Cannabisbeleid: strafrecht of belastingrecht



Vergelijkbare documenten
Wat weten we van de Nederlandse drugseconomie? Nicole Maalsté

Wat weten we van de Nederlandse drugseconomie? Nicole Maalsté

NUL-BELEID COFFEESHOPS. Gemeente Bellingwedde

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord / V. Voorwoord bij de tweede druk / VII

Nederlandse cannabisbeleid

maatschappijwetenschappen havo 2016-I

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Manifest. Joint Regulation

Gemeente Medemblik, Coffeeshopbeleid 2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-II

MOTIE manifest legaliseren cannabisteelt

Dit manifest wordt mede onderschreven door:

2.1 Coffeeshops in Nederland

Internationaal recht en cannabis II Regulering van cannabisteelt en -handel voor recreatief gebruik: positieve mensenrechtenverplichtingen

1. De vestiging van coffeeshops wordt gedoogd indien de coffeeshop voldoet aan de volgende vestigingscriteria:

28 secondant #3/4 juli-augustus Volksgezondheid staat centraal in het Nederlandse drugsbeleid. Nut en nood

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, drs. M.J. van Rijn

Collegevergadering : 14 oktober 2014 Agendapunt : 9 Portefeuillehouder : drs. J.H.A. van Oostrum Meer informatie bij : A.Holl Telefoon :

Conceptversie: 8. Manifest Joint Regulation

B&W 01 juli 2008 Gemeenteblad BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL OPIUMWET M.B.T. WONINGEN HELMOND 2008

Wij zijn het eens met deze analyse en zijn dan ook van plan de lijstensystematiek van de Opiumwet in de huidige opzet te handhaven.

UITGEDOOGD. VNL-nota legalisering softdrugs

Initiatiefvoorstel SP

31 maart Onderzoek: Drugsbeleid

Een experiment met een gesloten cannabisketen. Dike van de Mheen, oktober 2018

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 21 oktober 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

GEMEENTEBLAD. Nr

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 27 juni 2013 Onderwerp Coffeeshopbeleid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

GEMEENTEBLAD. Nr Coffeeshopbeleid gemeente Lochem Hoofdstuk 1 Inleiding

Datum 27 oktober 2014 Onderwerp Antwoorden kamervragen over het toenemende aantal drugslabs in seniorenflats

AAN ALLE LEDEN VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN - GENERAAL

In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. December 2005 T.M.C. ASSER INSTITUUT

Burgemeester en Wethouders 27 oktober Steller Documentnummer Afdeling. J.A.R. de Haas z Samenleving

Notitie coffeeshopbeleid gemeente Koggenland

behandeld door Veiligheid, Vergunningen en Handhaving Nico van de Bovenkamp telefoon (0223)

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-II

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2002 (24.01) (OR. es) 5159/02 STUP 4

6 Justitiële verkenningen, jrg. 32, nr

DPENI3AAR MINISTERIE. College van procureurs-generaal. Voorzitter. Postbus 20305, 2500 EH Den Haag Prins Clauslaan 16.

Besluit van de burgemeester

Scenario A. Gereguleerde cannabisketen

"De overheid is een goede werkgever voor criminele organisaties"

ONTVANGEN 2 0 DEC 2013

Gemeente Haarlem. Mr. B.B. Schneiders. burgemeester

Onder het gedoogbeleid op het gebied van drugs vallen de zogenaamde Soft drugs. Het gebruik van Soft drugs wordt gedoogd dat houd in:

Figuur 1 Aantal coffeeshops, gemeente en coffeeshopgementen (Bron: Intraval, 2017) coffeeshops gemeenten coffeeshopgemeenten

Met deze brief doe ik deze toezeggingen, mede namens de staatssecretaris van VWS, gestand.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Damoclesbeleid Echt-Susteren

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Manifest van Maastricht: experiment voor het reguleren van de teelt en handel van softdrugs

Gemeenteraad Vlissingen Postbus GV VLISSINGEN. Geachte raadsleden,

Betoog Nederlands Legaliseren van wietteelt

Damoclesbeleid gemeente Heerhugowaard 2018

Vast te stellen hieronder opgenomen "Damoclesbeleid lokalen en woningen" op basis van artikel 13b Opiumwet

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Grenseffectenrapportage 2018

2. Verwervingscriminaliteit, bijvoorbeeld diefstal om aan geld te komen om drugs te kunnen kopen;

VNG ledenbrief Experimenten met het gedoogd telen van wiet 10 november 2017

Beantwoording schriftelijke vragen fractie D66 over hennepteelt. Met bijgevoegde brief beantwoorden wij deze vragen.

TEYLINGEN BURGEMEESTERSBESLUIT 2008/ Coffeeshop beleid. Beheer Leefomgeving. C.M, HoektfJ^Jsifc. De burgemeester besluit:

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bergen op Zoom, 12 september Geacht leden van het College van B&W,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het regelen van de achterdeur van coffeeshops Onderzoek naar juridische belemmeringen

Datum 4 augustus 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de gevolgen van de wijziging van de Opiumwet voor de hennepzaadindustrie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

31 JAN. 2m E. Berl<x Secr/Strategie en Bestuur

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet

Position paper cannabisbeleid

Coffeeshops in Nederland 2009

Ministerie van Buitenlandse Zaken

5,3. Spreekbeurt door een scholier 1885 woorden 16 maart keer beoordeeld. Nederlands

Nota van de Burgemeester

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet

Benelux Verdrag 27 juni 1962 aangaande de uitlevering en de rechtshulp in strafzaken tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom

25 oktober 2016 GEMEENTE. Aan de fractie van D66 T.a.v. de heer Molenkamp en mevrouw Renders. E.Wagemakers/ P.Verhoeven/M.

Over drugs en de coffeeshop (Wat is het?)

Datum 21 maart 2014 Onderwerp Toezeggingen Algemeen Overleg coffeeshopbeleid en aanbieding rapport 'Internationaal recht en cannabis'

Coffeeshops in Nederland 2007

Beleid inzake bestuurlijke handhaving van artikel 13B Opiumwet

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Advies W /III

maatschappijwetenschappen havo 2017-II

Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet gemeenten basisteam Veluwe - Noord Elburg Epe Hattem Heerde Nunspeet Oldebroek

Hoe kwamen de wiebelige feiten uit het wietbeleid tot stand? En wat zeggen de feiten echt?

1. Wat is het probleem? a. Ik heb dit artikel gekozen, omdat ik nieuwsgierig was naar het drugsbeleid in NL en hoe de EU hier over denkt.

Groninger Expertisecentrum Softdrugs Problematiek

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ONAFHANKELIJKE COMMISSIE EXPERIMENT GESLOTEN COFFEESHOPKETEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Transcriptie:

Cannabisbeleid: strafrecht of belastingrecht Een onderzoek naar de financiële effecten van belastingheffing Masterscriptie Fiscale Economie Student: J. de Blank Studentnummer: 10125795 Eerste begeleider: Mr. Drs. M. Lassally Tweede begeleider: Prof. dr. mr. G.W.J.M. Kampschöer RA

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 1.1 Aanleiding... 3 1.2 Probleemstelling en hoofdvraag... 5 1.3 Relevantie... 5 1.4 Opzet... 7 1.5 Leeswijzer... 8 2. De geschiedenis van het Nederlandse softdrugsbeleid... 9 2.1 Van (voor de) opiumverdragen naar het huidig beleid... 9 2.2 Het gedoogbeleid... 11 2.3 Schaduwzijde van het gedoogbeleid... 12 2.4 Subconclusie... 14 3. Juridisch kader... 16 3.1 Verdragen en wettelijke bepalingen... 16 3.2 Gedogen hennepteelt: welke mogelijkheden bieden de verdragen en de Opiumwet... 18 3.3 Legaliseren hennepteelt: welke mogelijkheden bieden de verdragen en de Opiumwet... 20 3.3.1 Geneeskundig en wetenschappelijk doel... 21 3.3.2 Verdragsaanpassing... 21 3.4 Internationale ontwikkelingen... 22 3.5 Huidige belastingheffing en heffings(on)mogelijkheden... 24 3.6 Subconclusie... 27 4. De economische invalshoek... 29 4.1 Omvang Nederlandse afzetmarkt voor hennepproducten... 29 4.2 Trend Nederlands cannabisgebruik en internationale vergelijking... 30 4.3 Huidige belastinginkomsten... 31 4.4 Het effect van repressie met betrekking tot inelastische producten... 31 4.5 Subconclusie... 35 5. Fiscale effecten... 36 5.1 Rekenmethode Boermans... 36 5.2 Verklaring van de gehanteerde geschatte data... 37 5.3 Prijzen cannabis; trend in Nederland en prijzen in omringende 1

landen... 39 5.4.1 Ruimer gedoogregime... 39 5.4.2 Verruiming medicinale cannabisverkoop... 41 5.4.3 Recreatief gebruik legaliseren... 43 5.5 Opsporings- en vervolgingskosten van legaliseren en/of reguleren... 44 5.6 Subconclusie... 45 6. Conclusie... 47 Bibliografie... 49 Bijlage 1... 54 Bijlage 2... 55 2

1. Inleiding 1.1 Aanleiding: In de afgelopen 25 jaar bij de Amsterdamse politie ben ik vaak betrokken geweest bij de opsporing van hennepplantages en de vervolging van de eigenaren van die hennepplantages. Eind jaren 80 en begin jaren 90 was dit voor de gemeentepolitie Amsterdam nog betrekkelijk zeldzaam, medio 2014 gaat het om enige tientallen plantages per maand voor de Politie Eenheid Amsterdam. In het begin van mijn politiecarrière ging het veelal om amateuristisch in elkaar geknutselde bouwwerkjes die we ontdekten omdat er wateroverlast was of omdat omwonenden klaagden over een penetrante wietlucht. Thans treft de politie dat soort plantages ook nog wel aan maar steeds vaker betreft het professionele, geheel automatische plantages. Veelal worden dit soort professionele plantages weggetipt door concurrerende illegale hennepkwekers door middel van een anoniem belletje naar de politie maar ook naar aanleiding van grootschalige opsporingsoperaties waarbij de plantages ontdekt worden door een helikopter die is uitgerust met een warmtebeeldcamera. Toen ik in de zomer 2013 een onderwerp voor mijn masterscriptie zocht en op Radio 1 het Tweede Kamerlid Berndsen (D66) hoorde zeggen dat zij verwacht dat Nederland honderden miljoenen euro s kan bezuinigen door softdrugs te legaliseren 1 leek mij een onderzoek naar de fiscale effecten van gedogen en/of legalisering van de cannabisteelt een interessant onderwerp voor mijn scriptie. Met deze scriptie stel ik mij ten doel een bijdrage te leveren aan de maatschappelijke discussie over de legalisering en/of regulering van de hennepteelt en licht te werpen op potentiële fiscale opbrengsten ten gevolge van die legalisering en/of regulering van de hennepteelt. 1.2 Probleemstelling en hoofdvraag Vanaf de zeventiger jaren van de vorige eeuw maakt Nederland middels een wijziging in de Opiumwet 2 een wettelijk onderscheid tussen verdovende middelen met een onaanvaardbaar risico (harddrugs) en met een aanvaardbaar risico (softdrugs), 1 http://www.radio1.nl/item/148360-d66:legaliseersoftdrugsenjebespaarthonderdenmiljoeneneuro's.html (10 dec 2013) 2 Kamerstukken, Tweede Kamer, zitting 1974-1975, 13 407, nrs. 1-3 3

waaronder cannabis. 3 Sindsdien is Nederland wereldwijd befaamd om zijn softdrugsbeleid. De wetswijziging leidde de opkomst van de coffeeshop in het Nederlandse straatbeeld in. Met de komst van de coffeeshop was de verkoop aan particuliere gebruikers van hennepproducten expliciet geregeld maar werd de toevoer aan die coffeeshop over gelaten aan de producenten van de illegale hennep. Daarmee startte een nu al enige decennia durende discussie over het legaliseren en/of regulering van de hennepteelt. Als men in die discussie spreekt over legaliseren heeft men het over het wettelijk mogelijk maken van de productie, het vervoer, de handel en het recreatief gebruik van hennepproducten. Daaruit voortvloeiend zal de productie, het vervoer, de handel en het gebruik van hennepproducten gereguleerd dienen te worden. Als er enkel over reguleren wordt gesproken doelt men op het gedogen van de hennepteelt, lineair aan het gedogen van het gebruik van hennepproducten voor eigen gebruik. Het gebruik is geregeld; zou daar het gedogen van de teelt bij komen, dan moet net als bij legaliseren de productie, het vervoer en de handel aanvullend geregeld worden middels beleidsregels. De werkgroep 4 die in 1972 een belangrijke bijdrage leverde aan het onderscheid tussen hard- en softdrugs opperde de invoer van een vergunningenstelsel ter regulering van de achterdeur van de coffeeshop. Diezelfde werkgroep gaf destijds aan dat dit vermoedelijk strijdig zou zijn met internationale verdragen waar Nederland medeondertekenaar van was. De werkgroep voorspelde dat de invoering van een vergunningenstelsel lastig zou zijn en stelde dat voorafgaande aan de invoering van een dergelijk vergunningenstelsel op internationaal niveau gestreefd zou moeten worden naar een wijziging van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen 1961. Andere landen, zoals Uruguay, Portugal en enkele staten in de Verenigde Staten, legaliseren en/of reguleren de hennepteelt ogenschijnlijk zonder internationale problemen terwijl in Nederland onder verwijzing naar de internationale verdragen 3 Cannabis staat niet als zodanig genoemd op de lijst van verdovende middelen behorende bij de Opiumwet. Cannabis is een van nature tweeslachtige hennepplant. De vrouwelijke plant produceert aan haar bloemtoppen een kleverige hars om pollen van de mannelijke plant makkelijker uit de lucht op te kunnen vangen. De hars bevat onder andere de stof tetrahydrocannabinol (THC) die na consumptie een bewustzijnsveranderende en een verdovende werking kan hebben. Op de lijst van verdovende middelen behorende bij de Opiumwet staan twee producten van de cannabisplant vermeldt: hasjiesj en hennep. Hasjiesj is (veelal) een harde substantie vervaardigd van de hars van de vrouwelijke cannabisplant en met hennep wordt gedoeld op de gedroogde top van de vrouwelijke cannabisplant. In de Verenigde Staten wordt hennep veelal marihuana genoemd. 4 Baan, P.A.H. e.a. (1972), Achtergronden en risico s van drugsgebruik, onlineversie: http://www.drugtext.nl/baan/baan2.htm, 28 november 2013 4

legalisering en/of regulering voor onmogelijk wordt gehouden. Dit werd 3 juli 2013 nogmaals onderstreept door het antwoord van de Minister Opstelten tijdens een overleg met de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie over het Nederlandse coffeeshopbeleid. Na een vraag over de mogelijkheid tot legalisatie en/of regulatie antwoordde de Minister: a, Ik kan niet en b, ik wil het niet. 5 De discussie over legalisering van de hennepteelt heeft onder invloed van de huidige financiële crisis de voorstanders van legalisering een nieuw argument geboden. Werd de discussie tot de financiële crisis vooral gedomineerd door medische en repressieve argumenten, sinds de financiële crisis is daar een economisch argument aan toegevoegd. De schattingen met betrekking tot het fiscaal gewin c.q. besparingen voor de Nederlandse staatskas, in verband met de legalisering en/of regulering van de hennepteelt, lopen echter uiteen. 6 Uit deze probleemstelling volgt de volgende hoofdvraag: welke vorm van legaliseren en/of regulering van hennepproducten heeft het meest positieve effect op de Nederlandse overheidsfinanciën? 1.3 Relevantie Blijkens cijfers uit 2012 van het Trimbos-instituut wordt cannabis van alle in Nederland gebruikte verdovende middelen het meest gebruikt. In de Nationale Drugsmonitor 2012 gaat men uit van 466.000 actuele gebruikers van cannabis. 7 De maatschappelijke kosten ten gevolge van het gebruik van cannabis in verband met de opsporing van softdrugmisdrijven en gezondheidszorg zijn aanzienlijk. Het belang van de mogelijkheid om die maatschappelijke kosten om te vormen naar maatschappelijk baten is evident. In 2011 was een groot aandeel van de opsporingscapaciteit van de politie gericht op onderzoek met betrekking tot softdrugs. De Nationale Drugsmonitor 2012 5 Minister Opstelten tijdens een overleg met de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie op 3 juli 2013 over het Nederlandse coffeeshopbeleid (Kamerstukken 24 077, nr. 312) 6 De werkgroep Veiligheid en Terrorisme presenteerde in haar rapportage in verband met de Brede Heroverwegingen 2010 dat de Nederlandse coffeeshops 260 miljoen aan belastinginkomsten zouden bijdragen. Daarbij zou decriminalisering van de hennepteelt een besparing van 162 miljoen aan opsporingsen vervolgingskosten inhouden. Boermans (2010) berekent in geval van legalisatie een belastingvoordeel voor de Nederlandse staat van 500 miljoen tot 900 miljoen en gaat uit van een besparing aan opsporings- en vervolgingskosten van 150 miljoen. 7 Laar, M. van, e.a. (2013), Nationale Drug Monitor - jaarbericht 2012, Utrecht, Trimbosinstituut, WODC, pag. 60 5

vermeldt dat 72% van de onderzoeken naar georganiseerde misdaad gericht was op druggerelateerde zaken in het algemeen en dat bij 69% van die onderzoeken een link aanwezig was met softdrugs. 8 Daarbij lijkt het aantal Opiumwetzaken, tegen de in zijn algemeenheid dalende criminaliteitscijfers in, toe te nemen. 9 Het CBS raamt de overheidsuitgaven in 2011 in verband met de algemene veiligheidszorg op 12,9 miljard euro. De maatschappelijke schade ten gevolge van criminaliteit in het algemeen werd in 2011 geschat op 26,1 miljard euro. De direct aan de Opiumwet gerelateerde opsporingskosten bedroegen circa 387 miljoen 10. Deze kosten worden niet verder gedifferentieerd naar softdrugs-delicten. Indirecte opsporingskosten, zoals kosten ten behoeve een moordonderzoek met een link naar softdrugs worden toegerekend aan de categorie geweldsdelicten en niet aan de categorie drugsmisdrijven. 11 De werkgroep die medio 2010 in opdracht van het ministerie van Economische Zaken binnen de kaders van de Brede Heroverweging besparingen zocht op de uitgaven van veiligheid en terrorisme schatte de kosten die in verband met softdrugdelicten gemaakt werden op 162 miljoen. 12 Misbruik en verslaving aan verdovende middelen leiden buiten de genoemde opsporingskosten tevens tot kosten in de gezondheidszorg en kosten ten gevolge van de diefstal van elektriciteit. In het televisieprogramma De Rekenkamer schatte prof. Dr. D.J. Korf, bijzonder hoogleraar Criminologie aan de Universiteit van Amsterdam, de kosten aan gezondheidszorg op ongeveer 15 miljoen per jaar. In datzelfde programma rekende een woordvoerder van de elektriciteitsmaatschappijen voor dat de elektriciteit die in verband met de hennepteelt illegaal wordt weggenomen een verkoopwaarde vertegenwoordigd van ongeveer 200 miljoen. Daar komt bij dat verzekeringsmaatschappijen de schade die jaarlijks ontstaat ten gevolge van branden 8 Laar, M. van, e.a. (2013), Nationale Drug Monitor - jaarbericht 2012, Utrecht, Trimbosinstituut, WODC, pag. 268-269 9 Laar, M. van, e.a. (2013), Nationale Drug Monitor - jaarbericht 2012, Utrecht, Trimbosinstituut, WODC, pag. 28 10 Moolenaar, D.E.G., Nauta, B. en Tulder, F.P. van (2013), Justitie in statistiek, Criminaliteit en rechtshandhaving 2012, Den Haag, CBS, WODC, Raad van de rechtspraak, Boom Lemma uitgevers, pag. 227 11 Moolenaar, D.E.G., Nauta, B. en Tulder, F.P. van (2013), Justitie in statistiek, Criminaliteit en rechtshandhaving 2012, Den Haag, CBS, WODC, Raad van de rechtspraak, Boom Lemma uitgevers, pag. 250-252 12 Rapport Brede Heroverweging (2010), 15. Veiligheid en terrorisme, pag. 38 6

door slecht aangelegde elektriciteitsvoorzieningen in hennepkwekerijen per jaar ongeveer op 60 miljoen wordt geschat. 13 1.4 Opzet Het doel van het onderzoek is tweeledig. Ten eerste wordt onderzocht of er juridische mogelijkheden zijn om cannabis te produceren en te verkopen. En indien die juridische mogelijkheden bestaan wordt onderzocht welke mogelijkheden dat dan zijn. Vervolgens wordt per mogelijke scenario een schatting gedaan naar de belastinginkomsten. Voorafgaande aan de beantwoording van deze twee vragen is eerst het huidige gedoogbeleid beschreven en is onderzocht hoe Nederland tot het huidige gedoogbeleid is gekomen. Vervolgens is onderzocht welke internationale verdragen en nationale bepalingen van toepassing zijn en op welke wijze het huidig gedoogbeleid hierin past. Verder is onderzocht of de van toepassing zijnde verdragen en de daaruit voorkomende Opiumwet mogelijkheden bieden voor legalisatie van cannabis. Daarbij is onderzocht of het huidige gedoogbeleid ruimer geïnterpreteerd kan worden zodat de bestaande regelgeving niet aangepast hoeft te worden. Daarna komt aan de orde of er mogelijkheden bestaan om de bestaande internationale bepalingen aan te passen zodat legalisatie van cannabis mogelijk is. Daarbij is onderzocht of er andere landen zijn die cannabis gelegaliseerd hebben en indien dat het geval is, hoe deze landen dit met de internationale rechtsregels verenigd hebben. Er is daartoe onderzocht of die landen, zo die er zijn, de internationale verdragen hebben aangepast en wat de reactie daarop was van de andere verdragsleden en dan in het bijzonder de reactie van Nederland. De juridische mogelijkheden, zowel zonder wettelijke aanpassingen dan wel met verdrags- en wettelijke aanpassingen, zijn door middel van literatuuronderzoek onderzocht en dan voornamelijk door bestudering van de van belang zijnde verdragen. Daarnaast is ter beantwoording van de vragen of er landen zijn die de productie van en de handel in cannabisproducten gelegaliseerd en/of gereguleerd hebben, voornamelijk Nederlandse vakliteratuur, kamerstukken en buitenlandse vakliteratuur, met name Amerikaanse, bestudeerd. Ter beantwoording van de vraag betreffende de hypothetische fiscale opbrengst is allereerst beschreven wat het huidig nationaal cannabisgebruik is en wat de 13 KRO De Rekenkamer, Wat zijn de maatschappelijke kosten van wiet?, http://derekenkamer.kro.nl/seizoenen/seizoen_6_2014/afleveringen/15-05-2014 7

gemiddelde consumentenprijs is van cannabis. Vervolgens is onderzocht wat de kosten zijn om cannabis te produceren. Daarna is onderzocht wat de illegale cannabisbranche momenteel aan belasting bijdraagt aan de schatkist en welke belastingvormen dat zijn. Ook is onderzocht of er andere dan de huidige geheven belastingvormen mogelijk zijn. Vooral de mogelijkheid om Btw en accijns te heffing is onderzocht. Hierna zal per scenario een inschatting volgen van een hypothetische fiscale opbrengst. Voor de beantwoording van bovenstaande vragen is data van de Rijksinstituut voor Volksgezondheid (RIVM), Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), Koninklijke Landelijke Politie Dienst (KLPD) en het Centraal Bureau van de Statistieken (CBS) bestudeerd omtrent de vermoedelijke omvang van de Nederlandse hennepteelt ten behoeve van de Nederlandse coffeeshops. Ter indicatie van de productiekosten van de cannabisteelt is voornamelijk literatuuronderzoek gedaan bestaande uit publicaties van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) en publicaties over de productie van medicinale cannabis. 1.5 Leeswijzer In hoofdstuk twee wordt de ratio achter het huidig Nederlandse softdrugsbeleid uiteen gezet en tevens de schaduwzijde van het huidig gedoogbeleid toegelicht. In het derde hoofdstuk zal het juridisch kader van het huidig (soft)drugsbeleid worden beschreven. Het vierde hoofdstuk behandelt het heffen van accijns op hennepproducten vanuit een economische invalshoek. In hoofdstuk vijf volgt per scenario een inschatting van de fiscale opbrengsten van de hennepteelt. In hoofdstuk zes zullen de onderzoeksvragen beantwoord worden. 8

2. De geschiedenis van het Nederlandse softdrugsbeleid Dit hoofdstuk geeft een beknopte geschiedenis van de verdovende middelen problematiek in Nederland waarbij de vraag wordt beantwoord hoe historische ontwikkelingen hebben geresulteerd in de huidige internationale verdragen, de Nederlandse Opiumwet en het daarmee in verband staande gedoogbeleid met betrekking tot het gebruik van softdrugs. 2.1 Van (voor de) opiumverdragen naar het huidig beleid Vanaf ongeveer het jaar 1600, tot na de Tweede Wereldoorlog, ervoer Nederland de problemen rondom verdovende middelen niet als een probleem met aan verdovende middelen verslaafde personen maar voornamelijk als een logistiek probleem. In Nederlands-Indië werden cocaplanten verbouwd die in Nederland tot cocaïne werden verwerkt. Nederland speelde daarnaast een prominente rol in de handel in opium. Opium werd verbouwd in Bangladesh en door onder andere Nederland verhandeld in China en op Java. 14 Een van de grootste zorgen voor de Nederlandse ondernemers was hoe zij de grondstoffen voor verwerking in Nederland kregen en vandaar naar hun afnemers op Java en in China, zonder door een concurrent of een piraat van hun kostbare lading berooft te worden. 15 Problemen met aan verdovende middelen verslaafde personen speelden wel in andere delen van de wereld, bijvoorbeeld in China. China trachtte daar eind 19 de -eeuw, toen Nederland nog substantiële inkomsten had vanuit de handel in verdovende middelen, met een verbod op het gebruik van opium iets aan te doen. De landen met (opium)handelsbelangen bestreden de Chinese initiatieven echter met harde hand. 16 Toen het economisch belang van vriendschappelijke banden met dat China tot de Verenigde Staten doordrong, namen de Verenigde Staten in het begin van de 20 ste eeuw het initiatief tot de totstandkoming van het Internationale Opiumverdrag. 17 Als medeondertekenaar van het Opiumverdrag verplichtte Nederland zich tot het maken van een wet die de handel in illegale verdovende middelen strafbaar stelde. 14 Kort, M. de, (1995), Tussen patiënt en delinquent; Geschiedenis van het Nederlandse drugsbeleid, Leiden, uitgeverij Verloren, pag. 44 15 Vanvugt, E., (1985), Wettig Opium, 350 jaar Nederlandse opiumhandel in de Indische Archipel, Uitgeverij Knipscheer, Haarlem, p. 39 16 Tussen 1839 en 1842 voerden Westerse mogendheden oorlog met China met als doel China te dwingen Engels opium in te voeren. Deze oorlog is de geschiedenis in gegaan als de Eerste Opiumoorlog. De Tweede Opiumoorlog was van 1856 tot 1860. Deze naam dekt overigens niet de lading: deze oorlog ging niet over opium maar over het niet nakomen van de afspraken die na de Eerste Opiumoorlog waren overeengekomen. 17 Blom, T., (2008), Opiumwetgeving en drugsbeleid, Deventer, Kluwer, pag.3 9

Deze wet, de eerste Opiumwet, trad in 1919 in werking. Tot aan de dekolonisatie van Indonesië, vlak na de Tweede Wereldoorlog, was de Opiumwet voornamelijk gericht op de bescherming van de Nederlandse handelsbelangen. Regulering van en toezicht op de handel in legale verdovende middelen stonden voorop. Na de Indonesische onafhankelijkheid en het daarmee verdwijnen van de handelsbelangen kreeg de Amerikaanse benadering van de drugsproblematiek, volgens T. Boekhout van Solinge (2010) vooral gebaseerd op prohibitie en criminalisering 18, meer invloed op de Nederlandse drugswetgeving. In 1958 vond er in New York een internationale drugsconferentie plaats die resulteerde in het thans nog steeds van kracht zijnde Enkelvoudige Verdrag van 1961. Het verdrag verving de tot dan toe afgesloten verdragen en verplichtte de verdragspartijen tot inspanningen ter uitbanning van verdovende middelen met als enige uitzondering gebruik voor geneeskundige en wetenschappelijke doeleinden. 19 De verdovende middelen werden in verschillende categorieën ingedeeld; van verdovende middelen waaraan grote verslavende werking werd toegeschreven tot minder verslavende werking. Cannabis kwam, net als heroïne en cocaïne, in de categorie verdovende middelen waaraan een grote verslavende werking aan werd toegeschreven. De verdragspartijen kwamen overeen wetgevende en administratieve maatregelen te treffen om handhaving mogelijk te maken. Van een serieus verdovende middelen probleem in Nederland was volgens Blom (2008, pag. 35) echter (nog) geen sprake. Blom stelt als oorzaak voor de op repressie gerichte wetgeving niet een Nederlands probleem met verdovende middelen, maar dat deze op repressie gerichte wetgeving geheel verklaarbaar is ten gevolge van verdragsverplichtingen. 20 Met de Opiumwet heeft Nederland aan zijn verdragsverplichting voldaan. De strafbaarstelling van onder andere de hennepteelt is geregeld in artikel 3 van de Opiumwet. 18 Boekhout van Solinge, T. (2010), Het Nederlands drugsbeleid en de wet van de remmende voorsprong, Nederlands Juristenblad 2010, nr. 40, pag. 2583 19 Bij de totstandkoming van het eerste opiumverdrag was de Nederlandse delegatie enigszins sceptisch over een algeheel verbod en gaf aan dat een verbod op verdovende middelen met name voor de opiumsmokkelaars economisch gunstig zou zijn. Blom, T., (1998), Drugs in het recht, recht onder druk, Gouda, Gouda Quint, p.43 20 Blom, T., (2008), Opiumwetgeving en drugsbeleid, Deventer, Kluwer, pag. 35 10

2.2 Het gedoogbeleid Blom (2008, pag. 41) stelt dat de consequente uitvoering van de Opiumwet de oorzaak was dat eind jaren 60 en begin jaren 70 van de vorige eeuw grote aantallen jonge cannabisgebruikers tot lange gevangenisstraffen werden veroordeeld. 21 Volgens van Laar (2009, pag. 48) leidde deze ontwikkeling tot de behoefte aan een effectiever drugsbeleid omdat het repressieve beleid praktisch niet handhaafbaar bleek. 22 Diverse werkgroepen kregen van de departementen Sociale Zaken en Volksgezondheid en Justitie (onder andere) de opdracht onderzoek te doen naar de gezondheidsrisico s ten gevolge van het gebruik van verdovende middelen. De werkgroep Baan 23 deelde in 1972 de verdovende middelen in een groep verdovende middelen waarbij het gebruik onaanvaardbaar risico voor de gezondheid mee bracht, zoals heroïne en cocaïne en een groep verdovende middelen waarvan het gebruik als aanvaardbare risico voor de gezondheid werden bevonden. Hennepproducten zoals hasjiesj en cannabis, de zogenoemde softdrugs, werden in de groep verdovende middelen opgenomen waarvan de gezondheidsrisico s aanvaardbaar waren. Het streven naar een algehele uitbanning van verdovende middelen werd niet langer als een realistisch en haalbaar doel beschouwd. De focus van het Nederlandse drugsbeleid kwam te liggen op het beheersen en het terugdringen van druggerelateerde problemen. 24 In een gezamenlijke brief aan de Tweede Kamer omschrijven de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie het Nederlandse drugsbeleid anno 2011 als volgt: Het Nederlandse drugsbeleid steunt op twee pijlers. Die van de bescherming van de volksgezondheid enerzijds en van de bestrijding van overlast en criminaliteit anderzijds. 25 Sinds 1976 wordt in de Opiumwet onderscheid gemaakt tussen drugs met een onaanvaardbaar risico, de harddrugs en drugs met een aanvaardbaar geacht risico, de softdrugs. 26 Op basis van het opportuniteitsbeginsel 27, dat het bevoegd gezag de mogelijkheid biedt om in vervolgbare situaties in het algemeen belang af te zien van 21 Blom, T., (2008), Opiumwetgeving en drugsbeleid, Deventer, Kluwer, pag. 41 22 Laar, M. van, e.a. (2009), Evaluatie van het Nederlandse Drugsbeleid, Utrecht/Den Haag, Trimbos-instituut, WODC, pag. 48 23 Baan, P.A.H. e.a. (1972), Achtergronden en risico s van drugsgebruik, onlineversie: http://www.drugtext.nl/baan/baan2.htm, 28 november 2013 24 Gouwe, D. van der e.a. (2009), Het drugsbeleid in Nederland, Trimbos-instituut, pag. 3 25 Brief van de ministers van volksgezondheid, welzijn en sport en van veiligheid en justitie, 27 mei 2011, vergaderjaar 2010 2011, 24077, nr 259 26 Blom, T., (2008), Opiumwetgeving en drugsbeleid, Deventer, Kluwer, pag. 48 27 Artikel 167 lid 2 Wetboek van Strafvordering: Van vervolging kan worden afgezien op gronden aan het algemeen belang ontleend. [...] 11

vervolging, wordt het huidig gedoogbeleid met betrekking tot het recreatief gebruik en verkoop van softdrugs voor persoonlijk recreatief gebruik gehanteerd. Kleine hoeveelheden softdrugs (5 gram) voor eigen gebruik worden toegestaan en het bezit voor eigen gebruik (tot 30 gram) wordt niet gekwalificeerd als een misdrijf maar als een overtreding. 28 Coffeeshops worden gedoogd vanuit het oogpunt van volksgezondheid. Het doel hierbij is de markt van soft- en harddrugs te scheiden waardoor gebruikers van softdrugs niet in aanraking komen met verkopers die naast softdrugs tevens harddrugs verkopen. 29 In het kader van de volksgezondheid richt het beleid zich uit preventief oogpunt vooral op de jeugd en mag bijvoorbeeld in coffeeshops niet verkocht worden aan personen onder de 18 jaar. 30 Het door Nederland gevoerde gedoogbeleid is uniek in de wereld. Het cannabisgebruik in Nederland, vergeleken met de ons omringende landen die veelal een repressiever beleid voeren, is niet opvallend meer of minder. In vergelijking met 15 EU-landen en de Verenigde Staten en Canada valt Nederland met 7% van de inwoners die in 2012 cannabis gebruikt hebben en met 4% actuele gebruikers voor beide categorieën, op het Europees gemiddelde. 31 Het harddrugsgebruik in Nederland is daarentegen, vergeleken met de ons omringende landen, wel opvallend lager. In vergelijking met 14 EU-landen en Noorwegen staat Nederland (samen met Spanje) onderaan de lijst met 1,6 gebruikers van harddrugs per 1000 inwoners (Denemarken voort de lijst aan met 9,1). 32 2.3 Schaduwzijde van het gedoogbeleid De in de volksmond genoemde voordeur van de coffeeshop is middels het gedoogbeleid gereguleerd. Het coffeeshopfenomeen is geleidelijk ontstaan. Aanvankelijk werden zogenaamde huisdealers, die thuis enkele hennepplantjes hadden gekweekt en deze in jongerencentra verkochten, in beginsel niet vervolgd. De 28 Blom, T., (2008), Opiumwetgeving en drugsbeleid, Deventer, Kluwer, pag. 51 29 Gouwe, D. van der e.a. (2009), Het drugsbeleid in Nederland, Trimbos-instituut, pag. 8 30 Coffeeshops worden gedoogd zolang zij zich houden aan de bepaalde criteria; de zogenaamde AHOJGIciteria. Deze afkorting staat voor geen Affichering, geen Harddrugs verkopen, geen Overlast veroorzaken, geen toegang bieden voor Jeugdigen, Geringe hoeveelheid: een coffeeshop mag max. 5 gram softdrus verkopen worden en mag max. 500 gram softdrugs in voorraad hebben. De I staat voor het Ingezetenencriterium; de koper moet woonachtig zijn in Nederland. (brn: Aanwijzing Opiumwet, bezocht op 16 januari 2014, http://wetten.overheid.nl/bwbr0032570/geldigheidsdatum_16-01-2014 31 Laar, M. van, e.a. (2013), Nationale Drug Monitor - jaarbericht 2012, Utrecht, Trimbosinstituut, WODC, pag. 74 32 Laar, M. van, e.a. (2013), Nationale Drug Monitor - jaarbericht 2012, Utrecht, Trimbosinstituut, WODC, pag. 119 12

omschrijving van de huisdealer in de richtlijnen luidde: een handelaar in hennepproducten die met het vertrouwen en onder bescherming van de staf van een jongerencentrum met uitsluiting van andere gelegenheid krijgt in dat jongerencentrum hennepproducten te verkopen. 33 Deze huisdealer werd pas vervolgd als er op basis van overlast door politie, justitie en de burgemeester tot vervolging werd besloten. Bij het ontstaan van het gedoogbeleid dachten de beleidmakers dat binnen enkele jaren ook andere landen zouden inzien dat het verbod op hennepproducten een historische vergissing was. 34 Het reguleren van de achterdeur werd dan ook achterwege gelaten en de focus van de beleidsmakers werd gericht op de aanpak van de bestrijding van de drugs met een onaanvaardbaar risico, de harddrugs. Andere landen volgden de door Nederland ingeslagen weg naar legalisatie van hennepproducten echter, tot op de dag van vandaag, niet. Hierdoor hanteert Nederland nu al 48 jaar het gedoogbeleid ten opzichte van het gebruik en verkoop van softdrugs voor persoonlijk gebruik. De huisdealer in het jongerencentrum werd al vlot na publicatie van de vervolgingsrichtlijnen 35 in de Staatcourant opgevolgd door de coffeeshop. Door de geringe interesse van de opsporingsdiensten groeide het aantal coffeeshops gestaag. Geschat werd dat er rond 1995 zo n 1500 coffeeshops in Nederland gevestigd waren. In 1995 werd het gedoogbeleid ten aanzien van de coffeeshops aangescherpt omdat men inmiddels inzag dat criminele organisaties zich in toenemende mate gingen toeleggen op de aanvoer en verkoop van hennepproducten. Daarbij ondervond de Nederlandse overheid soms felle kritiek op het gedoogbeleid vanuit het buitenland en dan in het bijzonder vanuit de buurlanden. 36 Naar aanleiding van het aangescherpte beleid ten aanzien van de coffeeshops is het aantal coffeeshops aanmerkelijk gedaald. Gezamenlijk telden de 103 gemeenten met een coffeeshopbeleid (van de 415 gemeenten) eind 2012 617 coffeeshops. 37 In 2005 schatte Korf e.a (2005, pag. 135) dat 70% van de verkoop van hennepproducten via de officieel gedoogde coffeeshops 33 Blom, T., (2008), Opiumwetgeving en drugsbeleid, Deventer, Kluwer, pag. 51 34 Kort, M. de, (1995), Tussen patiënt en delinquent; Geschiedenis van het Nederlandse drugsbeleid, Leiden, uitgeverij Verloren, pag. 253 35 In 1980 werd bepaald dat het openbaar Ministerie pas tot strafrechtelijke vervolging over zou gaan als plaatsen waar hennepproducten verkocht werden zich als zodanig publiekelijk affichieert of op andere wijze provocerend zijn handel bedrijft. Kort, M. de, (1995), Tussen patiënt en delinquent; Geschiedenis van het Nederlandse drugsbeleid, Leiden, uitgeverij Verloren, pag. 254 36 Nota Drugsbeleid, zitting 1994-1995, 24077, nr 3, pag 10-11 37 Bieleman, B., Nijkamp R. en Bak, T. (2013), Aantallen coffeeshops en gemeentelijk beleid 1999-2012, Groningen- Rotterdam, Intraval, pag. 17 13

plaats vond. De overige 30% verliep via vaste aanbieders (zoals thuisdealers), mobiele aanbieders (zoals straatdealers en 06-dealers) en zelftelers. 38 In een onderzoek door de EU wordt de in Nederland omgezette softdrugs geschat op gemiddeld 48,5 ton, waarbij de verkoop aan toeristen niet is opgenomen. 39 Met name op lokaal bestuurlijk niveau wordt men geconfronteerd met de negatieve gevolgen van het gedoogbeleid. Ter bevoorrading van de coffeeshops wordt er op grote schaal illegaal hennep gekweekt. Deze illegale hennepkweek vindt veelal in woonwijken plaats wat zorgt voor veel overlast, verloedering en gevaarlijke situaties. Daarbij gaat de illegale hennepteelt vaak samen met uitkeringsfraude, hypotheekfraude en belastingontduiking. Tevens vindt bij de illegale hennepteelt vaak diefstal van elektriciteit plaats. 40 Eenenveertig gemeenten zijn van mening dat het huidig gedoogbeleid niet adequaat is en hebben een manifest opgesteld ter regulering van de wietteelt. 41 De gemeenten stellen voor om het opportuniteitsbeginsel op te rekken waardoor ook de hennepteelt en de bevoorrading van de coffeeshops gedoogd worden. Dit houdt echter niet in dat de productie, het vervoer, de handel en het gebruik van cannabisproducten gelegaliseerd is; wel gereguleerd maar nog steeds niet legaal. 2.4 Subconclusie Problemen met aan verdovende middelen verslaafde personen manifesteerden zich in andere delen van de wereld, met name in China, eerder dan in Nederland. Als onderdeel van de internationale gemeenschap werd, voordat men in Nederland geconfronteerd werd met een verslavingsprobleem, de productie, het vervoer, de handel en gebruik van drugs, waaronder hennepproducten, in verband met internationale verdragsverplichtingen, in Nederland middels de Opiumwet verboden. Onder druk van de gevolgen van het repressieve beleid, ten gevolge van de opiumwetgeving, in de jaren 60 werden de risico s van het gebruik van cannabisproducten in de jaren 70 wetenschappelijk onderzocht. Op grond van de 38 Korf, D.J. e.a. (2005), Cannabis zonder coffeeshop, Criminologisch Instituut Bonger, Universiteit van Amsterdam, pag. 135 39 Trautmann, F., Kilmer, B. en Turnbull, P. (2013), Further insights into aspects of the EU illicit drug market, Luxembourg, Publications Office of the European Union, pag. 29 40 Notitie integrale aanpak hennepteelt (bijlage bij Kamerstukken II, vergaderjaar 2005-2006, 24077, nr. 183), pag. 1 41 http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/binnenland/al-41-gemeenten-willen-zelf-met-wietteelt-experimenteren (bezocht 3 maart 2014) 14

bevindingen van die wetenschappelijke onderzoeken heeft Nederland haar strenge drugsbeleid met betrekking tot het recreatief gebruik van cannabisproducten in het kader van de volksgezondheid aanmerkelijk bijgesteld in de overtuiging dat andere landen het Nederlandse voorbeeld snel zouden volgen. Het Nederlandse voorbeeld werd echter niet gevolgd waardoor ook de cannabisproducten niet van de lijst bijbehorende bij het Enkelvoudig Verdrag werden verwijderd. Hierdoor bleef een wetswijziging uit en gedoogt Nederland de verkoop van geringe hoeveelheden softdrugs. Naast de positieve resultaten voor de volksgezondheid, het lage harddrugsgebruik in Nederland, resulteerde het gedoogbeleid in combinatie met een geringe interesse bij de handhavers in een aantrekkelijke markt voor de georganiseerde criminaliteit en zorgt de hennepkweek voor overlast, verloedering en gevaarlijke situaties. Na 48 jaar gedoogbeleid komt nu met name vanuit een groot aantal van de Nederlandse gemeenten de wens om wat aan de strafbaarheid of althans aan het gedoogbeleid ten aanzien van cannabisproducten te veranderen; door regulering of middels legalisering en regulering. 15

3 Juridisch kader Hoofdstuk 2 eindigt met van de wens van een groot aantal Nederlandse gemeenten om de achterdeur van de coffeeshop te regelen; door legalisatie van hennepproducten en de daarbij behorende regelgeving of door het gedogen van de hennepteelt met de daarbij behorende regulering. In dit hoofdstuk zullen in 3.1 de van belang zijnde internationale verdragen en nationale wetsbepalingen worden toegelicht. In 3.2 en 3.3 zal worden onderzocht of en welke mogelijkheden tot legaliseren en/of reguleren van hennepproducten die internationale verdragen en de Opiumwet bieden. Vervolgens zal in 3.4 worden onderzocht of andere landen die door de zelfde verdragen gebonden zijn, stappen hebben ondernomen met betrekking tot legalisatie en/of regulatie van cannabisproducten of andere producten die onder de reikwijdte van die verdragen vallen. In 3.5 volgt een antwoord op de vraag welke belasting er thans op hennepproducten wordt geheven en zal tevens worden belicht waarmee hennepproducten fiscaal niet mee worden belast en waarom niet. 3.1 Verdragen en wettelijke bepalingen Zoals in het hiervoor genoemde hoofdstuk blijkt, speelden de internationale verdragen een doorslaggevende rol bij de totstandkoming van de Nederlandse drugswetgeving. De verdragen speelden echter niet alleen bij de wetgeving een rol, ook op het huidig drugsbeleid zijn verdragen van grote invloed. De thans op de Nederlandse Opiumwet van invloed zijnde verdragen zijn: Het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen, 1961, zoals gewijzigd door het Protocol tot wijziging van het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen, 1961, New York (verder: Enkelvoudig Verdrag). Het doel van het verdrag is, zoals blijkt uit de preambule van het verdrag, dat het gebruik van verdovende middelen beperkt dient te blijven tot geneeskundige en wetenschappelijk doeleinden. Het verdrag verplicht de verdragspartijen een doeltreffende wettelijke regeling te maken en deze te handhaven. Een expliciete vervolgingsverplichting bevat het verdrag echter niet. Cannabis staat als gevolg van dit verdrag op lijst 1 van verdovende middelen (net als bijvoorbeeld heroïne en cocaïne) waarvoor ingevolge artikel 2 lid 1 en lid 5 alle maatregelen van toezicht voor van toepassing zijn en voor cannabis in het 16

bijzonder artikel 4 (de algemene verplichtingen), artikel 36 (de strafbepaling) en artikel 49 (het voorbehoud). Nederland heeft geen nadrukkelijk voorbehoud bij het verdrag gemaakt. Dat Nederland dit destijds met betrekking tot cannabis niet gedaan heeft is niet verwonderlijk. Nederland kende destijds immers bij het tot stand komen van het Enkelvoudig Verdrag (1961) nog geen noemenswaardig verslavingsprobleem. Het Verdrag van de Verenigde Naties tegen sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, Wenen, 20 december 1988 (verder: Verdrag tegen sluikhandel). Het verdrag is blijkens de inleidende tekst een aanvulling op het Enkelvoudig Verdrag (en het Verdrag inzake psychotrope stoffen). En moet met name de clandestiene handel in verdovende middelen het hoofd bieden. Artikel 3 lid 1 onder ii stelt dat verdragslanden de teelt van cannabisplanten strafbaar behoren te stellen in de nationale wetgeving. Lid 6 van datzelfde artikel stelt dat de handhaving zodanig wordt uitgevoerd dat de opsporing en handhaving ten aanzien van de strafbare feiten genoemd in lid 1 doeltreffend is. Nederland was bij de totstandkoming van dit verdrag wel bewust van de gevolgen van een repressief verdovende middelenbeleid en heeft als voorbehoud bij lid 6 gesteld dat zij het opportuniteitsbeginsel wenste toe te blijven passen. De Schengenuitvoeringsovereenkomst van 1985 (verder SUO). Het doel van de overeenkomst is om in verband met het opheffen van de grenscontroles binnen het Schengengebied (aanvankelijk België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland maar inmiddels gegroeid tot 26 Europese landen) de illegale handel in verdovende middelen te bestrijden. 42 Artikel 71 verplicht de verdragspartijen ertoe maatregelen te treffen om sluikhandel, verkoop, verstrekking en aflevering van illegale verdovende middelen, tegen te gaan. Cannabis wordt hierbij in het bijzonder genoemd. Artikel 71 lid 2 bepaalt dat verdragspartijen de verkoop, verstrekking en aflevering, bestuurlijk en strafrechtelijk tegen moet gaan. 43 In gevolge de gemeenschappelijke 42 Art. 8 Schengen Akkoord: Met het oog op de versoepeling van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen en in verband met de belangrijke verschillen tussen de wetgevingen van de staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek, verbinden de partijen zich ertoe op hun grondgebied de illegale handel in verdovende middelen met kracht te bestrijden en hun acties dienaangaande op efficiënte wijze te coördineren. 43 Art. 71 lid 2 SUO: De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de illegale uitvoer van verdovende middelen en psychotrope stoffen van enige aard, cannabis inbegrepen, alsmede de verkoop, 17

verklaring 44 die is opgenomen bij de uitvoeringsovereenkomst kan worden afgeweken van artikel 71 lid 2. Het is daarmee toegestaan strafrechtelijk optreden achterwege te laten. 45 Met de Opiumwet heeft Nederland aan zijn wetgevende verdragsverplichting genoemd in het Enkelvoudig Verdrag en in het Verdrag tegen sluikhandel, voldaan. En in het verlengde daarvan tevens aan het SUO. De strafbaarstelling van onder andere de hennepproducten (genoemd op lijst II), en daarmee de hennepteelt, is strafbaar gesteld in artikel 3: Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid: A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen; B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren; C. aanwezig te hebben; D. te vervaardigen. 3.2 Gedogen hennepteelt: welke mogelijkheden bieden de verdragen en de Opiumwet De Nederlandse overheid maakt in verband met het huidig gedoogbeleid gebruik van het hiervoor genoemde voorbehoud bij artikel 3 van het Verdrag tegen sluikhandel: het opportuniteitsbeginsel. Vanaf het moment dat Nederland het gebruik van hennepproducten op basis van het opportuniteitsbeginsel gedoogt, wordt regelmatig de vraag gesteld of op basis van datzelfde principe ook de hennepteelt gedoogd kan worden. In 2005 werd het T.M.C. Asser Instituut door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gevraagd uit te zoeken of er internationaalrechtelijk verstrekking en aflevering van die middelen en stoffen, bestuurlijk en strafrechtelijk tegen te gaan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 74, 75 en 76. 44 Slotakte SUO onder 3: Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 71, lid 2: Voorzover een overeenkomstsluitende partij in het kader van haar nationale beleid inzake de voorkoming en behandeling van verslaving aan verdovende middelen en psychotrope stoffen afwijkt van het in artikel 71, lid 2, neergelegde beginsel, nemen alle overeenkomstsluitende partijen de noodzakelijke strafrechtelijke en bestuurlijke maatregelen teneinde de illegale in- en uitvoer van die middelen en stoffen in het bijzonder naar het grondgebied van de overige overeenkomstsluitende partijen tegen te gaan. 45 T.M.C. Asser- instituut (2005), Experimenteren met het gedogen van teelt van cannabis ten behoeve van de bevoorrading van coffeeshops Internationaalrechtelijke en Europeesrechtelijke aspecten, Den Haag, T.M.C. Asser- instituut, pag. 19 18

ruimte bestond voor het gedogen van de hennepteelt ten behoeve van de bevoorrading van coffeeshops. 46 Het T.M.C. Asser instituut concludeerde dat de teelt van cannabis verdragsrechtelijk alleen is toegestaan als daarmee een geneeskundig en wetenschappelijk doel wordt gediend. Het telen ten behoeve van de bevoorrading van coffeeshops valt daar niet onder omdat volgens het T.M.C. Asser Instituut de coffeeshops een commerciële sector vormen. Het T.M.C. Asser Instituut noemt in verband met artikel 3 van het Verdrag tegen sluikhandel het voorbehoud wat Nederland bij dit artikel heeft geplaatst. Nederland heeft als voorbehoud gesteld dat zij het opportuniteitsbeginsel wenste toe te blijven passen. Datzelfde beginsel hanteren om alle coffeeshops in Nederland te bevoorraden zou niet in verhouding staan en op een uitholling van de strafbaarstellingen neerkomen. Y. Buruma, tot september 2011 hoogleraar strafrecht en strafprocesrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen, thans raadsheer bij de Hoge Raad stelde in 2010 47 dat nadere regulering van de hennepteelt mogelijk is zonder aanpassing van de internationale verdragen. Buruma betoogt dat gedogen een maatregel is in het belang van de volksgezondheid. 48 Daarbij stelt Buruma dat het door middel van een vergunningstelsel toestaan van cannabisteelt, een effectieve bestrijding van de georganiseerde misdaad mogelijk wordt gemaakt. Buruma is van mening dat gedogen van de hennepteelt niet strijdig is met de internationale verdragen en wijst hierbij op het voorbehoud wat Nederland bij het artikel 3 van het Verdrag tegen de sluikhandel heeft gemaakt. Met dit voorbehoud behield de Nederlandse regering zeggenschap op het eigen drugsbeleid. De Nederlandse regering zou bijvoorbeeld in de prioriteitstelling de volksgezondheid kunnen laten prevaleren boven een doeltreffende opsporing en handhaving. Anders dan het T.M.C. Asser-instituut ziet Buruma geen bezwaar in toepassing van het opportuniteitsbeginsel in verband met de hennepteelt. 49 J.G. Brouwer en A.E. Schilder stellen in hun artikel Over de grenzen van gedogen dat het door Nederland gemaakte voorbehoud bij artikel 3 van het Verdrag 46 T.M.C. Asser-instituut (2005), Experimenteren met het gedogen van teelt van cannabis ten behoeve van de bevoorrading van coffeeshops Internationaalrechtelijke en Europeesrechtelijke aspecten, Den Haag, T.M.C. Asser-instituut 47 Buruma, Y. (2010), Internationaal en Europees perspectief, onlineversie: http://www.drugtext.nl/cannabis/internationaal-en-europees-perspectief.html, (29 december 2013) 48 Buruma, Y. (2010), Internationaal en Europees perspectief, onlineversie: http://www.drugtext.nl/cannabis/internationaal-en-europees-perspectief.html, pag. 3 (29 december 2013) 49 Buruma, Y. (2010), Internationaal en Europees perspectief, onlineversie: http://www.drugtext.nl/cannabis/internationaal-en-europees-perspectief.html, pag. 5 (29 december 2013) 19

tegen de sluikhandel de mogelijkheid biedt om de hennepteelt te gedogen indien de volksgezondheid daarmee gediend wordt. 50 Naar aanleiding van het artikel van Brouwer en Schilder werd Minister van Veiligheid en Justitie Opstelten door de Tweede Kamer om een reactie gevraagd. De Minister van Veiligheid en Justitie Opstelten schreef op 18 december 2013 aan de Tweede Kamer dat het bij het Verdrag tegen sluikhandel gemaakte voorbehoud 51 enkel op de leden zes, zeven en acht van artikel 3 van toepassing was. Minister Opstelten concludeerde hieruit dat daarmee de juridische basis ontbreekt voor het gedogen van de hennepteelt. 52 Artikel 3 lid 6 van het Verdrag tegen de sluikhandel 53 gaat echter juist over het inperken van het opportuniteitsbeginsel met betrekking tot, onder andere, de vervolging van de in artikel 3 genoemde strafbare gedragingen. Een van de gedragingen die in artikel 3 lid 1 onder a wordt genoemd is de gedraging die dagelijks plaats vindt in de coffeeshop namelijk de verkoop van cannabis. Als de Minister gelijk zou hebben gehad met zijn stelling omtrent het ontbreken van een juridische basis voor gedogen van de teelt van hennep ontbreekt er tevens een juridische grond voor het gedogen van het huidig coffeeshopbeleid. 3.3 Legaliseren hennepteelt: welke mogelijkheden bieden de verdragen en de Opiumwet Het legaliseren van hennepteelt ten behoeve van de verkoop van hennepproducten kan op twee manieren: de teelt van hennep met een geneeskundig en wetenschappelijk doel of door strafbare gedragingen met betrekking tot hennepproducten geheel uit de Opiumwet te halen. 50 Brouwer, J en Schilder, J. (2012), Over de grenzen van gedogen, Nederlands Juristenblad 2012, afl 44/45, pag. 3084 51 Voorbehoud bij art 3 van het Verdrag tegen sluikhandel: The Government of the Kingdom of the Netherlands accepts the provisions of article 3, paragraph 6, 7 and 8, only in so far as the obligations under these provisions are in accordance with Dutch criminal legislation and Dutch policy on criminal matters (bron: http://www.minbuza.nl/producten-en-diensten/verdragen/zoek-in-de-verdragenbank/1988/12/003363.html bezocht 31 januari 2014) 52 Brief van de Minister van Veiligheid en justitie, 18 december 2013,, vergaderjaar 2013 2014, 24077, nr. 314, pag. 5-6 53 Artikel 3 lid 6 van het Verdrag tegen sluikhandel luidt: De Partijen streven ernaar te verzekeren dat wettelijke bevoegdheden, die door hun nationale recht worden toegekend bij de beoordeling van de opportuniteit van de vervolging van personen wegens de in overeenstemming met dit artikel strafbaar gestelde feiten, zodanig worden uitgeoefend dat de opsporing en rechtshandhaving ten aanzien van deze strafbare feiten zo doeltreffend mogelijk is, mede met het oog op de noodzaak personen te weerhouden van het begaan van deze strafbare feiten. (bron: http://wetten.overheid.nl/bwbv0001103/geldigheidsdatum_31-01- 2014#VertalingNL bezocht 31 januari 2014) 20

3.3.1 Geneeskundig en wetenschappelijk doel De basis voor de Nederlandse Opiumwet is artikel 4 van het Enkelvoudig Verdrag. Artikel 4 onder c van het Enkelvoudig Verdrag vermeldt de enige uitzondering, namelijk het geneeskundig en wetenschappelijk doel. De teelt ten behoeve van de zogenaamde medicinale cannabis heeft hier zijn juridische basis. Medicinale cannabis heeft (nog) geen genezende werking maar kan klachten van aandoeningen verminderen. In Nederland is het wettelijk mogelijk om op doktersrecept medicinale cannabis bij een apotheek te betrekken. 54 Buruma is voorstander van een ruimere interpretatie van het in art 4 onder c van het Enkelvoudig Verdrag genoemde geneeskundige doel. Buruma betoogt dat het publieke volksgezondheidsbelang en het individuele gezondheidsdoel niet ver van elkaar staan. 55 T. Boekhout van Solinge, docent criminologie aan de Universiteit Utrecht, verbaast zich dat niet de juridische mogelijkheden onderzocht worden om uit naam van de volksgezondheid de hennepteelt te legaliseert. Hij stelt in zijn artikel uit 2010 dat er in een groeiend aantal Amerikaanse staten onder de noemer medisch, legaal hennep wordt geteeld. 56 In de staat Californië werd bijvoorbeeld al in 1996 medicinale cannabis toegestaan. 57 Uit een rapportage KRO Reporter ontstaat een beeld dat cannabis op doktersrecept in Californië niet veel moeilijker verkrijgbaar is dan in een Amsterdamse coffeeshop. 58 3.3.2 Verdragsaanpassing Recreatief gebruik van hennepproducten is alleen mogelijk als de strafbaarstelling van gedragingen met cannabisproducten uit de Opiumwet wordt gehaald. Om strafbare gedragingen uit de Opiumwet te halen dient eerst het Enkelvoudig Verdrag aangepast te worden. Dat kan op twee manieren. Een verdragsaanpassing conform artikel 47 van het Enkelvoudig Verdrag is een mogelijkheid. Nederland zou een onderbouwd voorstel kunnen indienen bij de 54 Informatiebrochure voor patiënten van Medicinale Canabis van het Ministerie van Volksgezondheid (bron: http://www.cannabisbureau.nl/medicinalecannabis/informatiebrochures/default.asp bezocht 31 januari 2014) 55 Buruma, Y. (2010), Internationaal en Europees perspectief, onlineversie: http://www.drugtext.nl/cannabis/internationaal-en-europees-perspectief.html, pag. 3 (29 december 2013) 56 Boekhout van Solinge, T. (2010), Het Nederlands drugsbeleid en de wet van de remmende voorsprong, Nederlands Juristenblad 2010, nr. 40, pag. 2579-2587 57 Haen Marshall, I. (2013), Pot, crack en Obama s third way, Den Haag, WODC, Boom Lemma uitgevers, pag. 64 58 KRO Reporter De Nederwietoorlog ; http://reporter.incontxt.nl/seizoenen/2012/afleveringen/02-03-2012 21