DE MILIEUBEWEGING IN BELGIË EN VLAANDEREN: EEN NIEUWE SOCIALE BEWEGING?



Vergelijkbare documenten
BOND BETER LEEFMILIEU ALS NIEUWE SOCIALE BEWEGING ( )

Brood & Rozen, (2009)3

Inventaris van het archief van Guido Steenkiste ( ) (D/2003/010) Martijn Vandenbroucke. Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis 2004

De Bond Beter Leefmilieu als nieuwe sociale beweging

Nieuwsmonitor 6 in de media

Inventaris van het archief van Guido Steenkiste ( ) Martijn Vandenbroucke

Gemeentelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking GRO..M Mechelen

Hoofdstuk 1. - Naam, zetel, doel

Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Nevele GEMEENTELIJKE RAAD VOOR PERSONEN MET EEN BEPERKING NEVELE. Statuten

OPRICHTING EN DOELSTELLINGEN

HOOFDSTUK I Algemeen. Artikel 1 Dit decreet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.

Akte Oprichting gecoördineerde versie

De financiële gevolgen voor de politieke partijen na de hervorming van de Senaat. Jef Smulders & Bart Maddens

Standaard Eurobarometer 84. Die publieke opinie in de Europese Unie

Statuten Gemeentelijke adviesraad voor milieu en natuur

Carla du Pree. Johan Huizinga en de bezeten wereld. De rol van publieke intellectueel tussen twee wereldoorlogen ISVW UITGEVERS

I. Context (1) I. Context (2) Het Akkoord van Brussel van 16 september 2002: Een juridisch kader voor grensoverschrijdende intercommunales

Vacature: volkspartij

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

Bart Delbroek. 2. De milieubeweging Bibliografie Algemene studies

1. WAT VOORAFGING HET CONGRES VAN WENEN BESLISSINGEN GEVOLGEN BELANG VAN HET CONGRES VAN WENEN...

De Gemeenteraad, In openbare vergadering,

De evolutie van het ledenaantal van de politieke partijen in Vlaanderen,

Statuten milieuraad Lier Beslissing gemeenteraad 28 april 2003

Gemeente Brakel Marktplein Brakel Huishoudelijk reglement Culturele raad Gemeenteraad 4 februari 2013

Doelgroepverminderingen voor eerste aanwervingen wat te doen bij weigeringsbeslissing RSZ?

Statuten gemeentelijke adviesraad voor leefmilieu en natuur

Huishoudelijk reglement gemeentelijke jeugdraad gemeente Alken

Gemeenschappelijke Raadszitting van donderdag 2 mei

Uittreksel uit het verslag van de algemene vergadering van 11 april Art. 1. De vereniging zonder winstoogmerk draagt als naam Zevenbunder.

Voorstel van resolutie

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

STATUTEN. Koninklijke Vlaams-Brabantse Volleybal Bond vzw Beneluxlaan 22, 1800 Vilvoorde. Koninklijke Vlaams-Brabantse Volleybalbond vzw Statuten 1

Werkstuk Geschiedenis Vlaams Waals conflict

vergadering C99 zittingsjaar Woordelijk Verslag Commissievergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand

SENIORENADVIESRAAD SINT- NIKLAAS STATUTEN

Stedelijke armoede in Rusland

Juridische reis door de Nederlandse natuurbescherming

13617/16 van/ons/sv 1 DG E 1C

MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIES IN BELGIË EERSTE RESULTATEN

De financiële gevolgen voor de politieke partijen na de hervorming van de Senaat. Jef Smulders & Bart Maddens

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Organisatie van advies en inspraak van het lokaal cultuurbeleid

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

Statuten HoGent Studentenraad

STATUTEN MONDIALE RAAD MECHELEN 1

Gecoördineerde statuten per 12 juni Hoofdstuk I - Naam, zetel, doel. Naam

2 Evaluatie door de stuurgroep onderwijs aan gedetineerden

Voorwoord 9. Inleiding 11

Vrijdag 18 november 2011 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Jubileum 25 jaar Fevlado-Diversus - Gent

maatschappijwetenschappen pilot vwo 2015-I

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de samenstelling en de werking van de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn

Brussel, 10 september _AdviesBBB_Toerisme_Vlaanderen. Advies. Oprichtingsdecreet Toerisme Vlaanderen

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Kaderconventie van de Raad van Europa over de bijdrage van cultureel erfgoed aan de samenleving, opgemaakt in Faro op 27 oktober 2005

STATUTEN STEDELIJKE RAAD VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (GROS) ZOTTEGEM

S T A T U T E N. FEDERATIE van TOERISTISCHE GIDSENGROEPERINGEN vzw afgekort " F T G " Vossekotstraat Zichem

Samenwerken over sectoren heen

Legislatuur

40 jaar Vlaams parlement

Gecoördineerde statuten Ouderraad Gemeentelijke Basisschool Tervuren

Mantelzorg, waar ligt de grens?

Huishoudelijk reglement van de sportraad

De beleidsnota Omgeving

Lokale sociale innovatie: een kijk vanuit de marges van overheid en markt

IAB-Info. Inhoud. Beroep. Economie

nr. 154 van CATHY COUDYSER datum: 15 februari 2017 aan SVEN GATZ Kunstenaarsstatuut - Opvolging door Vlaamse Gemeenschap

Geachte collega's, beste studenten,

Belgisch Staatsblad dd

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

CULTUURRAAD NEDERLANDSE CULTUURGEMEENSCHAP

Statuten jeugdraad Glabbeek

HUISHOUDELIJK REGLEMENT CRIMILUMNI VZW

VAN DE BRAKKE GROND TOT DEBUREN

3. Inspraak - Participatie aan het beleid

HUISHOUDELIJK REGLEMENT NATUURPUNT TURNHOUTSE KEMPEN

De ADOMA wordt in ieder geval om advies gevraagd over de verplichtingen in het kader van de samenwerkingsovereenkomst milieu met het Vlaams gewest.

Gelet op hoofdstuk IV van de Grondwet;

STATUTEN GEMEENTELIJKE ADVIESRAAD VOOR MILIEU EN NATUUR

Gemeentelijke milieuraden: wat met de nieuwe legislatuur?

SPORTRAAD GLABBEEK. Hoofdstuk I: doel STATUTEN

Statuten JC Bouckenborgh vzw

GECOÖRDINEERDE STATUTEN

SPORTRAAD STATUTEN SPORTRAAD LEUVEN. De statuten van de Sportraad van Leuven worden vastgesteld.

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

Akte Oprichting TITEL 1 NAAM ZETEL DOEL - DUUR. De vereniging heeft als naam overlegplatform voor energiedeskundigen, afgekort OVED.

Vlaamse Regering.^SLT

Wij-Zij. C h r i s t e n F o r u m Christophe Busch Algemeen directeur Kazerne Dossin Mechelen

Gecoördineerde tekst:

Inhoud. Figuren, tabellen, grafieken & kaarten 13 Woord vooraf 15. Hoofdstuk I Vrijheid van het parlementslid versus partijdiscipline 19

De Eurobarometer van het Europees Parlement (EB/EP 79.5)

Latijn: iets voor jou?

Ministerie van Financiële Alternatieven plechtig geopend in...

Interview met minister Joke Schauvliege

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie

Besluit Geen globale terugval in actieve lidmaatschappen, wel onderlinge verschuivingen tussen verenigingen

Ouderbetrokkenheid: interviewschema

Transcriptie:

KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT LETTEREN MASTEROPLEIDING GESCHIEDENIS DE MILIEUBEWEGING IN BELGIË EN VLAANDEREN: EEN NIEUWE SOCIALE BEWEGING? Een geschiedenis van Bond Beter Leefmilieu (1971-1991) Promotor Prof. dr. L. VOS Masterproef ingediend door KRISTOF VETS Leuven 2008

Inhoudsopgave Inleiding...4 Hoofdstuk I: De opkomst van het lokale milieuprotest en de oprichting van Bond Beter Leefmilieu (1968-1974)...12 a) Voorgeschiedenis...12 b) Ontstaanscontext van BBL en de oprichting in 1971...13 c) Een ingewikkelde organisatiestructuur...16 d) Ideologie in de beginjaren en de relatie met politiek en industrie...19 e) Eerste campagnes van de milieukoepel...22 f) Conclusie...24 Hoofdstuk II: Radicalisering en Anti-kernenergie (1974-1981)...26 a) Stellingname rond kernenergie...26 b) Federalisering van de milieukoepel...29 c) Ideologische radicalisering?...31 d) Campagnes in de tweede helft van de jaren zeventig...32 e) Relatie met de politiek en de oprichting van Agalev...34 f) Conclusie...40 Hoofdstuk III: Crisis in de milieubeweging (1982-1990)...42 a) Oorzaken en gevolgen van de voortdurende financiële crisis...42 b) Heroriëntering van de milieubeweging en Bond Beter Leefmilieu...43 c) Machtsovername van de milieuactiegroepen?...47 d) Campagnes in de jaren tachtig...49 e) Conclusie...51 Hoofdstuk IV: Een nieuwe adem? (1991 -...)...53 a) De MiNa-raad en het einde van de financiële problemen...53 b) De vraag naar de ideologie...55 c) BBL, een relatief succes?...56 d) Conclusie...57 Conclusie...58 Bijlagen...60 Bibliografie...64 Samenvatting...66 Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 2

Summary...67 Résumé...68 Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 3

Inleiding Inleiding Het milieu, milieuverontreiniging en milieuvriendelijkheid zijn thema's die vandaag de dag niet meer weg te denken zijn uit onze maatschappij. Zeker het voorbije decennium is er opnieuw een versterkte milieugevoeligheid gegroeid. De nationale overheden hebben beseft dat zij een belangrijke rol kunnen spelen en hebben hun goodwill getoond met het Kyoto-protocol uit 1997 dat door de meeste landen reeds ondertekend werd. Het Kyoto-protocol is zeker geen wondermiddel, maar het toont op zijn minst aan dat men ook op internationaal vlak bezig is met de milieuproblematiek. Ook in de industrie giet men tegenwoordig over alles een groen sausje. Bijna elk groot bedrijf heeft een milieuafdeling die zich dient bezig te houden met de negatieve impact die het bedrijf op zijn omgeving heeft. Daarnaast worden ook de consumenten aangespoord hun gedrag te veranderen. Zowel vanuit de industrie, die dus blijkbaar geld ziet in de hernieuwde milieugevoeligheid van de consument, als vanuit de overheid, die het consumentengedrag probeert te veranderen via allerlei sensibiliseringscampagnes, milieupremies en verhoogde belastingen op vervuilende producten, wordt de burger bewust gemaakt van de milieuproblematiek. Afval sorteren is inmiddels gemeengoed geworden en de burger wordt nu ook aangespoord om zuinig om te springen met nutsvoorzieningen als water, gas, elektriciteit en andere energiebronnen. Dat de industrie potentieel ziet in de milieugevoeligheid van de consument, kon men vaststellen op het voorbije autosalon alsook het bouwsalon te Brussel die respectievelijk in het teken van ecologisch personenvervoer en ecologisch en duurzaam bouwen stonden. Er is dus al een hele weg afgelegd sinds het milieuprotest in België in de jaren zestig van de vorige eeuw. Milieu is niet langer iets voor die enkele groene ridders met geitewollensokken, maar het is geëvolueerd naar een problematiek waarmee elke burger bijna dagelijks in contact komt. Dat het milieu niet alleen als een van boven opgelegde last ervaren wordt, bewijst het grote succes van een film als An Inconvenient Truth (2006) van voormalig Amerikaans presidentskandidaat Al Gore. Er bestaat dus binnen de bevolking ook een steeds groeiende interesse in de milieuproblematiek. Heeft de milieubeweging in Vlaanderen hiermee haar doel bereikt of is er louter een stap gezet? Het staat vast dat de milieubeweging in Vlaanderen een heel proces heeft doorgemaakt sinds de eerste acties in de jaren zestig. De huidige vorm komt nauwelijks nog overeen met die van dertig of veertig jaar geleden. Hoog tijd dus om eens na te gaan wat er gebeurd is in die drie decennia. Aangezien het onmogelijk is de versnipperde milieubeweging als één geheel te vatten en het eveneens onmogelijk is elke beweging apart te beschrijven, heb ik er voor gekozen om de evolutie Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 4

Inleiding van de koepelorganisatie Bond Beter Leefmilieu (BBL) te schetsen. Onder Bond Beter Leefmilieu verstaan we de unitaire nationale koepelorganisatie Bond Beter Leefmilieu / Inter-Environnement tot bij de federalisering in 1976 waarna we ons uitsluitend zullen concentreren op de vanaf dan onafhankelijke Vlaamse vleugel Bond Beter Leefmilieu vzw. Bij BBL zijn de belangrijkste milieuorganisaties uit Vlaanderen aangesloten. De Bond fungeert onder meer als forum voor de Vlaamse milieubeweging en coördineert de acties van de verschillende verenigingen. Door de evolutie van BBL te schetsen kan men bijgevolg dus wel een aantal zinnige conclusies trekken over de Vlaamse milieubeweging in het algemeen. De keuze om alleen de Vlaamse milieubeweging te bekijken is een beperking die voortvloeit uit het feit dat er vrij weinig interactie bestaat tussen het Vlaamse en het Waalse bewegingsleven. De maatschappelijke condities, zoals de aanwezige politieke partijen, de verzuiling en de sociaal-economische toestand in beide landsdelen verschillen sterk zodat er in beide delen een aparte en autonome groep bewegingen is gegroeid. Deze verschillen werden ook in de aanvankelijk nationale koepel Bond Beter Leefmilieu duidelijk, waarna in 1976 reeds geopteerd werd voor een splitsing van de koepel in een Vlaamse (Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen) en Waalse component (Inter-Environnement Wallonie). De tijdsafbakening tussen 1971 en 1991 is een logische keuze aangezien BBL(/IE) sinds de oprichting in september 1971 een hele evolutie doormaakte en heel wat woelige watertjes doorzwom. Het jaar 1991 kan als logisch eindpunt gezien worden aangezien BBL dan een belangrijke periode in haar geschiedenis afsluit. Vanaf dan wordt ze eigenlijk ten volle erkend en geïntegreerd in het politieke bestel via geïnstitutionaliseerde milieuraden. Haar voortbestaan is sindsdien door middel van gegarandeerde subsidies verzekerd. Sinds 1991 is BBL een stabiele en professionele organisatie geworden die nauwelijks nog te vergelijken valt met de vereniging die in 1971 opgericht werd. Aan de hand van de beschrijving van BBL(/IE) zal ik trachten een beeld te schetsen van de evolutie van de milieubeweging in Vlaanderen sinds de jaren zestig. Traditioneel onderscheidt de literatuur vier periodes in de geschiedenis van de milieubeweging. Een eerste periode, van in de jaren zestig tot halfweg de jaren zeventig, wordt de ontstaansfase genoemd. In deze fase ontstaan een groot aantal milieubewegingen en zien we het eerste lokale milieuprotest. De milieugroeperingen zijn dan nog in volle ontwikkeling en op zoek naar zichzelf. De tweede periode omvat de tweede helft van de jaren zeventig en het begin van de jaren tachtig. Deze periode wordt vooral gekenmerkt door twee grote thema's. Langs de ene kant is er de kernenergieproblematiek die een aantal verenigingen doet radicaliseren. De milieubeweging evolueert richting een conflict movement. Langs de andere kant doet de opkomst van Agalev de milieubeweging nadenken over Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 5

Inleiding haar eigen ideologie en wat de beste strategie is om haar doelen te bereiken. De milieubeweging wordt in deze periode dus radicaler en zelfbewuster. Een derde fase, die de lange jaren tachtig overspant, omvat de lange crisis in de milieubeweging. De acties en sympathie voor de milieubeweging liepen terug en de roep tot hervorming en heroriëntering van de milieubeweging kwam sterk op. Deze fase is vooral een tijd van overleven en herstructureren. Een laatste fase die begint in de jaren negentig, laat een nieuwe wind over het milieulandschap waaien. Door het MiNadecreet, dat voorzag in een oprichting van een geïnstitutionaliseerde adviesraad voor milieu- en natuurzaken, raakte de milieubeweging uit het slop. Door een subsidieregeling die vervat zat in het decreet, raakte men ook eindelijk uit de financiële malaise en kon de milieubeweging verder professionaliseren. Doorheen deze vier periodes zullen de acties, de ideologie, de relatie met de politiek en de interne organisatie de rode draad vormen. Naargelang de periode kunnen één of meerdere factoren de bovenhand halen. Naast het beschrijven van deze evoluties, wil ik ook trachten enkele uitspraken te doen over het relatieve succes van de milieubeweging in Vlaanderen. Heeft de milieubeweging veel verwezenlijkt of waar waren zij te beperkt? Zijn de veranderingen op vlak van milieubeleid louter toe te schrijven aan de milieubeweging of speelden nog andere factoren mee? Algemener gezien wil ik ook bijdragen tot de discussie rond nieuwe sociale bewegingen. Deze term die nu al decennia lang ronddwaalt in de literatuur is meer dan ooit gecontesteerd door zowel historici als sociologen. Wanneer we echter uitspraken willen doen over de term 'nieuwe sociale bewegingen', dienen we natuurlijk wel te weten waarover we juist praten. Ook wanneer men het wil hebben over de evolutie van de milieubeweging in het algemeen of een welbepaalde milieuvereniging zoals Bond Beter Leefmilieu in het bijzonder, is het noodzakelijk even stil te staan bij deze problematiek. De milieubeweging en de aandacht voor het milieu, die een grote opgang kenden in de jaren zestig van vorige eeuw, vallen samen met onder andere de vredesbeweging, derdewereldbeweging en vrouwenbeweging onder de noemer van wat men in de wetenschappelijke literatuur de 'nieuwe sociale bewegingen' is gaan noemen. Met deze benaming wil men een onderscheid maken met de klassieke sociale bewegingen uit de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Het nieuwe karakter van deze sociale bewegingen wordt door historici wel in vraag gesteld. De terminologie voor de studie van dit fenomeen is ontwikkeld door sociologen en politicologen die volgens sommige historici misschien te snel de neiging hebben om iets als nieuw te beschrijven. Historici daarentegen reageren dan weer omgekeerd, door meteen te wijzen op het steeds terugkerende karakter van fenomenen. 1 Dit werd nogmaals duidelijk gesteld op de workshop Historische en 1 HOOGHE, M. en BILLIET, J., 'Tussen vernieuwing en continuïteit; sociologen en historici over nieuwe sociale Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 6

Inleiding sociologische benaderingen van nieuwe sociale bewegingen die op 22 november 2002 gehouden werd te Brussel. Deze workshop was een ontmoeting en een debat tussen sociologen, politicologen en historici. Er werd tevens gesuggereerd dat de politicologen en sociologen dit thema beu waren en het nu op deze workshop overdroegen aan hun collega's historici. 2 Het feit dat in de literatuur van de laatste jaren een tendens bestaat om de uniciteit van de nieuwe sociale bewegingen wat te nuanceren, kan misschien bevestigen dat de politicologen en sociologen uit de jaren zeventig en tachtig misschien iets te snel waren met het etiket 'nieuw' te plakken op het fenomeen van de nieuwe sociale bewegingen. 3 Niettemin valt er voor beide standpunten wel een lans te breken. Oude en nieuwe sociale bewegingen hebben heel wat punten gemeenschappelijk, zoals sommige auteurs terecht aanhalen. Het gaat in beide gevallen, zoals de naamgeving al doet vermoeden, over sociale bewegingen. Een goede definitie vinden we bij Stefaan Walgrave in zijn werk Nieuwe sociale bewegingen in Vlaanderen uit 1994. Deze definitie is volgens mij de meest complete en overzichtelijke. Hij stelt dat een sociale beweging een geheel is van organisaties en losse actoren, waaronder domeinspecifieke, autonome organisaties, die door middel van collectieve actie buiten de geïnstitutionaliseerde politieke kanalen druk uitoefenen op de politieke beleidsvoerders met de bedoeling om bindende maatschappelijke veranderingen of het behoud van een toestand te realiseren. Deze strijdpunten maken volgens Walgrave tevens deel uit van een maatschappelijk plan van de beweging. Een laatste kenmerk is de massaliteit van de collectieve actie. 4 Aan deze definitie beantwoorden zowel de oude als nieuwe sociale bewegingen. Ze maken beide deel uit van het maatschappelijke middenveld dat als bemiddelaar fungeert tussen de overheid en de bevolking. Sociale bewegingen willen de overheid beïnvloeden of zelf doordringen tot de hoogste besluitvormingskringen. 5 Zowel oude als nieuwe sociale bewegingen hebben volgens Walgrave en andere sociologen ook een belangrijke rol gespeeld bij de uitbouw van de democratie in België. De oude sociale bewegingen, met name de socialistische en christelijke arbeidersbeweging, hebben op het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw een belangrijke rol gespeeld in de doorbraak en consolidatie van de massademocratie in België. 6 Zij zorgden voor de integratie van de arbeidersklasse in het Belgische politieke systeem. De nieuwe sociale bewegingen zorgden dan in bewegingen', Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 34 (2004), 319. 2 HOOGHE en BILLIET, 'Tussen vernieuwing en continuïteit', BTNG, 323-324. 3 Ibidem, 320. 4 WALGRAVE, S., Nieuwe sociale bewegingen in Vlaanderen, Leuven, 1994, 2-3. 5 HELLEMANS, S. en HOOGHE, M. Red., Van 'mei 68' tot 'Hand in Hand'. Nieuwe sociale bewegingen in België 1965-1995, Leuven, 1995, 9. 6 DENECKERE, G., Sire, het volk mort. Sociaal protest in België, 1831-1918, Gent, 1997, 383. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 7

Inleiding de jaren zestig en zeventig voor een uitdieping van de democratie. Zij brachten nieuwe thema's -waaronder het milieu- en nieuwe maatschappelijke groepen op het voorplan van de politieke discussie in België. 7 Sociale bewegingen, oud of nieuw, kunnen dus algemeen gezien worden als uitdagers van de politieke elite. 8 Een ander gemeenschappelijk kenmerk van oude en nieuwe sociale bewegingen is hun internationaliteit. Beide bewegingsgolven vonden bijna tegelijkertijd in verschillende westerse landen plaats. Blijkbaar was er dus op deze twee momenten in de geschiedenis een onvrede bij brede lagen van de bevolking, die niet gestuit werd door nationale grenzen. 9 De oprichting en organisatie van de nieuwe sociale bewegingen wijkt wel af van die van de oude sociale bewegingen. Terwijl bewegingen zoals de christelijke arbeidersbeweging duidelijk een top-down initiatief was (denk hierbij ondermeer aan de pauselijke encycliek Rerum Novarum uit 1891), was de opkomst van de nieuwe sociale bewegingen eerder een bottom-up beweging. 10 Dit stelt ook de internationale gelijktijdigheid in een ander daglicht. Bij de oude sociale bewegingen is het elite-initiatief de verklarende factor, maar bij de nieuwe sociale bewegingen moeten we dus zoeken naar een meer culturele gevoeligheid in brede lagen van de bevolking. We kunnen dus toch wel stellen dat er een aantal grote gelijkenissen bestaan tussen de oude en nieuwe sociale bewegingen. Dit is misschien ook niet zo verwonderlijk aangezien het beide sociale bewegingen zijn. Bijgevolg is de kritiek van de historici op de sociologen en politicologen terecht, aangezien de bewegingen uit de jaren zestig en zeventig kunnen gezien worden als een tweede bewegingsgolf. Het etiket 'nieuw' is hierbij wel problematisch, aangezien er vanzelfsprekend in de toekomst nog andere bewegingsgolven kunnen voorkomen. Toch is het etiket 'nieuw' dat op de sociale bewegingen van ongeveer vier decennia oud wordt gekleefd niet helemaal onterecht. Het gaat wel degelijk om een nieuw fenomeen dat zich evenwel niet zo eenvoudig laat verpakken in een definitie. De vage, in de jaren tachtig ontstane en soms fel gecontesteerde, maar inmiddels algemeen gebruikte term wordt door elke auteur op een eigen wijze ingevuld. Er bestaat geen eenduidige definitie over wat nieuwe sociale bewegingen zijn. Dit is niet zo verwonderlijk aangezien men een in essentie zeer heterogene groep van bewegingen tracht te vatten in één onderzoeksterm. In de loop van de jaren zijn er in de literatuur wel een aantal punten opgesomd die kenmerkend zijn voor nieuwe sociale bewegingen. Deze kenmerken zijn zeker geen 7 HOOGHE, M., 'Een bewegend doelwit; de sociologische en historische studie van (nieuwe) sociale bewegingen in Vlaanderen', Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 34 (2004), 331. 8 HOOGHE en BILLIET, 'Tussen vernieuwing en continuïteit', BTNG, 321. 9 HOOGHE, 'Een bewegend doelwit', BTNG, 332. 10 Ibidem, 332. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 8

Inleiding strenge afbakening van het onderzoeksdomein, maar geven eerder een indicatie van wat een ideaaltypische nieuwe sociale beweging is. In de praktijk zal men waarschijnlijk nooit een beweging tegenkomen die perfect aan deze kenmerken voldoet. Ook niet alle kenmerken worden door alle auteurs aanvaard of als evenwaardig beschouwd. De scheidingslijn tussen wat men tot de nieuwe sociale bewegingen kan rekenen en wat niet, kan dus soms erg flou zijn en hangt af van hoe breed men de term nieuwe sociale beweging hanteert. Sociologen en politologen hebben een zestal kenmerken geformuleerd die volgens hen typerend zijn voor nieuwe sociale bewegingen en waarmee ze zich van de oude sociale bewegingen onderscheiden. De zes kenmerken zijn achtereenvolgens: een ontstaan in de jaren zestig, een linkslibertaire ideologie, een zwakke organisatiestructuur, een postmaterialistisch publiek, nieuwe en ludieke actiemiddelen en hun relatie met de politiek. 11 Niet iedereen aanvaardt deze zes kenmerken; sommige auteurs houden het bij de eerste drie. Ten eerste is er de ontstaanscontext. Nieuwe sociale bewegingen ontstaan bijna allemaal in de late jaren zestig. Opmerkelijk is, zoals reeds vermeld, dat zij allemaal los van elkaar ontstaan, over landsgrenzen en themagrenzen heen. In dit opzicht kan gewezen worden op het feit dat de dragers van de bewegingen opgegroeid zijn in een relatieve welvaart die hun ouders niet kenden. Vanuit deze achtergrond gaan zij zich dus niet richten op het verwerven van een materiële verbetering van hun leven zoals hun ouders hen dat hadden voorgedaan, maar gaan zij nieuwe thema's aankaarten die voor deze nieuwe generatie belangrijk waren. Het ontstaan van nieuwe sociale bewegingen in de jaren zestig kan dus gezien worden als een resultaat van een sterk veranderde sociaal-economische toestand en een daarbij horende nieuwe culturele gevoeligheid. 12 We moeten evenwel opmerken dat de thema's die deze generatie naar voren bracht niet volledig nieuw waren, maar wel hun oorsprong hadden in de negentiende eeuw. Deze thema's waren echter nog niet volledig doorgedrongen. 13 Een tweede specificiteit betreft de links-libertaire ideologie van nieuwe sociale bewegingen. Dit criterium behoort tot de canon van meest essentiële kenmerken van nieuwe sociale bewegingen, maar toch is ook dit omstreden. 14 In de literatuur bestaat hierover heel wat onenigheid. Het is evenwel zo dat de ideologie nooit een echt vaststaand ideologisch systeem is bij nieuwe sociale bewegingen. Het gaat eerder om een aantal vage waarden dan om een uitgewerkte ideologie zoals bij bijvoorbeeld politieke partijen. Toch wordt de term links-libertair door bijna alle auteurs aanvaard, zij het genuanceerd. De term links 11 HOOGHE en BILLIET, 'Tussen vernieuwing en continuïteit', BTNG, 321-322. ; HELLEMANS en HOOGHE, Nieuwe sociale bewegingen in België, 10-12. 12 HOOGHE en BILLIET, 'Tussen vernieuwing en continuïteit', BTNG, 321. 13 DUYVENDAK, J.W. red., Tussen verbeelding en macht. 25 jaar nieuwe sociale bewegingen in Nederland, Amsterdam, 1992, 16. 14 HOOGHE en BILLIET, Tussen vernieuwing en continuïteit, BTNG, 321-322. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 9

Inleiding wordt als verzamelnaam genomen voor een aantal vage waarden zoals sociale gevoeligheid en rechtvaardigheid, of een kritische houding tegenover de vrije markt. Onder libertair wordt het antiautoritaire wantrouwen tegenover grote hiërarchische organisaties verstaan. 15 Ten derde is ook de zwakke organisatiestructuur kenmerkend. Nieuwe sociale bewegingen zijn eerder kleine en zwak uitgebouwde organisaties omdat ze omwille van hun ideologische keuze (libertair-links) en hun kritische achterban nooit zijn kunnen uitgroeien tot institutioneel verankerde organisaties. 16 Dit in tegenstelling tot de oudere sociale bewegingen. Hellemans en Hooghe onderscheiden drie soorten organisatiestructuren. Een eerste soort betreft kleine lokale actiegroepen die vaak slechts een kort leven beschoren zijn. Een tweede vorm zijn de grote en goed uitgebouwde internationale organisaties die geen echte volksbewegingen zijn, maar eerder rekenen op gelddonaties vanuit het publiek. In Nederland is men dit fenomeen postgiroactivisme gaan noemen. Een laatste typische organisatievorm is de koepelorganisatie zoals Bond Beter Leefmilieu. Deze blijven over het algemeen ook relatief zwak. 17 Het vierde typerende kenmerk hangt in sterke mate samen met het tweede, de ideologie. Het publiek van nieuwe sociale bewegingen wordt vaak in het vakje van het postmaterialisme of postmodernisme geduwd. Het zou voornamelijk gaan om mensen uit de nieuwe middenklasse, die actief zijn in de sociale en culturele sector. 18 Door hun veelal hogere opleiding en relatief stabiele financiële toestand, zouden zij zich meer richten op universalistische, immateriële maatschappelijke problemen. 19 Een voorlaatste eigenschap betreft de nieuwe actievormen die nieuwe sociale bewegingen hanteren. Het gaat hier dan om vaak om ludieke of originele acties die de aandacht moeten trekken van de verschillende media. Voorbeelden hiervan zijn onder andere bezettingen of de acties van de Groene Fietsers in de jaren zestig. Toch zijn de nieuwe sociale bewegingen niet de bedenkers van dit soort acties. Zij haalden hun inspiratie ondermeer bij de acties van de zwarte burgerrechtenbeweging in de jaren vijftig en zestig in de Verenigde Staten. 20 Het zesde en laatste kenmerk betreft de relatie met de politiek en de afkeer van de verzuiling van nieuwe sociale bewegingen. Deze eigenschap is vooral van toepassing op Belgische bewegingen. Oude sociale bewegingen groeiden uit tot machtige organisaties die hun leden van de wieg tot de dood in een geheel van zuileigen organisaties verankerden. De nieuwe sociale bewegingen zijn niet uitgegroeid tot een nieuwe zuil. Oorzaken hiervan zijn ondermeer hun kritische achterban die wat sceptisch staat tegenover deelname aan de politiek. Daarnaast is sociaal en politiek engagement naar 15 HELLEMANS en HOOGHE, Nieuwe sociale bewegingen in België, 11. 16 HOOGHE en BILLIET, Tussen vernieuwing en continuïteit, BTNG, 322. 17 HELLEMANS en HOOGHE, Nieuwe sociale bewegingen in België, 12. 18 DUYVENDAK, Tussen verbeelding en macht, 18. 19 HELLEMANS en HOOGHE, Nieuwe sociale bewegingen in België, 12. 20 DUYVENDAK, Tussen verbeelding en macht, 17. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 10

Inleiding een steeds individuelere aangelegenheid geëvolueerd. Dit alles kan gezien worden als een deel van een ruimer proces van individualisering en deïnstitutionalisering. 21 Dit heeft ook als gevolg dat de groene partijen in België, Agalev (inmiddels Groen!) en Ecolo, nooit de volle steun van de nieuwe sociale bewegingen hebben gekregen. Zij hebben steeds een kritische afstand bewaard. Al deze eigenschappen in acht genomen, kan men toch stellen dat er een duidelijk onderscheid is tussen de oude en nieuwe sociale bewegingen. Hoewel een zekere mate van continuïteit verdedigd kan worden, kan het wel zinvol zijn om het geheel van nieuwe sociale bewegingen af te bakenen als onderzoeksdomein aan de hand van deze zes kenmerken. Men dient dan wel te beseffen dat deze kenmerken het domein niet streng afbakenen, maar louter een pragmatische grens stellen die het onderzoek ten goede kan komen. 21 HOOGHE, 'Een bewegend doelwit', BTNG, 347. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 11

Hoofdstuk I: De opkomst van het lokale milieuprotest en de oprichting van Bond Beter Leefmilieu (1968-1974) Hoofdstuk I: De opkomst van het lokale milieuprotest en de oprichting van Bond Beter Leefmilieu (1968-1974) a) Voorgeschiedenis In tegenstelling tot wat de term 'nieuwe sociale bewegingen' ons wil doen geloven, is de milieubeweging niet echt nieuw. De thema's die door nieuwe sociale bewegingen naar voren werden gebracht, zijn evenmin nieuw te noemen. Dit geldt ook voor de milieubeweging. De vroegste milieu- en natuurverenigingen in Europa duiken op in de laatste decennia van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw. De eerste natuurbehoudsvereniging van Europa was waarschijnlijk de in 1854 opgerichte Franse Société Nationale de Protection de la Nature. Vanaf de jaren 1890 zien we dan een sterk toegenomen groei van natuurbehoudsverenigingen met onder andere de Engelse National Trust in 1895, de Nederlandse Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in 1905 en de Belgische Vereniging voor Natuur- en Stedeschoon in 1910. 22 Dergelijke verenigingen bleven zich ontwikkelen en in de twintigste eeuw ontstonden er ook nog een aantal nieuwe. Te vermelden zijn onder andere De Wielewaal (1934), die zich toen nog vooral concentreerde op vogelbescherming. Later volgde de vereniging Belgische Natuur- en Vogelreservaten (BNVR, 1951), het Nationaal Verbond voor Natuurbescherming (1952), het Coördinatiecentrum voor de Bescherming van Vogels (CCBV, 1961), het Centrum voor Natuurbeschermingseducatie (CVN, 1965), en ook jongerenorganisaties als de Belgische Jeugdbond voor Natuurstudie (1959). 23 Hoewel sommige van deze natuurbehoudsverenigingen bijna gelijktijdig ontstaan met sommige milieubewegingen, vallen deze echter helemaal niet te vergelijken met de milieubewegingen van de jaren zestig en zeventig. Ideologisch gezien waren deze bewegingen weinig geprofileerd, om maar niet te zeggen dat er geen ideologie was. De traditionele natuur- en vogelbeschermingsverenigingen zijn ontstaan vanuit een eerder romantische bezorgdheid van individuen en groepen uit de (veelal hogere) burgerij omwille van de esthetische, recreatieve en natuurwetenschappelijke functies van de natuur. 24 De eerste groene jongens handelden eerder vanuit een ideaal van pure schoonheid van de 22 VAN DER HEIJDEN, H.A., 'De milieubeweging in de twintigste eeuw', Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, 34 (2004), 455. 23 LEROY, P. en DE GEEST, A., Milieubeweging en milieubeleid, Antwerpen, 1985, 30-31. 24 VAN DER HEIJDEN, Milieubeweging, BTNG, 455. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 12

Hoofdstuk I: De opkomst van het lokale milieuprotest en de oprichting van Bond Beter Leefmilieu (1968-1974) natuur. Dergelijke visie werd ook ingegeven door de opkomst van het toerisme. Van politieke motieven was dus zeker nog geen sprake. 25 Hun acties beperkten zich ook vaak louter tot het inzamelen van geld om natuurgebieden op te kopen en deze te onderhouden. Daarnaast hield men zich ook bezig met de observatie en studie van de natuur. Natuurbescherming was een soort van vrijetijdsbesteding. Deze organisaties kunnen natuurlijk nog lang niet beschouwd worden als nieuwe sociale bewegingen, maar ze vormen wel de voorlopers én collega s van de modernere milieuactiegroepen die in de jaren zestig en zeventig ontstaan. Zij leverden tevens een deel van de kaders van de latere militante milieubeweging. 26 De natuurbehoudsorganisaties verdwenen niet met de opkomst van de nieuwe milieubeweging, ze bleven ijveren voor hun belangen en kwamen later vaak in botsing met de radicalere, progressievere milieuactiegroepen. b) Ontstaanscontext van BBL en de oprichting in 1971 In het vorige deel hebben we gezien dat de milieubeweging zeker geen nieuw fenomeen was in de jaren zestig en zeventig. Toch ontstaan in de periode 1968-1972 heel wat nieuwe milieubewegingen. In Vlaanderen alleen zou het gaan om zesendertig verenigingen. 27 Hoe komt het dan dat er net in die jaren zestig en zeventig een nieuw soort milieubeweging naar voren komt? Volgens Hooghe zijn er twee duidelijke redenen waarom net dan het milieuveld zo'n ongelofelijke boom kent. Ten eerste haalt hij de economische wedloop van na de Tweede Wereldoorlog aan. 28 De economie was het allerbelangrijkste voor zowel de overheid als de gewone man in de straat. In de jaren vijftig en zestig kende die economie en enorme bloei die evenwel voor een zware druk op het milieu zorgde. Niettemin was de oorlogsgeneratie bereid het milieu deels op te offeren om economische groei te realiseren. De jongere generatie, die de oorlog niet meer had meegemaakt en opgegroeid was in relatieve welvaart, was hiertoe veel minder bereid. Zij stelde zich ernstige vragen bij het opofferen van de natuur voor vooruitgang en welvaart. 29 Als tweede belangrijke reden haalt Hooghe de protest- en mobilisatiebereidheid aan die voortkwam uit wat men Mei '68 noemt. 30 Een 25 DUYVENDAK, Tussen verbeelding en macht, 31. 26 WALGRAVE, Nieuwe sociale bewegingen, 47. 27 PEETERS, A. en VERMEIREN, I., De jaren zeventig, van groen naar groenen, Borgerhout, 1980, 137. 28 HOOGHE, M., De milieukoepel in Vlaanderen: Bond Beter Leefmilieu vzw 1971-1996, Brussel, 1996, 4. 29 HOOGHE, De milieukoepel in Vlaanderen, 5. 30 Ibidem, 5. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 13

Hoofdstuk I: De opkomst van het lokale milieuprotest en de oprichting van Bond Beter Leefmilieu (1968-1974) klimaat van onvrede en protest, dat zijn oorsprong kende in het studentenprotest, deinde uit naar de bredere samenleving. Hierdoor konden jonge bewegingen makkelijker groeien. Dit laatste punt dient toch genuanceerd te worden. De roots van de milieubeweging in Vlaanderen liggen zeker niet in het studentenprotest van de jaren zestig, maar eerder in het lokale burgerlijke milieuprotest. 31 De eerste milieubewegingen in Vlaanderen zijn lokale bewegingen die ontstaan als een reactie op de bedreiging van de eigen leefomgeving. Men spreekt in dit verband soms over het NIMBY-fenomeen (Not In My BackYard) of neutraler het LULUfenomeen (Locally Unwanted Land Use). 32 Het gaat dus niet om mensen die handelen vanuit een morele overtuiging, maar wel mensen die rechtstreeks getroffen worden een probleem gerelateerd aan het milieu. Deze bewegingen hadden vaak slechts een tijdelijk karakter, maar samen vormden zij wel een brede sociale beweging. 33 Terwijl er in België en andere West-Europese landen sprake was van een bottom-up ontwikkeling van de milieubeweging, was er ook in de hogere echelons van de politieke besluitvorming aandacht gegroeid voor het milieu. De Raad van Europa had 1970 uitgeroepen tot het jaar van het natuurbehoud en de Verenigde Naties hielden twee jaar later een top te Stockholm over het menselijk leefmilieu. 34 In 1972 publiceerde de Club van Rome, een genootschap van particulieren van over de hele wereld, het rapport van een studie door het MIT (Massachusetts Institute of Technology) rond het leefmilieu, getiteld Grenzen aan de Groei. 35 Er was dus ook sprake van een topdown sensibilisering van de maatschappij inzake het milieu. Het milieu werd als probleem gesignaliseerd aan de publieke opinie. 36 De eerste acties in Vlaanderen van de nieuwe milieubeweging waren echter volgens NIMBYof LULU-signatuur. Het protest tegen de aanleg van de E-10 autosnelweg door het Peerdsbos in Brasschaat in 1968 wordt traditioneel gezien als het eerste wapenfeit. Deze actie zou al snel gevolgd worden door andere protestacties zoals deze tegen het Duwvaartkanaal Oelegem-Zandvliet door de Antwerpse Kempen, de aanleg van de A-24 autosnelweg door Limburg, de vervuiling door het bedrijf Bayer-Rickmann in de omgeving van Brugge en de bodemverontreiniging door Metallurgie Hoboken-Overpelt te Hoboken. 37 Het gaat dus zeer duidelijk om erg lokale problemen die aangekaart worden door bewoners die zichzelf bedreigd voelen in hun eigen omgeving. Het is in deze context dat Bond Beter Leefmilieu/Inter-Environnement ontstaat. In 31 WALGRAVE, Nieuwe sociale bewegingen, 123. 32 HELLEMANS en HOOGHE, Nieuwe sociale bewegingen in België, 52-53. 33 VAN DER HEIJDEN, Milieubeweging, BTNG, 457. 34 HOOGHE, De milieukoepel in Vlaanderen, 4. 35 MEADOWS, D.L., e.a., Rapport van de Club van Rome; Grenzen aan de Groei, 1972, 9. 36 LEROY, P. en DE GEEST, A., Milieubeweging en milieubeleid, 1985, 27. 37 HELLEMANS en HOOGHE, Nieuwe sociale bewegingen in België, 52. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 14

Hoofdstuk I: De opkomst van het lokale milieuprotest en de oprichting van Bond Beter Leefmilieu (1968-1974) tegenstelling tot de meeste milieubewegingen is BBL/IE niet ontstaan vanuit lokale initiatieven, maar ontstond het, net zoals de oudere natuurbehoudsorganisaties, van bovenaf. Sterker nog, de oprichters hadden zelfs helemaal geen banden met de milieubeweging. Eén van de pioniers was Marc Dubrulle. Dubrulle ontwikkelde zijn interesse in milieuproblematiek in de periode dat hij in de public relations werkzaam was. Zijn opdracht was het minimaliseren van de ontluikende milieubekommernis, wat hem verontwaardigde. 38 Via de Franstalige uitgever Dominique de Waseige, uitgever van het blad Environnement, ontmoetten een aantal mensen met een gelijkaardige visie elkaar. Het waren naast Dubrulle en de Wasseige, Michel Didisheim (economisch adviseur van Prins Albert), Pierre Dulieu (kabinetschef van staatssecretaris voor stedenbouw A. Califice), Jan Tanghe (stedenbouwkundige) en Baudouin du Bus de Warnaffe, die eveneens werkzaam was in de public relations. Ze kwamen tot het besluit iets tegen het lakse milieubeleid in België te doen. 39 Bond Beter Leefmilieu/Inter-Environnement is dus zeker niet ontstaan vanuit de lokale milieuacties van eind jaren 60. Niemand van de zeven stichters had enige banden met die milieubewegingen. De organisatie zou dus zowel op zoek moeten gaan naar erkenning van bovenaf, als naar steun van onderuit. Het was aanvankelijk zelfs de bedoeling een vereniging op te zetten sui generis; het idee om de bestaande krachten te bundelen om zo tot een verandering van het milieubeleid te komen, kwam pas later. 40 Men besefte dat al die losse initiatieven wel lovenswaardig waren, maar dat hun eigenlijke impact vrij beperkt was, vooral op politiek vlak. Er was dus nood aan een of andere vorm van samenwerking. 41 Na de beslissing om de bestaande milieukrachten te bundelen, was het doel van de stichters een sterke, nationale drukkingsgroep op te richten als tegengewicht tegen de machtige, economische belangengroepen. 42 Er bestond al wel zo n koepelorganisatie, het Nationaal Verbond voor Natuurbescherming, maar deze organisatie hield zich enkel bezig met natuurbescherming. 43 BBL/IE wilde een ruimere en meer politiek gerichte koers varen, maar daardoor was de achterdocht van vooral de natuurbehoudsorganisaties zeer groot. Daarnaast wilde BBL/IE erg breed actief zijn; zowel in het domein van natuurbehoud, als van ruimtelijke ordening, als van milieuhygiëne, wat in die tijd toch vrij uniek was. Onder milieuhygiëne verstaan we alles wat met de verontreiniging van het milieu en het voorkomen daarvan te maken heeft. Deze aandacht voor milieuverontreiniging mag toch niet overdreven worden. BBL/IE kan in deze fase zeker nog niet omschreven worden als een radicale 38 Bababbels: interview met Marc Dubrulle, Milieurama, 11 (1991), nr. 4, 11-12. 39 Ibidem. 40 Ibidem. 41 HOOGHE, De milieukoepel in Vlaanderen, 5. 42 WALGRAVE, Nieuwe sociale bewegingen, 58. 43 PEETERS en VERMEIREN, Van groen naar groenen, 136. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 15

Hoofdstuk I: De opkomst van het lokale milieuprotest en de oprichting van Bond Beter Leefmilieu (1968-1974) beweging; het leefmilieu was slechts een onderdeel van het ruimere doel om de levenskwaliteit van de mens te verbeteren. 44 Uiteindelijk werd Bond Beter Leefmilieu / Inter-Environnement officieel opgericht op 25 september 1971 met het specifieke doel om al die lokale milieu-initiatieven te overkoepelen en hun krachten te bundelen. Achtendertig vertegenwoordigers van (milieu-)organisaties ondertekenden mee de statuten die op 9 november 1971 gepubliceerd werden in het Belgisch Staatsblad. 45 Onder deze milieuorganisaties waren zowel grote gevestigde natuurbehoudsverenigingen als kleinere lokale milieuactiegroepen. 46 Het aantal aangesloten verenigingen zou in de loop der jaren nog sterk groeien, maar niet alle aangesloten verenigingen zouden een echt actieve werking kennen. 47 Het voorzitterschap van BBL/IE werd bekleed door Michel Didisheim, terwijl Herman Delaunois van de Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedeschoon (KVNS), voorzitter werd van de Vlaamse vleugel BBL Vlaanderen. Marc Dubrulle werd nationaal secretaris. 48 c) Een ingewikkelde organisatiestructuur Zoals reeds gesteld in de inleiding, is een zwakke organisatiestructuur een belangrijk kenmerk voor nieuwe sociale bewegingen. Iets oudere natuurbehoudsbewegingen zoals De Wielewaal of Natuur- en Stedeschoon voldoen niet aan dit criterium. Hun organisatiestructuur was veelal ingewikkelder dan die van de recentere milieuactiegroepen uit de jaren zestig en zeventig. Natuurbehoudsorganisaties waren ook vaker aangesloten bij een koepelorganisatie en hadden bijgevolg de noodzakelijke structurele organisatie. Bij milieuactiegroepen was dit veel minder het geval. Zij hadden vaak een informele, anarchistische organisatie. Dit kwam natuurlijk mede door hun ontstaan. De voorzitters of secretarissen, als die er al waren, waren vaak niet verkozen, maar hebben de functie naar zich toe geschoven gekregen. 49 Voor Bond Beter Leefmilieu als koepelorganisatie lag dit uiteraard anders. Een degelijke interne organisatie was natuurlijk inherent verbonden aan het doel van BBL/IE. Daarnaast waren de oprichters van BBL/IE geen jonge idealisten zoals zo vak bij nieuwe sociale bewegingen, maar het waren voornamelijk dertigers en 44 DIDISHEIM, M., Ethische grondslagen voor de aktie van bond beter leefmilieu, Basistekst van Bond Beter Leefmilieu, Brussel, 1970. 45 Statuten BBL/IE, Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad, 9/12/1971, nr. 7908, 4025-4034. 46 HOOGHE, De milieukoepel in Vlaanderen, 6-7. 47 WALGRAVE, Nieuwe sociale bewegingen, 65. 48 Statuten BBL/IE, Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad, 9/12/1971, nr. 7908, 4025-4034. 49 WALGRAVE, Nieuwe Sociale Bewegingen, 157. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 16

Hoofdstuk I: De opkomst van het lokale milieuprotest en de oprichting van Bond Beter Leefmilieu (1968-1974) veertigers met een aanzienlijke carrière in het bedrijfsleven, die BBL/IE uit de grond stampten. Een losse organisatiestructuur was dus zo goed als ondenkbaar gezien de achtergrond van de oprichters en het doel dat ze voor ogen hadden. Er werd tevens beslist dat individuele personen geen lid konden worden van BBL/IE. Op die manier zou de koepel geen concurrentie vormen voor de andere milieubewegingen. 50 Wanneer we dus spreken over leden van BBL/IE, gaat het hier altijd om organisaties, niet om personen. Bijgevolg kreeg BBL/IE vanaf het begin al een vrij ingewikkelde interne structuur mee. Bij de oprichting in 1971 werd aan de Belgische nationale koepel BBL/IE een dubbele indeling gegeven. Ten eerste was er een gewestelijke indeling. Onder de nationale koepel stonden drie gewestelijke federaties: Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen (BBL), Inter-Environnement Wallonie (IEW) en Inter-Environnement Bruxelles (IEB). Deze drie federaties waren toen nog geen aparte entiteiten, zij waren onderdeel van één rechtspersoon, BBL/IE. 51 De drie gewestelijke federaties werden opgericht naar aanleiding van de regionalisering van België. Het doel was deze drie vleugels op nationaal vlak sterk te laten samenwerken, maar ze toch toe te staan een gewestelijke organisatie te laten uitbouwen. 52 Elk van de gewestelijke federaties bestond uit een gewestelijke raad, een gewestelijk uitvoerend comité en een gewestelijk secretariaat. De drie gewestelijke raden samen vormden de Algemene Vergadering van BBL/IE. 53 Naast die gewestelijke indeling was er ook nog een inhoudelijke opdeling. 54 Deze opdeling kwam overeen met de drie actieterreinen waarop BBL/IE wenste actief te zijn: de bescherming van de natuur, maar ook van de stedelijke leefomgeving (sector A), de bevordering van een beter stedelijk milieu en de herwaardering van het onroerend cultuurpatrimonium (sector B), en de bestrijding van verontreiniging en hinder (sector C). Deze werden de drie functionele sectoren natuurbescherming, ruimtelijke ordening en milieuhygiëne genoemd. 55 Binnen deze drie functionele sectoren konden werkgroepen opgericht worden die zich met één bepaald thema bezighielden. Dit nieuwe element stamde uit 1972 en was aanvankelijk uitsluitend bedoeld voor sector C, maar werd al snel uitgebreid naar de andere sectoren. Deze werkgroepen zouden zich vooral met wetenschappelijke studie bezighouden. 56 De hoogste beslissingsmacht binnen BBL/IE lag bij de Algemene Vergadering. Zij bestond uit 50 LEROY en DE GEEST, Milieubeweging en milieubeleid, 37. 51 Zie Bijlage 2: Organigram 1 : Organisatie van de unitaire koepel BBL/IE (1971-1981). - p.59. 52 Jaarverslag BBL/IE 1972, Jaarverslag Bond Beter Leefmilieu / Inter-Environnement, Brussel, 1973. 53 Statuten BBL/IE, Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad, 9/12/1971, nr. 7908, 4030. 54 Zie Bijlage 4: Organigram 3: Functionele Organisatie van BBL(-Vlaanderen) (1971-1990). - p.60 55 Jaarverslag BBL/IE 1972, Jaarverslag Bond Beter Leefmilieu / Inter-Environnement, Brussel, 1973. 56 Bericht over werkgroepen, Mededeling BBL aan haar leden over de oprichting van werkgroepen, Brussel, 1972. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 17

Hoofdstuk I: De opkomst van het lokale milieuprotest en de oprichting van Bond Beter Leefmilieu (1968-1974) de drie gewestelijke raden van de federaties. Hierin waren alle afgevaardigden van de aangesloten verenigingen vertegenwoordigd. De AV kwam minstens één maal per jaar samen om de algemene strategie op te stellen. De Algemene Vergadering stelde dan een Raad van Beheer aan, bestaande uit een aantal van haar leden. Deze Raad van Beheer werd voor drie jaar verkozen en zette de krijtlijnen van het beleid uit. De samenstelling was aan heel wat voorwaarden onderworpen. De drie functionele sectoren moesten telkens door vier afgevaardigden uit elke sector vertegenwoordigd worden; twee Franstaligen en twee Nederlandstaligen. Verder moest elke gewestelijke federatie nog eens drie afgevaardigden leveren. Daarnaast kon de Raad van Beheer nog uitgebreid worden met adviserende of gewone leden. Voor de concrete uitvoering zorgde de Algemeen Secretaris. Binnen de drie gewestelijke federaties was er een gelijkaardige organisatie. Zij kenden per gewest ook een soort Algemene Vergadering (de Gewestelijke Raad) en een Raad van Beheer (Gewestelijk Uitvoerend Comité). 57 Bij gebrek aan financiële middelen bleef het Nationaal Secretariaat ook functioneren als het secretariaat voor de Vlaamse gewestelijke federatie BBL-Vlaanderen. Het lidmaatschap van BBL/IE was niet vrij, men kon dus niet zomaar toetreden tot de Algemene Vergadering. De aansluiting van leden moest vooraf worden goedgekeurd door de Algemene Vergadering. 58 De aanstelling van nieuwe leden werd reeds meermaals geweigerd. Indien een vereniging toegelaten werd als lid van BBL/IE, dan wilde dit nog niet automatisch zeggen dat haar afgevaardigde ook een stem krijgt in de Algemene Vergadering. Er werd nog een bijkomend onderscheid gemaakt tussen gewone leden, adviserende leden en sympathisanten. De gewone leden waren ledenorganisaties die gemeenschappelijke doelen hadden met BBL. 59 Zij beschikten over een afgevaardigde in de Algemene Vergadering en beschikten ook elk over één stem. 60 Adviserende leden waren organisaties die nuttige steun konden verlenen aan BBL, alsook de oprichters. 61 Zij beschikten over één adviserende stem. 62 Sympathisanten waren organisaties die BBL wensten te steunen, maar daarom geen gemeenschappelijke doelen hadden. 63 De leden konden zich inschrijven in minstens één, maar ook in alle functionele sectoren. Dit konden zij zowel doen bij de Vlaamse, Waalse als Brusselse federaties. 64 Het was ook mogelijk bij meerdere of bij alle federaties aan te sluiten. Aangesloten verenigingen dienden een nationale of minstens een regionale werking te kennen. Kleinere organisaties met louter een lokale werking konden geen lid worden van BBL/IE. 57 Statuten BBL/IE, Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad, 9/12/1971, nr. 7908, 4030. 58 Statuten BBL/IE, BS, 9/12/1971, nr. 7908, 4027. 59 Ibidem, 4028. 60 Ibidem, 4029. 61 Statuten BBL/IE, BS, 9/12/1971, nr. 7908, 4028. 62 Ibidem, 4029. 63 Ibidem, 4028. 64 Statuten BBL, Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad, 7/6/1976, nr. 5404, 2444. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 18

Hoofdstuk I: De opkomst van het lokale milieuprotest en de oprichting van Bond Beter Leefmilieu (1968-1974) Zij moesten eerst aansluiten bij een regionale koepel en zo konden zij ook vertegenwoordigd worden binnen BBL/IE. Sinds 1992 kunnen lokale groepen wel rechtstreeks aansluiten. 65 Een ander opvallend kenmerk was dat de lidorganisaties slechts een beperkt bedrag, namelijk tweeduizend Belgische frank, als lidgeld moesten betalen. 66 Individuele personen konden eveneens geen lid worden van BBL/IE. Dit was een van de weinige punten waarover de natuurbehoudsorganisaties en de milieuactiegroepen het eens waren. De eersten vreesde een deel van hun aantrekkingskracht te verliezen, terwijl de actiegroepen niet zo gewonnen waren voor een echt sterke koepelorganisatie. 67 We moeten in dit verband ook opmerken dat lang niet alle milieubewegingen toenadering zochten tot BBL/IE. Vooral militante milieuactiegroepen stonden weigerachtig tegenover elke vorm van verlies van hun autonomie. Dergelijk ingewikkeld systeem bemoeilijkte uiteraard wel het contact met wat er echt leefde bij de basis van de milieubeweging, wat later nog voor problemen zou zorgen. Van een zwakke organisatiestructuur was dus, zoals verwacht, helemaal geen sprake. Opvallend is wel dat de derde functionele sector, die van de milieuhygiëne, een vaststaand aantal vertegenwoordigers kreeg. Dit is opmerkelijk te noemen, aangezien het merendeel van de aangesloten verenigingen van BBL/IE tot de natuurbehoudsvleugel van de milieubeweging behoorde. 68 d) Ideologie in de beginjaren en de relatie met politiek en industrie Bond Beter Leefmilieu / Inter-Environnement kan zeker in de beginjaren niet als een radicale milieubeweging beschouwd worden. Terwijl we in het eerste deel gezien hebben dat nieuwe sociale bewegingen vaak een links-libertair profiel hebben, is dit bij de milieubeweging enigszins gematigd. De pragmatische ingesteldheid neemt vaak de bovenhand. Daarenboven dient men te beseffen dat de milieubeweging in de jaren zeventig in Vlaanderen nog voor een groot deel bestond uit de conservatieve natuurbehoudsorganisaties. De ideologie van BBL/IE dient men bijgevolg als zeer gematigd te beschouwen, vooral in de beginjaren. Hiervoor kunnen een heel aantal redenen aangehaald worden. Ten eerste was er de 65 VANDECASTEELE, C., Financiële studie van de Bond Beter Leefmilieu, onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen, Departement Toegepaste Wetenschappen, 1996, 16. 66 GENT, AMSAB, Archief van Guido van Steenbergen, nr 68: Nota betreffende het huishoudelijk reglement [1974]. 67 LEROY en DE GEEST, Milieubeweging en milieubeleid, 104-106. 68 Zie Bijlage 1: Grafiek 1: Verhouding van de aanwezige leden in de algemene vergadering van BBL (1976-1989). - p. 59. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 19

Hoofdstuk I: De opkomst van het lokale milieuprotest en de oprichting van Bond Beter Leefmilieu (1968-1974) koepelfunctie die men wilde vervullen. Radicale ideologische standpunten kan men niet verwachten van een koepelorganisatie zoals BBL/IE die wenste te zijn. Teneinde al haar lidorganisaties tevreden te houden, waren radicale standpunten uit den boze. Ten tweede behoorde in de jaren zeventig meer dan zestig procent van de leden van BBL/IE tot natuurbehoudsvleugel. 69 Zoals reeds in het Deel I besproken, behoren deze organisaties niet echt tot de nieuwe sociale bewegingen en ontberen zij eveneens een duidelijk ideologisch profiel. Het gaat om bewegingen die hun oorsprong hebben in de hogere burgerij. Minder dan tien procent van de aangesloten leden van BBL/IE in de jaren zeventig behoorde tot de meer radicale milieuactiegroepen, waar een meer uitgesproken ideologisch profiel te verwachten is. 70 Men kan dus van deze leden, die allen een stem in de Algemene Vergadering hebben, moeilijk verwachten dat zij een radicaal ideologisch programma zouden voorstellen of steunen. Volgens Leroy en De Geest was het niet louter hun numerieke overwicht dat hen de bestuursfuncties opleverde, maar hadden de vertegenwoordigers van de natuurbehoudsbewegingen gewoonweg de meeste ervaring en deskundigheid. 71 Dit maakte hen tot betere kandidaten voor bestuursfuncties dan de jonge, ambitieuze leiders van de milieuactiegroepen. Ten derde waren de oprichters van BBL/IE geen idealistische actievoerders uit de milieubeweging maar wel mensen met een achtergrond in het bedrijfsleven en de politiek. Marc Dubrulle, één van de zeven pioniers, omschreef zijn interesse voor milieu vanuit een romantisch natuurgevoel, maar ook vanuit een diepe verontwaardiging over het toenmalige milieubeleid en de milieumentaliteit. 72 Hoewel er bij de stichters inderdaad sprake was van een soort verontwaardiging, wilde men de economie of de overheid toch niet met vinger wijzen. Michel Didisheim stelt in één van de grondteksten van BBL/IE zelfs duidelijk dat de Bond economische groei wilde verzoenen met respect voor het milieu. 73 Deze erg gematigde houding leverde wel heel wat steun op voor de jonge milieukoepel, voornamelijk vanuit de industrie en de politiek. Men kan dus stellen, zoals Hooghe dat doet, dat BBL/IE in de beginjaren als een consensusbeweging kan beschouwd worden. 74 De enige inkomsten die de koepel kon vergaren waren afkomstig uit de industrie. De stichters van de Bond hadden hun eigen contacten uit het bedrijfsleven en politiek om steun verzocht en vaak ook gekregen. Tot de geldschieters behoorden ondermeer Petrofina en de Unie van Elektriciteitsexploitanten. 75 Daarnaast 69 Zie Bijlage 1: Grafiek 1: Verhouding van de aanwezige leden in de algemene vergadering van BBL (1976-1989). - p. 59. 70 Ibidem. 71 LEROY en DE GEEST, Milieubeweging en milieubeleid, 37-38. 72 Bababbels: interview met Marc Dubrulle, Milieurama, 11 (1991), nr. 4, 11-12. 73 DIDISHEIM, Ethische grondslagen voor de akties van BBL, 1970. 74 HOOGHE, De milieukoepel in Vlaanderen, 8. 75 Ibidem, 8. Kristof Vets - De milieubeweging in België en Vlaanderen: een nieuwe sociale beweging? 20