Deelmethode VS. Totaalmethode



Vergelijkbare documenten
BIJDRAGE VAN LICHAMELIJKE OPVOEDING EN ACTIEF TRANSPORT AAN HET ENERGIEVERBRUIK VAN ADOLESCENTEN

Samen basketballen is basketballen met teamafspraken? Ivo v.d. Spek Hogeschooldocent HALO

Onderzoek naar het plezier van leerlingen tijdens spellessen in het voortgezet onderwijs

Wij zijn Sport Helden! Zullen wij samen sport aanbieden?

bewegingsonderwijs Kennisbasis bewegingsonderwijs op de Pabo

Symposium kindgericht bewegingsonderwijs en jeugdsport

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

Motorisch leren met een gedigitaliseerd beweegaanbod

Brabantse Basisscholen in Beweging. Menno Slingerland, Hans Barmentlo, Liesbeth Jans & Yvonne Sanders

Paper 3 Onderzoeksinstrumenten

Onderzoeksrapport. Sport op Basisscholen

Gymnastiek gaat digitaal 24 augustus 2009

Balvaardigheid Organisatie: Centrum voor Bewegingswetenschappen Contactpersoon: Contactpersoon 2: Erkenningen: Sport- en beweegaanbod

Lichamelijke Opvoeding Sport en Bewegen. Scholengemeenschap Groenewald Stein. Succes through Learning, Learning through Succes!

VRAGENLIJST FORMATIEF TOETSEN DOCENT

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Jorien Slot-Heijs Amika Singh

Is er verschil in de motorische ontwikkeling bij 6-jarigen die als kleuter gym kregen in de gymnastiekzaal dan wel in de kleuterspeelzaal?

SAMENVATTING onderzoek. Playing for Success

Inhoud. Een kindgerichte sportieve opvoeding vereist vakmanschap

SAMENVATTING onderzoek. Playing for Success 2013/2014

GOALKEEPER IN HET B.O. Een methode gericht op de ontwikkeling van zelfregulatievaardigheden binnen de sport context

The Daily Mile. Jorien Slot-Heijs Amika Singh. Februari Mulier Instituut. The Daily Mile

TNO 24 december 15 1/7. ABC-studie. Titel onderzoek: Projectleider: VERTROUWELIJKHEID

30234 Toekomstig sportbeleid Primair Onderwijs. Brief van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De (mogelijke) rol van LO in het stimuleren van fysieke activiteit

Leergang Bewegingsonderwijs

Inhoud. (Bewegings)onderwijs: trends. Actieve en gezonde leefstijl: trends. Jeugdsport: trends

Doen meisjes het slechter bij gym dan jongens?

Leergang Bewegingsonderwijs

Dag van het Sportonderzoek 2013 Sport op Basisscholen een kwaliteitsimpuls in het bewegingsonderwijs Remo Mombarg en Eralt Broers Wouter de Groot en

De data worden ingevoerd in twee variabelen, omdat we te maken hebben met herhaalde metingen:

Menukaart Gezonde School basisonderwijs: Sport & Bewegen

Ondersteuning en certificering van digitaal leren voor laagopgeleiden

Een kindgerichte sportieve opvoeding vereist vakmanschap

Handleiding Assessment Startbekwaamheid

Welkom bij de workshop Motorische ontwikkelingen van kinderen vanaf 4 jaar. Sebastiaan Platvoet en Joke Davio 13 mei 2019

1 G>=>KE:G=L> Dutch summary

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

De Actieve Pauze Organisatie: Fontys Sporthogeschool Contactpersoon: Contactpersoon 2: Erkenningen: Sport- en beweegaanbod

De spel- en bewegingsontwikkeling van kleuters. Hans Stroes Hilversum,

De ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs

Zwolle vs Tilburg. Voor vereniging 't Web, Netwerk rondom bewegen is het van groot belang om ook studenten te bereiken. De activiteitencommissie

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Christel Wolterinck (Marianum en Universiteit Twente), Kim Schildkamp (Universiteit Twente), Wilma Kippers (Universiteit Twente)

Zijn cijfers motiverend, of geven cijfers juist een verhoogd gevoel van druk? Examens november 2017 nr 4

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Wie heeft meer invloed op de motorische ontwikkeling?


Biowalking voor ouderen

Een Punt voor Gym?! toetsing binnen de Lichamelijke Opvoeding

Analyse NSE 2016 opleiding ergotherapie. Inhoud. 1 Inleiding

Leermeester & Leerling. Ravenskeep Adventures spelregelsysteem

Van klein naar groot Ingrid Bijker-Anemaat

Fysieke activiteit en de cognitieve ontwikkeling van kinderen in het basisonderwijs

Bijlage 3. Beoordelingscriteria onderzoeksplan

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Verbanden 1. Doelgroep Verbanden 1

Screening Onderzoeksresultaten basisscholen gem. Nederweert -

Resultaten instaptoetsen Rekenen en Nederlands 2010 Rapportage aan de Profijtscholen

Het effect van het Rots en Water-programma op pesten, zelfvertrouwen en. zelfbeheersing op het Sondervick College

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult

Effectiveness of a self-regulated remedial program for handwriting difficulties

Actieve Gymles voor Meisjes Organisatie: Fontys Sporthogeschool Contactpersoon: Contactpersoon 2: Erkenningen: Sport- en beweegaanbod


Kiezen in mavo 2. Cohort Park Lyceum Almere

Lieke Drukker Ninja van der Honing september 2012

Subsidieaanvraag Samendoen 2019 Combinatiefunctionaris Sport

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld.

Draagt lesmateriaal bij aan het vergroten van financiële vaardigheden van basisschoolleerlingen?

Plattegrond van de school Groep 5 rekenen 1

VRAGENLIJST FORMATIEF TOETSEN DOCENT

Screening - Onderzoeksresultaten basisscholen gem Nederweert -

VERDIEPINGSSTOF LEEREENHEID 10

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

Sport op Basisscholen & Ieder kind kent gymtalent; Kwaliteitsimpulsen in het bewegingsonderwijs Remo Mombarg, Wouter de Groot, Ben Moolenaar en

Evaluatieonderzoek workshop Nieuws van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

Product en prijzen 2016 Social Media Rijbewijs

Muiswerk Strategisch Lezen is gericht op het aanleren van deelvaardigheden die nodig zijn voor een strategische leesaanpak.

Christel Wolterinck (Marianum en Universiteit Twente), Kim Schildkamp (Universiteit Twente), Wilma Kippers (Universiteit Twente)

Maastricht University, Educational Research & Development (ERD) School of Business and Economics. Dr. Maurice de Greef Prof. Dr. Mien Segers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Rekenen: ook in de andere vmbo vakken

Leraren en ook lerarenopleiders in de ontwerprol

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren:

Timo Valk Robbin Beukhof. Aan de slag met een digitaal (s)portfolio

24 september Buitenspelen loont. Gebrek aan speelruimte. Gevolgen Steeds meer kinderen te dik

TUNE TECHNIEK WETEN WAT WERKT. Over de testcase De Uitvinders en het Verborgen Oog

No Big Data on PE Kennisagenda Goed Leren Bewegen KVLO Jo Lucassen VVBN Conferentie 2015 Utrecht

TABELLENBOEK JEUGDSPORTMONITOR 2016

Cultuursurvey. Betrouwbaarheidsonderzoek voor Stichting LeerKRACHT. Maaike Ketelaars Ton Klein

Beweegrichtlijnen Nr. 2017/08. Samenvatting

INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 5

KeCo De leerling actief!

Tabellenboek Peiling Wetenschap en Technologie 2015

KWP symposium Sport op Basisscholen een kwaliteitsimpuls in het bewegingsonderwijs

Product en prijzen 2014

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc

TUSSENRAPPORTAGE INTENSIVERINGSTRAJECT REKENONDERWIJS VO. mei 2015

Transcriptie:

Deelmethode VS. Totaalmethode Het verschil tussen de deel- en totaalmethode in motorische vooruitgang en beleefde intensiteit bij spel en turnen. In het Sport & Bewegingsonderwijs (S&B) wordt veel gebruik gemaakt van verschillende lesmethodes, zo ook de deelen totaalmethode. In voorgaande onderzoeken is gekeken naar voor- en nadelen van beide methodes. Er is echter nog geen onderzoek gedaan naar de invloed van beide methodes op de motorische vooruitgang van kinderen en de beleefde intensiteit van de lessen S&B. In dit onderzoek wordt dit bij de activiteiten teambal en handstand onderzocht. Vier groepen van basisschool de Kameleon te Duiven zijn gedurende drie lessen onderzocht. Twee groepen volgden de deelmethode en twee groepen volgden de totaalmethode. Bij deze groepen is een beginmeting en eindmeting gedaan bij zowel de handstand als teambal met betrekking tot motorische ontwikkeling. Bij de handstand werden de kinderen direct beoordeeld, bij teambal zijn video-opnames gemaakt en zijn de kinderen naderhand beoordeeld. De beleefde intensiteit is gemeten a.d.h.v. een borgschaal. Uit het onderzoek blijkt dat er geen significant verschil is tussen de beide methodes met betrekking tot de motorische vooruitgang. Ook zijn er geen duidelijke resultaten betreffende de intensiteit. Wel is er aangetoond dat beide methodes voor een motorische vooruitgang zorgen. Beide hypotheses dienen verworpen te worden. Verschillende aspecten kunnen van invloed zijn op de uitkomst van dit onderzoek. Denk hierbij aan de keuze van de activiteiten, de leeftijd en grootte van de onderzoekspopulatie, de onderzoeksomgeving en de keuze voor meetinstrumenten. Basisschool de Kameleon kan deze methodes inzetten tijdens de lessen S&B om motorische vooruitgang te boeken. Echter wanneer zij meer op dit onderwerp in willen gaan, wordt vervolg onderzoek aangeraden waarin de beschreven invloeden worden meegenomen. Door: Daniël Kloppenberg & Frauke Gieling 1

Inleiding Het blijkt dat in onze huidige samenleving ongeveer 20% van de kinderen in meer of mindere mate een bewegingsachterstand heeft (Pijl, 2007). Daarnaast is één op de vijf kinderen te dik( (NICIS, 2007). Scholen kunnen gemakkelijk op deze ontwikkelingen inspelen, vanwege het feit dat alle kinderen leerplichtig zijn. De school kan kinderen stimuleren om op de fiets of lopend naar school te gaan Hierdoor zouden de kinderen al meer bewegen. Daarnaast kan door middel van de lessen S&B grotendeels worden voldaan aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen(NNGB). De NNGB houdt in dat kinderen tot achttien jaar dagelijks minimaal 60 minuten matig/intensief moeten bewegen (Wendel- Vos & Gool van, 2011). Hoe intensiever de lessen, hoe makkelijker de beweegnorm gehaald kan worden. Aangezien ze buiten school dan minder hoeven te bewegen om aan de beweegnorm te voldoen. Daarnaast moeten kinderen ook motorische vooruitgang boeken. Ook hiervoor bieden de lessen S&B een uitgelezen kans (Pijl, 2007). Op de scholen in Nederland is sport en bewegingsonderwijs(s&b) verplicht. Dit kan op verschillende manieren aangeboden worden. Veel scholen maken gebruik van een al uitgeschreven methode, bijvoorbeeld Bewegen In Onderwijs en Sport (BIOS). Basisschool de Kameleon te Duiven vindt voldoende beweging en een gezonde leefstijl juist belangrijke aspecten in de leefstijl van kinderen. Wanneer er niets aan de leefstijl van kinderen gedaan wordt, zal de gezondheid achteruit gaan. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de kinderen hedendaags, maar ook voor de toekomst van Nederland (Daansen, 2010). Naast mogelijke ziektes, veroorzaakt door obesitas (hart- en vaatziektes, diabetes, etc., vermindert overgewicht ook de werkprestaties (Rijksoverheid, 2009). Binnen de lessen S&B kunnen bewegingsactiviteiten op veel verschillende manieren aangeboden worden (Lodeweges & van Berkel, 2011). Zo kunnen er meerdere lesgeefstijlen gehanteerd worden, verschillende verschijningsvormen, klassikaal of in vakken, etc. In dit onderzoek wordt gekeken naar twee verschillende methodes, de deelmethode en de totaalmethode. Deze worden gebruikt binnen twee verschillende activiteiten; teambal en de handstand. Bij de totaalmethode wordt getracht de eindvorm van de activiteit direct te spelen, in een vorm dat iedereen kan deelnemen. Door dat men aanpassingen maakt binnen het spel wordt er sociaal, cognitief en motorisch geleerd (Leysen, 2004). Zo wordt het spel naar een hoger niveau getild. Bij de deelmethode ligt de nadruk echter op eerst de basisvaardigheden aan te leren alvorens de eindvorm gespeeld kan worden (Leysen, 2004). Volgens Parker en Sullivan (1983) moeten bewegingen in delen worden aangeboden omdat dit de motorische vooruitgang van de beweger te goede komt. Onderzoek bij volleybal onderbouwt de bewering van Parker en Sullivan (French, Rink, Rikard, Mays, Lynn, & Werner, 1991). Stegeman en Faber (1998) stellen dat voorafgaand aan sporten eerst fundamentele motorische vaardigheden ontwikkeld moeten worden, overeenkomend met de deelmethode. Daarnaast zijn er ook onderzoekers die juist het tegenovergestelde beweren. Zo zou de totaalmethode juist zorgen voor een cognitievergroting van de bewegingen, waardoor sporters individuele bewegingen beter kunnen uitvoeren (Babbett, Jenkins, & Abernethly, 2009). 2

De deelmethode daarentegen, stimuleert in mindere mate cognitie maar geeft wel meer oefening van een bepaalde beweging. Williams & Hodges (2005) stellen dat sporters beter leren door snel door te gaan van specifieke vaardigheid training naar spelsituaties. Het gedeelte waar wordt gewerkt door single skills aan te bieden komt overeen met de deelmethode, waarbij stap voor stap wordt gewerkt naar het spel, ook wel de match play. Timmers (2005) is van mening dat een combinatie van beide het beste is. Door middel van eindspellen te spelen, kun je goed vaststellen welke vaardigheden er nog geoefend moeten worden. Vanuit daar kun je eventueel weer terug naar de deelmethode. Naar aanleiding van eerdergenoemde onderzoeken, kan gesteld worden dat er enigszins inzicht is in de voor- en nadelen van beide leermethodes. Het effect op motorische vooruitgang en beleefde intensiteit (binnen de lessen S&B) is daarentegen niet duidelijk. De vraag blijft dan ook of één van beide leermethodes een groter effect heeft op motorisch leren en de beleefde bewegingsintensiteit dan de andere leermethode. Uit literatuur blijkt dat de deelmethode dieper ingaat op vaardigheden dan de totaalmethode. Verwacht wordt dat de deelmethode een grotere motorische vooruitgang oplevert bij teambal en de handstand, dan de totaalmethode. Dit omdat er tijdens de deelmethode meer aandacht besteed wordt aan een kleinere specifieke beweging, wat bij de totaalmethode niet het geval is. Doordat de totaalmethode minder specifiek op bewegingen ingaat, vergt dit ook minder uitleg. Daardoor verwachten wij dat de intensiteit bij de totaalmethode hoger ligt. Methode Onderzoekspopulatie Het onderzoek heeft plaats gevonden op basisschool de Kameleon te Duiven bij de groepen 7a, 7b, 8a en 8b. De onderzoekspopulatie bestaat uit 83 kinderen. Het aantal kinderen in de klassen was meer (n = 86), van drie kinderen zijn geen gegevens verzameld aangezien zij hun medewerking niet wilden verlenen aan het onderzoek. Van de 83 kinderen die deel hebben genomen aan het onderzoek hebben 44 kinderen les gehad volgens de totaalmethode en 39 kinderen hebben les gehad volgens de deelmethode. Werkwijze De data werden verzameld over een periode van 1,5 week, waarin alle klassen een lessenreeks van drie lessen hebben gehad waarbij gebruik werd gemaakt van één methode. Tijdens de lessen werd de klas in twee vakken verdeeld, bestaande uit de activiteiten handstand en teambal. Bij de interventie die voor dit onderzoek heeft plaatsgevonden is door afwezigheid van één van de onderzoekers eenmalig gebruik gemaakt van een buitenstaander als spelbegeleider (teambal). Dit had gevolgen kunnen hebben op de uitvoering van het spel. Dit werd getracht te voorkomen door een handleiding op te stellen voor het leiden van dit onderdeel. Deze handleiding werd doorgenomen met de eenmalige spelleider door de onderzoekers. 3

Motorische vooruitgang De gebruikte methodes in dit onderzoek zijn de deelmethode en de totaalmethode. De deelmethode werd als volgt gehanteerd: Handstand: Bij de lessen handstand werd gebruik gemaakt van een kijkwijzer. Deze is opgesteld door de onderzoekers en werd goed bevonden door een viertal vakdocenten LO op zowel basis- als voortgezet onderwijs. Kinderen moesten in drietallen werken. Per drietal was er één kijkwijzer. De kinderen moesten de kijkwijzer als hulpmiddel gebruiken en mochten instappen op het niveau dat er beheerst werd op dat moment. Kon er geen handstand gemaakt worden, moest er bij stap één begonnen worden. Kon er al een handstand tegen de muur gemaakt worden, mocht er bij stap vijf van de kijkwijzer begonnen worden. Hiervoor werd gekozen omdat de eerste les tevens een meetmoment (0-meting) was. Dit vanwege het feit dat er een vooruitgang gemeten diende te worden van hun startniveau naar hun eindniveau. Er is gemeten aan de hand van de stappen op de kijkwijzer. Als stap één beheerst werd kreeg een leerling het cijfer vijf, stap zes was een tien. Bij een betere wijze van uitvoering van een stap, kon er een half punt extra gegeven worden. De cijfers werden direct gegeven en ingevoerd in Excel. Tijdens de derde les werd deze procedure herhaald. Teambal Voor teambal is er een lessenserie gemaakt waarbij in les één het eindspel teambal werd gespeeld. Dit vanwege het feit dat er een 0- meting gedaan moest worden. Daarna is er ingegaan op de verschillende elementen van teambal. Deze elementen werden methodisch opgebouwd van een laag niveau in les één, passen, naar steeds complexere overtalsituaties (lummelen, 4vs1, 2vs1) tot het eindniveau, het daadwerkelijke teambal, in les drie. Om de data van teambal te verzamelen is gebruikt gemaakt van een videocamera, zodat op een later tijdstip de beoordeling van gegeven kon worden. Deze video-opnames werden gemaakt in les één en les drie, beginen eindmeting. Voor het gebruik van de videocamera tijdens de lessen gym is er toestemming gevraagd aan de directie en de ouders van de kinderen middels een brief. Het beoordelen van de kinderen ging volgens de beoordelingscriteria vanuit het boek Basisdocument bewegen voor het basisonderwijs (2004). In het boek wordt beoordeeld volgens vier niveaus, 0, 1, 2 en 3. De kinderen werden beoordeeld op drie rollen binnen teambal, namelijk balbezitter, medeaanvaller en verdediger. Voor de totaalmethode werden de lessen als volgt gegeven: Handstand Bij aanvang is er een voorbeeld gegeven van de eindvorm handstand met twee hulpverleners. Kinderen moesten in drietallen werken. De hulpverleners werden geacht te helpen waar nodig. De eerste les was de 0- meting, de derde les de eindmeting. Er is gemeten aan de hand van de stappen op de kijkwijzer welke gekoppeld waren aan de verschillende uitvoeringen van het totaalplaatje. Als de uitvoering die overeen kwam met stap één beheerst werd, kregen de kinderen het cijfer vijf. De uitvoering die overeen kwam met stap zes werd beoordeeld met het cijfer tien. Wanneer een stap beter uitgevoerd werd, kon er een half punt extra gegeven worden. De cijfers werden direct gegeven en genoteerd. Teambal Bij teambal volgens de totaalmethode werd gedurende de drie lessen telkens de eindvorm gegeven. Binnen deze methode werd geleerd door middel van aanpassingen in het spel zelf te maken, bijvoorbeeld veld vergroten of regels aanpassen. 4

Door deze aanpassingen werd getracht motorische vaardigheden te verbeteren. Ook hier werd gebruik gemaakt van videoopnames om naderhand alle kinderen te kunnen beoordelen. Het beoordelen ging bij de totaalmethode op dezelfde wijze als bij de deelmethode. Intensiteit De intensiteit is bij alle klassen op dezelfde wijze gemeten. Tijdens les twee van de lessenreeks kregen de kinderen direct na de les een borgschaal, welke meteen ingevuld moest worden. De kinderen zijn apart gezet zodat er niet overlegd of afgekeken kon worden. De borgschaal is gebaseerd op de borgschaal afkomstig van www.fysiovragenlijst.nl, welke na aanpassingen is goedgekeurd door een bewegingswetenschapper. Ook is de schaal getest op kinderen van dezelfde leeftijd, echter deze kinderen vielen buiten de onderzoekspopulatie. De aanpassingen zijn gemaakt zodat de borgschaal voor kinderen begrijpelijk werd. Data-analyse De data werden ingevoerd in SPSS 17.0. Na invoering van de data is gebleken dat de data normaal verdeeld waren. In het onderzoek werd gekeken naar een verschil van twee variabelen bij verschillende activiteiten. Met de wetenschap dat de data normaal verdeeld waren en er een verschil tussen twee variabelen werd onderzocht, is er gekozen voor de onafhankelijke t-test. Allereerst werden de data voor de deelmethode geanalyseerd, gesplitst in handstand en teambal. Vervolgens werden de data van de totaalmethode geanalyseerd. Vervolgens is gekeken wat de verschillen waren en of deze significant waren. Resultaten Gekeken naar de motorische vooruitgang liggen de resultaten dicht bij elkaar. Uit de resultaten blijkt, dat de geboekte vooruitgang tussen de twee meetmomenten significant is (p=0.00). Echter is er geen significant verschil tussen de beide leermethodes gevonden. Gemiddeld gingen de groepen die les gehad hebben volgens de deelmethode 0.77 (±0.67) in hun cijfer omhoog, terwijl dit bij de totaalmethode 0.64 (±0.47) is. Deze resultaten zijn echter niet significant. Het gemiddelde cijfer dat de kinderen bij het eerste meetmoment voor de handstand haalden, was bij de totaalmethode licht hoger. Bij het tweede meetmoment was er weer een klein verschil, alleen ditmaal was het gemiddelde bij de deelmethode hoger, dit is terug te zien in tabel 1. Dit komt overeen met de resultaten van teambal. Gemiddeld gingen de groepen die les gehad hebben volgens de deelmethode 0.44 (±0.42) in hun cijfer omhoog, terwijl dit bij de totaalmethode 0.25 (±0.36) was. Echter is er geen significant verschil gevonden in het gebruik van beide methodes. Beide methoden leiden echter wel tot een even grote motorische vooruitgang. Daarnaast is er een trend te zien betreffende de vooruitgang bij de deelmethode in vergelijking met de totaalmethode. De 83 kinderen die deel hebben genomen aan dit onderzoek werden gevraagd welke methode zij intensiever ervaarden. Daarvan waren de resultaten bij de deelmethode gemiddeld, 6.59 (±2.93) tegenover een gemiddelde van 15.62 (±2.89) bij de totaalmethode. Echter zijn alleen de resultaten van teambal, waarbij de kinderen op een lijn de mate van intensiteit moeten aangeven, significant (t (82) =2.06 p <0.05). 5

Tabel 1: gemiddelde resultaten per leermethode en activiteit Wanneer de intensiteit aangegeven moest worden, werd er apart gevraagd naar De ervaren intensiteit van teambal (M=16.27 ± 2,49) en de ervaren intensiteit van de handstand (M=15.88 ± 3,33). Dit is echter niet significant. Discussie Doel van dit onderzoek was om erachter te komen of de deel- of de totaalmethode een significant groter effect heeft op de motorische vooruitgang van kinderen en de beleefde intensiteit van de gymles. Uit de resultaten is naar voren gekomen dat het effect van de beide methodes op de motorische vooruitgang bij de handstand en teambal niet veel verschilt. De hypothese, dat de deelmethode voor een grotere motorische vooruitgang zou zorgen, dient verworpen te worden. De gevonden resultaten in dit onderzoek komen niet overeen met resultaten uit eerdere onderzoeken. Bijvoorbeeld het onderzoek van French et.al.(1991) waarbij werd aangetoond dat de deelmethode effectiever was dan de totaalmethode bij het leren / verbeteren van motorische vaardigheden. Daarnaast stellen Faber en Stegeman (1998) dat er eerst fundamentele basisvaardigheden aangeleerd moeten worden alvorens er gewerkt kan worden naar complexere motorische vaardigheden. Gekeken naar de resultaten met betrekking tot de intensiteit, werd verwacht dat de intensiteit hoger zou liggen bij de totaalmethode. Uit het onderzoek blijkt dat de deelmethode als intensiever wordt ervaren. Ook de hypothese gesteld voor intensiteit dient verworpen te worden. Overigens is alleen bij teambal dit verschil significant. Wel is aangetoond dat de interventie die heeft plaatsgevonden leidt tot een betere uitvoering. Aangezien bij beide methodes een significant verschil aantoonbaar is in motorische vooruitgang tussen meting één en meting twee. Uit de interventie is gebleken dat bij gebruik van de beide methodes een vooruitgang is geboekt. French en Thomas (1987) stellen dat bewegingen in delen moeten worden aangeboden om motorische vooruitgang te bevorderen. Gabbett, Jenkins, & Abernethy (2009) beweren dat door de totaalmethode de cognitie wordt vergroot, waardoor de uitvoering van bewegingen beter worden uitgevoerd. Deze onderzoeken bevestigen het feit dat beide methodes geschikt zijn om motorische vooruitgang te boeken. Daarnaast hebben kinderen in hun vertrouwde omgeving aan de interventie deelgenomen, met een docent waar ze aan gewend zijn. Dit neemt voor een groot deel het risico weg dat kinderen zich anders gaan gedragen binnen de les. Hiermee dus ook de gevolgen voor het motorische leerproces. 6

Een verklaring voor het feit dat er geen significant verschil is tussen de beide methodes in motorische vooruitgang, kan zijn dat de interventie van te korte duur is. De kinderen hebben per onderdeel (handstand, teambal) drie keer circa vijftien minuten les gehad volgens de deel- of totaal methode. Wellicht wanneer er meer tijd beschikbaar was, dat er meer resultaat geboekt kon worden, en het verschil tussen de twee methodes duidelijker naar voren kwam. De dataverzameling via een borgschaal is valide en betrouwbaar. Het is een bestaande borgschaal die veel gebruikt wordt binnen de fysiotherapie. Deze is aangepast en getest op kinderen van dezelfde leeftijd die niet deelnamen aan het onderzoek. Echter waren er misschien andere resultaten behaald wanneer er ook gebruik werd gemaakt van een andere meetmethode. Bij vervolgonderzoek kan gebruik worden gemaakt van hartslagmeters om de scores van de borgschaal te ondersteunen. Hierdoor kan een nauwkeuriger beeld van de intensiteit van beide methodes bij de verschillende activiteiten verkregen worden. Als voorbeeld kan het onderzoek van the National Institute of Child Health and Human Development Study of Early Child Care and Youth Development (2003) genomen worden. Hierin is het precieze aantal minuten dat er matig, matig-intensief of intensief bewogen is weergeven. De keuze van de activiteiten kan ook invloed hebben op de uitkomst van dit onderzoek. Wellicht, wanneer andere activiteiten waren aangeboden, waren er wel duidelijke, significante verschillen ontstaan met betrekking tot motorische vooruitgang bij de deel- en totaalmethode. Voor vervolgonderzoek zou dus dezelfde opzet kunnen worden gebruikt, alleen dan met andere activiteiten. Indien dit voor meerdere activiteiten wordt bekeken, zou er een duidelijker verschil naar voren kunnen komen tussen het gebruik van de beide methodes. Daarnaast zou in een vervolgonderzoek kunnen worden gekeken naar een andere leeftijdscategorie of andere scholen zodat de resultaten gegeneraliseerd kunnen worden. Wanneer er voor een jongere leeftijdscategorie gekozen word, moet er ook rekening gehouden worden met de soort activiteit. Kinderen van zes jaar oud zijn op het gebied van bijvoorbeeld werpen/vangen nog niet volledig ontwikkeld (Verhulst, 2008). Basisschool de Kameleon kan haar lessen S&B enigszins aanpassen. Beide methodes bevorderen de motorische vooruitgang en kunnen dus toegepast worden in de lessen S&B. Wanneer de docent een hogere intensiteit wil nastreven in de lessen, kan de docent beter kiezen voor het gebruiken van de deelmethode. Indien basisschool de Kameleon meer inzicht wil krijgen in de beide methodes wordt vervolgonderzoek aangeraden. Hierbij zou gekeken kunnen worden naar een grotere/andere populatie, langere duur van de interventie, het gebruik van hartslagmeters en andere activiteiten. Verder is gebleken dat qua werkwijze voor de handstand, de deelmethode prettiger werkte dan de totaalmethode. Er is geen significant verschil aangetoond maar wel werd duidelijk tijdens de interventie dat het als lesgever fijner is om volgens de deelmethode te werken. Dit is gebleken uit ervaringen van de lesgevers in de terugkoppeling naar de hoofdonderzoekers. Lesgevers gaven vooral bij de handstand aan dat het lastig is om volgens de totaalmethode te werken omdat je dan geen methodische opbouw hebt. 7

Dit onderzoek heeft niet aantoonbaar gemaakt of er wezenlijk verschil is tussen de deelmethode en de totaalmethode wat betreft de motorische vooruitgang. Ook qua intensiteit is het verschil niet significant. In een nieuwe studie zal gekeken moeten worden naar andere activiteiten waarbij rekening gehouden wordt met de duur van het onderzoek. Dit onderzoek zou groter en breder op gezet moeten worden, waardoor er wellicht meer gezegd kan worden over het verschil tussen beide methodes. De Kameleon kan hun lessen aanpassen naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek. Voor een intensievere les in teambal of handstand, is de deelmethode een betere optie. Bij motorische vooruitgang is er geen verschil tussen beide methodes. Referenties Babbett, T., Jenkins, D., & Abernethly, B. (2009). Game-Based Training for Improving Skill and Physical Fitness in Team Sport Athletes. International journal of sport science and coaching, 273-28. Daansen, P. (2010). Leven met obesitas. Psychopraktijk, 22. French, K., Rink, J., Rikard, L., Mays, A., Lynn, S., & Werner, P. (1991). The effect of practice progressions on learning two volleyball skills. Journal of teachning in physical education, 261-274. Gusthart, J., & EJ, S. (1989). Student Learning as a Measure of Teacher Effectiveness in Physical Education. journal of teaching in physical education, 298-311. Janssen, L. (2005). algemene jurische beroepsvorming. Utrecht: Lemma. Jong de, A. (2007, mei 14). consument geef voorkeur aan beschrijvende merknaam. Opgeroepen op februari 23, 2011, van molblog tijdschrift voor marketing: http://www.molblog.nl/bericht/consumentgeeft-voorkeur-aan-beschrijvende-merknaam/ Leysen, H. (2004). Basketbal op school. Opgeroepen op oktober 14, 2011, van http://www.sports-media.org/basketbal-opschool.pdf McKenzie, T., Alcaraz, J., Sallis, J., & Nell Faucette, F. (1998). Effects of a physical education program on children's manipulative skills. Journal of teaching in physical education, 327-341. Moll, W. (2003). Wetenschappelijk onderzoek en HBO onderzoek, een vooronderzoek naar de onderlinge verhouding tussen wetenschappelijk onderzoek en onderzoek op HBO niveau. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam. NICIS. (2007). Wat kinderen beweegt? Woerden: Sterprint Grafische Partners. NISB. (2003). Beweegnorm. Nijmegen : Product Plus Reclamebureau. Pijl, M. (2007). Opgeroepen op november 16, 2011, van Mandy Pijl: http://www.mandypijl.nl/artikelen/motoriek. pdf Rijksoverheid. (2009). Overgewicht. Opgeroepen op september 26, 2011, van Rijksoverheid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ov ergewicht schrijftips: pay offs. (sd). Opgeroepen op februari 23, 2011, van schrijf: 8

http://www.schrijf.be/copywriting_tips_payof fs.htm Slingerland, M. (2010). Intensiteit van lessen lichamelijke opvoeding in Nederland gemeten. Lichamelijke Opvoeding, 10-13. SLO. (2008). Bewegingsonderwijs in het primair onderwijs. Zeist: Jan Luiting Fonds. Smeijsters, H. (2005, augustus 8). onderzoek in het hbo maatschappelijke noodzaak. NRC Handelsblad, p. 2. Smulders, K. &. (2010). ALO, modulehandleiding professioneel handel en onderzoek. Nijmegen: HAN. Valentini, N., & Rudisill, M. (2004). Motivational Climate, Motor-Skill Development, and perceived competence: two studies of developmentally delayed kindergarten children. Journal of teaching in physical education, 216-234. Wendel-Vos, G., & Gool van, C. (2011). rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu. Opgeroepen op september 24, 2011, van Nationaal kompas volksgezondheid: http://www.nationaalkompas.nl/gezondheids determinatnten/leefstijl/lichamelijkeactiviteit/ wat-is0lichamelijke-activiteit/ 9