed wilt doen, dan heb je het volgens hem goed en dat ligt aan jezelf. Je moet het volgens hem zelf willen. Door een andere jongen wordt ook motivatie genoemd. Volgens hem is er motivatie doordat iedereen op hem let en hem beoordeelt om vrij te kunnen komen (hij heeft wat te verliezen). Volgens een andere jongen is het daarbij belangrijk om gewoon jezelf te blijven en niet stoer te doen voor anderen. Hij noemt ook: Het zijn toch de keuzes die je zelf maakt. Je kiest voor het slechte pad. Ze kunnen wel vertellen hoe het allemaal in elkaar zit, maar de keuze blijft toch bij jezelf. Een opmerking van Noëlle (16 jaar) sluit hierop aan: Je leert hier veel, maar je moet er wel open voor staan, dat is een hele belangrijke en lang niet altijd zo. Zelfinzicht wordt ook genoemd door een jongen, Sosa (17 jaar), die aangeeft: Nu ben ik er eigenlijk zelf achtergekomen, maar het heeft wel heel lang geduurd, hoor. Dit komt door zijn leefstijl: Je leeft per dag, met blowen, dat soort dingen en je hebt geen tijd voor andere dingen je houdt je eigenlijk zelf gewoon voor de gek. Als een belangrijke factor voor verandering wijst de moeder van Sosa in overeenstemming met haar zoon op zijn eigen motivatie voor verandering: Ik kan wel heel veel willen, maar als hij er niet achter staat, dan red ik het ook niet. Het is iets wat hij zelf ontdekt heeft dat dat beter voor hem is. Verder worden vooral de rust, regelmaat en structuur in Het Poortje door de ouders genoemd. De pleegouders van Noëlle denken dat hun 22

pleegdochter er beter uit zou komen als er meer structuur zou zijn in haar omgeving. Ouders van Susan noemen ook het niet hebben van de verkeerde vrienden tijdens het verblijf. De groepsopvoeders en dagelijkse omgang worden door een ander ouderpaar als belangrijke factoren voor positieve veranderingen genoemd. 3.2 Onderlinge contact tussen jongeren, groepsopvoeders en docenten De jeugdigen zelf zijn niet moeilijk als je duidelijk bent. De jeugd is niet het probleem (Docent in Het Poortje). Alle acht jongeren hebben groepsopvoeders waar ze wel en waar ze niet mee op kunnen schieten. Een jongen geeft aan dat er een aantal groepsopvoeders is waar hij wel mee op kan schieten en dat zij met hem praten. Diegenen waar een andere jongen beter mee overweg kan zijn eerlijk tegen hem. Over andere, minder leuke groepsopvoeders zegt een jongen: Wat ze altijd willen horen is sorry, het spijt me, zal ik nooit meer doen Ik kan wel zeggen ik ga het nooit meer doen, maar dadelijk gebeurt het weer. Een andere jongen geeft aan af en toe wel gezeur met de groepsopvoeders te hebben en dat ze af en toe heel wisselvallig zijn. Met sommige groepsopvoeders zijn er volgens een jongen problemen, omdat ze bijvoorbeeld allemaal worden gestraft als één jongere wat doet. Een andere jongen geeft aan dat hij het niet zo leuk vindt dat sommige groepsopvoeders meer op hem letten en van een mug een olifant maken. Volgens Tom (20 jaar) moet een groepsopvoeder niet zoiets hebben van: ik ben de baas en jullie zitten hier vast, dus je moet naar mij luisteren Mensen die gewoon eerlijk zijn, kan ik het meest waarderen. Op de vraag of groepsopvoeders jongeren helpen met de problemen die ze hebben geven verschillende jongeren aan dat groepsopvoeders hen kunnen helpen als er problemen zijn, maar dat ze daarbij het wel zelf moeten aangeven als er wat is. Een aantal jongeren geeft aan dat het niet vaak voorkomt dat groepsopvoeders helpen bij problemen. Volgens een jongen helpen sommige groepsopvoeders (vooral de aardige) hem wel met problemen als hij die heeft, zoals het blowen. Hier zitten ze bovenop en dat vindt hij niet prettig. Ze staan altijd voor hem klaar en als er iets is willen ze het weten. Een meisje geeft aan dat ze als ze problemen heeft of ergens mee zit bij groepsopvoeders een gesprek kan aanvragen. Zij komen niet uit zichzelf naar haar toe. Ze geeft aan: Als er iets met je is merken ze dat meestal niet. Als je dan zegt: er is niks, dan nemen ze dat voor genoeg, zeg maar. Een andere jongen geeft aan dat het niet vaak voorkomt dat groepsopvoeders hem helpen als er problemen zijn. Volgens hem kan je met ze praten als je problemen hebt, maar het is niet zo dat zij ervoor zorgen dat je niet weer de fout in gaat. Ze verzorgen alleen... ze begeleiden je hier. Alle groepsopvoeders die zijn geïnterviewd geven aan het contact met jongeren als relatief gemakkelijk te ervaren. Eén groepsopvoeder geeft hierbij aan dat de omgang met jongeren in feite niet gemakkelijk is. In de eerste plaats noemen zij positieve aspecten in het contact met de jongeren, waaronder het goed inspelen op de jongeren, het doen van leuke dingen, lol maken en praten met de jongeren over onder andere ditjes en datjes of over zwaardere onderwerpen. Een groepsopvoeder vindt het duidelijk zijn in wat je zegt en het uitleggen waarom aan jongeren makkelijk. Verder wordt er genoemd dat jongeren meer zijn dan hun probleem en dat het niet alleen met het probleemgedrag bezig zijn makkelijk is. Er worden door de groepsopvoeders verschillende punten als makkelijk genoemd. Sommige groepsopvoeders vinden het moeilijk om aan te geven wat ze precies makkelijk vinden. Een groepsopvoeder vindt dat je in de omgang met jongeren rekening moet houden met hoe je jezelf voelt en dat je dit moet aangeven aan de 23

jongeren: een groepsopvoeder moet zich kwetsbaar durven opstellen. De groepsopvoeders vinden de omgang met agressieve jongeren of juist stille jongens waar dingen uit moeten worden getrokken en jongens die zelf niets willen loslaten moeilijk. Jongeren die gesloten zijn zoeken de groepsopvoeders weinig op. Groepsopvoeders vinden het overbrengen van dingen aan jongeren en het tot ze doordringen moeilijk. Een groepsopvoeder noemt hierbij dat het moeten brengen van een vervelende boodschap aan een jongere moeilijk is. Ook geeft een groepsopvoeder aan dat het moeilijk is om de jongeren bij binnenkomst te leren kennen. Verder worden jongeren zonder fatsoen, jongeren met een slechte hygiëne, jongeren die slecht gemotiveerd zijn en de meisjes die echt diepgaande problematiek hebben die ze vanuit huis hebben meegekregen, genoemd als moeilijk in het contact. Net als de groepsopvoeders ervaren alle docenten de omgang met jongeren als relatief makkelijk. De omgang met de jongeren wordt door de docenten makkelijk genoemd met het oog op de positieve aspecten van de interactie, zoals het raken van de juiste snaar bij de jongeren, het doen van een spel met de jongeren, grapjes met ze maken en de omgang met spontaan ondeugende jongens. Ook wordt het aangeven van grenzen en het geven van structuur als een makkelijk aspect in de omgang genoemd. Volgens een docent accepteren jongeren grenzen beter dan dat je als docent toegeeft aan de jongeren. Een docent geeft aan dat hij een jongere eerst laat ventileren met weinig regels, zodat hij goed kan inschatten hoe een jongere is. De docenten noemen dat het makkelijk is om jongeren te begeleiden als ze eenmaal willen. Tot slot wordt de coeducatie met zowel jongens als meisjes in de klas genoemd, omdat daardoor het onderwijs minder kunstmatig is. Als moeilijke punten noemen de docenten de omgang met ongewenst of negatief gedrag bij de jongeren, waaronder agressiviteit, frustraties en teleurstelling bij de jongeren die moeilijk te doorbreken is, achterbakse jongeren die zich goed doen voorkomen en onderlinge manipulaties tussen bijvoorbeeld jongens en meisjes. Ze vinden het motiveren en stimuleren van jongeren voor de lessen, het doordringen tot jongeren, het in een groep in alle rust dingen uitleggen aan jongeren en het vinden van wat een jongere interesseert, moeilijk. 3.3 Kenmerken van goede groepsopvoeders en docenten Sommige groepsopvoeders hier proberen je echt te helpen met dingen (Susan, 15 jaar). Er zijn diverse kenmerken van een goede groepsopvoeder door de acht jongeren genoemd. Naast iemand waar je gewoon mee kan praten en die gewoon normaal met jongeren om kan gaan is een goede groepsopvoeder iemand die wel op regels let, maar niet heel strikt erin is en ook zijn eigen beoordelingsvermogen heeft. Hij of zij is iemand die niet meer vrijheid van jongeren afneemt dan er al van ze is afgenomen en wat ruimte geeft aan de jongeren om bijvoorbeeld onderlinge problemen op te lossen. Ook dient een groepsopvoeder sociaal te zijn, met iedereen goed op te kunnen schieten, inlevingsvermogen te hebben in de situatie van een ander en niet te snel te oordelen. Hij of zij moet betrokken zijn bij de jongeren: echt snappen wat jongeren bedoelen, laten zien dat hij of zij er voor jongeren is, goed kunnen luisteren en jongeren vooruithelpen. Verder is het van belang dat een groepsopvoeder een balans heeft gevonden in het werken op kantoor en het aanwezig zijn op de groep, een goede aandachtsverdeling heeft en oog heeft voor iedereen op de leefgroep. Tot slot noemen de jongeren een aantal specifieke eigenschappen, namelijk niet vergeetachtig zijn, niet chaotisch zijn, iemand die niet alles op papier zet, iemand die eerlijk, stressbestendig en vakbekwaam is. 24

Voor de ouders van de jongeren is het vaak veel moeilijker dan voor de jongeren om aan te geven wat een goede groepsopvoeder doet. Toch wordt er door de ouders een aantal kenmerken genoemd. Een goede groepsopvoeder is volgens hen in de eerste plaats iemand die jongeren in hun waarde laat en behandelt als een kind en net zoals anderen. Ten tweede wordt oprechte betrokkenheid en een invoelend vermogen genoemd: hij of zij voelt de jongeren goed aan en moet zich kunnen verplaatsen in een jongere. In de derde plaats dient hij of zij geen machtsvertoon te laten zien, maar een natuurlijk aangeboren autoriteit te hebben. Zo is een goede groepsopvoeder heel recht door zee met de jongeren, standvastig en goed in het aangeven van zijn of haar eigen grenzen. Ook noemen de ouders nog het hebben van humor en het kunnen houden van afstand als eigenschappen van een goede groepsopvoeder. Een goede docent heeft net als een goede groepsopvoeder een aantal kenmerken. Volgens de jongeren moet hij of zij aardig zijn en niet een streng mens die nergens tegen kan. Ook moet een docent niet te veel zeuren dat je aan het werk moet gaan. Het is iemand die leerlingen niet de hele dag laat werken, maar ook pauzes laat nemen tussendoor. Verder hoeft een goede docent niet steeds overal op te letten, maar moet hij of zij er wel voor zorgen dat de klas rustig en netjes blijft en alles goed verloopt. Daarnaast heeft een goede docent een goede band met leerlingen, is het iemand waar je echt mee kan overleggen en wil hij of zij leerlingen helpen. Hij of zij heeft wel interactie met de klas, zodat deze geïnteresseerd blijft. Een goede docent past zich aan de leerling en zijn/haar niveau aan: hij of zij is bijvoorbeeld niet heel streng als een jongere zich slecht kan concentreren, maar geeft juist kansen aan de leerling. Een docent moet geduld hebben met jongeren en bereid zijn het vaker uit te leggen als een jongere het niet snapt. Volgens de jongeren is een goede docent ook iemand waar je mee kan lachen, die interessant is om naar te luisteren en zijn vak kent. Het is wenselijk en noodzakelijk dat er zowel in de praktijk als in onderzoek meer aandacht komt voor ondersteuning en training van professionals in de gesloten residentiële jeugdzorg 4 Discussie Een belangrijke factor in het bereiken van een veranderingsproces bij henzelf is volgens de jongeren in de gesloten residentiële jeugdzorg hun eigen motivatie of wil om te veranderen. Ouders noemen met name de rust, structuur en regelmaat tijdens het verblijf. Deze bevindingen komen niet overeen met de verwachting dat vooral het handelen van professionals en een goede behandelrelatie met hulpverleners in de instelling als belangrijke succesfactoren zouden worden genoemd. Het komt wel overeen met andere studies waarin het belang van cliëntfactoren, waaronder de motivatie voor verandering, als een belangrijke algemeen werkzame factor in de hulpverlening wordt genoemd (Van Yperen et al., 2010). Recent onderzoek heeft ook laten zien dat motivatie voor verandering significant samenhangt met meer tevredenheid over de hulpverlening bij jongeren in de gesloten residentiële jeugdzorg (Harder, 2011). Aangezien een gebrek aan motivatie voor verandering bij een meerderheid van de jongeren in de gesloten residentiële zorg voorkomt (Harder, 2011), is het van belang om zowel in onderzoek als de praktijk hier meer aandacht voor te hebben. Zo lijkt nader onderzoek naar het hanteren van motiverende gesprekstechnieken door professionals in de gesloten residentiële jeugdzorg van groot belang, aangezien motiverende gespreksvoering een veelbelovende aanpak lijkt te zijn voor deze doelgroep (Bartelink, 2010; Harder, 2011). 25

De kwaliteit van het contact met groepsopvoeders is volgens de jongeren vooral afhankelijk van de individuele groepsopvoeder. Dit komt overeen met onderzoek dat laat zien dat groepsopvoeders vooral lijken te handelen op basis van hun eigen, persoonlijke stijl (Harder et al., 2006). Volgens de jongeren kunnen groepsopvoeders hen wel helpen als ze problemen ervaren, maar moeten ze het wel zelf aangeven als er iets is en maken ze over het algemeen weinig gebruik van deze hulp. Dit resultaat sluit aan bij eerder onderzoek naar de beleving van jongeren in justitiële jeugdinrichtingen, waarin jongeren aangeven dat hulpverleners onder anderen alerter moeten zijn op (vaak verborgen) signalen en hulpvragen (Van der Vlugt & De Jong, 2005). Hoewel omgang met jongeren door alle groepsopvoeders en docenten als relatief gemakkelijk wordt ervaren, geven zij aan vooral de omgang met jongeren waar moeilijk contact mee te krijgen is problematisch te vinden. Ook worden ongemotiveerde of agressieve, gefrustreerde jongeren genoemd als relatief moeilijk in de omgang. Deze bevindingen komen overeen met de bevinding dat hulpverleners in de residentiële jeugdzorg onderscheid blijken te maken tussen moeilijke en makkelijke jongeren, waarbij moeilijke jongeren onder andere gekenmerkt worden door onbereikbaarheid en agressie en makkelijke jongeren door gehoorzaam en respectvol gedrag (Colson et al., 1991). Groepsopvoeders hebben de neiging om moeilijke jongeren vooral te benaderen door middel van een beheersmatige aanpak en om makkelijke jongeren individuele aandacht en ondersteuning te geven (Colson et al., 1991; Moses, 2000). Nederlands onderzoek in de gesloten residentiële zorg laat tevens zien dat groepsopvoeders vooral door middel van corrigerend optreden op ongewenst gedrag van jongeren reageren en eerder gericht zijn op het verminderen van ongewenst gedrag dan op het stimuleren van gewenst gedrag (Wigboldus, 2002). Ook recent onderzoek laat zien dat groepsopvoeders vaak een structurerende en beheersmatige aanpak hanteren bij jongeren met externaliserende problemen en een vriendelijke, ondersteunende aanpak bij jongeren met internaliserende problemen (Van Dam et al., 2011). Deze bevindingen wijzen op het belang van een goede ondersteuning en training van professionals in de gesloten zorg, welke in elk geval gericht moet zijn op het omgaan met jongeren die moeilijk bereikbaar zijn en/of externaliserende gedragsproblemen vertonen (zie ook Harder, 2011). De geïnterviewde jongeren in het onderhavige onderzoek kunnen allemaal goed aangeven hoe een goede groepsopvoeder of docent eruitziet: hij of zij moet vooral flexibel zijn in de regelgeving en betrokken zijn bij de jongeren. De visie van ouders sluit hierop aan. Ander onderzoek naar de visie van jongeren op kenmerken van goede groepsopvoeders laten vergelijkbare resultaten zien (Harder et al., 2006). Zo vinden de jongeren in het onderzoek van Van der Vlugt en De Jong (2005) goed luisteren, betrokkenheid en echt praten met de jongeren belangrijk. Recenter onderzoek laat zien dat jongeren in de gesloten residentiële zorg het tonen van betrokkenheid, betrouwbaarheid, een respectvolle houding, het geven van duidelijkheid, aansluiten bij de jongere, het zorgen voor goed contact, het geven van feedback en naast de jongere staan bij zowel groepsopvoeders als docenten belangrijk vinden (Harder, 2011). Deze bevindingen maken duidelijk over welke competenties professionals in de gesloten residentiële zorg dienen te beschikken. Ook biedt het concrete handvatten voor het trainen van vaardigheden bij zowel groepsopvoeders als docenten. Gezien de hiervoor genoemde resultaten is het wenselijk en noodzakelijk dat er zowel in de praktijk als in onderzoek meer aandacht komt voor ondersteuning en training van professionals in de gesloten residentiële jeugdzorg. In het bijzonder dient er hierbij aandacht te zijn voor het toepassen van motiverende ge- 26

sprekstechnieken, aangezien jongeren zelf aangeven dat hun motivatie voor verandering van belang is voor een positief veranderingsproces en motiverende gespreksvoering een veelbelovende aanpak lijkt te zijn voor deze jongeren. GERAADPLEEGDE LITERATUUR Zie hiervoor http://tvodigitaal.nl januari Artikelen, Columns, Mededelingen. OVER DE AUTEUR Dr. Annemiek T. Harder, psycholoog, is als universitair docent verbonden aan de afdeling Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen (RuG). Eind 2004 is ze als onderzoeker begonnen bij de afdeling Orthopedagogiek met het onderzoeksproject Residentiële jeugdzorg in de Schijnwerpers. In november 2006 is die studie - die samen met Erik Knorth en Tjalling Zandberg is uitgevoerd - afgerond in de vorm van een boek getiteld Residentiële jeugdzorg in beeld. Verder heeft ze in 2006 een bijdrage geleverd aan een ZonMw programmeringstudie over jeugdzorg die in samenwerking met het Nederlands JeugdInstuut (NJI) is uitgevoerd. Haar promotieonderzoek, dat zij in juni 2011 heeft afgerond, was gericht op de (kwaliteit en effectiviteit van de) zorg die geboden wordt in de gesloten residentiële jeugdzorg. Interessegebieden zijn onder andere jongeren met ernstige gedragproblematiek, residentiële jeugdzorg, what works in (residentiële) jeugdzorg, forensische psychologie en criminologie. Ze is lid van International Research Network on Transitions to Adulthood from Care (INTRAC) en bestuurslid van de sectie Forensische Psychologie van het Nederlands Instituut van Psychologen (NIP). E-mail: A.T.Harder@rug.nl Februari nummer verschijnt 13 februari 2013 Inhoud Lotte F. Henrichs & Paul P.M. Leseman - Academische taal in de kleuterklas. Effecten van een korte leerkrachtinterventie Ellen Aanen-Zilvold & Jacquelien Bulterman-Bos - Identificatie van onderwijsbehoeften met behulp van kindgesprekken Geert Driessen - De ontwikkeling van de onderwijspositie van de doelgroepen van het onderwijsachterstandenbeleid tussen 1995 en 2011 Binnenkort in ons tijdschrift Jos Louwe - Werken vanuit een ontwikkelingsperspectief in het primair onderwijs: een zoektocht door het drijfzand Mariëlle Bonnet - Kleuters in conflict: een onderzoek naar de rol van opvoedgedrag van ouders en het verloop van slachtofferschap op school Elise Haarman - Lessen uit Finland Reacties van meerdere auteurs op het stuk van Jos Louwe - Werken vanuit een ontwikkelingsperspectief in het primair onderwijs: een zoektocht door het drijfzand 27