Overdracht van een eenmanszaak : enkele aandachtspunten op het vlak van directe belastingen



Vergelijkbare documenten
De kmo-portefeuille. 3 kernprincipes vernieuwing: - vereenvoudigde steun - jaarlijkse steun - hogere steun

Instituut voor de Aanmoediging van Innovatie door Wetenschap en Technologie in Vlaanderen

Uit een antwoord op een parlementaire vraag stelde de minister de situatie als volgt 46 :

Verhuur van cliënteel: een stand van zaken

Kosten eigen aan de werkgever

BRUS. Gislenus BATS Ere-bedrijfsrevisor. ~~I~D. bergstr

INHOUDSOPGAVE DEEL I : INBRENG IN NATURA EN QUASI-INBRENG. 0. Algemeen GB. 1. Inhoud GB Inbreng in natura GB. 1.2.

Lexalert : Gespreide belasting meerwaarden - herbelegging via belastingvrije fusie of splitsing kan!

Inhoudstafel. 1. Wat is de kmo-portefeuille? 2. Kom ik in aanmerking voor de kmo-portefeuille? 3. Hoeveel subsidie kan ik krijgen?

Hof van Cassatie van België

Nood aan opleiding of advies? Vraag uw steun aan! Steun voor opleiding & advies

De wijzigingen aan de regelgeving

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Relatie Vennootschap Bedrijfsleider Recente fiscale ontwikkelingen. Luc Maes 24/11/2016

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

2.3. Taxatieregime bij stopzettingsmeerwaarden

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

BEA vervangt in het Vlaamse gewest de systemen voor opleidings- en adviescheques.

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen?

Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier inclusief de fiscale bijlagen voor het aj. 2015

Kmo portefeuille voor ondernemers

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN Algemene administratie van de FISCALITEIT Inkomstenbelastingen AANGIFTE IN DE ROERENDE VOORHEFFING

Bedenkingen rond het stelsel van gespreide taxatie van de meerwaarden die werden verwezenlijkt op immateriële vaste activa

PC Advocaten Nieuwsbrief. Kunst op kantoor: must of overbodige kostenpost? Contact ZZINLEIDING ZZKUNST OP KANTOOR

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

AUTEURSRECHTEN EN FISCALITEIT

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2018/02 Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling. Advies van 21 maart

Prof. dr. Stijn Goeminne, Faculteit Economie & Bedrijfskunde, Universiteit Gent

EEN geslaagd PROjECT!

2. Wat is het fiscale voordeel?

Deel 1. Btw-analyse van het zakelijk recht in de drie fazen 11. Hoofdstuk 1. Waarom een analyse van de drie fazen? 13

De meerwaarden. Met meerwaarden bedoelt men het positieve verschil tussen de verkoopprijs van een goed en de aankoopprijs ervan (inclusief kosten).

Informatiepakket. over het gebruik van de kmo-portefeuille. door uw Vlaamse kmo-klanten


Spotlights - juni 2014

Het model van het aangifteformulier voor aanslagjaar 2014 is verschenen in het Belgisch Staatsblad dd

Rolnummer Arrest nr. 190/2011 van 15 december 2011 A R R E S T

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN advies 2017/XX Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling

Overdracht van een handelszaak fiscaal

Btw-optimalisering en onroerende verhuur. Bart Buelens

VASTGOED EN VENNOOTSCHAP AANKOOP VAN VASTGOED DOOR DE VENNOOTSCHAP

Dienstenovereenkomst m.b.t. KMO-portefeuille voor ondernemers

Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen dd. 16 december 2005

Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet!

IAB-Info. Inhoud. Beroep. Economie

2. Loontrekker of zelfstandige?

Voordeel alle aard woonst, fiscus naar af, wat te doen?

De bezoldigingstheorie. Mr. Jan Tuerlinckx Tuerlinckx Fiscale Advocaten

Instelling. VP Accountants en Belastingsconsulenten. Onderwerp. Tweede taxshift in de maak: fiscale revolutie

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in A1 =... B A2 =... B2...

11. Cijfervoorbeelden

De aandeelhouders samen zullen in deze situatie ( x 10%) registratierechten verschuldigd zijn die zij uit eigen zak moeten betalen.

DE BURGERLIJKE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG, ZITTING HOUDENDE TE HASSELT, ELFDE KAMER, HEEFT HET VOLGENDE VONNIS UITGESPROKEN:

De berekening van de 80%-grens gebeurt op basis van verscheidene parameters die hieronder toegelicht worden.

Belasting op huurinkomsten: 'De Belgische wetgever staat voor een moeilijke opdracht'

Algemene verhoging van het tarief van de roerende voorheffing tot 27% - Kunnen winsten nog voordelig worden uitgekeerd?

De drie belangrijkste verbeteringen worden op de website van VLAIO als volgt omschreven:

2. De Stopzettingsmeerwaarden

Aftrek voor risicokapitaal

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

SAMENWERKEN MET EEN BOEKHOUDER-FISCALIST

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017?

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Percen- tage. 8. TOTAAL (nrs. 1 tot 7)... (A)... Afschrijfbare aanschaffings- of beleggingswaarde. 3. TOTAAL (nrs. 1 en 2)... (B)...

Meerwaarden op aandelen: Vindt u uw weg in de praktijk?

Hof van Cassatie van België

Hoe beschermt u wat uw bedrijf uniek maakt? Ontdek het via Agentschap Ondernemen!

Vereenvoudigd voorbeeld van een vereffening : boekhoudkundige en fiscale aspecten

Ontbinding en vereffening

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten. ViasDFK3 BEDRIJFSREVISOREN

Auteur. Onderwerp. Datum

GESPREIDE BELASTING VAN MEERWAARDEN OP BEPAALDE EFFECTEN

Uitbreiding toepassingsgebied belastingneutrale zetelverplaatsing & andere fiscale bepalingen aangenomen in Parlement

DE ZELFSTANDIG ONDERNEMER Al je aftrekbare beroepskosten op een rijtje.

Accountantskantoor de Bot B.V.

Federale Overheidsdienst FINANCIEN. (artikel 47 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992)

Fiscale en andere nieuwtjes.

Ruling over herstructurering en omzetting van VZW. Ruling over herstructurering en omzetting van VZW

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten

Overheidssteun voor kmo s: Vlaamse Regering lanceert "ondernemerschapsportefeuille"

IK HEB MIJN PENSIOEN OPGENOMEN TUSSEN 1 APRIL 2015 EN 1 JUNI 2016

Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

3 FISCALE ASPECTEN VAN HET VRUCHTGEBRUIK

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling: boekhoudkundige verwerking en fiscale behandeling.

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten. Ontwerpadvies van 9 september 2015

Geschenken, geschenkcheques en premies

Hof van Cassatie van België

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

FISCALE ASPECTEN BIJ OVERNAME

De keuzemogelijkheid wordt beperkt tot de activa die tijdens het beschouwde boekjaar zijn verkregen of tot stand gebracht. De keuze mag dus geen

Inkomensvoorwaarde 1 SITUERING 2 AANTONEN BEROEPSINKOMEN 1.1 WAAROM? 1.2 WAT? 2.1 WIE MOET VOLDOEN? DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

Opgelet: opvolging voorafbetalingen vennootschapsbelasting wordt terug belangrijk!!!

Inbreng in een Belgische vennootschap door een niet-europese vennootschap van haar Belgische vaste inrichting (filialisering) (art.

Aangeboden door Wouter Devloo IAB Accountant Belastingconsulent

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN Algemene administratie van de FISCALITEIT Inkomstenbelastingen AANGIFTE IN DE ROERENDE VOORHEFFING

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Transcriptie:

BIBF Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten INHOUD p.1/ Overdracht van een eenmanszaak : enkele aandachtspunten op het vlak van directe belastingen p.6/ Kent u de «kmo-portefeuille» al? Overdracht van een eenmanszaak : enkele aandachtspunten op het vlak van directe belastingen De beslissing om professionele activiteiten in de toekomst uit te oefenen via een vennootschap, wordt in praktijk meestal uitgevoerd door overdracht van een eenmanszaak aan een (pas opgerichte) vennootschap, waarbij in de meeste situaties een meerwaarde in hoofde van de overlater gerealiseerd wordt. Deze «stopzettingsmeerwaarde» wordt niet belast zoals gewone meerwaarden die in de loop van de activiteit worden gerealiseerd. De meerwaarden die behaald worden naar aanleiding van de stopzetting van de activiteit zijn onderworpen aan bijzondere fiscale regels. Een beschrijving van dit regime valt buiten het bestek van dit artikel, aangezien dit uitvoerig werd toegelicht in een artikel verschenen in Pacioli nr. 270 van 15 maart 2009. De eenmanszaak omvat vaak goodwill of cliënteel. De fiscale behandeling van de overdracht van goodwill of cliënteel naar een (pas opgerichte) vennootschap blijkt niet altijd zo vanzelfsprekend te zijn. Gezien de recente rechtspraak in dit verband willen we in dit artikel een aantal nuttige aspecten toelichten. In de praktijk komt het vaak voor dat goodwill en/of cliënteel niet tegen een vaste prijs wordt overgedragen aan een vennootschap, maar dat de overdrachtsprijs wordt vastgesteld op een variabel bedrag dat wordt bepaald op basis van een percentage van de omzet die de overnemende vennootschap gedurende een aantal jaren met dat cliënteel denkt te kunnen realiseren. Op deze wijze kan de meerwaardebelasting in hoofde van de overlater gespreid worden belast a rato van het aantal jaren omzet dat voor de berekening van de overdrachtsprijs in aanmerking werd genomen. Ook in hoofde van de overnemende vennootschap heeft dergelijke overdracht fiscaal een impact. Het standpunt van de minister van Financiën inzake de fiscale behandeling van tegen een variabele prijs verworven immateriële vaste activa wordt in dit artikel toegelicht mede omdat dit naar aanleiding van een recent arrest van het Hof van Cassatie van 23 april 2010 weer in de aandacht werd gebracht. Om de belasting als stopzettingsmeerwaarde te vermijden kan men zich de vraag stellen of het niet meer aangewezen is om goodwill of cliënteel te verhuren aan de opgerichte vennootschap eerder dan over te dragen. Een ander aspect dat we binnen dit onderwerp willen belichten, is de mogelijkheid om het regime van gespreide belasting op een meerwaarde gerealiseerd op goodwill/ cliënteel toe te passen. 1. Immateriële vaste activa verworven tegen een variabele prijs 1.1. Verwerving van goodwill tegen een variabele prijs : geen onmiddellijke beroepskosten Volgens een recent arrest van het Hof van Cassatie van 23 april 2010 mag de prijs die betaald wordt voor afschrijf- P 309340 Afgiftekantoor 9000 Gent X Tweewekelijks Verschijnt niet in juli 1

bare activa die tegen variabele prijs verworven zijn, niet onmiddellijk als beroepskost worden afgetrokken. Een overdracht van een immaterieel vast actief zoals goodwill of cliënteel aan een vennootschap, wordt in de praktijk vaak niet vastgesteld op een vast bedrag maar op een variabel bedrag (of een combinatie van beide). Zo wordt cliënteel vaak overgedragen tegen een percentage van de omzet die de overnemende vennootschap met dat cliënteel gedurende een aantal jaren zal verwezenlijken. De vraag stelt zich of de vennootschap deze jaarlijkse betalingen onmiddellijk als beroepskosten mag aftrekken. De feiten van het voormeld arrest van het Hof van Cassatie waren als volgt : een vennootschap had cliënteel verworven tegen een prijs die bestond uit een percentage van de bruto-opbrengsten. De jaarlijkse betalingen van deze vergoeding had de vennootschap onmiddellijk als beroepskosten afgetrokken. De belastingadministratie verwierp de onmiddellijke aftrek van de jaarlijkse betalingen. Het Hof van Cassatie is de belastingadministratie gevolgd en oordeelde dat de onmiddellijke aftrek van de jaarlijkse betalingen als beroepskosten strijdig is met het boekhoudkundig principe (thans artikel 61, 1 KB/W.Venn.) dat immateriële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, worden afgeschreven volgens een overeenkomstig artikel 28, 1 KB/W.Venn. opgesteld plan. Ook overeenkomstig de fiscale wetgeving worden afschrijvingen op immateriële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, beschouwd als beroepskosten (artikel 52, 6 WIB 1992), maar inzake kosten met betrekking tot immateriële vaste activa stelt artikel 49 WIB 1992 als bijkomende voorwaarde dat deze kosten worden gemaakt overeenkomstig de vereisten van het boekhoudrecht, wat afschrijvingen impliceert. Op basis van voormeld arrest kan worden afgeleid dat de variabele betalingen voor de verwerving van afschrijfbare immateriële activa niet onmiddellijk mogen worden afgetrokken als beroepskosten, maar a rato van de jaarlijkse afschrijvingen. 1.2. Vermoedelijke gebruiksduur Inzake de vermoedelijke gebruiksduur van goodwill of clienteel verschilt de visie van de belastingadministratie met deze van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen. Het boekhoudrecht aanvaardt slechts een afschrijvingstermijn van maximaal vijf jaar. Dit terwijl artikel 63 WIB 1992 een afschrijvingstermijn van ten minste vijf jaar voorschrijft (lineair). De belastingadministratie is van mening dat een afschrijving over een termijn van tien tot twaalf jaar als redelijk mag worden beschouwd. We willen nog toevoegen dat uit recente rechtspraak blijkt dat een afschrijvingstermijn van tien tot twaalf jaar niet in elk geval wordt toegepast, maar dat deze termijn meer en meer bepaald wordt rekening houdende met de speficieke kenmerken van elke situatie. Indien men als belastingplichtige zijn cliënteel wenst af te schrijven over een periode van minder dan tien jaar, is het evenwel noodzakelijk over een goed gedocumenteerd dossier te beschikken, voorzien van de nodige statistieken inzake de trouw van het cliënteel in de betreffende sector. De bewijslast terzake ligt bij de belastingplichtige. De praktijk leert echter dat de belastingadministratie een kortere afschrijvingsperiode dan tien of twaalf jaar niet zonder meer zal aanvaarden, zelfs als men over de nodige bewijsstukken beschikt. Derhalve zal de belastingplichtige in de meeste gevallen nog steeds verplicht zijn zich tot de rechtbank te wenden om een kortere afschrijvingstermijn (bv. vijf jaar) af te dwingen. 1.3. Afschrijvingsmethode Ook inzake de afschrijvingsmethode verdedigt de belastingadministratie een andere stelling dan de Commissie voor Boekhoudkundige Normen. Als nuttige richtlijn met betrekking tot de inbreng of overdracht van immateriële bestanddelen, verwijzen we naar een uittreksel uit het antwoord gegeven op de parlementaire vraag nr. 199 van 9 september 1992, gesteld door volksvertegenwoordiger de Clippele. Voor zover wordt aangetoond dat deze met de werkelijke waarde overeenstemt en derhalve niet overdreven of overschat is, moeten de jaarlijkse afschrijvingen worden berekend op de aanschaffings- of beleggingswaarde. Een bijzondere regel geldt in de gevallen waarin de aanschaffingsprijs nog niet definitief gekend is omdat hij geheel of gedeeltelijk afhangt van toekomstige gebeurtenissen (bijvoorbeeld de latere winst of omzet). Hoewel in die gevallen de juridische overdracht van het cliënteel plaatsvindt bij het sluiten van de desbetreffende overeenkomst, komt de grondslag van de afschrijvingen slechts tot stand naargelang de bedongen prijs definitief verschuldigd wordt. Hieruit kan worden afgeleid dat de belastingadministratie, in geval van overdracht van immateriële bestanddelen tegen een variabele vergoeding (afhankelijk van bijvoorbeeld de latere omzet), van oordeel is dat de grondslag van de afschrijvingen slechts definitief tot stand komt naargelang de variabele prijs definitief verschul- 2

digd wordt. Hierdoor moet het bekomen lineaire afschrijvingspercentage op ieder gedeelte van de tot stand gekomen afschrijvingsprijs afzonderlijk worden toegepast. De Commissie voor Boekhoudkundige Normen (CBN) is echter in haar advies 126/10 een andere mening toegedaan en stelt dat de variabele prijsgedeelten niet volledig ten laste moeten genomen worden naarmate ze vast komen te staan. Volgens het CBN-advies moet een onderneming die kiest voor lineaire afschrijvingen van een immaterieel vast actief waarvan de vermoedelijke gebruiksduur tien jaar is, de eerste tranche over tien jaar afschrijven, de tweede tranche over negen jaar, de derde over acht jaar, enz. Dit komt neer op progressieve afschrijvingen, met andere woorden kleinere afschrijvingen aan het begin van de periode wanneer de productiviteit van het vast actief het hoogst is. In deze situatie, nl. bij een eenmalige vergoeding van 48 000 euro, zal de vennootschap met andere woorden ieder jaar 9 600 euro (48 000 20 %) afschrijven. Na vijf jaar is de boekhoudkundige waarde van het immaterieel vast actief gelijk aan nul. De fiscus aanvaardt echter slechts een afschrijvingstermijn van tien (à twaalf) jaar. De vennootschap zal weliswaar ieder jaar 9 600 euro in kosten boeken, maar 4 800 euro daarvan zullen niet aanvaard worden en dient u bij de belastbare winst van uw vennootschap te voegen via een aanpassing in de fiscale aangifte (vak I Reserves, onzichtbare reserves). Wanneer de overdracht van het cliënteel wordt vergoed op basis van toekomstige omzet, is er een bijkomend probleem. Hierna volgt een voorbeeld om het verschillende standpunt tussen de fiscus en het boekhoudrecht te illustreren. Voorbeeld : De Commissie voor Boekhoudkundige Normen stelt voorop dat, indien de vermoedelijke gebruiksduur tien jaar bedraagt, de eerste schijf over tien jaar wordt afgeschreven, de tweede schijf over negen jaar,... Een zelfstandige beslist op een 40-jarige leeftijd zijn goodwill over te dragen per 1 januari 2011 aan zijn eenpersoons-bvba. Hij vraagt hiervoor een vergoeding van 1,2 de bruto-inkomsten van het laatste jaar. Dit is gelijk aan 1,2 40 000 euro = 48 000 euro. De boekhoudwetgeving aanvaardt onder normale omstandigheden een afschrijvingstermijn van maximaal vijf jaar voor het cliënteel. Het actief zal dus over een termijn van tien jaar zijn afgeschreven, maar de afschrijving zal steeds groter worden naar het einde van de periode toe, wanneer de productiviteit van het immaterieel vast actief daalt. Onderstaande tabel illustreert het standpunt van de Commissie. 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Totaal Vergoeding 4 850 4 750 4 900 5 200 5 190 5 400 5 430 5 580 5 470 5 620 52 390 Afschr. in: 2011 485 485,00 2012 485 527,78 1 012,78 2013 485 527,78 612,50 1 625,28 2014 485 527,78 612,50 742,86 2 368, 14 2015 485 527,78 612,50 742,86 865 3 233,14 2016 485 527,78 612,50 742,86 865 1 080 4 313,14 2017 485 527,78 612,50 742,86 865 1 080 1 357,50 5 670,64 2018 485 527,78 612,50 742,86 865 1 080 1 357,50 1 860 7 530,64 2019 485 527,78 612,50 742,86 865 1 080 1 357,50 1 860 2 735 10 265,64 2020 485 527,78 612,50 742,86 865 1 080 1 357,50 1 860 2 735 5620 15 885,64 52 390,00 In het jaar 2011 bedragen de afschrijvingen slechts 485 euro, in het jaar 2015 neemt de vennootschap 3 233,14 euro in kosten als afschrijving en in het laatste jaar (2020) 15 885,64 euro. Zoals gezegd zijn er nogal wat meningsverschillen omtrent de afschrijvingen op cliënteel. De fiscus stelt een afschrijvingstermijn van tien à twaalf jaar voorop en degressieve afschrijvingen zijn niet toegelaten. 3

Ook is de fiscus van mening dat op ieder gedeelte van de aanschaffingsprijs, in casu de jaarlijkse vergoeding, het lineaire afschrijvingspercentage afzonderlijk dient te worden toegepast. De afschrijving op de laatste vergoeding ten belope van 5 620 euro zullen derhalve lopen van 2020 tot en met het boekjaar 2029. De totale afschrijvingstermijn loopt dus over 19 jaar. Onderstaande tabel illustreert het standpunt van de belastingadministratie. 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Totaal Vergoeding 4 850 4 750 4 900 5 200 5 190 54 00 5 430 5 580 5 470 5 620 52 390 Afschr. in : 2011 485 485 2012 485 475 960 2013 485 475 490 1 450 2014 485 475 490 520 1 970 2015 485 475 490 520 519 2 489 2016 485 475 490 520 519 540 3 029 2017 485 475 490 520 519 540 543 3 572 2018 485 475 490 520 519 540 543 558 4 130 2019 485 475 490 520 519 540 543 558 547 4 677 2020 485 475 490 520 519 540 543 558 547 562 5 239 2021 475 490 520 519 540 543 558 547 562 4 754 2022 490 520 519 540 543 558 547 562 4 279 2023 520 519 540 543 558 547 562 3 789 2024 519 540 543 558 547 562 3 269 2025 540 543 558 547 562 2 750 2026 543 558 547 562 2 210 2027 558 547 562 1 667 2028 547 562 1 109 2029 562 562 52 390 De afschrijvingen in het jaar 2020 bedragen overeenkomstig deze methode 5 239 euro in plaats van 15 885,64 euro volgens de eerste methode. Hasselt 1ste januari 2005) en in beroep bevestigd door het hof van beroep van Antwerpen (Antwerpen 19 september 2006), wat wijst op een kentering in de rechtspraak. Over de hele periode bedragen de afschrijvingen uiteraard evenveel in beide methoden. Het hof van beroep van Gent heeft zich in een arrest van 13 februari 1997 achter de visie van de fiscus geschaard inzake de afschrijving van een immaterieel vast actief verkregen tegen variabele prijs. De rechtbank van eerste aanleg te Leuven heeft echter in een vonnis van 28 februari 2003 anders geoordeeld over het toe te passen afschrijvingspercentage op de overname van een handelsfonds tegen een variabele vergoeding. Zij heeft de visie van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen onderschreven. In haar oordeel heeft zij een overwegend belang gehecht aan de gebruiksduur van het onderliggende bestanddeel en niet aan de wijze waarop het cliënteel werd betaald. Deze zienswijze werd in een later vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt overgenomen (rb. Dit mag ook blijken uit een recent vonnis van de rechtbank van eerste aanleg van Bergen op 7 september 2010. De feiten van het vonnis waren als volgt : een zelfstandig verpleegster verkoopt haar handelsfonds en cliënteel aan een door haar opgerichte vennootschap. Als overnameprijs zal de overnemende vennootschap gedurende tien jaar 15 % van de gerealiseerde erelonen betalen met een maximum van 135 000 euro. De vennootschap boekt onmiddellijk het maximumbedrag en schrijft over tien jaar af. De belastingadministratie gaat hiermee niet akkoord en stelt dat de vennootschap jaarlijks het gedeelte van de overnameprijs moet activeren en iedere schijf over een periode van tien jaar moet afschrijven. De rechtbank is de belastingadministratie niet gevolgd en was van oordeel dat de zienswijze van de belastingadministratie strijdig was met de economische realiteit die wijst op een snel vernieuwend cliënteel dat derhalve op 4

korte termijn moet worden afgeschreven. De rechtbank was van oordeel dat de prijsannuïteiten moeten worden afgeschreven door iedere schijf te delen door het aantal jaren dat overblijft tussen de datum van verwerving van het cliënteel en de datum waarop het cliënteel integraal moet zijn afgeschreven. 2. Verhuring goodwill aan de zelf op gerichte vennootschap Bij de overdracht van een eenmanszaak zal in de meeste situaties een meerwaarde in hoofde van de overlater gerealiseerd worden. Om belasting van de meerwaarde als stopzettingsmeerwaarde te vermijden, hebben belastingplichtigen pogingen ondernomen om de goodwill en het cliënteel niet over te dragen, maar te verhuren aan een door hen zelf opgerichte vennootschap. De huurgelden die de bedrijfsleider van de vennootschap voor de verhuur ontvangt, zijn vanuit het fiscaal oogpunt in beginsel roerende inkomsten en geen beroepsinkomsten. Roerende inkomsten worden belast aan het afzonderlijk tarief van 15 %. Aangezien er geen inhoudingsplicht van roerende voorheffing bestaat, moet de bedrijfsleider de inkomsten opnemen in de aangifte personenbelasting. Het aan te geven bedrag is het netto-inkomen, zijnde bruto ontvangen huur verminderd met de erop betrekking hebbende kosten. Deze kosten zijn de reële kosten indien er bewijsstukken zijn of een forfaitair bedrag van 15 % op de ontvangen bruto huur in de andere gevallen. Bovendien ontsnappen deze inkomsten aan de sociale zekerheidsbijdragen. De belastingadministratie is deze constructies niet genegen en probeerde in het verleden reeds meermaals de roerende inkomsten te herkwalificeren als beroepsinkomsten door zich onder meer te beroepen op simulatie en de algemene antirechtmisbruikbepaling (artikel 344, 1 WIB 1992) of op basis van artikel 37 WIB 1992. Uit de rechtspraak blijkt dat de hoven de belastingplichtigen meestal in het ongelijk stellen. De gevallen die in de rechtspraak aan bod komen betreffen meestal de situatie waarbij een geneesheer zijn opgebouwde goodwill of zijn cliënteel verhuurt aan een door hem zelf opgerichte professionele vennootschap. Ook belastingplichtigen uit andere beroepssectoren (advocaat, notaris) probeerden in het verleden hun goodwill aan hun vennootschap te verhuren. Recent zijn weer een aantal rechtelijke beslissingen getroffen waarin de belastingplichtige in het zand moest bijten. Zo heeft het hof van beroep te Gent op 9 maart 2010 opnieuw geoordeeld dat een verhuur van cliënteel door een arts aan zijn artsenvennootschap fictief is. Het hof oordeelde dat het cliënteel van een arts uit zijn aard niet verhuurd kan worden, omdat niemand over cliënten kan beschikken. Een patiënt is vrij zich te wenden tot de geneesheer van zijn keuze. Cliënteel is geen recht waarover men ten allen tijde kan beschikken. Bijgevolg kan cliënteel niet worden verhuurd of verkocht. Bovendien kan de vennootschap niet zelf de geneeskunde uitoefenen, maar wordt de geneeskunde uitgeoefend door de geneesheer. De rechtbank oordeelde dat de inkomsten uit de verhuur geen roerende inkomsten, maar beroepsinkomsten zijn in hoofde van de bedrijfsleider. In een gelijkaardig geval oordeelde de rechtbank van eerste aanleg te Gent op 24 februari 2010 dat een notaris geen cliënteel kan verhuren. Ook de rechtbank van eerste aanleg te Bergen heeft op 17 april 2010 deze logica aangewend in een vonnis waar een chirurg zijn cliënteel ter beschikking stelde van zijn professionele vennootschap. De rechter oordeelde dat er sprake was van veinzing en dat de huurinkomsten als bedrijfleidersinkomen moesten worden belast. Als argument werd door de belastingadministratie aangehaald dat een arts geen cliënteel kan bezitten. Een patiënt is niet gebonden aan een arts. Bijgevolg zou men het cliënteel ook niet kunnen verhuren. In de praktijk kan dit verstrekkende gevolgen hebben. Als men ervan uitgaat dat men geen cliënteel kan bezitten, kan men dan cliënteel wel inbrengen? Hebben deze uitspraken ook gevolgen voor professionelen van andere beroepssectoren? Wat als het cliënteel wel aan de professional gebonden is? Het laatste woord in deze discussie is wellicht nog niet geschreven. 3. Gespreide belasting op meerwaarden gerealiseerd op goodwill Een andere vraag die zich in de praktijk stelt is of het stelsel van gespreide belasting op meerwaarden ook kan worden toegepast op meerwaarden gerealiseerd op goodwill. Overeenkomstig artikel 47 WIB 1992 kunnen meerwaarden die worden gerealiseerd bij de vervreemding van immateriële en materiële vaste activa, gespreid belast worden als die meerwaarden worden herbelegd op de wijze en volgens de voorwaarden die in dat artikel zijn bepaald. Hiertoe moeten de activa waarop de meerwaarden zijn gerealiseerd «sedert meer dan vijf jaar voor hun 5

vervreemding de aard van vaste activa hebben» en moeten «hierop fiscale afschrijvingen zijn genomen». stelsel van gespreide belasting op de gerealiseerde meerwaarde niet worden toegepast. De belastingadministratie is traditioneel van mening dat meerwaarden gerealiseerd op zelf opgebouwde goodwill niet in aanmerking komt voor het regime van gespreide belasting omdat zelf opgebouwde goodwill niet de aard van vaste activa heeft en hierop aldus geen afschrijvingen worden genomen. Doorgaans zal de belastingadministratie, met het oog op de toepassing van het stelsel van gespreide meerwaarden, een opsplitsing maken tussen de meerwaarde die betrekking heeft op het overgenomen cliënteel en de meerwaarde op cliënteel dat zelf is opgebouwd. Bovendien is de belastingadministratie van mening dat meerwaarden gerealiseerd op volledig afgeschreven goodwill niet in aanmerking komen voor gespreide belasting. De meerwaarden die dan worden gerealiseerd zijn volgens de belastingadministratie gerealiseerd op cliënteel dat zelf is opgebouwd. In dit verband willen we wijzen op een vonnis van het hof van beroep van Brussel van 3 juni 2010. In dit arrest heeft de belastingadministratie ongelijk gekregen. De feiten kunnen als volgt worden omschreven. Een vennootschap had in 1986 een handelsfonds van een apotheek overgenomen. Tevens werd goodwill mee overgenomen voor een prijs van om en bij de 40 000 euro. De vennootschap schreef de goodwill over tien jaar af. In 1997 verkocht de vennootschap het handelsfonds van de apotheek aan een derde vennootschap. Voor de intussen afgeschreven goodwill ontving ze 186 000 euro. Voor deze meerwaarde had de vennootschap het stelsel van gespreide meerwaarden toegepast. De belastingadministratie was echter niet akkoord. Zij was van mening dat, aangezien de in 1986 verworven goodwill/cliënteel volledig was afgeschreven, van dit cliënteel geen goodwill meer aanwezig was. De goodwill die er nog was zou volledig bestaan uit de door de vennootschap zelf opgebouwde goodwill. Vermits op dit actiefbestanddeel geen fiscaal aanvaarde afschrijvingen zijn genomen, kan het De rechter heeft evenwel anders geoordeeld. Zoals door de belastingplichtige is gemotiveerd, heeft het hof geoordeeld dat goodwill niet alleen uit cliënteel bestaat. In casu omvat goodwill niet enkel cliënteel, maar ook de naam en faam, de commerciële ligging, de knowhow, de specialiteiten en de vergunningen. Uit het feit dat het oorspronkelijk verworven cliënteel op datum van de verkoop van het handelsfonds zou zijn afgeschreven, kan niet worden afgeleid dat het «oude» cliënteel volledig zou vervangen zijn door nieuw zelf opgebouwd cliënteel. Fiscaalrechtelijk beschouwen dat een volledig afgeschreven actief niet meer bestaat daar waar het boekhoudkundig wel nog bestaat, beschouwt het hof als artificieel. Volgens het hof moet voor de beoordeling van de vraag of de meerwaarde die werd gerealiseerd op de verkochte goodwill in aanmerking komt voor het stelsel van de gespreide belasting in hoofde van de vennootschap, enkel in concreto worden nagegaan of op het moment van de verkoop nog een gedeelte van de overgenomen goodwill aanwezig was. In casu was dit het geval. Een opsplitsing tussen de verkochte goodwill en cliënteel in een oud gedeelte, dat is aangekocht, en een nieuw gedeelte, dat later zelf zou zijn opgebouwd, zou volgens het hof niet in overeenstemming zijn met artikel 47 WIB 1992. Dit artikel vereist enkel dat het immaterieel vast actiefbestanddeel werd geboekt en dat er fiscaal afschrijvingen op zijn toegepast. De vraag stelt zich of de belastingadministratie haar standpunt zal willen herzien. Baker Tilly Belgium Kent u de «kmo-portefeuille» al? De kmo-portefeuille is een interactieve webtoepassing waarlangs ondernemers jaarlijks tot 15 000 euro subsidies kunnen bekomen voor ondersteuning van hun processen van ondernemen, innoveren en internationaliseren. Tot begin 2009 was dit instrument gekend onder de naam «BEA» (Budget voor Economisch Advies) dat op zijn beurt in 2006 de wildgroei aan opleidings-, advies- en andere cheques verving. De introductie van de kmo-portefeuille in 2009 was echter veel meer dan een naamswijziging : het instrument van de elektronische ondernemerschapsportefeuille werd grondig vernieuwd en verbeterd. 6

Wie komt in aanmerking? Enkel kleine en middelgrote ondernemingen en vrije beroepen, met een exploitatiezetel in het Vlaams Gewest, die een aanvaardbare activiteit uitoefenen, komen in aanmerking. Vzw s zijn dus uitgesloten als steunaanvrager. Zij kunnen wel erkend worden als dienstverlener. Voor kmo s wordt de Europese definitie gehanteerd. Samengevat komt dit er op neer dat zolang een onderneming niet meer dan 250 werknemers heeft, de jaaromzet niet meer dan 50 miljoen euro en het balanstotaal niet meer dan 43 miljoen euro bedraagt, zij een aanvraag kan indienen. Er zijn ook nog een aantal randvoorwaarden die onder meer betrekking hebben op een eventuele overheidsparticipatie. Wil u daarom helemaal zeker zijn of een onderneming aan de definitie voldoet, surf dan naar http://ec.europa.eu/research/sme-techweb/, waar u de enige echte online kmo-test kan doen. Om te weten of een onderneming een aanvaardbare activiteit uitoefent, kan u best even een kijkje nemen op de website van kmo-portefeuille (www.kmo-portefeuille.be). Hier kan u een lijst raadplegen met de NACE-codes van de sectoren die in aanmerking komen. Bepaalde sectoren, zoals sommige delen van de land- en tuinbouwsector en de visserij, zijn immers uitgesloten omdat er Europees een ander steunmechanisme op van toepassing is. Welke diensten komen in aanmerking? De diensten die in aanmerking komen voor subsidiering, worden gegroepeerd rond drie processen : ondernemen, innoveren en internationaliseren. Deze driedeling ligt volledig in lijn met de reorganisatie die in 2008 binnen de Vlaamse administratie werd doorgevoerd zodat voor elk proces een andere entiteit binnen de Vlaamse overheid verantwoordelijk is : «ondernemen» valt onder de bevoegdheid van het nieuwe Agentschap Ondernemen (ontstaan uit de fusie van het vroegere Agentschap Economie en het VLAO), «innoveren» onder de bevoegdheid van het IWT en «internationaliseren» onder Flanders Investment and Trade (FIT of het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen) Binnen de drie processen onderscheidt men vijf pijlers : Ondernemen : 1. Opleiding 2. Advies over ondernemen 3. Strategisch advies over ondernemen Innoveren : 4. Technologieverkenning Internationaliseren : 5. Advies over internationaal ondernemen «Opleiding» doelt op opleidingen gevolgd door de werkenden in de onderneming (hetzij de werknemers, hetzij de ondernemer zelf) die hoofdzakelijk gericht zijn op het verbeteren van het huidige of het toekomstige functioneren van de onderneming, zoals bijvoorbeeld taaltrainingen, informatica-opleidingen, vorming sociale vaardigheden,... Wettelijk verplichte opleidingen komen eveneens in aanmerking. Opmerkelijk is ook dat per opleidingsdag 25 euro cateringkosten per persoon kunnen ingebracht worden. «Advies over ondernemen» moet steeds schriftelijk zijn, op maat van de onderneming, en moet, naast een analyse van de probleemstelling en suggesties tot verbetering (het eigenlijke advies), ook steeds een implementatiegedeelte omvatten, d.i. een soort draaiboek om het advies te realiseren. Het kan bijvoorbeeld gaan om een marketingstudie, een communicatieplan, een investeringsanalyse of een marktstudie. «Strategisch advies over ondernemen» is een advies gerelateerd aan een kantelmoment binnen een onderneming dat bijvoorbeeld de economische en financiële haalbaarheid van een project aantoont (haalbaarheidsstudie). Zoals hierna zal blijken is dit soort advies een beetje een buitenbeentje : omwille van de bijzondere aard ervan krijgt de onderneming hiervoor een apart budget van maximum 25 000 euro per jaar bovenop het «standaard»- budget van 15 000 euro per jaar. «Technologieverkenning» impliceert het inschakelen van een erkend kenniscentrum (een universitair labo bijvoorbeeld) dat via studiewerk op maat van de onderneming de nodige kennis aanbrengt om innovaties door te voeren. Het kan bijvoorbeeld gaan om het uitvoeren van bepaalde simulaties of laboratoriumproeven, of het bestuderen van mogelijke technische invloedsparameters. «Advies over internationaal ondernemen» is bedoeld voor kmo s die buitenlandse ambities hebben op het vlak van export of investeringen. Voorbeelden zijn advies inzake de oprichting van een buitenlandse vestiging of het afsluiten van een joint-venture, licentieverkoop, marktstudies,... Voor alle diensten geldt dat ze moeten verstrekt worden door «erkende dienstverleners». Een uitgebreid overzicht per pijler van alle erkenningsvoorwaarden waaraan een dienstverlener moet voldoen, zou ons in het kader van deze bijdrage te ver leiden, maar kan u terugvinden 7

op de website. Rode draad is alvast dat doorgaans een kwaliteitscertificaat is vereist. Een ondernemer kan bij eenzelfde dienstverlener zowel advies als opleiding «inkopen». Hoeveel bedraagt de subsidie? Het steunpercentage bedraagt in principe 50 % en voor advies inzake technologieverkenning zelfs 75 %. Het beschikbaar budget per onderneming wordt berekend op jaarbasis en bedraagt in totaal, voor alle pijlers samen, 15 000 euro, met dien verstande dat per pijler een afzonderlijk steunplafond geldt dat niet mag overschreden worden. Voor strategisch advies over ondernemen wordt daarenboven nog een uitzondering gemaakt : de onderneming kan hiervoor per jaar, bijkomend, d.i. bovenop het budget van 15 000 euro, aanspraak maken op een maximaal steunbedrag van maar liefst 25 000 euro. Schematisch ziet dit er als volgt uit : Opleiding Advies Ondernemen Technologieverkenning Advies internationaliseren Strategisch advies Ondernemen Steun % 50 % 50 % 75 % 50 % 50 % Steunplafond per pijler 2 500 2 500 10 000 5 000 25 000 Max per periode 15 000 25 000 Periode 1 jaar Het steunplafond per jaar voor advies over ondernemen bedroeg tot augustus 2010 nog dubbel zoveel (5 000 euro) maar doordat het voorziene budget voor 2010 wegens het grote succes van deze steunmaatregel vroegtijdig dreigde op te geraken, werd het steunplafond gehalveerd tot 2 500 euro per jaar. Hoe verloopt de aanvraagprocedure? Een onderneming die van de subsidies wil genieten, kan deze enkel elektronisch aanvragen. Een gedetailleerde beschrijving van de registratie-, aanvraag- en betaalprocedure kan u terugvinden op de website. Hou echter goed de timing in het oog : een onderneming heeft slechts 14 kalenderdagen na de start van de prestaties de tijd om de subsidieaanvraag (inclusief het doorlopen van de registratie- of migratieprocedure) te doen. Na deze termijn kan een onderneming geen aanspraak meer maken op een subsidie voor de overeenkomst of het project in het kader waarvan de prestaties werden geleverd. Boekhoudkundige verwerking en fiscale behandeling van de subsidies Op de website van kmo-portefeuille vindt u onder «FAQ Ondernemers Overige» een concreet voorbeeld, aan de hand van een boekhoudschema, hoe u de subsidies ontvangen in het kader van de kmo-portefeuille boekhoudkundig moet verwerken. U vindt hier ook het antwoord op de vraag hoe deze subsidies fiscaal behandeld worden : in tegenstelling tot de subsidies inzake groeipremie, ecologiepremie en strategische investeringssteun wordt steun in het kader van de kmo-portefeuille helaas niet vrijgesteld in de vennootschapsbelasting. Besluit: ga naar www.kmo-portefeuille.be Op deze website kan u zich niet alleen laten registreren en een aanvraag indienen, maar vindt u ook een antwoord op al uw vragen. Katleen VAN HAVERE Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Etienne VERBRAEKEN, B.I.B.F. Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Maria PLOUMEN, Etienne VERBRAEKEN. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer www.kluwer.be 8