Verwijswoorden begrijpen



Vergelijkbare documenten
Tekst lezen en letten op verbanden

Tekst lezen. Week november 2013 opdrachten niveau A

Ik heb geen idee wat het betekent. Ik heb dit woord wel eens gezien of gehoord.

Tekst lezen en verwijswoorden begrijpen

Tekst lezen en moeilijke woorden

Voorspellen en tekst lezen

JE EIGEN BUURT OMSTREEKS 1935

Voorspellen, tekst lezen en verwijswoorden begrijpen

Dit wist ik al. X Dit klopt niet met wat ik al wist/dacht. * Dit is belangrijk.? Dit snap ik niet / dit is een moeilijk woord.! Dit valt me op!

Tekst lezen en verwijswoorden begrijpen

Vul dat in het Bekend-Benieuwd-Bewaard-schema in bij de kolommen Bekend en Benieuwd. Let op: De kolom Bewaard vul je pas in bij vraag 4!

Inhoud. 1. Geschiedenis 2. Cacaoteelt 3. De fabriek Callebaut 4. Soorten 5. Chocolade en temperen 6. Mallen en figuren 7. Weetjes

Antwoordenvel Handel en Wandel, primair onderwijs

Tekst lezen en moeilijke woorden

Les 2 opdrachten 1F. 2. Lees de tekst met het stappenplan. Welke antwoorden op je vragen heb je gevonden? Strategie: ophelderen van onduidelijkheden

Lesbrief nr 1. voor Groep 5 + 6

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Tekst lezen en verwijswoorden begrijpen

De Trampoline De Haar 200, Leidschendam

Strategieles Verwijswoorden (Relaties en verwijswoorden) niveau A

Snoep. Inleiding. drop

Het voedingsdagboek, hoe werkt het...

* Dit is belangrijk.?? Dit snap ik niet / dit is een moeilijk woord. Verkopen voor het goede doel

Dit weet ik er al over:

Les 1. 1 En jij? O 2 keer per jaar O 3 keer per jaar O 4 keer per jaar. Wat is een rapport? 1. Krijgt jouw kind een rapport?

Waarom ga je schrijven? Om de directeur te overtuigen

Tekst lezen en vragen stellen

Les 6 opdrachten 1-2F. 1. Lees de tekst met het stappenplan. Kom je nog moeilijke woorden tegen in de tekst? Gebruik dan de woordhulp.

Tekst lezen en verbanden leggen

Voorspellen en tekst lezen

Les 4. Eten en drinken, boodschappen doen

Dwerggras 30, Rotterdam. 1. Schrijf tijdens het kijken dingen op die jou belangrijk lijken. Je hebt dit later nodig.

Tekst lezen en vragen stellen. van Duitsland? nog steeds een Nationale Dodenherdenking? gehouden?

Tekst lezen en verbanden begrijpen

BOER IN DE BUURT DIT IS HET WERKBOEK VAN:...

Voorspellen Zet stap 1 van het stappenplan. 1. Waar gaat de tekst over volgens jou?

3. Wat betekent ergens hinder van ondervinden (regel 16)? Hoe ben je achter de betekenis gekomen?

Vooraf. Denk jij ook wel eens: wat zou het toch handig zijn als er een huiswerkcomputer bestond. Of een doucherobot. Of...

DiMi moderne slavernij

taalkaart 1 Ik ga op reis en Ik ga op reis en Wat ga je doen? Je leert wat een reisverhaal is. Je schrijft er zelf een.

Lesbrief voor het basisonderwijs Bovenbouw

? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me.

Met hulp: Tekst lezen en de betekenis van onbekende woorden afleiden

Schrijf van elk stukje tekst de belangrijkste informatie in losse woorden in het schema. Kijk daarvoor naar de woorden die je hebt onderstreept.

Tekst lezen en een tekstschema invullen

Tekst lezen en signaalwoorden herkennen

Waarom heb ik voor dit onderwerp gekozen?

stadion spreek uit: [staa die jon] fantastisch [spreek uit: fan tas ties]

Iedereen een te gekke zomer

Centrum Basiseducatie Brusselleer Oefenmap lezen en schrijven p. 1 Cultuur Choco en Co Niveau 3

1. Je gaat zo meteen een tekst lezen. Tijdens het lezen ga je vragen stellen. Lees eerst de uitleg.

FAIRTRADE. Een beter leven. Wat is Fairtrade

Lesbrief begrijpend lezen (Nieuwsbegrip) tekst groep 5 en 6

Films kijken op internet: verboden of niet?

LESBRIEF NR 1 OPDRACHT 1 FEEST! SAMSAM = 40 JAAR! VOOR GROEP 5 + 6

Tekst lezen en vragen stellen

Zonder hulp: onduidelijkheden vinden en ophelderen

Tekst lezen en moeilijke woorden

? Hier heb ik een vraag bij.?? Dit snap ik niet.! Dit valt me op! N Dit is nieuw voor me.

LESBRIEF GROEP THEMA: CHINA

5 manieren om Samsam te gebruiken

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Kun jij slim shoppen?

Beleef het mee in 4D!

Werkbladen Voortgezet onderwijs. Naam leerling:

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

Zonder hulp: zinnen maken met signaalwoorden

Tekst lezen en moeilijke woorden

kal koen kalkoen kalkoenen He ken dorp Hekendorp boer de rij boerderij kinderboerderij be dacht bedacht

Wat ga je in deze opdracht leren? Meer leren over: soorten vragen, vraagwoorden, signaalwoorden en sleutelwoorden

Ga naar klik bij Test en spel op: Alle tests en spellen Doe de test: Wat voor geldtype ben jij? Uitslag: je bent een

Lesbrief begrijpend lezen (Nieuwsbegrip) handleiding groep 7 en 8

Leerstijlentest van David Kolb Davy Jacobs, GDD1B

X Dit klopt niet met wat ik al wist/dacht. * Dit is belangrijk.? Hier heb ik een vraag bij.

Eieren op grote schaal

Jongeren eten slecht. Vet Jongeren eten heel slecht. Dat blijkt uit het onderzoek. Er is weinig afwisseling in hun voeding. En ze eten veel te vet.

De Trampoline De Haar 200, Leidschendam

Bijlage 1. Beste ouders/verzorgers van de leerlingen van groep 3/4,

rage [spreek uit: raa zju] su per markt super markt supermarkt Die ne ke Dieneke ra dijs radijs

Tekst lezen en een tekstschema maken

Spreekbeurtinformatie Millenniumdoelen

Examenopgaven VMBO-BB 2004

Tekst lezen en vragen stellen

Expeditie M&M. Microkredieten. lesbrief. ontdek avontuurlijk leren. Foto: Roel Burgler / Hollandse Hoogte

1. staat precies in de tekst 2. moest ik zoeken in de tekst 3. heb ik zelf bedacht

Strategieles Samenvatten niveau B

Voorspellen, tekst lezen, verwijzingen in de tekst begrijpen

Lesbrief nr 1. Opdracht 1. voor Groep

Banger voor spinnen dan voor terreur.

Cacaospel. Na afloop krijgen de deelnemers het eerste icoon van het cacaoproces.

Een instructietekst is een doe-tekst. In een instructietekst lees je hoe je iets moet doen of wat je moet doen. Je krijgt ergens aanwijzingen voor.

Strategieles Verbanden (Relaties en verwijswoorden) niveau B

Damwâld, een wereldplaats!

MOEILIJKHEIDSGRAAD: -**- Een spreekbeurt geven, vraagt veel voorbereiding. Je moet immers vlot kunnen vertellen en je moet je luisteraars boeien.

Tekst lezen en een tekstschema invullen

week 23 4 juni 2012 opdrachten niveau C De Trampoline De Haar 200, Leidschendam

titel/kopje/plaatje Ik denk aan: Dit weet ik er al over:

Procenten 75% 33% 10% 50% 40% 25% 50% 100%

werkblad Scheldeberoep verkennen Veel beroepen hebben met de Schelde te maken. Welk beroep zou jij verder willen verkennen?

Transcriptie:

1. Lees de uitleg. Verwijswoorden begrijpen Een verwijswoord wijst naar een ander woord. In veel zinnen in de tekst staan verwijswoorden. Bijvoorbeeld: het, hij, daar, die, dat, ze, haar, er, deze, daarmee. Op de plaats van het verwijswoord kun je altijd een ander woord invullen. Bijvoorbeeld: Chocolademuntjes en chocoladeletters. In deze tijd liggen ze volop in de winkels. Wie of wat wordt bedoeld met ze? Dat zijn Chocolademuntjes en chocoladeletters. ze Chocolademuntjes en chocoladeletters Dus: het verwijswoord ze verwijst naar de woorden Chocolademuntjes en chocoladeletters. Vul maar in: In deze tijd liggen chocolademuntjes en chocoladeletters volop in de winkels. 2. Lees de tekst Tekort aan chocolade dreigt met het stappenplan. In de tekst staan verwijswoorden. Zie je tijdens het lezen een verwijswoord? Zet er een streep onder. Kom je nog moeilijke woorden tegen in de tekst? Gebruik dan de woordhulp. Bij elk stukje horen een of meer vragen over verwijswoorden. Lees steeds het stukje en maak de vragen. 5 kilo 3. In regel 9 staat: Per persoon eten ze zo n 8 kilo per jaar. Wie of wat wordt bedoeld met ze? A. de Belgen B. de chocola C. de liefhebbers Een verwijswoord hoort bijna altijd bij een woord (of een paar woorden) dat eerder in het stukje staat. Vaak is dat in de vorige zin. pagina 1 van 5 pagina 1 van 5

Onmisbaar 4. In regel 11-12 staat: Ze gebruiken daarvoor allerlei stoffen. Wie of wat wordt bedoeld met Ze? A. al die chocola B. cacaoboter en cacaomassa C. kleine en grote bedrijven 5. In regel 14 staat: En dat is precies het probleem. Wat wordt bedoeld met dat? A. dat cacao onmisbaar is voor chocola B. dat in melkchocola minder cacao zit C. dat pure chocola steeds populairder is 6. In regel 15-16 staat: Daar aten ze vroeger nauwelijks chocola. Wie of wat wordt bedoeld met Daar? Vul in: aten ze vroeger nauwelijks chocola. 7. In regel 17 staat: En die is er niet, zeggen de fabrikanten van chocola. Wie of wat wordt bedoeld met die? A. cacao B. chocola C. de fabrikant Cacaoboeren 8. In regel 20-21 staat: Daar telen wel 700.000 boeren cacao. Wat wordt bedoeld met Daar? Vul in: telen wel 700.000 boeren cacao. 9. In regel 24 staat: Daarom gaan ze vaak iets anders verbouwen. Wie of wat wordt bedoeld met ze? Vul in: Daarom gaan vaak iets anders verbouwen. Eerlijke chocola 10. In regel 31-32 staat: Het wordt alleen duurder. Wie of wat wordt bedoeld met Het? Vul in: wordt alleen duurder. pagina 2 van 5 pagina 2 van 5

Een verbandenschema invullen In de tekst staat dat er een tekort aan chocola dreigt. En hoe dat kan. Kijk goed in de tekst. Vul dan het schema in. Kies uit: - Cacaoboeren verdienen niet zo veel met cacao - China - Droogte - India - Pure chocola wordt populairder - Steeds meer mensen eten chocola - Ziektes bij de planten Er is te weinig cacao Oogsten vallen tegen Boeren stappen over op het telen van andere producten pagina 3 van 5 pagina 3 van 5

Vragen bij de tekst beantwoorden 1. Kijk in de atlas of op de kaart. Waar ligt Afrika? Waar ligt Ivoorkust? 2. Daar telen wel 700.000 boeren cacao. (regel 20-21). Wat betekent telen? A. klaar maken B. laten groeien C. verkopen 3. Waarom is er meer cacao nodig? 4. Vooral in China en India zijn ze er dol op (regel 15). Wat betekent ergens dol op zijn? A. ergens veel van houden B. iets heel vervelend vinden C. iets heel goed kennen 5. Wat wordt bedoeld met eerlijke chocola? (regel 32) 6. Hoe zou jij het vinden als er geen chocola meer was? Zou je dan iets anders eten? pagina 4 van 5 pagina 4 van 5

Hoeveel chocola eet jij? In de tekst staat dat we in Nederland per persoon ongeveer 5 kilo chocola per jaar eten. Hoeveel chocola eet jij? 1. Welke producten eet jij waar cacao in zit? Schrijf dat in de eerste kolom. Denk aan: broodbeleg, snoep, koek, toetjes enzovoort. 2. Schrijf in de tweede kolom hoe vaak je het eet. 3. Denk je dat je meer of minder dan 5 kilo chocola per jaar eet? 4. Vergelijk je schema met je groepje. Wie eet er het meest chocola? Product met cacao Hoe vaak eet ik het? pagina 5 van 5 pagina 5 van 5