Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage



Vergelijkbare documenten
Datum 18 januari 2013 Betreft Kamervragen van de leden Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Potters en Heerma

ECLI:NL:CRVB:2016:3143

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Van Gent (GL) over bijzondere bijstand aan gedetineerden. (Ingezonden 26 maart 2003).

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van een elektronisch ingediende aanvraag.

./. Hierbij zend ik u een afschrift van mijn brief aan Borea. In het vertrouwen u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

ECLI:NL:CRVB:2016:4659

B&W 30 maart 2010 Gemeenteblad. Vast te stellen de gewijzigde invulling van richtlijn nr. B078 Kosten rechtsbijstand

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Beleidsregels terug- en invordering WWB, IOAW en IOAZ per 1 januari 2013

Beleidsregels terugvordering & verhaal WWB, IOAW, IOAZ

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over doorstroming bij gesubsidieerde arbeid.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 24 oktober 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

CENTRALE RAAD VAN BEROEP U I T S P R A A K. [appellante], appellante, en [appellant], appellant, beiden wonende te [woonplaats],

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage AV/WTZ/2002/13517

Beleidsregels terugvordering & verhaal WIJ

ECLI:NL:CRVB:2012:BW6565

De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het geschil, omdat sprake zou zijn van een nieuw primair besluit.

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

Beleidsregel subsidiëring medisch haalbaarheidsonderzoeken in letselschadezaken

Reglement Aanvullingsfonds m.b.t. aanvullingen WAO

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284

ECLI:NL:CRVB:2017:2822

Besluit College van BenW

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Leidraad voor het nakijken van de toets

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

RAADSBESLUIT. Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Asten februari

Beleidsregels terugvordering & verhaal WWB

Leidraad voor het nakijken van de toets BESTUURSPROCESRECHT 19 juni 2009

Datum 18 mei 2011 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over bericht Mishandelde bejaarde moet zelf achter daders aan

ECLI:NL:RBOBR:2017:1221

Beleidsregels terug- en invordering WWB, IOAW en IOAZ gemeente Geldermalsen 2013

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2010 Nr. 23

ECLI:NL:CRVB:2016:4970

BELEIDSREGELS TERUGVORDERING PARTICIPATIEWET GEMEENTE HELLEVOETSLUIS

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

BELEIDSREGEL BIJSTANDSVERHAAL 2015

ECLI:NL:RVS:2015:1768

Kamervragen van de leden Fritsma en Van Dijck (PVV)

ECLI:NL:CRVB:2017:1054

Rapport. Datum: 9 december 2002 Rapportnummer: 2002/374

MAATREGELENVERORDENING IOAW EN IOAZ 2010

Het Dagelijks Bestuur van ISD BOL. Vast te stellen de Beleidsregels Boete ISD BOL In te trekken de Beleidsregels Boete ISD BOL 201 5

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Vermeij (PvdA) over onduidelijke regels over samenwonen in de AOW.

Wet schadefonds geweldsmisdrijven in werking per

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid De Lange (VVD) over Nederlandse patiëntgegevens in Belgische gevangenis (2016Z01580).

ECLI:NL:RBNHO:2017:3051

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage SV/F&W/04/9756

Kamervragen van de leden Omtzigt en Van Hijum (beiden CDA)

Rapport. Datum: 19 februari 2001 Rapportnummer: 2001/048

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:CRVB:2012:BV9932

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Datum 8 november 2012 Onderwerp Beantwoording kamervragen over de toegang van de VS tot data in de cloud

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage

ECLI:NL:CRVB:2017:2617

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ons kenmerk [VERTROUWELIJK] Contactpersoon [VERTROUWELIJK]

ECLI:NL:RVS:2013:1522

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A. overleg XV

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

R e g i s t r a t i e k a m e r. Landelijk instituut sociale verzekeringen. 28 februari 2001 mw. drs. N.M. van Seumeren

ECLI:NL:CRVB:2014:3463

ECGR/U Lbr. 13/058

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage. Datum 1 juni 2011

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

10 december 2007 ET/TM /

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven; Dienst Werk, Zorg en Inkomen (Dienst WZI), te Eindhoven, verweerder.

ECLI:NL:CRVB:2017:881

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, nr d.d. 7 juli 2015;

Transcriptie:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon 070-333 44 44 Telefax 070-333 40 33 Uw brief 29 augustus 2001 nr. 2000114820/2000114830/2000114870 Onderwerp Kamervragen van de leden Rietkerk en Wilders Ons kenmerk SV/UB/01/57837 Datum 28 september 2001 Door de Minister van Justitie is de beantwoording van de bovenvermelde Kamervragen aan mij overgedragen../. Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Justitie, de antwoorden op de vragen van de leden Rietkerk (CDA) en Wilders (VVD) over de WAO-uitkering van Ferdi E. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (J.F. Hoogervorst)

2 Vragen van het lid Wilders nr. 2000114830 Vraag 1 Hebt u kennisgenomen van de NOVA-uitzending van 24 augustus 2001 waarin melding werd gemaakt van het feit dat de Arrondissementsrechtbank te Groningen heeft bepaald dat Ferdi E. met terugwerkende kracht van 1988 een WAO-uitkering wegens (psychische) arbeidsongeschiktheid toekomt? Zijn er meer van dergelijke uitspraken bekend en zo ja, hoeveel? Antwoord 1 Op het eerste deel van de vraag kan ik bevestigend antwoorden. Ten aanzien van het tweede deel van de vraag kan ik mededelen dat in het kader van de Wet socialezekerheidsrechten gedetineerden (WSG) in de eerste maanden na inwerkingtreding van deze wet, op 1 mei 2000, ruim 1000 uitkeringen van gedetineerden zijn beëindigd. De mogelijkheid bestaat dat in meerdere gevallen sprake is geweest van een rechterlijke uitspraak waardoor WAOuitkeringen met terugwerkende kracht zijn toegewezen. Er vindt echter geen afzonderlijke registratie plaatsvindt van rechterlijke uitspraken waarbij (ex-)gedetineerden betrokken zijn. Vraag 2 Is het waar dat het Lisv tegen deze uitspraak van de Arrondissementsrechtbank geen hoger beroep heeft ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep? Wat waren de overwegingen om niet in hoger beroep te gaan? Deelt u die overwegingen en het besluit niet in beroep te gaan, zo ja, waarom, zo nee, waarom niet? Antwoord 2 Door het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) is geen hoger beroep tegen de uitspraak van de Arrondissementsrechtbank ingesteld. Beroep is momenteel niet meer mogelijk, gezien het feit dat het handelt om een uitspraak van 26 mei 2000 en de termijn waarbinnen hoger beroep ingesteld dient te worden reeds geruime tijd verstreken is. De rechtbank heeft zich bij zijn uitspraak gebaseerd op het oordeel van een onafhankelijke medisch deskundige. De door de rechtbank geraadpleegde deskundige was van oordeel dat de heer E. niet in staat was tot het verrichten van de arbeid die in aanmerking was genomen bij de intrekking van de AAW/WAO-uitkering. De rechtbank achtte voldoende termen aanwezig om het oordeel van de deskundige over te nemen. Het Lisv was van mening dat op het oordeel van de deskundige weinig viel af te dingen en heeft om die reden in de uitspraak van de rechtbank berust. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat in vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ligt besloten dat de rechter het oordeel van een onafhankelijke door hem ingeschakelde deskundige in beginsel pleegt te volgen (CRvB 10-8-1999, 96/11311 AAW/WAO). Dit kan, aldus de CRvB in genoemde uitspraak, onder meer anders zijn als zich de bijzondere situatie voordoet dat uit de reactie van de deskundige op een andersluidend oordeel van een door een partij ingeschakelde deskundige moet worden afgeleid dat de door de rechter ingeschakelde deskundige zijn eigen oordeel niet serieus heeft overwogen. Deze bijzondere situatie deed zich in het geval van de heer E. naar de mening van het Lisv niet voor. Het is de vraag of in hoger beroep een andere uitspraak zou zijn bereikt. Het kernprobleem zat immers in de wet die tot voor kort verstrekking van sociale zekerheidsuitkeringen aan gedetineerden mogelijk maakte. Juist om situaties als die rond de heer E. te voorkomen is de wetgeving met ingang van 1 mei 2000 gewijzigd.

3 Vraag 3 Is als gevolg van deze uitspraak een bedrag van ongeveer 700.000 gulden aan Ferdi E. uitbetaald? Vraag 4 Hebt u de bevoegdheid om hier nog iets aan te doen? Zo ja, bent u daartoe bereid? 2 Antwoord 3 en 4 Door het Lisv worden aan mij geen mededelingen gedaan over de uitkeringsrechten in individuele gevallen. Uit de uitspraak van de rechtbank kan echter worden afgeleid dat de berichtgeving in de pers over de WAO-uitkering van de heer E. plausibel is. Het Lisv heeft tegen de betreffende uitspraak van de rechtbank geen beroep ingesteld. Hoger beroep is thans niet meer mogelijk. De uitspraak is daarmee rechtens onaantastbaar geworden. Ik heb geen bevoegdheid om daar nog iets aan te doen. Wel zijn naar aanleiding van deze kwestie inmiddels de volgende acties ondernomen: wanneer belanghebbende of zijn echtgenote recht heeft (gehad) op bijstand en de heer E. op enig moment met terugwerkende kracht WAO-uitkering ontvangt, dient de betreffende gemeente de verstrekte bijstand terug te vorderen. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft inmiddels de betreffende gemeente bij brief erop gewezen dat met inachtneming van de wettelijke bepalingen terzake een terugvordering zal moeten plaatsvinden. Daarbij heeft de minister de gemeente er met nadruk op gewezen dat indien hieraan niet wordt voldaan hij een financiële maatregel op grond van artikel 11 van de Wet financiering Abw, IOAW en IOAZ zal opleggen. Bezien wordt of ook het eventueel verstrekt kleedgeld, de verschuldigde AWBZ-bijdrage en de kosten van rechtsbijstand teruggevorderd kunnen worden. in breder verband ben ik met de Minister van Justitie overeengekomen dat op korte termijn een screening uitgevoerd zal worden van het huidige bestand gedetineerden op mogelijke onrechtmatige samenloop met socialeverzekerings- en mogelijk bijstandsuitkeringen. Na uitvoering van deze screening zal ik de Tweede Kamer informeren over de resultaten hiervan. Tevens zal ik daarbij aandacht besteden aan de werking van de elektronische gegevensuitwisseling (met name het geautomatiseerd opvragen van het sofi-nummer uit de GBA), zoals reeds toegezegd tijdens de parlementaire behandeling van de WSG.

4 Vragen van het lid Rietkerk nr. 2000114820 Vraag 1 Hebt u kennisgenomen van de uitspraak van de rechter in Groningen op grond waarvan Ferdi E. met terugwerkende kracht een WAO-uitkering van f 700.000,- krijgt? Vraag 2 Deelt u de mening dat een dergelijke beslissing ingaat tegen het rechtsgevoel in de samenleving en dat er derhalve sprake is van een ongewenste situatie? Vraag 3 Deelt u de mening dat de loonderving van Ferdi E. niet wordt veroorzaakt door zijn arbeidsongeschiktheid, maar door zijn detentie en dat er derhalve geen recht hoort te bestaan op een WAO-uitkering? Vraag 4 Zo ja, wat bent u voornemens te doen om aan deze ongewenste situatie een eind te maken? Antwoord 1, 2, 3 en 4 Ik ken de betreffende uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Groningen. Deze uitspraak dateert overigens al van 26 mei 2000. De rechter heeft een uitspraak gedaan in een geschil tussen het Lisv en de heer E. over de mate van arbeidsongeschiktheid. Het Lisv was van oordeel dat de betrokkene per 1 juli 1988 niet (meer) arbeidsongeschikt was. Door de arrondissementsrechtbank is een onafhankelijke medische deskundige geraadpleegd om de mate van arbeidsongeschiktheid te beoordelen. Deze deskundige is tot de conclusie gekomen dat de heer E. feitelijk vanaf eind 1984 (dus voor zijn detentie) niet meer in staat is geweest tot het verrichten van arbeid. De rechtbank heeft voldoende termen aanwezig geacht om het oordeel van de deskundige over te nemen. Ik deel de mening dat zaak indruist tegen het rechtsgevoel van de samenleving. De kern van het probleem was hier echter gelegen in de wetgeving die het tot voor kort mogelijk maakte sociale zekerheidsuitkeringen te verstrekken aan gedetineerden. Per 1 mei 2000 is de Wet socialezekerheidsrechten gedetineerden (wet van 22 december 1999, Stb. 99, 595) van kracht geworden. Met deze wet verliezen gevangenen en tbsgestelden het recht op een sociale zekerheidsuitkering. Belangrijkste overweging bij de totstandkoming van deze wet is geweest dat ook degenen die in loondienst werken hun loon tijdens detentie verliezen. Het wordt ongewenst geacht dat personen die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd sociale zekerheidsuitkeringen tijdens hun vrijheidsbeneming blijven ontvangen, terwijl in hun levensonderhoud wordt voorzien door de Staat. Deze wet heeft, vanaf 1 mei 2000, ook betrekking gehad op de WAO-uitkering van de heer E. Over mijn voornemens in breder verband verwijs ik u naar de beantwoording van de vragen 3 en 4 van het lid Wilders.

5 Vragen van het lid Rietkerk nr. 2000114870 Vraag 1 Is het toegestaan onderzoek ten behoeve van een TBS-indicatie van het Pieter Baan Centrum te gebruiken voor een WAO-aanvraag? Vraag 2 Acht u dit een gewenste ontwikkeling? Zo neen, welke maatregelen gaat u nemen om dit te voorkomen? Antwoord 1 en 2 Op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht dient het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen te vergaren. Toegespitst op een besluit over de aanspraken op arbeidsongeschiktheidsuitkering, betekent dit onder meer dat de uitvoeringsinstelling alle relevante informatie over de gezondheidstoestand van de belanghebbende bij de voorbereiding van dat besluit dient te betrekken. Ook een rapportage van het Pieter Baan Centrum ten behoeve van een TBS-indicatie kan in dat kader relevant zijn. Het is vervolgens echter de verantwoordelijkheid van het Lisv c.q. de uitvoeringsinstelling om op basis van de beschikbare gegevens vast te stellen of de belanghebbende arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO. Dit vergt ook bij belanghebbenden die tot TBS zijn veroordeeld een individuele beoordeling. Blijkens de uitspraken van de rechtbank te Groningen en s-gravenhage is de WAO-uitkering van de heer E. in eerste instantie bij beslissing van 14-8-1992 ingetrokken per 1-7-1988. Tegen deze beslissing is namens de heer E. beroep ingesteld bij de rechtbank s-gravenhage. In het kader van die procedure is namens de heer E. onder meer een beroep gedaan op het advies van het Pieter Baan Centrum. De toenmalige bedrijfsvereniging had dit advies niet betrokken bij de voorbereiding van de beslissing van 14-8-1992. Bij uitspraak van 29-5-1996 heeft de rechtbank s-gravenhage het beroep tegen de beslissing van 14-8-1992 gegrond verklaard en deze beslissing vernietigd, omdat deze beslissing naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en genomen. Ik kan in deze uitspraak niet treden. Sinds medio 2000 is het, ingevolge de Wet socialezekerheidsrechten gedetineerden, niet meer mogelijk een sociale zekerheidsuitkering te genieten wanneer betrokkene rechtens van zijn/haar vrijheid is beroofd. Het betrekken van TBS-onderzoeken in het kader van de WAOaanvraag zal als gevolg van deze wet in steeds mindere mate voorkomen. Vraag 3 Is het waar dat de kosten voor rechtsbijstand van Ferdi E. zijn vergoed door de overheid? Hoeveel heeft de overheid betaald aan kosten voor rechtsbijstand of andere kosten in de zaak Ferdi E.? Gaat u de vergoede kosten voor rechtsbijstand in mindering brengen op het bedrag dat nu aan WAO-uitkering is uitgekeerd?

6 2 Antwoord 3 Op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kunnen burgers via een zogenaamde toevoeging subsidie krijgen voor rechtsbijstand indien dit in hun zaak is aangewezen en hun financiële draagkracht tekortschiet naar bij of krachtens de Wrb bepaalde normen. De beoordeling en beslissing hieromtrent is opgedragen aan zelfstandige bestuursorganen, de Raden voor Rechtsbijstand. Bij de beslissing tot toevoeging legt de raad de rechtzoekende een eigen bijdrage op, waarvan de hoogte afhankelijk is van de financiële draagkracht. Uitgangspunt van de wet is dat de financiële draagkracht op het moment van het verzoek om rechtsbijstand bepalend is, voor zowel de vraag of het recht op toevoeging bestaat als voor de hoogte van de eigen bijdrage. Hieraan ligt de gedachte ten grondslag dat de rechtzoekende zo min mogelijk in onzekerheid dient te verkeren over de voor hem aan rechtsbijstand verbonden kosten. Uitzondering op dit beginsel is de zogenaamde voorwaardelijke toevoeging die door de raad wordt afgegeven indien de kosten van rechtsbijstand op een derde verhaald kunnen worden, dan wel indien deze rechtsbijstand betrekking heeft op een aanmerkelijk financieel belang. In zo n geval wordt door de raad eerst na afloop van de rechtsbijstand de financiële draagkracht getoetst. Voorts heeft de raad de mogelijkheid een eerdere beslissing te herzien indien tijdens de looptijd van de rechtsbijstand de financiële draagkracht aanmerkelijk blijkt te zijn toegenomen. Tenslotte kan de toevoeging worden ingetrokken, gewijzigd of beëindigd indien deze was gebaseerd op onjuist of onvolledig gebleken informatie. Met gebruikmaking van deze middelen voorkomen de raden dat ten onrechte gebruik wordt gemaakt van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Volledigheidshalve vermeld ik nog dat bij de in 1998/99 uitgevoerde evaluatie van de Wrb aandacht is besteed aan de verhaalsmogelijkheden van de raad. In vervolg daarop zijn in de bij uw Kamer aanhangige Veegwet bepalingen opgenomen op basis waarvan de raad indien aan de daarin opgenomen voorwaarden is voldaan verhaal kan nemen op zowel de rechtzoekende als de toegevoegde raadsman. Voor gevallen waarin de burger rechtens van zijn vrijheid is beroofd en niet over rechtsbijstand beschikt kent de wet de zogenaamde ambtshalve toevoeging. Op grond van een aantal wetten, waaronder het Wetboek van Strafvordering, kan de rechter de raad ambtshalve een last tot toevoeging geven. Op grond van de Wrb is de raad gehouden aan een dergelijke last uitvoering te geven. Deze regeling komt voort uit het in internationaal recht verankerde principe van fair trial, maar dient ook ter bevordering van een goede procesorde. Aangezien in een dergelijk geval toevoeging niet op verzoek van de betrokkene plaatsvindt heeft geen toetsing plaats van de financiële draagkracht en wordt geen eigen bijdrage opgelegd. De toegevoegde raadsman ontvangt van de betreffende raad zowel bij de gewone als bij de ambtshalve toevoeging een vergoeding voor zijn werkzaamheden. Over de verleende toevoegingen en eventueel genomen maatregelen tot terugbetaling van de kosten van rechtsbijstand in individuele zaken kan de Minister van Justitie geen mededelingen doen. De Wrb bevat een bijzondere privacybepaling (art. 9 vierde lid) die inhoudt dat de raden hem slechts informatie mogen verschaffen die niet tot individuele rechtzoekenden is te herleiden. Deze regel geldt ten aanzien van iedere burger en dus ook

7 ten aanzien van de heer E. Om die reden kan de Minister van Justitie niet beschikken over informatie over ten behoeve van de heer E. verleende toevoegingen en kan ik daarover ook geen mededelingen 3 doen. Meer in algemene zin heeft de Minister van Justitie de raden verzocht hem te informeren hoe zij in het algemeen hun bevoegdheden toepassen en aan te geven of er wettelijke lacunes zijn die reparatie verdienen. De Raden voor Rechtsbijstand hebben de minister aangegeven in voorkomende gevallen gebruik te hebben gemaakt en te zullen maken van de hun ter beschikking staande instrumenten tot intrekking, wijziging of beëindiging van verleende toevoegingen. Afgaande op de berichten in de pers acht ik het waarschijnlijk dat krachtens de Wrb gesubsidieerde rechtsbijstand aan de heer E. is verleend. Deze rechtsbijstand kan betrekking hebben gehad op de strafzaak, maar ook op andere kwesties, zoals de WAO-uitkering. Bij een eventuele terugvordering speelt geen rol of de draagkracht van de betrokkene voortkomt uit een verstrekte WAO-uitkering of dat de draagkracht anderszins is opgebouwd. Vraag 4 Is het waar dat er nog steeds sprake is van niet vergoede materiële en immateriële schade bij de familie van het slachtoffer? Zo ja, kunnen de nabestaanden dit, door de nu uitgekeerde uitkering, alsnog verhalen op Ferdi E.? Antwoord 4 Aangenomen mag worden dat de daden van de heer E. door de rechter als onrechtmatig zijn aan te merken, zowel jegens het slachtoffer zelf als jegens de naaste kring van nabestaanden. Voor zover het gaat om materiële schade die destijds werd geleden in het vermogen van het slachtoffer, kunnen de erfgenamen deze, als diens rechtsopvolgers, vorderen. Voor zover het gaat om (rechtstreeks) door de familie geleden materiële schade, kunnen de desbetreffende familieleden deze (uit eigen hoofde) vorderen. Ook hebben bepaalde nabestaanden binnen de grenzen van artikel 6:108 BW recht op vergoeding van gederfd levensonderhoud. Een recht op vergoeding van immateriële schade is gebonden aan de grenzen van artikel 6:106 BW. Het bestaan van een dergelijke vordering hangt overigens niet af van het bestaan of uitgekeerd zijn van de WAO-uitkering van de heer E.. Slechts valt te verwachten dat de verhaalbaarheid van enigerlei vordering daardoor (sterk) is toegenomen. Op de uitkering of op het reeds uitgekeerde bedrag zou door de benadeelden beslag kunnen worden gelegd. Voor al deze vorderingen geldt uiteraard dat het aan de benadeelden zelf is, te beslissen of zij een dergelijke vordering willen instellen.