1 Monnikenwerk KLOOSTER MONNIKEN. Jorik is bang dat hij straf krijgt van de broeder, omdat hij een appel van het klooster wilde stelen.



Vergelijkbare documenten
Tijd van Monniken en ridders: Het Christendom

Tijdwijzer. Het begin. Voor en na Christus

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders.

Samenvattingen Geloof ABC

Een weg door de geestelijke stromingen vragenlijst voor het Christendom. Naam:

> Kijk naar afbeelding 1.

> Lees Volken op de vlucht!

Samenvattingen Geloof ABC

leerwerkboek leerwerkboek Naam ISBN

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Brandaan. Geschiedenis WERKBOEK

Verspreiding christendom vmbo12

De opkomst van het christendom

een zee Volksverhuizingen Het Romeinse Rijk is heel rijk. Veel volkeren willen een deel van die rijkdom.

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

Naam: DE BEELDENSTORM Ketters Luther en Calvijn

Tijd van monniken en ridders ( n. Chr.) 3.3 Christendom in Europa. De verspreiding van het christendom in geheel Europa.

Verspreiding christendom vmbo12

Voorbereiding Heilig Avondmaal

Jezus geeft zijn leven voor de mensen

Het christendom. : *nog een hoofdstad *de christenen werden belangrijker in Europa *het kloosterleven *begrippen

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

Inhoud. Thema 5.1 Jagers en boeren 3. Thema 5.2 Grieken en Romeinen 6. Thema 5.3 Monniken en ridders 9. Thema 5.4 Steden en staten 12.

Het onze Vader. Naam:

Voor jou! Dit boek is voor jou. Het gaat over God. En over God en jou samen. Over Gods liefde voor jou.

Info plus Het leenstelsel

Geschiedenis hoofdstuk 3

Een weg door de geestelijke stromingen vragenlijst voor het jodendom. Naam:

Karel de Grote en het feodale stelsel. Rilana Kuiters. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Toetsvragen Geschiedenis Toelatingstoets Pabo. Tijdvak 3 Toetsvragen

Karel de Grote Koning van het Frankische Rijk

GODS GEZIN. Studielessen voor 4-7 jarigen

Geschiedenis kwartet Tijd van jagers en boeren

Als je niet goed weet hoe je moet bidden, kun je het leren! Daarom gaan we in deze les kijken wat God ons te zeggen heeft over gebed.

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

Naam: VAN WILLIBRORD tot Statenbijbel

DOPEN. Th ema s N i e u w L e v e n M a as tri ch t. Geloven = dopen

1) De ongelovige is blind gemaakt door Satan (2 Korintiërs 4:4).

Deze handreiking is van:

Wat denken de jongens? Trek een lijn naar het denk-wolkje. Het is niet eerlijk, ik ben arm en hij is rijk. Ik wil graag vrienden blijven

Brandaan. Geschiedenis WERKBOEK

TIJD VAN MONNIKEN EN RIDDERS. 732: Karel Martel verslaat de Arabieren bij Poitiers

Filippenzen 1. Begin van de brief

Vraag 1 Waar denk je aan bij het woord heilig? Schrijf dit op de briefjes Antwoord 1 Vraag naar de mening van de kinderen

Kolossenzen 1. Begin van de brief

Voorbeeld voordat de kinderen van groep 4 en 5 naar KBC gaan: Jongens en meisjes, wie van jullie puzzelt wel eens? En dan bedoel ik zo n puzzel.

OPDRACHT: Lees de vier tekstgedeelten en beantwoord de 4 bijbehorende vragen. Luk 15:11-32 Joh 3:14-17, Joh 15:9-17 Matt 5:43-48, Joh 13:33-35

Waarom was het noodzakelijk dat Jezus stierf?

Werkbladen Voortgezet onderwijs. Naam leerling:

LES6. De wegloper belonen. Sabbat. Zondag Lees Lees 'De wegloper. Teken Teken een gympie en. Leer Begin met het uit je hoofd

God verlost Israël van de Amalekieten.

1 Voor de leeuwen. Ze zegt dat, omdat ze om Valeria geeft en bang is dat de soldaten haar zullen meenemen naar de gevangenis.

Deze handreiking is van:

Noach bouwt een ark Genesis 6-8

DE WEEK VOOR WE HET AV0NDMAAL VIEREN

Wijzer! Geschiedenis. Kopieerbladen. Groep 5. Auteurs Marja Baeten Bo Buijs Marian van Gog Celeste Snoek Gerda Végh. Hoofdauteur Marian van Gog

Maria, de moeder van Jezus

Over land en over zee. Veroveraars

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

De daden van de vergoddelijkte Augustus, met welke hij de wereld aan het oppergezag van het Romeinse volk onderwierp.

Inleiding Christendom

Het Christendom in Rome

Project Prehistorie, Grieken en Romeinen ABC

DE HEMEL, GODS PRACHTIGE THUIS

Limburg tussen staf en troon 1000 jaar graafschap Loon. les 1: Wie waren de graven van Loon

Bij de tijd Groep 6 thema 3, les 1 De Opstand Werkblad 1. dit is Klaas. Klaas is veer-tien jaar. hij loopt al heel lang.

ewogen en zoekende mensen vinden elkaar: Kerk - andere godsdiensten

Werkbladen bij uitzending schooltv Docenteninformatie

LES 4. Handelingen 12:1-19; Van Jeruzalem tot Rome: Verlost uit de gevangenis blz

3. Waarom zijn er zoveel mensen in het huis? 4. Wat wil Mohammed doen?

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

VIERENDE GEMEENSCHAP...

HC zd. 6 nr. 32. dia 1

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

WERKBOEK VOOR DE DALTON-VERSIE. Dit werkboek is van:. Ik zit in groep:.

IK OVERLEEFDE AUSCHWITZ

Thors eik, die naam kennen we hier in de omgeving. Thors eik, dat werd zo n 1400 jaar geleden iets anders geschreven. Thornspiic oftewel Doornspijk

HC zd. 42 nr. 31. dia 1

Boekje over de kerk. voor kinderen van ca jaar gemaakt door de jongste catechisatiegroep

y02 Marcus 15.2 Rinze IJbema - Marcus 15, 2-5. Gemeente van Jezus Christus,

PETRUS EN DE KRACHT VAN HET GEBED

Toelichting beelden tijdbalk Argus Clou Geschiedenis groep 7

De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand.

1 Tessalonicenzen 1. Begin van de brief

Voor onze broers en zussen met een verstandelijke beperking.

Vraag 96 : Wat eist God in het tweede gebod?

Zondag 19 januari Viering in de Week van Gebed. voor de eenheid van de christenen. Paulusgemeenschap en. Protestantse Gemeente de Eshof

1. Gods eigendom. Op Toonhoogte 265

Lees Zoek op Om over na te denken

ZONDAG -voorbereiding op het Heilig Avondmaal- Heilig Avondmaal houden

De gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht

Jagers & boeren Waarvan leefden de jagers-verzamelaars? Jagers & boeren Waarvan leefden de boeren? Van de jacht en van vruchten en planten

Werkstuk Geschiedenis Frankrijk in de tijd van het absolutisme

Geschiedenisproefwerk groep 7 Hoofdstuk 5 Een nieuwe wereld: Amerika

Voorwoord. Rome en de Romeinen

De eerste boeren Het dorp

Door onze keuze is er een breuk tussen God en mens.

De bruiloft van Simson

ONLINE BIJBELSTUDIE VOOR JONGEREN

De vorm van het verhaal

Transcriptie:

les 1 Monnikenwerk 4 Waar of niet waar? Zet een kring om de goede letters. waar niet waar K O In de ziekenzaal werken verpleegsters. R E Jorik weet eerst niet waar hij is. T N De vader van Jorik is een horige van het klooster. M K Jorik is na een paar dagen weer beter. N S Monniken bidden de hele dag. O N Monniken maken zelf medicijnen. O E Alle monniken in het klooster schrijven boeken over. L I Bij het klooster hoort een boerderij. Met de letters waar een kring omheen staat, kun je een woord maken. Welk woord? KLOOSTER 1 Jorik heeft een ongeluk gehad. Wat is er gebeurd? Zet een kruisje voor het goede antwoord. Hij heeft met een monnik gevochten om een appel. Bij het plukken van een appel is hij uit de boom gevallen. Door te werken zonder pet heeft hij een zonnesteek opgelopen. Hij heeft met zijn sikkel in zijn been gehakt. 2 Wat mankeert Jorik? Hij heeft pijn aan zijn been en aan zijn hoofd. 3 Hoe zou het komen dat Jorik aan het begin van het verhaal niet goed weet wat er met hem gebeurd is? Hij is nog helemaal versuft door de val. Misschien heeft hij een hersenschudding. Welk woord kun je maken met de andere letters? MONNIKEN 5 Voordat Jorik met de broeder gepraat heeft, is hij bang voor hem. Waarom is Jorik bang? Jorik is bang dat hij straf krijgt van de broeder, omdat hij een appel van het klooster wilde stelen. 6 De broeder vertelt wat de monniken in het klooster allemaal doen. Zet kruisjes voor de goede zinnen. Ze houden zich bezig met het drukken van boeken. Ze verzorgen de zieken. Ze bakken brood. Ze oefenen in zwaardvechten. Ze verzorgen de dieren. Ze geven les op de scholen. Ze verbouwen groenten en fruit. Bij de tijd groep 7, kopieerblad bij blok 2 Malmberg, s-hertogenbosch 5

les 1 Monnikenwerk 3 6 4 2 9 1 5 8 7 7 Dit is het klooster waar Jorik verpleegd werd. Zet de cijfers op de goede plaats in de tekening. 1 kruidentuin 2 kerk 3 stallen 4 akkers 5 slaapzaal 6 bibliotheek 7 ziekenzaal 8 boomgaard 9 bakkerij 8 Jorik denkt na over het leven van de broeders. Wat lijkt hem het moeilijkst in het leven van een broeder? Dat je s nachts je bed uit moet om te bidden. 9 Als je broeder wilt worden, moet je er bijna alles voor opgeven, zegt de broeder. Aan welke twee belangrijkste regels moet je je houden? Zet kruisjes voor de goede antwoorden. Je mag niet trouwen en geen kinderen krijgen. Je mag niet op het land werken. Je moet de hele dag bidden. Je moet al je bezittingen inleveren. 10 Wat denk je dat Jorik gewoonlijk doet overdag? Zet een kruisje voor het goede antwoord. Hij gaat naar school. Hij werkt in de ziekenzaal van het klooster. Hij past op de geiten en varkens. Hij werkt met zijn vader op het land van het klooster. 11 Jorik begrijpt niet goed dat de broeders in armoede leven. Wat klopt er volgens hem niet? Het klooster bezit veel grond. De broeders laten er mensen werken en de opbrengst is voor het klooster. Dan ben je toch niet arm, maar juist rijk?! Waarom zegt de monnik dan toch dat hij arm is? Hij heeft geen persoonlijke bezittingen. Toen hij in het klooster ging, heeft hij al zijn bezittingen aan het klooster moeten geven. 12 Het leven van de boeren bij een klooster leek veel op het leven van de boeren bij een kasteel. Wat was voor al die boeren hetzelfde? Ze waren niet vrij. Ze moesten voor de kasteelheer of voor het klooster werken. Bij de tijd groep 7, kopieerblad bij blok 2 Malmberg, s-hertogenbosch 6

8 les 2 Groei van het christendom Lees in je boek het stukje Germanen en Romeinen. Maak daarna vraag 1 t/m 3. 1 Welke van deze zinnen klopt en welke niet? waar niet waar Vanaf het jaar 300 bestuurden rijke Germanen het Romeinse Rijk. De Romeinen bewonderden de Germanen. Germanen en Romeinen werkten goed samen. Er woonden allerlei Germaanse volken in het Romeinse Rijk. Rijke Germanen kregen belangrijke functies in het Romeinse Rijk. Germaanse en Romeinse jongeren trouwden zelden met elkaar. 0 500 km 2 Bekijk het kaartje goed en vergelijk dit met de kaart van Europa in de atlas. Welke landen van nu hoorden vroeger (gedeeltelijk) bij het Romeinse Rijk? Frankrijk Zwitserland IJsland Italië Portugal Tsjechië Nederland Griekenland Polen Kroatië Duitsland Ierland Noorwegen Turkije 3 In sommige kloosters bemoeiden de monniken zich niet met de wereld buiten het klooster. Noem drie dingen die ze wel deden. 1 bidden 2 boeken verzamelen 3 boeken overschrijven Rijn M i d de het Romeinse Rijk Rome l l a n d s e Donau Z e e Zwarte zee Nijl Kaspische Zee BLOK 2 Lees in je boek het stukje Problemen in het Romeinse Rijk. Maak daarna de opdrachten 4 t/m 7. 4 Tegen het jaar 400 gaat het steeds slechter met het Romeinse Rijk. Hoe kun je dat verklaren? Zet de zinnen in de goede volgorde. Geef wat het eerst komt het cijfer 1 en het volgende cijfer 2, 3 en 4. 3 De mensen werden ontevreden en opstandig. 1 De landbouw leverde niet genoeg graan op. 4 De leiders konden daardoor het land niet goed besturen. 2 Daardoor ontstonden er hongersnoden. 5 Welke kenmerken passen bij de Hunnen? Zet een cirkel om de letters van het goede antwoord. goed fout N N De Hunnen leefden van de jacht op wilde dieren. I E Normaal leefden de Hunnen in kleine groepen. E N Hunnen waren erg goede ruiters en soldaten. N M De Hunnen leefden tientallen jaren op dezelfde plek. O U Rond het jaar 400 verzamelden ze zich tot een groot leger. R H De Hunnen trokken rond met hun vee en leefden in tenten. Welk woord kun je maken met de letters die je omcirkeld hebt? ROMEIN Welk woord kun je met de andere letters maken? HUNNEN 6 Waarom de Hunnen naar het westen trokken, weten de geleerden niet zeker. Welke twee redenen worden in de les genoemd? 1 Misschien werd het kouder in hun gebied en had het vee niet meer genoeg te eten. -3000-50 1 500

9 2 Misschien kregen ze oorlogszuchtige leiders. 7 Het Romeinse Rijk kreeg te maken met binnendringende volkeren. Op de tekeningen zie je wat daarvan het gevolg was. Schrijf onder elk plaatje wat er te zien is. Rovers plunderen de stad. Een kerk staat in brand. Lees in je boek het stukje Monniken in Ierland. Maak daarna de opdrachten 8 en 9. 8 In de tijd van wanorde in Europa trokken er monniken naar Ierland. Waarom deden ze dat? Ierland was een eiland aan de rand van Europa. Het geweld kwam daar niet. 9 Vul de puzzel in. 1 Monniken uit Ierland bouwden in West- Europa. 2 Een Frankische koning die christen werd. 3 Een bekende prediker in ons land. 4 De monniken wilden iedereen bekeren tot het. 5 Hier gingen de monniken uit Ierland eerst naartoe. 6 In kloosters werden overgeschreven. 7 Monniken waren de enigen die konden en schrijven. 8 Monniken kregen steun van de koningen. 9 Mensen die het geloof verkondigen, heten. k e r k e n C l o v i s B o n i f a t i u s c h r i s t e n d o m E n g e l a n d b ij b e l s l e z e n F r a n k i s c h e p r e d i k e r s Wat betekent het woord dat je onder het pijltje van boven naar beneden leest? Weet je het niet, zoek het dan op. Een klooster wordt leeggeroofd. Het woord evangelie betekent goede boodschap. Met het evangelie worden de verhalen over het leven en de leer van Jezus bedoeld, zoals die door de apostelen Mattheus, Markus, Lukas en Johannes beschreven zijn. 1000 1500 1600 1700 1800 1900 1950 nu

les 3 Koning Karel wordt keizer 1 Kleur op de kaart de landen die bij het rijk van Karel de Grote hoorden. 2 Koning Karel kreeg als bijnaam de Grote. Waarom kreeg hij die bijnaam? Zet een kring om de goede letters. goed fout K E Hij regeerde over heel het gebied dat nu Europa heet. U O Hij zorgde ervoor dat de mensen in zijn land christenen werden. R N Hij zorde ervoor dat zijn land goed bestuurd werd. I O Hij was de oprichter van de Europese Unie. P N Hij was een goede en slimme legeraanvoerder. G A Hij vond dat mensen zelf hun eigen godsdienst mochten kiezen. 4 De priesters vonden Karel een goede koning. Waarom vonden ze dat? Zet een kruisje voor het goede antwoord. Hij betaalde de priesters een hoog loon. Hij veroverde heel veel landen. Hij wilde iedereen bekeren tot het christendom. Hij liet vijanden van de kerk doodmaken. 5 Karel de Grote werd door de paus tot keizer gekroond. Waarom was Karel daar niet zo blij mee? Zet een kruisje voor het goede antwoord. Nu leek het net of de paus belangrijker was dan Karel. Nu hij keizer was, mocht hij geen oorlog meer voeren. Hij moest de paus voor deze kroning veel geld betalen. Hij was bang dat hij oorlog zou krijgen met jaloerse koningen. Welk woord ontstaat er met de letters die een cirkel hebben gekregen? EUROPA Welk woord ontstaat er met de andere letters? KONING 3 Geef op de tijdlijn aan in welke periode Karel de Grote leefde. 500 x 1000 1500 Bij de tijd groep 7, kopieerblad bij blok 2 Malmberg, s-hertogenbosch 7

les 3 Koning Karel wordt keizer 6 Vul de puzzel in. 1 In het jaar 800 werd Karel gekroond tot... 2 Regels van Karel waar iedereen zich aan moet houden. 3 Met dit volk heeft Karel vele oorlogen gevoerd. 4 De boerderijen waar Karel steeds een tijdje woonde. 5 Hier woonden en werkten de monniken. 6 Je werd christen door je te laten... 7 Dappere soldaten die een stuk land kregen van Karel. 8 Koning die dappere soldaten een stuk land in leen geeft. Welk woord lees je boven naar beneden in de grijze hokjes? zwaarden k e i z e r w e t t e n S a k s e n p a l t s e n k l o o s t e r s d o p e n l e e n m a n n e n l e e n h e e r 7 Waarom bleef Karel de Grote niet op één plaats wonen? Zet kruisjes voor de goede antwoorden. Hij was steeds op de vlucht voor zijn vijanden. Nu kon hij overal zelf zien hoe het in zijn land ging. Er was dan niet het hele jaar genoeg eten voor hem en zijn hofhouding. Zo kon hij overal in zijn land de mensen dopen. 8 Hieronder staat een stukje uit een toespraak. Maak jij de zinnen volledig? Kies uit: de baas - een heel groot huis - veel geld - mag je houden - een stuk land - monnik - soldaten en wapens - moet je aan mij geven Als jij voor mij vecht, geef ik je land een stuk. Daar mag je wonen. Alles wat op het land groeit, mag je houden. Jij bent er de baas. In tijden van oorlog moet je mij dan wel komen helpen. Ook moet je dan soldaten en wapens meenemen. 10 Bedenk twee redenen waarom het in die tijd niet mogelijk was om een uitgebreide hofhouding het hele jaar genoeg eten te geven. 1 De mensen kenden toen nog bijna geen manieren om eten lang te bewaren. 2 Er waren niet zoveel goede wegen, dus kon voedsel niet snel en makkelijk vervoerd worden. 11 Karel kreeg als bijnaam de Grote. Welke naam zou jij de keizer willen geven? Waarom heb je deze naam gekozen? 9 Wie zou deze tekst uitgesproken hebben? Karel de Grote Bij de tijd groep 7, kopieerblad bij blok 2 Malmberg, s-hertogenbosch 8

10 les 4 Geloven in Nederland Lees in je boek het stukje 5000 jaar geleden. Maak daarna vraag 1 en 2. 1 Waar of niet waar? Zet een kring om de goede letters. waar niet waar G M Het christendom is al ongeveer 5000 jaar oud. A E De joodse godsdienst is ontstaan in Palestina. L H Palestina is een stad in Turkije. A O Israël ligt in het gebied dat vroeger Palestina heette. V R De joden geloofden in meer dan één god. B E De Thora is het boek met joodse verhalen over hun god. A N Ongeveer 5000 jaar geleden ontstond de joodse godsdienst. Welk woord kun je maken van de omcirkelde letters? BLOK 2 Lees in je boek het stukje Joden en christenen in Nederland. Maak daarna vraag 3 t/m 5. 3 Zet een kruisje voor de zinnen die waar zijn. Protestanten en christenen zijn katholieken. Katholieken en protestanten wilden vroeger niets met elkaar te maken hebben. Alle christenen geloven in dezelfde god en in Jezus Christus. Katholieken en protestanten geloven niet in dezelfde god. De meeste gelovigen in Nederland zijn christenen. Er zijn twee groepen christenen: katholieken en protestanten. In onze tijd werken de katholieken en protestanten veel meer samen. 4 Hitler had een grote afkeer van de Joden. Wat deed hij? Schrijf onder elk plaatje een passend onderschrift. ABRAHAM Welk woord kun je maken van de andere letters? GELOVEN 2 De zinnen hieronder staan in de verkeerde volgorde. Geef elke zin een nummer zodat het verhaal klopt met de tekst in je boek. De eerste zin staat al goed. 1 Ongeveer 2000 jaar geleden leefde Jezus Christus in Palestina. 1 Hitler liet de Joodse gebouwen verwoesten of nam het gebouw in beslag. 4 In zijn preken noemde hij zich de zoon van God. 6 Ze vertelden het verder en schreven de verhalen op. 2 Hij preekte over dezelfde God als de joden. 5 Na zijn dood geloofden veel mensen dat hij de zoon van God was. 7 Zo ontstond een nieuwe godsdienst, het christendom. 3 Hij vertelde de mensen hoe ze goed moesten leven. 2 Hitler liet veel Joden in de oorlog wegvoeren en doden. -3000-50 1 500

11 5 Elke godsdienst heeft regels waar de gelovigen zich aan moeten houden. De één doet dat veel strenger dan de ander. Geef daar voorbeelden van. 7 Het varkensvlees is in de aanbieding. Toch zal deze man het niet kopen. Waarom niet? Sommige mensen gaan veel vaker naar de synagoge of kerk dan anderen. Sommige mensen bidden veel meer dan anderen. Bij sommige mensen speelt het geloof een rol bij alles wat ze doen, bij anderen is dat veel minder zo. Lees in je boek het stukje Alle jongens dragen een mutsje. Maak daarna vraag 6 en 7. 6 Trek een lijn tussen de kaartjes die bij elkaar passen. Hebreeuws joodse jongen van 13 jaar Joden mogen geen varkensvlees eten; varkens zijn onreine dieren. keppeltje bar mitswa sabbat taal van de joden heilige dag van de joden kerk van de joden Lees in je boek de stukjes Een kruisbeeld in de kamer en Een beetje kaal. Maak daarna vraag 8 en 9. 8 Het neefje van Linda is gedoopt. Kruis aan wat dat betekent. Als je gedoopt bent, mag je voortaan naar de kerk. hoor je bij de kerk. krijg je geld van de kerk. hoef je niet meer naar de kerk. 9 Kerstmis en Pasen zijn belangrijke feesten bij de protestanten en de katholieken. Schrijf op wat er dan gevierd wordt. Kerstmis De geboorte van Jezus Christus. synagoge mutsje dat gedragen wordt uit eerbied voor God Pasen Dat Jezus weer uit de dood is opgestaan. 1000 1500 1600 1700 1800 1900 1950 nu