Het slachtofferperspectief Lezing tijdens symposium van het Kenniskring Lectoraat Werken in Justitieel Kader Door Frans Geraedts, Partner Governance & Integrity In veel opzichten ben ik het met de vorige auteur, Rein Gerritsen, eens maar op een punt helemaal niet. Dat is de beschrijving van de situatie alsof er een driehoek zou zijn van de staat, slachtoffer en dader. Daar ontbreekt er mijns inziens een en dat zijn wij met zijn allen, de burgers. Dat is van wezenlijk belang als je het probleem te lijf wil gaan en ook ziet dat wij dat al doen. Gerritsen schetst heel terecht dat als je slachtoffer bent je verschillende soorten schade kunt oplopen. De eerste is, zou je kunnen zeggen, fysieke schade wanneer dit is opgetreden. Aan je lijf. Je hebt natuurlijk ook financiële schade die met fysieke schade kan samenhangen. Dan heb je emotionele schade die je oploopt door de misdaad. De laatste, en je benoemde dat ook heel mooi, is de morele schade. Een interessante vraag is wat nu eigenlijk die morele schade is. Hoezo loop je morele schade op als iemand je fiets steelt? Dat heeft met het onverdiende te maken. Ik denk dat wij wat scherper moeten denken dat dit onverdiende. Wat is eigenlijk een misdaad? Een misdaad is dat je het recht van een ander schaadt. Dat is altijd zo. Er is geen uitzondering. De morele schade zit precies in dat schenden van een recht. Een dader impliceert door het begaan van zijn misdaad dat ik die rechten niet heb. Door ze niet te respecteren impliceert hij dat ik die rechten niet heb. Waar wij over praten zijn zonder uitzondering mensenrechten. Dus wat de dader uiteindelijk in zijn handeling tot uitdrukking brengt is dat hij mij op het niveau van drager van mensenrechten niet respecteert. Dat is een dehumaniserende handeling die hij verricht. Altijd. Het tast mijn menselijke waardigheid aan. Altijd. Nou is het met de mensenrechten zo geregeld dat, wij burgers, elkaar beloven deze niet te schenden en vervolgens te garanderen. Wij beschermen elkaar. Dus iedere keer als er een misdaad gepleegd wordt, heeft ook dat collectief van burgers gefaald in die bescherming, in die onderlinge bescherming. Nou hebben wij die taak van de bescherming niet alleen zelf maar wij hebben deze vooral gedelegeerd aan de overheid. De overheid, dat zijn wij burgers die samenwerken en dit is het punt waarop wij de overheid de taak geven om onze rechten te beschermen. Bij iedere misdaad wordt dus mijn menselijke waardigheid aangetast. De vraag is nu hoe dit hersteld moet worden. Hoe moet de morele schade hersteld worden? Dat zit in de straf. De straf is inderdaad vergelding, maar het is niet zo dat in de straf de dader iets aan het slachtoffer geeft. Wij burgers geven iets aan het slachtoffer door de dader te straffen en daarmee tot uitdrukking te brengen dat de handeling van de dader niet in orde is, maar dat de burger die het slachtoffer is, wel degelijk drager van rechten is. Daarom wordt de dader gestraft. In die straf herstel ik dus het slachtoffer als burger en als drager van rechten. Dat voelt hij ook zo.
Dus willen slachtoffers zwaardere straffen? Niet noodzakelijkerwijs. Willen ze straffen? Ja. Willen zij straffen die zij als passend ervaren? Ja. Je kunt het klimaat in een samenleving enorm beïnvloeden in hoe mensen het passende van een straf ervaren. Dat gaat zo niet langer meer. Als wij nog tien tot twintig jaar op de huidige weg doorgaan dan moeten wij steeds zwaardere straffen opleggen. Niet omdat dit inherent zo is, maar omdat wij feitelijk de publieke opinie van wat een passende straf is, invoelen. Daar moeten wij betere verhalen over gaan houden. Over dat bij een heleboel misdaden een passende straf relatief klein kan zijn. De essentie zit dan in het feit dat je gestraft wordt. In dat feit word jij als burger, als drager van rechten, niet door de dader maar door andere burgers hersteld. De andere burgers zijn ook de enige die mij, als burger, als drager van rechten, kunnen herstellen. Ik heb daar de dader niet voor nodig. Sterker nog, het zou dwaas zijn als ik de dader nodig had om mijn rechten als burger te herstellen. De dader, om het hard te zeggen, speelt daarin geen rol. De belangrijkste slachtofferhulp, ook in termen van herstelrecht, is de vergelding en dus de straf. Er is een tweede vorm van slachtofferhulp die wij vaak niet zo duiden, en dan zit ik midden in het hart van de reclassering, en dat is het voorkomen dat iemand opnieuw een misdaad begaat. Dan ben ik niet dit slachtoffer aan het helpen, maar de toekomstige slachtoffers. Dat is de tweede belangrijke vorm van slachtofferhulp. Dit kan pas komen na de financiële vergoeding en emotionele hulp die natuurlijk verschrikkelijk belangrijk zijn en waar wij veel te weinig aan doen. Maar gelukkig zijn er ontwikkelingen om dat te verbeteren. In de emotionele hulp kan een dader- slachtoffergesprek een rol spelen. Zeker als het slachtoffer dat wil en als het gaat op de manier waarop het slachtoffer dat wil. Het blijkt dat heel veel slachtoffers dat niet willen. Het blijkt ook heel erg van het delict af te hangen. Ik kom hier straks nog op terug. Even vooruitlopend is de vraag hoe het dan zit met die vermaledijde vergevingsgezindheid. Kan die alstublieft weg. Vergeving, ik kom hier straks nog op terug, is een geschenk, een gift, een genadige. Daar heeft niemand recht of aanspraak op. Er zijn zaken die onvergeeflijk zijn. Stel je toch voor dat iemand, iemand die mij na staat iets verschrikkelijks aandoet. Dan gaat mijn eerste loyaliteit naar degene die dat is aangedaan. Dat hoort ook zo. Even terug naar het voorkomen van recidive. Dat is de taak tegenwoordig van de reclassering. De hoeveelheid vreemde woorden die in dit werkveld circuleren is opmerkelijk. Delinquenten en recidive. Ik zou oprecht willen proberen om dit allemaal te gaan vervangen door Nederlandse woorden omdat ik denk dat de zaken dan helderder worden. Dus waar gaat het om? Het gaat erom ervoor te zorgen dat iemand die een misdrijf heeft gepleegd niet opnieuw een misdrijf gaat plegen. Je wilt iemand op het rechte pad krijgen. Dat is de taak van de reclassering; mensen op het rechte pad krijgen. Daar zit een verschuiving in en dat is dat in de reclassering de hulpverleningsgedachte ver teruggedrongen is. Dit is niet zonder pijn of moeite gegaan en ook niet zonder verzet. Ik denk dat dit wel heel terecht is. Bij de reclassering staat niet een recht van degene die de misdaad gepleegd heeft voorop, maar het recht van de burger om tegen misdaad beschermd te worden. Wat overigens
helemaal niet wil zeggen dat degene die een misdaad gepleegd heeft en een straf gekregen heeft, geen rechten heeft. Hij heeft hele grote en belangrijke centrale rechten die te maken hebben met de procesgang en met hoe er met hem omgegaan wordt. Dat is het punt van het onverdiende leed. Dat is onverdiend in de heel precieze zin dat daar de rechten van de veroordeelde geschonden worden. Heel belangrijk om te zien is dat de reclassering dus onderdeel is van de strafoplegging en uitvoering. De straf is niet klaar als iemand uit de gevangenis komt. Het is een voorwaardelijke invrijheidstelling en in de voorwaarden zit de continuïteit van de straf. Bovendien kan hij teruggeplaatst worden als hij zich niet aan de voorwaarden houdt. Dat maakt het eigenlijk kristalhelder. Ik zeg wel eens dat de reclasseringwerker een gevangenisbewaarder is zonder gevangenis. En vandaar uit gezien klopt het ook heel erg dat de werk- en taakstraffen bij de reclassering terecht zijn gekomen. Dat is geen misverstand. Dat is heel precies. Wij zouden ook over de straatverboden, de stadionverboden, de enkelbanden en die ongein moeten nadenken en dat dit bij de specialisten van de bewaarders van de gevangenis thuis zou moeten horen. Er is iets wezenlijks anders met de gevangenbewaarder in de gevangenis en dat is dat er iets verschoven is in waar de straf voor dient. Wij zeggen dat in Nederland altijd precies. Waarvoor dient de straf nu eigenlijk? Ten eerste is dat vergelding. Ten tweede incapacitatie. Dat wordt vaak over het hoofd gezien, maar is vreselijk belangrijk. Als iemand in de gevangenis zit kan hij geen misdaad begaan. Dat scheelt voor ons burgers een slok op een borrel. Het is ook de ratio achter langer straffen en meer mensen in de gevangenis stoppen. Die ratio is niet zonder betekenis. Ten derde zeggen we dat het algemene afschrikking is. Dus verhinderen dat andere mensen het gaan doen omdat zij bang zijn voor de straf. Dan zeggen wij bijzondere verschrikking. Dat heeft te maken met die ene persoon. Dat laatste is onnauwkeurig gedacht. Het is niet alleen afschrikken. De straf dient niet alleen om angst aan te jagen zodat je het niet meer doet. Een straf dient er ook toe om ervoor te zorgen dat je op het rechte pad komt. Dat doe je niet alleen door angst aan te jagen. Dat doe je ook, om het versimpeld te zeggen, door omscholing in de brede zin van het woord; ondersteunen dat rechte pad te vinden en door wat de reclassering gedragsverandering noemt. Op dat laatste kom ik nog terug. Er zit een risicovolle ruil in het proces van strafoplegging en uitvoering op dat moment. Wij geven namelijk de incapacitatie en de voordelen die dat heeft op voor een regime waarin het risico dat iemand weer iets doet dat een ander schade oplevert is toegenomen en daarbij tegelijkertijd de kans dat wij hem op het rechte pad krijgen veel groter wordt. Wij kiezen er letterlijk voor om mensen uit de gevangenis te laten omdat het in de gevangenis erg moeilijk is om mensen op het rechte pad te krijgen en dat is nog steeds strafoplegging en uitvoering. Kan dat beter? Het reclasseren. Wat letterlijk betekent: mensen op het rechte pad brengen. Kan dat beter? Ja, wij doen dat nog lang niet goed. Wij moeten natuurlijk veel beter door de hele keten heen reclasseren. Dat moet bij de arrestatie beginnen en daar heeft de reclassering overigens een enorme ketenverantwoordelijkheid, die jullie volstrekt onvoldoende waarmaken. De reclassering heeft hier de meeste kennis over. Over wat werkt
en wat niet werkt. Als de reclassering zich niet met de gevangenis bemoeit en met de manier waarop de politie arresteert, wie moet dat dan doen? Gerichtheid op specifieke groepen. Het is te dwaas voor woorden dat wij allemaal de carrière van jongens met een laag IQ die in de criminaliteit komen, kunnen uittekenen. En dat wij daar geen oplossing voor hebben. Dat is een groep, maar je kunt zo 10 tot 15 groepen onderscheiden waar wij, en wij doen dit al, meer specifiek aan zouden moeten werken. Wij zouden dit natuurlijk ook moeten doen als onderdeel van de aanpak van de criminele sector. Wij zijn nu met motorbendes begonnen. Ik weet niet of u dat is opgevallen. Dat is niet bepaald succesvol. Ik heb er nog geen strategie in kunnen ontdekken. Laten wij eens aannemen, een gedachte- experiment, dat er een strategie achter zit. Dan zou de reclassering bij die strategie betrokken moeten worden. Dat is niet zo. Tenslotte moeten wij veel meer denken aan de longitudinale aanpak. Wij beklagen ons er altijd over. Dat is wat mensen terugzien in de reclassering, dat is ook vervelend want het betekent dat er recidive geweest is, maar feitelijk is dat in termen van de verandering die je wilt bewerkstelligen een buitenkans. De verandering die je wilt bewerkstelligen kost misschien wel een paar keer, maar dan moet je daar ook op ingericht zijn. Dan moet er dus een institutioneel geheugen zijn. Je moet weten van de vorige keer. Sterker nog, er moet vanaf begin af aan een plan zijn dat rekening houdt met dat je er een aantal keren over doet. Deze keer doen we dit en een volgende keer doen wij dat. Tel deze vier dingen bij elkaar op en dan heb je structureel een reclassering die veel meer kans van slagen heeft. En dan de gedragsverandering. Ik denk dat dit een veel te licht woord is. Een veel te psychologisch woord ook. Psychologisch is zelfs nog een beetje te vriendelijk. Het is eigenlijk een gedragstherapeutisch woord. Het is heel gek, maar wij mensen gedragen ons niet, wij handelen. De reclassering heeft een onmogelijke taak. Dat moet je zo zeggen. En waarom is die taak onmogelijk? Dat is omdat in laatste instantie de beslissing om opnieuw een misdaad te begaan, ondanks alle omstandigheden die hier een rol in spelen, uiteindelijk wel degelijk een vrij wilsbesluit is. Dus wat wij eigenlijk willen is dat mensen besluiten, vrijwillig, het niet meer te doen. En vervolgens na te gaan wat zij dan nodig hebben aan herinrichting van henzelf, en daar komt de gedragsverandering bij kijken, om dat ook waar te maken. Maar het begint bij het besluit de rechten van anderen niet meer te willen schenden. Dat is helemaal niet vanzelfsprekend. Dat is een echte existentiële keuze. Dat is een bekering. Zo moeten wij daar ook over gaan denken. Dat sluit wel aan bij de traditie van het Leger des Heils. Jullie hebben daar verstand van, van het bekeren van mensen. Sterker nog, de hele godsdienstige literatuur gaat een groot deel over hoe bekeringen verlopen, wat dat zijn, hoe je mensen kunt bekeren en hoe mensen zichzelf want dat is het uiteindelijk altijd bekeren. Een reclassering die zichzelf serieus neemt, moet erover nadenken hoe zij mensen kan ondersteunen zichzelf te bekeren. Omdat dit de kern is van de morele vraag die altijd speelt rondom de misdaad. Als de misdaad is dat ik een ander uiteindelijk dehumaniseer, in zijn menselijke waardigheid aantast, dan is het een moreel besluit om dat daarom niet meer te willen doen. Wat weer vervelend is, in de termen van het Leger, is dat het om een seculiere bekering moet gaan en niet om een religieuze. Maar het is niet een seculiere
bekering die op wat voor een manier dan ook strijdig is met die religieuze bekering. Voor een aantal mensen is de religieuze bekering zijn route naar de morele bekering. Dat moet je als zodanig ook echt respecteren. Je kunt niet meer verwachten en sterker nog, je mag niet meer verwachten dat dit de koninklijke route voor de meeste mensen zal zijn. Dat is een route voor de minderheid. Ik zou jullie als het Leger des Heils willen uitdagen om de kennis over bekeren die jullie hebben, te gaan toepassen op de vraag hoe je voor mensen een bekering van henzelf mogelijk maakt, die leidt tot het existentiële besluit de rechten van anderen niet meer te willen schaden met de gedragsverandering daarachter aan. Dit gaat niet vanzelf. Dit is vaak heel zwaar voor hen. Maar dan weet je waar je het voor doet.