3 Seksuele ontwikkeling



Vergelijkbare documenten
DE SEKSUELE LEVENSLOOP

Seksuele vorming en seksuele ontwikkeling van kinderen. Marianne Cense (Rutgers WPF) & Jos Poelman (Soa Aids Nederland)

Seksualiteit en seksuele ontwikkeling

Seksuele vorming: gave (op-)gave

Sanderijn van der Doef KLEINE MENSEN, GROTE GEVOELENS

Week van de Lentekriebels

Ouderavond lijf & relaties

Thema's per klas die aangeboden worden in de methode:

Ouderbijeenkomst Week van de Lentekriebels

Seks en relaties Woordenlijst

Seksualiteit. Seksualiteit


Relationele en seksuele vorming Dr. Telidja Klaï

Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Kinderboeken: Les 11: Wat is seks? Lesoverzicht

Programma workshop seksuele opvoeding: Daar praat je toch niet over met je kinderen?

Workshop Seksuele opvoeding een gave (op) gave

Doef-Kleine mensen grote gevoelens(06)-cor.qxd :39 Pagina 1. Kleine mensen, grote gevoelens

Let s talk about sex Eerste hulp bij seksuele voorlichting

De seksuele ontwikkeling van kinderen (0 tot 18 jaar) en wat ouders kunnen doen

Seksuele Vorming en weerbaarheid

6.5. Cognitieve ontwikkeling. Lichamelijke ontwikkeling. Sociale/emotionele ontwikkeling. Seksuele ontwikkeling

Waar gaan we het over hebben?

Lessen en leerdoelen Kriebels in je buik

Doelen relationele vorming

Info. Aanraken, knuffelen en meer... Informatie voor cliënten. Expertisecentrum voor epilepsie en slaapgeneeskunde

Doelenlijst Relationele Vorming in de Basisschool in combinatie met de IK-zinnen

Pedagogisch kader kindercentra 4 13 jaar. Over kinderen en hun seksuele ontwikkeling. Interview met Channah Zwiep

Interviews: - interview: vragen gast - vragen pleeggezin - vragen aan begeleider van Open Thuis - Interview met de dienst VMG :

mei 2015 Beleid seksualiteit binnen SKSG

Ouderbijeenkomst Basisschool Eerschot Week van de Lentekriebels

Stuurwiel. Ik doe alleen seksuele dingen als ik die zelf wil en als de ander akkoord gaat.

Over kalveren en vlinders

Persoonlijk Plan Aandachtspunten omgangsvormen, verzorging, lichaamsbeleving, weerbaarheid relaties en seksualiteit

Flyer relaties en seksualiteit

SO ZML Leerlijn Seksuele Vorming

Tips voor ouders om met kinderen te praten over relaties en seksualiteit

Pedagogisch beleid Omgaan met lichamelijkheid en seksualiteit op kindercentra

(Seksuele) voorlichting aan meisjes met het Syndroom van Turner

Relatievorming en Seksualiteit bij jongeren met cerebrale parese

Beeldvorming van seksuele ontwikkeling bij mensen met een ernstige verstandelijke (meervoudige) beperking

Relaties en seksualiteit

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG in en om de school. Oka Storms Ben Serkei

Seksueel geweld en seksuele grensoverschrijding

De seksuele ontwikkeling. van kinderen (0 tot 18 jaar)) en wat ouders kunnen doen

JEUGDIGEN. Hulp na seksueel misbruik. vooruitkomen +

Seksuele gezondheid in Nederland 2017

RSV. Karen De Wilde Duffel 5 februari 2014

Intimiteit, seksuele ontwikkeling en beleving bij kinderen (0-18 jr) met een (chronische) aandoening

Seksualiteit en ASS. Presentatie symposium pleegzorg 19 juni presentatie symposium pleegzorg

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Seksuele ontwikkeling van kinderen stap voor stap. Fien Lannoye & Jef Scheirlinck

Yvette Dijkxhoorn. Autisme en seksualiteit: ook kdat nog!!

In de les praten over relaties en seksualiteit. Hoe maak je het makkelijk en leuk!

Utrecht, maart Rutgers Arthur van Schendelstraat MJ Utrecht Postbus GA Utrecht

Werkvormen: Lesdoelen: Filmpjes: Benodigdheden: Kinderboeken: Les 8: Verliefd. Lesoverzicht

Seksuele vorming in (V)SO

De ontwikkeling van kinderen. in de Kinderopvang. Kinderopvang & Peuterwerk

Seksuele opvoeding bij kinderen met seksueel misbruik ervaringen

!"# $ % & ' (!)*+),-./0.1//2

RUZIE MET VRIENDEN, LIEFDESVERDRIET EN DE RELATIE TOT DE OUDERS AAN DE LIJN OF OP HET SCHERM BIJ AWEL.

5.4 Praten met ouders

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

ROB dag: Geef ze de ruimte!

Resultaten onderzoek Rutgers i.s.m. het NOS Jeugdjournaal 2016 Samenvatting. Utrecht, maart 2016 Auteur: Hanneke de Graaf.

Wanneer en hoe het kind of de adolescent over de diagnose inlichten? Susanne Böhler Klinisch psychologe

Waar gaan we het over hebben?

Titel richtlijn Auteurs Publicatiedatum

In de hermeneutische cirkel stappen

DE BEGELEIDING VAN DE

Lichamelijke ontwikkeling

Waar gaan we het over hebben?

Seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling

Werkblad Seksuele Diversiteit. KaartjesspeL voorkant

Kinderen Ontwikkelen en Leren Bijeenkomst 11: ontwikkeling

inhoud Inhoudsopgave Literatuur Trefwoorden register

Seksualiteit bij jongeren met een (chronische) aandoening

VRAGENLIJST. Datum: Naam: Adres: GSM: Onderstreep welke van de volgende begrippen op u van toepassing is: 1: Hoofdpijn.

Waar gaan we het over hebben?

Bijlage 1: Opdrachten bij het boek Identiteitsontwikkeling en leerlingbegeleiding. Per groepje van 2/3 uitwerken.

PDF created with pdffactory Pro trial version

I Autonome verzorgingsinstelling. Informatiebrochure. Kanker en seksualiteit

Seksuele ontwikkeling van kinderen jaar. Kenniscentrum seksualiteit

Webinar: Jongeren met een beperking: ook seksueel beperkt? door Karen De Wilde - Sensoa

Over:

Spelregels Stellingenspel Seksualiteit en EMB

Nierfalen en Seksualiteit

DE OUDER-KIND RELATIE EEN KWALITATIEVE ANALYSE VAN GESPREKKEN MET AWEL

Gezinsinterventie Gezinsgesprekken voor gezinnen waarbij de ouder psychische problemen heeft

Mediaopvoeding. workshop Mediaopvoeding

Aseksualiteit.

Transcriptie:

3 Seksuele ontwikkeling 3. I Inleiding In hoofdstuk 3 wordt de seksuele ontwikkeling behandeld. Met het begrip seksuele ontwikkeling bedoelen we hier het lichamelijke en psychische leer- en groeiproces van individuele mensen van seksueel gedrag. Een belangrijke vraag is of bepaalde groepen cliënten waar hulpverleners mee werken al of niet seksuele gevoelens hebben en seksueel gedrag vertonen. De seksualiteit van kinderen, jongeren, verstandelijk gehandicapten, lichamelijk gehandicapten en psychiatrische patiënten en ouderen roept discussie op in \velzijnsland. Ten aanzien van deze groepen wordt regelmatig de vraag gesteld of deze mensen seksuele gevoelens hebben, en zo ja, hoe ze beleefd worden en of deze seksuele gevoelens dan ook vormgegeven horen te worden in seksuele contacten. Bij psychiatrische cliënten vraagt men zich afhoe de seksualiteitsbeleving is, maar hier wordt minder de vraag gesteld of mensen die in aanraking komen met de psychiatrie wel seksuele gevoelens hebben. Ditzelfde geldt voor lichamelijk gehandicapten. Naast seksueel gedrag komen in dit hoofdstuk verschillen in beleving aan de orde en de standpunten ten aanzien van die beleving. Eerst wordt de seksuele ontwikkeling bij normaal begaafde mensen behandeld: kinderen en jongeren ( 3.2), volwassenen ( 3 3) en ouderen ( 3.4). Daarna komen verschillende doelgroepen in de hulpverlening aan bod: verstandelijk gehandicapten ( 3.5), lichamelijk gehandicapten ( 3. 6 ) en psychiatrische cliënten ( 3.7) In 3 8 volgt een samenvatting. Dit hoofdstuk is ingeperkt tot vraagstukken van ontwikkeling van seksualiteit en intimiteit. Hanteringsaspecten van seksuele vorming en voorlichting komen aan de orde in hoofdstuk 4 De problematiek van de wenselijkheid van seksuele contacten in de hulpverlening komt in hoofdstuk 6 aan de orde. Ter verd.uidelijking een vombeeld van lijnen in rut boek. In 3. 2 wordt de seksuele ontwikkeling vanjongeren behandeld. In 4.6 krijgt dit een 109

SEKSUELEOlllWlKKELlNG vervolg en wordt ingegaan op voorlichtings- en vonningsaspecten: welke rol heeft de volwassene in de seksuele ontwikkeling van kinderen en jongeren? In 6.10 wordt aan de hand van casuïstiek ingegaan op seksuele contacten vanjongeren in de hulpverlening. Aan het eind van het hoofdstuk en als de studietaken uitgevoerd zijn, kan de student beter: de seksuele ontwikkeling van de mens in grote lijnen weergeven; de specifieke aspecten van de seksuele ontwikkeling van kinderen, verstandelijk gehandicapten, lichamelijk gehandicapten, psychiatrische cliënten en ouderen benoemen; eigen waarden en normen over seksualiteit en kinderen, verstandelijk gehandicapten, lichamelijk gehandicapten, psychiatrische cliënten en ouderen kritisch beschouwen. 3.2 Kinderen en jongeren 3.2.1 INLEIDING Is een kind seksueel geïnteresseerd in de geslachtsspecifieke kenmerken van het eigen lichaam of dat van anderen? Heeft een kind seksuele gevoelens? En z~ja: hoe beleeft een kind seksualiteit? Hoe zit dit cognitief; ziet en onderkent een kind dit gedrag als seksueel? Als er sprake is van seksualiteit bij kinderen, wat is dan het verschil met volwassen seksualiteit? De gegevens uit onderzoek over de kinderlijke seksuele ontwikkeling worden in deze paragraaf uitgebreid beschreven omdat over kinderlijke seksualiteit ook in onze tijd nog veel onwetendheid heerst bij ouders en hulpverleners. In de discussie over de seksualiteit van kinderen zie je globaal twee standpunten: (a) kinderen hebben geen seksuele gevoelens, en (b) kinderen hebben wel seksuele gevoelens. In de eerste groep wordt het standpunt verkondigd dat kinderen nog geen seksualiteit hebben. In de kinderlijke ontwikkeling naar de geslachtsrijpheid zien zij bijvoorbeeld een erectie bij een klein jongetje als een biologisch fenorneen. Meisjes die hun vagina wrijven hebbenjeuk aan hun plasser. Seksueel wervend gedrag door kinderen verklaren zij louter vanuit misbruiksituaties, waarbij de kinderen volwassen seksuele gedragspatronen imiteren. Kinderen zijn in hun ogen voor de puberteit nog niet 'natuurlijk' geïnteresseerd in seks. Als zij dit wel tonen, dan is dat het gevolg van beïnvloeding door de volwassen wereld (media: tv, reclame, pornografie; gedrag van opvoeders). Anders gezegd: de beleving van kinderen van hun eigen lichaam en dat van anderen is diffuus, en nog niet seksueel te noe- 110

SEKSUELE ONiWlKKELING '1 men. Bepaalde gevoelens van kinderen als seksueel benoemen, zien zij als een gekleurde waarnemi.ng vanuit de persoonlijke behoeften van degenen die dit doen. Seksualiteit definiëren zij als volwassen gedrag dat pas mogelijk is vanaf de voortplantingsrijpheid. Een tweede hoofdstroom erkent het seksuele gehalte in de ontwikkeling van kinderen, al of niet gelijkwaardig aan de volwassen seksualiteit. Deze groep wijst erop dat de aanhangers van eerste groep de volwassen, op voortplanting gerichte, seksualiteit als norm stellen en daarmee allerlei daarvan afwijkende seksuele varianten discrimineren. Zij erkennen de invloed van de omgeving maar registreren dat ook kinderen interesse tonen in seksuele verkenning. 3.2.2 SEKSUEEL GEDRAG VAN KINDEREN De filosoofspiecker en de psycholoog Blans voerden een boeiende polemiek over dit onderwerp in het Nederlands Tijdsch.rift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs (Spiecker, 1996; Blans, I996). Spiecker neemt aanvankelijk als uitgangspunt voor seksualiteit het orgasme: kinderen zouden geen orgasme hebben. Blans repliceert dat uit onderzoek wel degelijk blijkt dat kinderen orgasmes kunnen hebben, maar dat ze nog niet in staat zijn zich voort te planten. Daarnaast meent Spiecker dat kinderen geen volwassen lustgevoelens kennen, maar daar brengt Blans tegenin dat uit onderzoek blijkt dat de :t)lsieke gedragingen van kinderen en volwassenen bij een orgasme niet verschillen. De standpunten lopen zo ver uiteen dat beiden het slechts eens konden worden op het punt dat er meer onderzoek gedaan moet worden naar kinderlijke seksualiteit. Het probleem. dat er weinig onderzoek beschikbaar is geldt voor het gedragsmatige aspect (welk seksueel gedrag vertonen kinderen?) maar helemaal voor de beleving bij kinderen van seksualiteit. We gaan eens te rade bij de wetenschappers om te kijken wat ze wel weten. Dan wordt duidelijker wat de feiten zijn op het gebied van kinderlijke seksualiteit. Rademakers (1995) inventariseerde de drie onderzoeksmethoden voor het in kaart brengen van de kinderlijke seksualiteit. a. Obsewatiegegevens door ouders/opvoeders. Een bezwaar van deze methode is dat de beleving van het kind niet aan de orde komt. b. Retrospectieve onderzoeken. Hier wordt aan volwassenen gevraagd naar hun gedrag en beleving als kind. Hier geldt als bezwaar dat kinderlijke ervaringen worden ingekleurd door de volwassen betekenisgeving aan seksualiteit. Daarnaast zal de volwassene zich niet alles herinneren uit zijn kindertijd. 111

SEKSUELEONlWlKKELING c. Interviews met kinderen zelf. Dit lijkt de beste methode, maar hier stuiten onderzoekers op het probleem dat het moeilijk is aan te sluiten op de taal van de kinderen. Bij zeer jonge kinderen is deze methode dan ook niet uitvoerbaar. Bovendien ontbreekt reflectie bij kinderen. Zij kunnen nog te weinig afstand nemen van hun ervaringen om die te plaatsen in een groter geheel, dus moet de onderzoeker zelf meer interpreteren. Ondanks de methodologische verschillen en de bezwaren zijn er duidelijke overeenkomsten in de uitkomsten van diverse onderzoeken. Hieronder worden wat gegevens beschreven. De eerste wetenschapper die de psychoseksuele ontwikkeling van kinderen in kaart bracht was Freud. Freud erkende de seksualiteit van kinderen, en zag een gezonde seksuele ontwikkeling als voorwaarde voor een gezonde relatievorming op volwassen leeftijd. Als criterium voor seksuele gezondheid gaf hij de objectrelatie aan. De objectrelatie is een intieme relatie die de puber en de jongvolwassene leert aan te gaan in de genitale fase op basis van integratie van voorgaande fasen. Aan die uiteindelijke genitale fase gaan de volgende ontwikkelingen vooraf. /' Een pasgeboren kind is polymorf pervers: het kind beleeft op allerlel manieren seksuele lust via huid, mond, anus en genitaliën. Vervolgens passeren in deze auto-erotische ontwikkeling (4-5 jr.) de orale, anale en fallische fase. (De fallische fase wordt vaak ten onrechte de genitale fase genoemd; zoals hierboven duidelijk gemaakt wordt bedoelt Freud met de genitale fase juist de seksuele volwassenheid.) Tijdens de oedipale fase (4-5 jr.) gaat het kind zich op het eerste object richten (vaak de moeder of de vader). Als dit conflict goed verwerkt wordt Ge kan niet met je vader of moeder trouwen), ontwikkelt het kind zich via de zogenaamde latentiefase (6-12 jr.) uiteindelijk lil de richting van de genitale fase (Rigter, I996b). Deze ontwikkelingstheorie speelt nog steeds een grote rol in het denken over kinderlijke seksualiteit. Een probleem bij deze theorie is dat ze retrospectiefis ontwikkeld: de kennis is verkregen uit de inbreng in therapie van volwassen cliënten. Een tweede probleem betreft de validering: onbewuste strevingen, angsten en frustraties - waar Freud veel nadruk op legde - zijn moeilijk toetsbaar. Daarnaast is er met name kritiek op de latentiefase: de aanname van een periode van emotionele rust en sublimatie (het omzetten van seksuele energie in andere activiteiten) van seksuele interesse tussen zes jaar en de puberteit komt niet overeen met geobserveerd seksueel gedrag van deze kinderen. Inmiddels heeft divers onderzoek de stelling van Freud ontzenuwd: kinderen van zes tot twaalf zijn wel degelijk seksueel actief. 112

SEKSUELE ON1WIKKELlMG Hite (19 82 ) voerde een grootschalig retrospectief onderzoek uit onder zevenduizend Amerikaanse jongens en mannen in de leeftijd van 13 tot 97 jaar. Ze constateert dat 43 procent van de door haar geïnterviewde mannen vertelt over de als kind of tiener (de jongste vanaf acht jaar) opgedane ervaringen met seksuele contacten tussenjongens onderling. Een aantal van hen erkent ook gevoelens op jonge leeftijd voor degene waar ze seks mee hadden die zij omschreven als verliefdheid. Dit betreft zowel jongens die later een homoseksuele als een heteroseksuele voorkeur ontwikkelen. Veel mannen vertellen dat de homoseksuele kindercontacten geen invloed hadden op hun seksuele voorkeur als volwassene. Kinsey (194 8 ) noemt een percentage van 48 procent van de jongens die als kind seksuele contacten met anderen hebben gehad en concludeert bovendien dat vrijwel iedere Jongen en heel wat meisjes masturberen. Rademakers (1995; 2000) vat ook recenter onderzoek samen en komt tot de volgende cijfers. Baby's spelen al met hun genitaliën. Als baby's in staat zijn hun eigen lichaam te ontdekken raken ze ook de eigen geslachtsdelen aan. Vanaf de zesde, zevende maand zijnjongens er zich 'bewust' van en spelen ermee; meisjes vanafhun tiende, elfde maand (Rademakers, 1995; Strayer, Cohen-Kettenis en Slob, 199 8 ). Een op de vier jongens masturbeert tussen twee- en zesjarige leeftijd (onderzoek van Friedrich, 1991, geciteerd in Rademakers, 1995). Masturberen wil in dit verband zeggen: doelgericht met de eigen geslachtsdden spelen. Kinderen doen dit omdat het een lekker gevoel geeft ofuit nieuwsgierigheid (Rademakers, 2000). Een op de zes meisjes masturbeert tussen twee- en zesjarige leeftijd voor het eerst (interviews met kinderen, Elias en Gebhard, 1974, in: Rademakers, 1995) Seksueel gedrag met anderen komt voor vanafhet tweede jaar. Ongeveer de helft van de twee- tot zesjarigen heeft wel eens gezoend met een ander kind. Op tienjarige leeftijd ligt dit op tweederde en bij twaalfjarigen heeft slechts een op de zes kinderen nog niet met een ander kind gezoend (Rademakers, 2000). De helft van de jongens en eenderde van de meisjes heeft voor het twaalfde jaar gemasturbeerd (Elias en Gebhard, 1974, in: Rademakers, 1995) Tien procent van de kinderen tussen vier en tienjaar is fysiologisch in staat gebleken te masturberen tot een orgasme (bij jongens noemen we dit ook wel een 'droog orgasme') (Rademakers, 1995) 113

SEKSUELE ONTWIKKELING Jongens leren het masturberen meestal van andere jongens, terwijl meisjes het meestal zelf ontdekken. Bij meisjes ontbreekt de sociale prikkel, wat een verklaring kan zijn voor het lagere percentage (Rademakers, 1995). Wat Kinsey noemt over jongens, geldt voor kinderen in het algemeen: de helft heeft voor het twaalfde jaar aan seksueel spel gedaan met een ander kind (kussen, tonen, bekijken, aanraken, strelen van elkaars geslachtsdelen) (Rademakers, 1995) Ervaring met geslachtsgemeenschap rapporteert drie procent van de twaalfjarige jongens en één procent van de meisjes van die leeftijd (Brugman, I995; Rademakers, 2000). Een observatieonderzoek van Cohen-Kettenis en Sandfort (I996), uitgezet via het blad Ouders van Nu, biedt gegevens van de door 670 moeders geobserveerde seksuele gedragingen van hun oudste kind (tussen nul en elfjaar, gemiddeld vier jaar oud). Een kleine selectie is weergegeven in tabel z. Tabel2 Seksueel gedrag van kinderen (Cohen-Kettenis & Sandfort, 1996). Mqn kind. Jongens Meisjes (in %) (in %) raakt eigen geslachtsdelen aan raakt borsten van moeder en andere vrouwen aan speelt doktertje 'masturbeert' met de hond (probeert gevoelens op te wekken door aan geslachtsdelen te zitten) raakt geslachlsdelen van andere kinderen of volwassenen aan maakt tekeningen van geslachtsdelen of borsten maakt seksuele geluiden 97 77 60 98 74 55 50 59 33 13 3 30 11 3 Dit betreft een selectie van gegevens uit een groter onderzoek. Cohen-Kettenis en Sandfort tonen een verband aan tussen de 'perrnissiviteit' (de mate van normatieve tolerantie) bij de ouders en de mate van open lichamelijke omgang van ouders en kind enerzijds en het observeren van het seksueel gedrag anderzijds. Naamlate de ouders permissiever en opener in de lichamelijke omgang zijn, nemen zij meer seksueel gedrag waar bij hun kind. Daarmee is nog niet duidelijk of er daadwerkelijk meer seksueel gedrag voorkomt bij kinderen van permissieve ouders. Het kan ook zijn dat permissievere ouders meer seksueel gedrag waarnemen dat kinderen van minder permissieve ouders ook vertonen, maar dat bij hen minder waargenomen wordt. 114

3 SEKSUELEONTWIKKELING Bij deze steekproef was slechts één ouder die de vraag naar de prevalentie van seksueel misbruik van het kind positiefbeantwoordde. Dit is van belang omdat het seksuele gedrag anders ook vanuit misbruik verklaard zou kunnen worden. Toch blijft het de vraag of seksueel misbruik binnen het gezin ook in deze anonieme enquête toegegeven zou worden. Studietaak 3.1 Bloot of textiel? (verwerkingsopdracht) Cohen-Kettenis en Sandfort onderzochten de permissiviteit. Soms lijkt er sprake van een boeiende paradox als je kijkt naar verschillende opvoedingsstijlen en de mogelijke effecten. Nemen we als voorbeeld naturisme. Veelopvoeders kiezen ervoor kinderen op hei strand een zwembroekje of badpakte laten dra gen. Het zou kunnen zijn dat dit iuist de aandacht van deze kinderen richt op het verborgene, en dat dit hun nieuwsgierigheid stimuleert naar genitaliën en daarmee verwant gedrag. Bij de tweede groep zie je ook liberale opvoeders die naakt recreëren. Door het vanzelfsprekende waarmee deze kinderen opgroeien met blote mensen van allerlei leeftijden om zich heen, en doordat er niet door verhullende kledij extra aandacht op de genitaliën wordt gericht, is het denkbaal dat zij weleens een minder genitaal gerichte seksualiteit zouden kunnen ontwikkelen a. Bespreek met elkaar in een kleine groep hoe iij kinderen zou willen opvoeden wat dit betreft. Hoe schot je de effecten hiervan in op hun seksuele ontwikkeling? b. Veel jongeren die in de vakanties tijdens hun kindeltijd opgegroeid zijn op naturistencampings en -stranden, drogen gedurende hun puberteit weer een zwembroek of badpak. Hoe verklaar je dit 2 Al het aangehaalde onderzoek overziend, lijkt het onderzoeksmateriaal geruststellende conclusies op te leveren voor ouders die bang zijn dat hun kind de enige is die seksueel gedrag vertoont. Ouders ofhulpverleners die seksueel gedrag bij hun kind waarnemen hoeven op grond mervan niet bang te zijn dat hun kind abnormaal is. Van Ussel (1975) bracht taalkundig een helder onderscheid aan. Hij concludeerde dat kinderen al vanaf hun geboorte geslachtsrijp zijn en later voortplantingsrijp worden. Deze begrippen zijn van belang: de verschillende onderzoeken tonen aan dat een kind al op zeer jonge leeftijd bepaalde seksuele gevoelens, interesses en seksueel gedrag heeft, maar biologisch pas in de puberteit in staat is om ook met zaad en eicellen een bijdrage te leveren aan de voortplanting van de mens. Rademakers beschrijft ook onderzoek naar de vrijwilligheid bij kinderen die deelnemen aan seksuele spelletjes. Vier op de vijf contacten zijn volledig vrijwillig; in andere gevallen worden kinderen overgehaald. Meisjes 115

SEKSUELE ONTWIKKELING bestempelen hun ervaringen negatiever. Zij zijn vaak de jongere partij en kunnen zich er dan moeilijk aan onttrekken. Ook hier ligt een verband met de socialisatie: jongens (die vaker het initiatief nemen) leren explorerend gedrag, meisjes leren dat seks iets is waar je voor op moet passen. 3. 2.3 SEKSUELE ONTWIKKELINGSFASEN IN DE JEUGD Van der Doef (1994). een voorlichtingsdeskundige verbonden aan de Rutgersstichting, erkent dat kinderen seksualiteit hebben maar wijst tevens op een paar bijzondere aspecten van de kinderlijke seksualiteit. Ook zij gaat in op orgasmes bij kinderen. Het orgasme is op jonge leeftijd niet zozeer doel van masturbatie maar eerder een prettig soort opwinding. Ze leggen nog geen verband tussen seksueel gedrag en orgasme; dat is iets wat ze in de loop der jaren pas leren en in hun puberteit gaan toepassen. Zij duidt hier op het cognitieve aspect: kinderen 'doen aan seks' maar koppelen dit gedrag op jonge leeftijd nog niet aan het begrip 'seks'. Voor veel kinderen is seks geslachtsgemeenschap. Op het moment dat kinderen geïnformeerd worden over coïtus, denken nogal wat kinderen dat hun ouders zoiets niet doen afkunnen ze het zich moeilijk voorstellen. Andere literatuur samenvattend, beschrijft Van der Doef de gemiddelde seksuele ontwikkeling van kinderen. Hier wordt in grote lijnen haar overzicht weergegeven en aangevuld met opmerkingen over de cognitieve en emotionele verschillen tussen kinderen en volwassenen. 0-4 jaar De eerste genitaal gerichte verkenningen in de baby- en peuterfase vinden plaats in de leeftijd tussen de geboorte en het vierde jaar, aanvankelijk bij zichzelf maar later ook bij het lichaam van andere kinderen. Tussen twee en vier jaar breekt een 'vieze-woordentijdperk' aan. Rolgedrag ontstaat vanaf drie jaar. 4-6 jaar In de leeftijd vier tot zes gaan de seksuele verkenningen door, zij het vaak minder in het openbaar. Het kind leert dat sommige grote mensen deze spelletjes afkeuren, en bovendien vinden ze het spannend om dit in een verborgen hoekje te doen. 6-8 jaar Dit 'privacy-bewustzijn' neemt verder toe tussen de zes en acht jaar; bovendien ontstaan er dan verliefdheden. Ze kunnen verliefd zijn op een vriendje of vriendinnetje, maar ook op een juf of meester of oom. 58 procent van de achtjarigen is weleens verliefd geweest. De meesten houden 116

SEKSUELE ONlWlKKELING dit geheim, omdat ze bang zijn ermee gepest te worden. Ook komt het vaak voor dat ze verliefd zijn op een tv-ster of popidool. Dit is een veilige manier om met affectieve gevoelens te experinlenteren, omdat de kans op afwijzing nihil is (Rademakers, 2000). Het is de vraag in hoeverre deze verliefdheden cognitief en emotioneel hetzelfde beleefd worden als volwassen verliefdheden. Het gebruik van volwassen terminologie voor deze emoties van kinderen betekent nog niet dat de beleving gelijk is. 8-10 jaar Van acht tot tien groeit ook de behoefte aan de lichamelijke aanwezigheid van degene op wie ze verliefd zijn. Hier ontstaan prille verkenningen van de seksuele voorkeur. Doktertje spelen wordt ingeruild voor het bekijken en betasten van elkaars geslachtsdelen. Rolgedrag neemt toe. Masturbatie neemt toe, soms ook gr.oepsgewijs. Na het achtste jaar beginnen kinderen de eerste lichamelijke puberteitsverschijnselen te vertonen: de eerste schaamharen verschijnen, en de borsten van meisjes beginnen te groeien. 10-12 jaar Van tien tot twaalf worden de verliefdheden emotioneler beleefd; volwassen identificatiefiguren gaan daarbij een grotere rol spelen. De seksuele voorkeur ontwikkelt zich verder, de belangstelling voor volwassen seksualiteit neemt toe (sekstijdschriften, video's, oó-lijnen) naast een toenemende preutsheid, gekoppeld aan de op handen zijnde puberteit. Schoksgewijs groeit het lichaam. Soms heeft een meisje ongel~ike borsten of zijn de binnenste schaamlippen tijdelijk groter dan de buitenste. Een aantal meisjes onder de twaalfkrijgt de eerste rnenstruatie, een kleiner aantaljongens een eerste zaadlozing. Ook bij meisjes kan al dan niet spontaan de eerste seksuele respons in de vorm van een vaginale vochtafscheiding ontstaan. Dit gebeurt vrijwel altijd voor de eerste menstruatie. De seksuele rijping gaat bij meisjes sneller dan bij jongens. fi 12-16 jaar In de puberteit zie Je dat de meeste heteroseksuele jongeren heel geleidelijk en stapsgewijs seksuele ervaring opbouwen. Eerst tongzoenen, dan strelen onder de kleren, dan naakt vrijen en dan geslachtsgemeenschap. Jongeren doen gerrliddeld vier jaar over dit traject. Jongens doen hier langer over (4,9jaar), meisjes zijn sneller: bij hen zit er gemiddeld 3,4jaar tussen de eerste tongzoen en de eerste gemeenschap (Straver e.a., 199 8 ). Essentieel is de losmaking van thuis. Met ouders, broers en zussen kunje praten over intieme dingen, maar het seksuele contact zoeken de meeste pubers buiten de deur. Ook intieme contacten worden in deze leeftijdsgroep steeds meer buiten het gezin gezocht. 117

SEKSUELE ONTWIKKELING Studietaak 3.2 Kalverliefde (Ieflectietdak) Hulpverleners dragen hun eigen ervaringen mee in de uilvoejing van hun werk. Het is daarom belangrijk dat je je realiseert wat jou gevormd heeft. Dot kan je helpen beter te begrijpen wat een cliënt voelt. Ook kan het je helpen je eigen reacties op seksueelgedrag en verlangen van cliënten beter te begrijpen. a. Formeer een jou vertrouwd groepje van ongeveer vier deelnemers b. Vertel elkaar je herinneringen over ie allereerste verliefdheid toen je nog een kind was. - Hoe oud was je? _ Beschrijf die persoon en geer je herinneringen aan je gevoelens weer. Heb je het aan je geliefde laten merken? Hoe reageerde je geliefde er op2 Heb je het aan iemand anders verteld? Hoe reageerde die onder er op? Hoe reageerde de omgeving er op?.~ c. Speelt die ervaring nu nog een rol in je leven? Zo ja, hoe? 3. 2-4 ONTWIKKELING VAN DE intimiteit In deze subparagraaf wordt kort ingegaan op de ontwikkeling van intimiteit bij kleine kinderen. De kwaliteit van de primaire hechting (tussen ouder en kind) heeft een duidelijke invloed op het verloop van de seksuele ontwikkeling. Uit onderzoek blijkt dat genitaal spel in de eerste twaalf tot achttien maanden een duidelijk verband houdt met de kwaliteit van de moeder-kindrelatie: kinderen die thuis woonden vertoonden duidelijk meer genitaal spel dan kinderen die in een tehuis woonden (Rademakers, 1995). Van Zessen (in Rademakers, 1995) toonde aan dat er een verband bestaat tussen het emotionele klimaat in het gezin van herkomst en de latere betekenisgeving aan seksualiteit. Kinderen uit 'koude gezinnen' leggen meer de nadruk op 'seks om de seks', kinderen uit 'warme gezinnen' leggen vaker het accent op het contactuele aspect van de seksuele ervaring. Daarnaast is er onderzoek gedaan naar het ontbreken van lichamelijk contact in de opvoeding van kleine kinderen. Lichaamscontact blijkt essentieel voor de ontwikkeling van kinderen. Een gebrek aan lichaamswarmte en sociaal contact leidt tot verschillende problemen: kinderen groeien minder goed, zijn angstiger en agressiever. Lichaamscontact zorgt ervoor dat gevoelens van warmte, intimiteit, veiligheid en vertrouwdheid worden doorgegeven. Hiermee wordt de basis gelegd voor een positief zelfbeeld (Rademakers, 2000). Bowlby maakte met zijn hechtingstheorie dui- 118

SEKSUELE ONTWIKKElING delijk dat fysieke ontoegankelijkheid van de opvoeders een negatieve invloed heeft op de hechting en daarmee op de ontwikkeling van het kind (Verhulst, 1989). 3. 2.5 CULTUUR EN SEKSUELE ONTWIKKELING De seksuele ont\;yikkelingsmogehjkheden worden niet alleen biologisch maar ook sociaal en cultureel bepaald. In de westerse cultuur zijn de meeste kinderen fysiek eerder voortplantingsrijp dan ze daar psychisch rijp voor zijn: sommige meisjes van dertien zijn fysiek in staar zwanger te raken maar meestal is moederschap op deze leeftijd een last waar menig hulpverlener ondersteuning moet bieden. In Nederland hebbenjongeren geleidelijk aan op steeds jongere leeftijd hun eerste seksuele contact, maar trouwen en kinderen krijgen schuift de laatste jaren juist op naar gemiddeld hogere leeftijd. Niet alleen het seksuele gedrag van kinderen, ook onze waarneming is sociaal en cultureel bepaald. De verschillende onderzoeken tonen aan dat kinderen seksuele spelletjes met zichzelf en met elkaar spelen. Rademakers (1995) wijst weer op ander onderzoek (van Goldman & Goldman, een onderzoek in 1988), waarbij bleek dat 82 procent van de duizend door hen geïnterviewde Australische kinderen als kind seksueel contact had gehad met minstens één ander kind. Van die contacten vond 90 procent plaats tussen het zesde en twaalfde jaar. Deze periode werd, zoals eerder gesteld, door Freud ten onrechte de latentiefase genoemd. Zien we niet wat we niet willen zien? 3. 2.6 DE SEKSUELE ONTWIKKELING VAN JONGEREN IN DE JAREN NEGENTIG II Straver en Rademakers (1996) deden onderzoek naar de seksuele entwikkeling vanjongeren in de jaren negentig. Zij coneluderen dat de ontwikkeling van kindertijd via puberteit naar adolescentie een bijzonder ingewikkelde is. Kinderen groeien in onze cultuur toch vooral met seksegenoten op. Pubers moeten de stap maken van groepsgebonden gedrag naar individuele contacten, en in de adolescentie zit er tegenwoordig gemiddeld veertien jaar tussen het eerste contact en het sluiten van een definitieve relatieverbintenis. Straver en Rademakers gaa.n ervan uit datjongeren leren door middel van een stapsgewijze interactiecarrière. Zoals op veel andere ontwikkelingsterreinen is ook het seksueel-relationele leerproces een proces van zichzelfleren kennen aan de hand van ervaringen, aangevuld met voorbeeldgedrag, uitwisseling van informatie en het krijgen van steun. In het nu voj- 119

SEKSUELE ONTWIKKELING gende overzicht worden die fasen, waarin jongeren in contacten met de andere sekse relationele en seksuele vaardigheden opdoen, in kaart gebracht. Eerste jase De ontmoetingen vanjongens en meisjes in de basisschoolleeftijd hebben aanvankelijk een speels karakter. Tweedefase Vanafhet veertiende jaar gaat een deel van de jongeren uitlokkend en uitdagend gedrag vertonen. Er wordt gezoend. De minder actieven worden daarin betrokken. Bij de jongens staat de 'performance' in het middelpunt: hun lichaam wordt mannelijk, ze vergelijken hun lichaam met dat van andere jongens en mannen. Orgasmes zijn prestaties. Bij meisjes verloopt dit leerproces nogal eens via een omweg. Ze ontdekken lustgevoelens via een ander. Bijvoorbeeld door jongens die geïnteresseerd naar haar kijken, of door een vriendje dat haar borsten streelt. Derdefase In opeenvolging van interacues leren jongens en meisjes wat die contacten voor hen betekenen. Het is een spel van ontdekken, zich op iemand instellen, maar soms ook afgewezen worden wegens een ontoereikende of onjuiste handelwijze. Vierdefase De seksuele beleving gaat meestal vooraf aan het aangaan en beleven van een vaste relatie. Aanvankelijk gaan de jongeren kortdurende contacten aan en pas later vaste bindingen. Deze contacten bevorderen de bindingen. 3.2.7 CONCLUSIE In deze paragraaf is vastgesteld dat kinderlijke seksualiteit bestaat. Kinderen vertonen gedrag dat volwassenen zien als seksueel gedrag. Kinderen tonen interesse voor de seksualiteit van andere kinderen en vanaf tien tot twaalfjaar ook voor die van volwassenen. Er zijn duidelijk cognitieve verschillen tussen prepuberale kinderen en volwassenen. Vanuit die andersoortige cognitie zal de beleving ook anders zijn. Een kind dat doktertje speelt met een ander kind, benoemt dit meestal niet als seks. Het seksuele script van een kind is minder ontwikkeld doordat het kind minder levenservaring heeft. Hoe deze cognitieverschillen doorwerken in de beleving, is vooralsnog onduidelijk. Voor de seksuele ontwikkeling blijkt het van belang dat kinderen opgroeien in een veilig en 'warm' opvoedingsklimaat. 120

3 SEKSUELE ONTWIKKELING Van belang is ook de reactie van de omgeving op de seksuele experimenten: wordt dit gestimuleerd, getolereerd, genegeerd of verboden? In de volgende studietaak gaan we hierop in. Studietaak 3.3 Kinderlijke seksualiteit (reflectietaak) Aan de cijfers is te zien dat veel mensen wel degelqk seksuele ervaringen opgedaan hebben in hun kindertijd. Alleen benoemden ze het vaak nog niet als seksualiteit. Dit betekent dot ook de lezers van dit boek hoogstwaarschijnliik seksuele jeugdervaringen hebben. Formeer een vertrouwde groep van vier personen. Bii deze opdracht wordt een klein retrospectief onderzoek uitgevoerd. Daartoe gaan we graven in onze eigen herinneringen. De begrippen 'seksueelcontact', 'seksuele ervaringen' en 'seksueel gedrag' in deze opdracht staan voor de meest brede invulling van doktertje spelen via het betesten van eigen geslachtsorganen en die van een ander lol meer uitgebreide seksuelecontacten. a Inventarisatie - Maak met elkaar een lijst van seksueel gedrag dat jullie je kunnen herinneren uit je eigen kindertiid (dus voordat je voor het eersl menstrueerde of een zaadlozing had). Probeer je zowel te herinneren wat je met je eigen lichaam deed als welke conteeten je had met andere kinderen. - Turf per gedraging hoeveel van jullie dit hebben gedaan en maak zo een inventarisatie met je subgroep. _ Spreek af wie de woordvoerder is in de bespreking met de hele lesgroep - Spreek ook af hoe je elkaars privacy respecteert, bijvoorbeeld door verhalen anoniem te presenteren. b. Beleving. Probeer je te herinneren welke gevoelens de genoemde seksuele jeugdervaringen bij je opriepen. Als je ook seksueel contact had met andere kinderen: welke gevoelens riep dit bij hen op? Praatten jullie er toen over met elkaar? Probeer je ook te herinneren welke gevoelens verband hielden met je omgeving (bijv. naar aanleiding van de houding van je ouders). c. Speelt die ervaring nu nog een rol in je leven2 Zo ja, hoe 2 121