1 + 1 = 0 Openingswoord Museum Nagele Datum 6 maart 2016 I N L E I D I N G E X P O S I T I E Goedemiddag, Mijn naam is dus Jorrit van Bavel. Van alles wat ik doe, in en met kunst, en waar ik bij betrokken ben, voel ik mij toch vooral verzamelaar en liefhebber van moderne kunst. In die hoedanigheid wil ik hier graag tot u spreken. Deel 1 De Nul-beweging werd in 1961 opgericht en kwam voort uit de Informele groep die in de jaren 50 ontstaan was. Wanneer men aan Nul denkt, wordt dat al gauw geassocieerd met Niets, en dat klopt ook. Net als de Zero-beweging, die in 1957 in Düsseldorf is uitgeroepen door de kunstenaars Heinz Mack en Otto Piene, bewoog de Nul-beweging richting het Niets, oftewel naar de afgrond van de kunstgeschiedenis, zoals die op dat moment bestond. Een seriële benadering zou afrekenen met het handschrift van de kunstenaar. Moderne materialen konden schoon schip maken met het abstract expressionisme van Cobra (denkt u aan de kleurrijke kunstwerken van Karel Appel en Corneille). Composities van rijen kurken, lucifersdoosjes en 1
karton moesten een geïsoleerde werkelijkheid in beeld brengen. Minimaal moest de inbreng van de kunstenaar zijn: sober, ordelijk, evenwichtig en zuiver. De leden van de Nul-beweging waren Henk Peeters, Jan Henderikse en Armando, maar veruit de belangrijkste figuur was Jan Schoonhoven (hier in het museum hangt een imitatie). Tezamen schreven zij een manifest tegen Niets dat in 1961 op een uitnodiging werd gedrukt van een Nul-tentoonstelling. Daarin proberen de kunstenaars duidelijk te maken dat iets en Niets twee zijden zijn van dezelfde medaille. In een vitrine hier in dit museum kunt u dit manifest nazien. Toen ik werd gevraagd om iets over deze tentoonstelling te zeggen, had ik net het laatste boek van Joost Zwagerman (helaas onlangs overleden) gelezen dat handelt over schoonheid en onbehagen in de kunst. Eén hoofdstuk is gewijd aan het kijken naar Niets, een ander aan het werk van Jan Schoonhoven. Schoonhoven maakte vele reliëfs: witte kunstwerken van karton, papier-maché en plamuursel op een ondergrond van triplex. Ze werden in de volksmond letterbakken genoemd. Hiermee werd en wordt de kijker in het museum geconfronteerd: witte werken, vol van herhaling en monotonie, steriel en zielloos met een gevoelstemperatuur van onder het vriespunt. Maar waar kijkt men nou naar? Naar iets, of naar niets? Joost Zwagerman gaat in dat boek op zoek naar kunstenaars die de stilte van dit Niets verbeelden, naar het artistieke verlangen van iets dat niet wil zijn, als mens of als kunstwerk. Zwagerman zoekt naar verdwijnpunten, stilte, licht, en het onbehagen dat in kunstwerken naar voren treedt. Hij zag dat bijvoorbeeld in het zwart vierkant van Kazimir Malevich, notabene een werk uit 1915. Of bij Mark Rothko die laag over laag schilderde en dat zo transparant deed dat men als kijker het idee krijgt opgezogen te worden in Niets. 2
Deel 2 Hier, in Museum Nagele, huisvest de komende maanden een tentoonstelling met de titel: één plus één is Nul. Deze titel verklaart dat we in deze tentoonstelling van doen hebben met twee kunstenaars -Flevolandse kunstenaars- die de ideeën van de Nul-beweging voortzetten. Ik zeg met nadruk voortzetten want zij gaan op hun eigen manier verder met het ontwikkelen van die ideeën. Zowel Ruben Stallinga als Henk van Beek blijkt een persoonlijke, frisse benadering te hebben op deze minimale kunst-stroming. Ik kom daar zo op terug. Eerst wil ik aangeven wat hun verbindt met de beweging uit de jaren 60. En dat is, dat het bij hen ook niet gaat om een zoektocht naar de schoonheid der dingen in de kunst, maar voornamelijk naar de essentie ervan, waardoor we van iets steeds meer opschuiven naar Niets, om met Zwagermans woorden te spreken. Om dat te bereiken maken ook zij, in hun kunst gebruik van consequente herhaling van patronen. Hierdoor ontstaat een bepaalde ritmiek. Er zit als het ware muziek in hun werken, het is met recht Nul-beweging. Dit effect wordt nog eens versterkt door het spel van licht en schaduw, afhankelijk van waaruit het licht op het kunstwerk valt en afhankelijk van de positie van de kijker. Deel 3 De kunstobjecten van Henk van Beek hebben tot op zekere hoogte gelijkenis met de werken van Jan Schoonhoven. Maar doordat zijn werken meer contrast vertonen, is het claire obscure-effect (het spel van licht en donker) nadrukkelijker aanwezig. Een ander verschil met de Nul-kunstenaars uit de jaren 60 is dat Van Beek onconventionele materialen gebruikt, zoals isolatiemateriaal. Bepaald geen gangbaar kunstenaarsmedium. Hij zegt dan ook dat hij zich door de Nul-jongens van vroeger graag wil laten inspireren, maar niet wil imiteren. Ook het seriële, die doorlopende ritmiek, die veel consequenter aanwezig is in het werk van Schoonhoven, hapert bij Van Beek: er zitten kleine krasjes in de 3
plaat. De muziek luistert ongemakkelijk. En dat wordt veroorzaakt doordat Van Beek opzettelijk dissonanten aanbrengt, een irritante toevoeging of weglating, waardoor het ritme van de herhalende patronen wordt onderbroken. Wat even op iets leek, blijkt het toch niet te zijn: Niets. Terecht noemt Van Beek zijn reliëfs dan ook atopieën. Hetgeen zoveel inhoudt als zonder grond. De andere kunstenaar die hier hangt: Ruben Stallinga, is een zeer jonge kunstenaar, slechts 17 jaar jong. Zijn minimalistische werk is zeker Nul-werk te noemen, maar dan wel van de buitencategorie, nl. omdat het zo uitzonderlijk is. Toen éen van de belangrijkste verzamelaars van moderne Nederlandse kunst het werk van Stallinga voor het eerst zag, viel hem meteen éen van de allergrootste namen uit de Nederlandse kunstgeschiedenis in: Piet Mondriaan. Voorwaar niet de eerste de beste. Toch is er een belangrijk verschil. Mondriaan zocht naar de juiste vormen en doordacht en berekende die. Stallinga doordenkt en berekent niks, hij zoekt ook niet hij vindt, om met Picasso te spreken. Onbevangenheid is op hem, zeker van toepassing. Daardoor is zijn werkwijze net zo bijzonder als het resultaat van zijn artistieke inspanningen. Gebruikelijk is dat een beeldend kunstenaar begint met niks (een leeg blad, een blanco doek, etc.) om van daaruit iets op te bouwen -of anders gezegd: van niets iets begint te maken. Stallinga draait deze logica om: zijn artistieke opbouw begint met concreet afbreken. Hij vlucht niet in de materie, maar eruit en baant zich trefzeker en vol passie een weg. Hij draait het artistieke scheppingsproces om; zijn kunst is inversie-kunst. Zijn materie is geen verf of doek, maar rastermateriaal. Dat materiaal reduceert hij niet, om tot expliciete negatieve ruimte te komen, ook is zijn werk geen deconstructie; integendeel zijn afbraak is in wezen opbouw, want hij heeft het door hem bewerkte materiaal hard nodig om zijn eigen universum te creëren. Ruben Stallinga is gehandicapt, hij lijdt aan een vorm van autisme. Voor de kunst is dat zeker geen nadeel, voor de moderne kunst is dat zelfs een zegen. Hij hoeft zich niet -zoals de Cobra-schilders in de jaren 50 en 60- in allerlei bochten te wringen (met veel drank natuurlijk) om zo tot de vurig gewenste kinderlijke onschuld te komen. hij ís de kinderlijke onschuld. En daarmee is hij wijzer dan wij denken. 4
Slotwoord En tot slot Nul-kunst, wat stelt het eigenlijk voor? Toch typisch een vraag van de gemiddelde kijker naar moderne kunst. Zwagerman heeft ons al goed op weg geholpen met het beantwoorden van deze vraag. Nul = Niets. Het Nul-kunstwerk stelt dus Niets voor. Met andere woorden het stelt niets anders dan zichzelf voor, het heeft geen verwijzing naar een portret of een landschap, of wat dan ook. Nee, het is wat het is. De componist Robert Schumann had eens een nieuwe compositie geschreven en bracht die voor belangstellenden ten gehore. Na afloop vroeg éen van hen: maestro waar gaat uw nieuwe muziek over, wat betekent het? Schumann antwoordde niet, en hij speelde het stuk nog een keer. M.a.w. het is wat het is. Dus..laat het werk van Ruben Stallinga en Henk van Beek, dat hier hangt in deze tentoonstelling 1 + 1 = 0, in alle onbevangenheid tot u spreken. Het zal me niet verbazen dat u dan net zo enthousiast wordt als ik. Laat ik eindigen met een 19 e eeuws motto: Als de mens de kroon op de schepping is, dan is de kunst de kroon op de mens. Ik dank u voor uw aandacht. 5