NOTA KOSTENTOEDELING 2014 Decos Post 2013-4515 Versie 31 mei 2013. 0 Samenvatting



Vergelijkbare documenten
VOORSTEL AAN HET ALGEMEEN BESTUUR

KOSTENTOEDELINGSONDERZOEK Inleiding

: Nieuw belastingstelsel

VOORSTEL AAN HET ALGEMEEN BESTUUR

Kostentoedeling Waterschap Brabantse Delta 2014

A L G E M E E N B E S T U U R

Kostentoedelingsonderzoek Een onderzoek naar de kostentoedeling bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Waterschap Zuiderzeeland 2012

TARIEVENNOTA november 2018

Toelichting op de Ontwerp Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer waterschap Noorderzijlvest 2014.

Exclusief kwijtschelding/ oninbaar. Watersysteem Zuiveren

Tariefbepaling waterschapsbelasting

Reparatie Waterschapswet

AB: Ja Opdrachtgever: Klaas de Veen

Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Waterschap Zuiderzeeland 2014

Toelichting op de kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Waterschap Groot Salland 2014

Kostentoedelingsonderzoek waterschap Vallei en Veluwe 2019

Kostentoedelingsonderzoek Hunze en Aa's 2019

Toelichting op de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Waterschap Noorderzijlvest 2019.

ONTWERP TOELICHTING OP DE KOSTENTOEDELINGSVERORDENING 2019 ALGEMEEN

Concept kostentoedelingsverordening watersysteembeheer 2014

Parafering besluit PFO Ami Conform Geparafeerd door: Boeren, M.M.L. D&H Conform Geparafeerd

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3

Toelichting op de model-kostentoedelingsverordening watersysteembeheer 2009

In D&H: Steller: M. Oppenhuizen BMZ Telefoonnummer: 5883 SKK Afdeling: Overig In AB: Portefeuillehouder: Miltenburg

Onderwerp: Kostentoedelingsverordening. Algemeen Bestuur

Herziening kostentoedelingsverordening HDSR 2009

Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Waterschap Noorderzijlvest 2014.

Antwoorden op vragen naar aanleiding van een informatieve bijeenkomst met het algemeen bestuur op 21 februari 2018 over het onderwerp kostentoedeling.

Bijlage. Handreiking tariefdifferentiatie. 1 Inleiding. 2 Watersysteemheffing

Wijziging kostentoedeling

Ontwerp- Kostentoedelingsverordening watersysteemheffing waterschap Vechtstromen 2017

ALGEMENE VERGADERING. Relevante kaders - Waterschapswet - Waterschapsbesluit. Lelystad, 7 mei het college van Dijkgraaf en Heemraden,

Kostentoedelingsonderzoek 2018 Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Toelichting op de wijziging van de Kostentoedelingsverordening Schieland en de Krimpenerwaard

Kostentoedelingsverordening watersysteemheffing waterschap Vechtstromen

Besluit: Vast te stellen de kostentoedelingsverordening watersysteembeheer alsvolgt:

Ontwikkeling waterschapsheffingen

Toelichting op de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Waterschap Vallei en Veluwe

Waterschap Vallei en Veluwe Meerjarenperspectief

ALGEMENE VERGADERING. Relevante kaders Waterschapswet Waterschapsbesluit. Lelystad, 5 september het college van Dijkgraaf en Heemraden,

Kostentoedelingsonderzoek waterschap Zuiderzeeland 2019

Concept-kostentoedelingsverordening watersysteembeheer waterschap Aa en Maas 2019

Bijlage bij bestuursvoorstel aanpassen kostentoedelingsverordening watersysteembeheer 2009

VOORSTEL AAN HET ALGEMEEN BESTUUR

Kostenterugwinning van Waterdiensten Aanvullende analyse Milieukosten

CVDR. Nr. CVDR272399_2. Kostentoedelingsverordening

Provinciaal blad nr

Toelichting Kostentoedelingsverordening wegenbeheer Waterschap Rivierenland 2019

Toelichting Kostentoedelingsverordening wegenbeheer Waterschap Rivierenland 2014

AB: Ja Opdrachtgever: Henk Wolven

Besluit tot vaststelling van de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Waterschap Vallei en Veluwe 2019

Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer en wegenbeheer Schieland en de Krimpenerwaard 2009

Waterschap. Vallei en Veluwe. Meerjarenperspectief

Toelichting Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Waterschap Rivierenland 2014

ALGEMENE VERGADERING. Lelystad 19 augustus 2011, het college van Dijkgraaf en Heemraden, 8 september 2011 SMO / Financiën. 23 augustus 2011 J.

Contra-expertise lastenontwikkeling door Project Gebonden Aandeel waterschappen aan het Hoogwater Beschermingsprogramma

AB: Ja Opdrachtgever: Henk Wolven

Kostentoedelingsonderzoek Een onderzoek naar de kostentoedeling bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Contouren Kostentoedeling

Toelichting Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Waterschap Rivierenland 2014

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de vragen die zijn gesteld door het lid Lodders (VVD) over de waterschapslasten (ingezonden 21 februari 2018).

Aan de leden van de verenigde vergadering. 1. Inleiding

Besluit: Vast te stellen de kostentoedelingsverordening watersysteembeheer als volgt:

Vragen en antwoorden aanpassing belastingstelsel waterschappen

Ontwerp kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Waterschap Rijn en IJssel 2017

Uitgangspuntennotitie Kostentoedelingsverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Toelichting op de kostentoedelingsverordening watersysteembeheer waterschap Hunze en Aa s 2019

Mev r. d r. C. Hoeben 1. 1 Inleiding. 2 Huidige stelsel waterschappen. zaken, niet zijnde natuurterreinen (kortweg ongebouwd);

Waterschapsbelastingen 2018 Het hoe en waarom. Pagina 1 van 21 WATERSCHAPSBELASTINGEN AN DE WATERSCHAPPEN IN 2015 Het hoe en waarom

Aan de leden van de verenigde vergadering. 1. Inleiding

Toelichting op de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer en wegenbeheer Schieland en de Krimpenerwaard 2014

FAZ: Ja Opdrachtgever: Klaas de Veen

Officiële uitgave van het dagelijks bestuur van het Waterschap Rivierenland

Toelichting op de kostentoedelingsverordening watersysteembeheer Waterschap Rijn en IJssel 2014

Toelichting op de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer en wegenbeheer Schieland en de Krimpenerwaard 2014

Toelichting op de kostentoedelingsverordening watersysteembeheer waterschap Hunze en Aa s 2014

CVDR. Nr. CVDR317395_1. Kostentoedelingsverordening. 7 januari Officiële uitgave van Wetterskip Fryslân.

Waterschap Vallei en Veluwe

Samenwerking/fusie. Waterschap Vallei & Eem en. Waterschap Veluwe. Steenbokstraat 10 Postbus AC Apeldoorn [T] (055) [F] (055) 527

De leden-waterschappen. belastingstelsel waterschappen. Geachte leden,

Ontwikkeling waterschapslasten in de periode

VOORSTEL AAN HET ALGEMEEN BESTUUR

Portefeuillehouder: P. Broeksma Behandelend ambtenaar J. Koomans van den Dries, (t.a.v. J. Koomans van den Dries)

Kostentoedelingsverordening Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2019

Betreft Voorstel gedifferentieerde rioolheffing op basis van WOZ-waarde en type object

AGENDAPUNT 4.5.A/ 5.5 B ONTWERP. Onderwerp: Wijziging belastingverordeningen voor 2015 Nummer: Voorstel

INZICHT IN DE FINANCIËLE CONSEQUENTIES VAN HET PAKKET AAN VOORSTELLEN VAN HET UNIEBESTUUR TOT AANPASSING VAN HET BELASTINGSTELSEL VAN DE WATERSCHAPPEN

Model-verordening op de watersysteemheffing

Raadscommissievoorstel

Aan: de leden van klankbordgroep fusie Beemster-Purmerend. Beemster/Purmerend, 04 juni 2019

Raadsvoorstel 15 december 2011 AB RV

FAZ: Ja Opdrachtgever: Klaas de Veen

Besluit tot vaststelling van de Verordening op de watersysteemheffing waterschap Rijn en IJssel 2019.

Financiële verhouding tussen waterschappen en rijk

Kosten watersysteem Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Onderzoek naar opbouw en redenen kosten

In het kader van de behandeling van dit voorstel merken wij nog het volgende op:

Kostentoedelingsonderzoek 2020 Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 19 juni 2019

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 3 november 2015 Nummer voorstel: 2015/97

3 december n.v.t. wethouder A.G.J. Bosch

Transcriptie:

NOTA KOSTENTOEDELING 2014 Decos Post 2013-4515 Versie 31 mei 2013 0 Samenvatting De kostentoedelingsverordening van het waterschap moet tenminste eens in de vijf jaar worden herzien. Dat houdt in dat dit jaar herziening nodig is. In het bestuurlijk voorbereidingsproces is gepoogd binnen de wettelijke mogelijkheden de kosten zo eerlijk mogelijk toe te delen. Daartoe is van de belangrijkste kosten onderzocht voor welke categorie deze kosten gemaakt worden. Uit deze analyse blijkt, dat het algemeen belang - dat aan ingezetenen wordt toegerekend - ruimschoots meer betreft dan het huidige aandeel van 27,2%. Voorgesteld wordt dit aandeel te verhogen tot 35%. De overige aandelen volgen dan rechtstreeks uit de waardeverhoudingen, op de wijze zoals de wet voorschrijft: 49,4% voor gebouwd, 15,5% voor ongebouwd en 0,1% voor natuur. Door het hogere ingezetenenaandeel zullen de waterschapslasten voor huishoudens stijgen. Voor de grootste groep, meerpersoonshuishoudens met een eigen woning, blijft die toename per saldo beperkt tot ca 5,70 per jaar (afhankelijk van de waarde van het huis). Heeft hetzelfde huishouden echter een huurhuis, dan is de toename 18,70 op jaarbasis. Agrarische bedrijven gaan dan ca 0,8% minder betalen, bedrijven zonder grote vervuilingswaarde rond de 10% minder en bedrijven met grote vervuilingswaarde rond de 2,7% minder. De afgelopen 5 jaar was het ingezetenenaandeel fors lager dan het landelijk gemiddelde en het aandeel gebouwd fors hoger. Ingezetenen betaalden bij Groot Salland een kleiner aandeel dan zij voor 2009 betaalden. De nu voorgestelde stijging van hun aandeel compenseert dit. Daar komt bij dat de kosten op grond van algemeen belang die toe te rekenen zijn aan ingezetenen, fors zijn toegenomen door maatregelen voor de kaderrichtlijn water (natuur) en door de HWBP-bijdrage. Van de mogelijkheid van tariefdifferentiatie dient terughoudend gebruik te worden gemaakt. Evenals vijf jaar geleden wordt alleen voor buitendijks gelegen gebouwde en ongebouwde onroerende zaken een korting op het normale tarief voorgesteld (75%). Er vindt geen rechtstreekse toedeling van kosten van verkiezingen en/of heffing en invordering plaats. 1 Aanleiding Op grond van de Waterschapswet worden de kosten van het watersysteembeheer (incl. de zorg voor de waterkering) omgeslagen over de categorieën ingezetenen, gebouwd, ongebouwd en natuur. De wijze waarop deze kosten verdeeld worden over de categorieën, moet het algemeen bestuur vastleggen in een kostentoedelingsverordening. Binnen elk van de categorieën gebouwd, ongebouwd en ingezetenen bestaat vervolgens de mogelijkheid van tariefdifferentiatie. Indien een waterschapsbestuur daarvoor kiest, moet dat ook in die verordening worden vastgelegd. De kostentoedelingsverordening moet minstens één keer in de vijf jaar worden herzien. De huidige verordening is op 1 januari 2009 in werking getreden en moet derhalve voor 1 januari 2014 herzien te worden. 2 Wat houdt kostentoedeling in De kosten die het waterschap jaarlijks maakt voor het watersysteembeheer, worden opgebracht door ingezetenen en door eigenaren van gebouwd, ongebouwd en natuur. Elk van deze categorieën draagt een aandeel in de kosten bij. Deze aandelen liggen vast in de kostentoedelingsverordening van het waterschap. 1

Ingezetenen vertegenwoordigen het algemeen belang, terwijl het specifieke (eigenaren)belang betrekking heeft op gebouwde eigendommen, ongebouwde eigendommen en natuurterreinen. De wijze waarop het algemeen bestuur de aandelen vaststelt, ligt in belangrijke mate vast in de Waterschapswet en het Waterschapsbesluit. Eerst dient het ingezetenenaandeel bepaald te worden, waarbij de bevolkingsdichtheid van het waterschap richtinggevend is, doch het bestuur wel een ruime bandbreedte heeft. Het resterende deel vertegenwoordigt het specifieke belang. Dit deel moet volgens vastgelegde verdeelsleutels toegedeeld worden aan gebouwd, ongebouwd en natuur. 3 Bestuurlijke discussiepunten Verreweg het belangrijkste bestuurlijke discussiepunt is de keuze van het ingezetenenaandeel. De wettelijk toegestane bandbreedte is zo ruim, dat deze keuze ook een groot effect heeft op de andere aandelen. Een goede onderbouwing van deze keuze is daarom gewenst. In mindere mate is ook de mogelijkheid van tariefdifferentiatie binnen een categorie van invloed: Buitendijks gelegen onroerende zaken kunnen tot een kwart verlaagd worden qua tarief, waardoor binnendijks een fractie meer betaalt. Verharde openbare wegen kunnen een maximaal 100% hoger tarief krijgen dan het overig ongebouwd, waardoor de rest van het ongebouwd wat minder betaalt. Bemalen gebied kan een maximaal 100% hoger tarief krijgen, wat als gevolg heeft dat onbemalen gebied substantieel minder gaat betalen. Onroerende zaken die in hoofdzaak uit glasbestanden bestaan, kunnen een maximaal 100% hoger tarief krijgen, waardoor de rest van het gebouwd een fractie minder gaat betalen. Terreinen die blijkens de legger als waterberging worden gebruikt, kunnen een maximaal 75% lager tarief krijgen, waardoor de rest van het ongebouwd een fractie meer gaat betalen. De Unie van Waterschappen beveelt aan terughoudend om te gaan met tariefdifferentiatie. In het ontwerp voor de Wet herziening kostentoedeling watersysteemheffing (dat uiteindelijk niet bij de Tweede Kamer is ingediend) was alleen nog de differentiatie voor buitendijks opgenomen. Tenslotte bestaat nog de mogelijkheid om te besluiten de kosten van verkiezingen en/of heffing en invordering van de watersysteemheffing rechtstreeks aan een categorie toe te rekenen. 4 Bepaling van de omvang van de belangen 4.1 Juridisch kader belang ingezetenen Het belang van de categorie ingezetenen wordt aangeduid als het algemeen belang. Hoe meer inwoners een waterschap telt, hoe groter het algemeen belang is. De wet stelt daarom dat het ingezetenenaandeel hoger is naarmate de bevolkingsdichtheid hoger is. Als de bevolkingsdichtheid beneden de 500 per km² is, geeft de wet een bandbreedte van 20-30% voor het inwoneraandeel. Ligt de bevolkingsdichtheid tussen de 500 en 1000 per km², dan is de bandbreedte 30-40% en boven de 1000 per km² is het 40-50%. In alle gevallen is echter een verhoging met maximaal 10% mogelijk, mits dit gemotiveerd is. Aan deze motivering worden geen speciale vereisten verbonden, blijkens een uitspraak van de Raad van State van 28 juli 2010. Het ontwerp voor de Wet herziening kostentoedeling watersysteemheffing ging dan ook uit van een 10% grotere bandbreedte. 2

Groot Salland heeft een bevolkingsdichtheid van ca 375 per km². Tot aan genoemde uitspraak in 2010 werd er vanuit gegaan, dat de bestuurlijke keuzevrijheid tussen 20 en 30% lag. Thans kan worden uitgegaan van een bestuurlijke keuzevrijheid tussen 20 en 40%. Om bestuurlijk een onderbouwde keuze te kunnen maken voor het ingezetenenaandeel, is nagegaan welk deel van de kosten die het waterschap maakt het algemeen belang dienen en welk deel het specifieke belang. Om dat te kunnen doen, zijn de belangen eerst nader gedefinieerd. 4.2 Definitie belangen Omschrijving algemeen belang: Natuur en ecologie Recreatie Kaderrichtlijn Water (m.n. inrichting tbv natuur en ecologie) Tegengaan verdroging natuurgebieden Optimalisatie peilbeheer voor natuur Leefbaarheid /hinder bij wateroverlast Voorkomen stank (vanuit stedelijk water) Belevingswaarde van water Veiligheid mensen bij hoog water Het specifieke belang omvat o.m. de volgende zaken: Voor eigenaren gebouwd: Tegengaan wateroverlast stedelijk gebied Opvang van waterafvoer vanaf gebouwde percelen Tegengaan wateroverlast voor glastuinbouw Watervoorziening glastuinbouw Optimalisatie peilbeheer stedelijk gebied Bescherming objecten tegen hoog water Voor eigenaren ongebouwd: Tegengaan verdroging landbouwgrond Tegengaan wateroverlast landbouwgrond Optimalisatie peilbeheer voor landbouw Aanpassing watergangen nodig wegens ruilverkaveling Bescherming vee tegen hoog water / wateroverlast 4.3 Uitwerking Niet van alle kosten is aan te geven voor wie ze gemaakt worden: voor het algemeen belang (dus ingezetenen), voor het gebouwd, voor ongebouwd of voor natuurterreinen. Een deel van de kosten heeft een zo algemeen karakter (bijv. ondersteuning), dat er geen bijzonder belang van een categorie kan worden onderscheiden. Voor belangrijke basiselementen van de taak watersysteembeheer is dit echter wel te onderscheiden. De analyse van het onderscheiden van de verschillende belangen richt zich op deze basiselementen. Soms is het belang vrij objectief te bepalen (bijv. een watergang door landelijk gebied die geen stedelijk water afvoert, is in het belang van ongebouwd), maar soms is een bestuurlijke weging van de belangen nodig (bijv. hoe zwaar wegen we het belang van ingezetenen resp. gebouwd en ongebouwd bij een waterkering). 3

Bijlage 3 laat zien welke bestuurlijke weging heeft plaatsgevonden en wat de onderbouwing hiervan is. Bijlage 5 laat zien dat dit, gewogen met de werkelijke kosten (richtjaar 2017), tot de volgende redelijke aandelen leidt voor de categorieën ingezetenen, gebouwd en ongebouwd: Ingezetenen 37,2% Gebouwd 36,1% Ongebouwd 26,5% 5 Doorvertaling naar de kostentoedeling Voor alle duidelijkheid: de bovengenoemde percentages zijn belangenaandelen op grond van kostenveroorzaking. Voor de categorie ingezetenen is het mogelijk het aandeel bestuurlijk op grond van dit criterium vast te stellen, immers het ligt binnen de wettelijke bandbreedte (incl. de extra 10%) en deze kostenveroorzaking biedt een motief om van die extra bandbreedte gebruik te maken. Voor de andere categorieën behoort echter de verdeling over gebouwd, ongebouwd en natuur op grond van waardeverhoudingen plaats te vinden. Voor die categorieën kan bovenstaand percentage daardoor niet zo worden vastgesteld, maar het is niettemin nuttig om te beoordelen of hun uitkomst naast wettelijk correct ook redelijk is. 5.1 Ingezetenenaandeel Het huidige ingezetenenaandeel is 27,2%. Dat is aanzienlijk lager dan de 37,2% die thans als belang wordt ingeschat op grond van kostenveroorzaking. Het huidige aandeel is vijf jaar geleden vastgesteld door interpolatie binnen de bandbreedte van 20 tot 30%. Van de bovengrens van 30% werd toen aangenomen dat dit het absolute maximum was, passend bij een waterschap met een bevolkingsdichtheid tot 500 per km². In feite ging daarmee vijf jaar geleden het aandeel dat ingezetenen betaalden fors omlaag. Tot en met 2008 betaalden ingezetenen ruim 35% van de kosten die nu onder watersysteembeheer vallen. Gemiddeld genomen betalen ingezetenen in Nederland meer dan 40%. Bij een bevolkingsdichtheid tot 500 per km² is de nieuwe bandbreedte 20-40%. Met 375 per km² ligt Groot Salland rekenkundig op ¾ van 500 per km². Rekenkundig is het dan niet vreemd, dat het ingezetenenaandeel rond de 35% uitkomt (op ¾ tussen de 20 en de 40). Bestuurlijk besluit: Op grond van bovenstaande analyse ligt een aandeel van 35-37% in de rede. Dit leidt tot een grote sprong omhoog t.o.v. de huidige 27,2%. Daarom kiest ons bestuur voor een ingezetenenaandeel van 35%. 5.2 Specifiek belang Na vaststelling van het ingezetenenaandeel op 35% resteert een specifiek deel van 65%. De kostenaandelen binnen dit specifiek belang moeten worden bepaald op basis van waardeverhoudingen. De waarde van het gebouwd wordt ontleend aan de belastingbestanden (WOZ). Voor ongebouwd en natuur is dat niet mogelijk, omdat een dergelijk bestand niet beschikbaar is. De waarde van ongebouwd is geschat, op de wijze die wettelijk is voorgeschreven. Daarbij wordt rekening gehouden met zeer verschillende typen grondgebruik. Agrarische grond maakt 87% uit van de totale oppervlakte van het ongebouwde areaal, wegen en spoorwegen samen nog geen 9%. De waarde per ha van wegen en spoorwegen is echter vele malen hoger dan de waarde per ha van agrarische grond. Per saldo wordt de totale waarde van het ongebouwd daardoor voor 70% bepaald door de waarde van wegen en spoorwegen. 4

De schattingsmethode is gedetailleerd uitgewerkt in de Waterschapswet en het Waterschapsbesluit, alsmede in de Taxatiewijzer van de Unie van Waterschappen. In bijlage 1 is de berekening te zien, bijlage 2 verantwoordt de gebruikte gegevens. 5.3 De waardeverhoudingen binnen het specifiek belang De peildatum voor de waardegegevens is 1 januari 2012. De waarde van het gebouwd is 44,7 mld (bron: GBLT). Daarin is 17.887 ha meegetaxeerd. De oppervlakte van het gehele waterschap is bijna 118.000 ha (bron: digitale kaart van ons gebied). Na aftrek van met gebouwd meegetaxeerde grond resteert bijna 101.000 ha. Daarvan is 14.100 ha natuur (bron GBLT) en ongebouwd 86.700 ha. Met behulp van GIS is vastgesteld dat openbare landwegen 7.400 ha beslaat, openbare spoorwegen 360 ha en overige niet-agrarische gronden 3.500 ha. Bouwpercelen zijn lastig te schatten; net als 5 jaar geleden wordt hieronder 400 ha aangehouden. Agrarische gronden zijn als restpost bepaald op 75.000 ha. De waarde per ha van agrarische grond is 45.500 (bron Grondprijsmonitor DLG). Dit is 60% hoger dan 5 jaar geleden. (Bij de vorige kostentoedeling is al gewezen op deze ontwikkeling!) Daarmee wordt de waarde van agrarische grond ruim 3,4 mld. De waarde per ha van wegen is (per type weg) ontleend aan de landelijke Taxatiewijzer van Tauw (i.o.v. de Unie). Gemiddeld is die waarde per ha (rekening houdend met een verplichte factor van 75% vanwege veroudering) 885.000 per ha. In totaal is de waarde ruim 6,5 mld. De waarde van spoorwegen is eveneens ontleend aan de Taxatiewijzer. Gemiddeld is die waarde per ha (rekening houdend met een factor 75% vanwege veroudering) 9.415.000. In totaal is de waarde een kleine 3,4 mld. De waarde per ha van bouwpercelen is gelijk verondersteld aan die van 5 jaar geleden ( 1,3 mln per ha). Dat resulteert in een waarde van ruim 0,5 mld. De waarde per ha van overige gronden wordt gelijkgesteld aan die van agrarische grond. Daarmee wordt de waarde een kleine 0,2 mld. Door optelling kan nu de totale waarde ongebouwd worden bepaald: ruim 14,0 mld. De waarde per ha van natuurterreinen wordt bepaald als 1/5 van de waarde van agrarische grond, dus 9.500 per ha. Dat resulteert in een waarde van 0,13 mld. Dat resulteert in de volgende waardeverhoudingen: Gebouwd Ongebouwd Natuur Economische waarde in mld 44,7 14,0 0,13 Aandeel in specifieke deel 76,0% 23,8% 0,2% 5

5.4 Kostenaandeel gebouwd Op grond van de waardeverhoudingen wordt 76% van het specifieke deel aan gebouwd toegedeeld. Na vaststelling van het ingezetenenaandeel op 35% (en dus het specifieke deel op 65%) resulteert een kostenaandeel voor gebouwd van 49,4% (65% van 76%). Dit is royaal minder dan de huidige 57,2%. Overigens is het ruim meer dan de 36,2% die op grond van kostenveroorzaking redelijk zou zijn. Bestuurlijke overweging: Dat het aandeel fors daalt is redelijk. Vijf jaar geleden steeg het fors en kwam het aanzienlijk boven het landelijk gemiddelde. Een substantiële verlaging leek toen juridisch gezien niet mogelijk. Dat is inmiddels gebleken wel mogelijk te zijn. Gezien het aandeel in de kostenveroorzaking is een forse daling niet meer dan redelijk. (Omdat het ingezetenenaandeel niet hoger dan 40% mag worden vastgesteld, zal het aandeel gebouwd overigens nooit lager dan 45,6% kunnen worden vastgesteld.) 5.5 Kostenaandeel ongebouwd Op grond van de waardeverhoudingen wordt 23,8% van het specifieke deel aan gebouwd toegedeeld. Na vaststelling van het ingezetenenaandeel op 35% (en dus het specifieke deel op 65%) resulteert een kostenaandeel voor ongebouwd van 15,5% (65% van 23,8%). Dit is exact wat het nu ook is. De waardestijging van agrarische grond wordt op deze wijze precies gecompenseerd door de verhoging van het ingezetenenaandeel. Bestuurlijke overweging: Op grond van de kostenveroorzaking zou het belang van ongebouwd (met name agrarisch ongebouwd) meer dan 26% moeten zijn. Binnen de wettelijke mogelijkheden is dat aandeel echter bij lange na niet te realiseren. 5.6 Kostenaandeel natuur Op grond van de waardeverhoudingen wordt 0,22% van het specifieke deel aan natuur toegedeeld. Na vaststelling van het ingezetenenaandeel op 35% (en dus het specifieke deel op 65%) resulteert een kostenaandeel voor natuur van 0,1% (65% van 0,22%). Bestuurlijke overwegingen: Dit aandeel is buitengewoon klein, maar dat volgt geheel uit de wettelijke regels. 6 Lastenverschuivingen De tarieven voor de zuiveringsheffing worden niet anders door de nieuwe kostentoedeling, de tarieven van de watersysteemheffing wel. huidige aandeel nieuw aandeel ingezetenen 27,2 35 gebouwd 57,2 49,4 ongebouwd 15,5 15,5 natuur 0,1 0,1 Per groep belastingbetalers kan berekend worden hoeveel zij in 2013 meer resp. minder zouden betalen als bovenstaande nieuw aandelen van kracht zouden zijn geweest. Waar hieronder percentages worden genoemd, betreft het veranderingen ten opzichte van de totale waterschapslasten (incl. de zuiveringsheffing). 6

De grootste groep belastingbetalers bestaat uit meerpersoonshuishoudens met een eigen woonhuis. Uitgaande van een woonhuis met een WOZ-waarde van 200.000 gaat deze groep bij de nieuwe kostentoedeling iets meer betalen: 1,8% ( 5,70). Voor meerpersoonshuishoudens zonder eigen woonhuis is de toename groter: 8,6% ( 18,70). Bij eenpersoonshuishoudens zonder eigen woonhuis is de absolute toename even groot: 18,70. Relatief is die toename echter groter: 16,1%. Een agrarisch bedrijf met 25 ha, een waarde gebouwd van 240.000 en een vervuilingswaarde van 3 v.e. gaat 15,60 minder betalen (= 0,8%). Een bedrijf met een waarde gebouwd van 2,4 mln. en een vervuilingswaarde van 10 v.e. gaat 156 minder betalen (= 9,4%). Een bedrijf met een waarde gebouwd van 12 mln. en een vervuilingswaarde van 450 v.e. gaat 780 minder betalen (= 2,7%). Voor natuurterreinen verandert er niets. 7 Tariefdifferentiatie In principe leiden de kostenaandelen tot tarieven per categorie. Wanneer binnen een categorie echter bepaalde onroerende zaken duidelijk meer of minder belang hebben dan andere onroerende zaken, kan voor een dergelijke groep een hoger of lager tarief worden vastgesteld (met als gevolg dat de rest van de categorie minder resp. meer gaat betalen, want de bijdrage van de gehele categorie verandert er niet door). Wat een belastingbetaler betaalt, hangt derhalve ook af van het al dan niet toepassen van tariefdifferentiatie. Voor de categorie ingezetenen bestaat deze mogelijkheid van tariefdifferentiatie echter niet. De Unie van Waterschappen pleit voor een terughoudend gebruik van tariefdifferentiatie. In het wetsontwerp voor de herziening van de kostentoedeling was alleen nog de mogelijkheid voor tariefdifferentiatie voor buitendijkse gebieden opgenomen. Tariefdifferentiatie is zinvol indien aan twee voorwaarden wordt voldaan. In de eerste plaats moet er enige relatie zijn tussen de differentiatie en het profijt van waterschapsvoorzieningen (een hoger tarief is alleen redelijk als er een hoger profijt tegenover staat). In het verlengde hiervan moet er sprake zijn van, zoals de memorie van toelichting bij de betreffende wetswijziging zegt, evidente onredelijkheid die door de tariefdifferentiatie teniet kan worden gedaan. De tweede voorwaarde pakt verschillend uit voor de mogelijkheid van tariefopslag resp. tariefkorting. Een mogelijke korting achterwege laten zal altijd als onredelijk worden ervaren. Bij een mogelijke opslag ligt dat anders. Wie in aanmerking komt voor een opslag (eigenaren van kassen, wegen of onroerende zaken in bemalen gebied) zullen het achterwege laten van een opslag niet als onredelijk ervaren. Het gaat er in die gevallen om wat het effect is op de overige belastingplichtigen in die categorie. Als tariefverhoging voor een deel van de categorie een substantiële tariefverlaging voor de rest geeft, zou het achterwege laten van tariefdifferentiatie door die rest kunnen worden aangemerkt als evident onredelijk. Uitgangspunt In de vorenstaande is bij de keuze van het ingezetenenaandeel gezocht naar een redelijk aandeel door na te gaan voor wie doen we wat. Het ligt voor de hand om bij de vraag of een gelijk tarief binnen een categorie tot evidente onredelijkheid leidt, dezelfde methode te kiezen, gebaseerd op kostenveroorzaking. De wet noemt vijf situaties waarin tariefdifferentiatie mag worden toegepast. Per situatie leidt dit tot onderstaande afweging. 7

7.1 Buitendijkse gebieden Er is een duidelijke relatie tussen deze korting en het voorzieningenniveau dat het waterschap biedt: het waterschap beperkt zich buitendijks, enkele kleine bemalen gebiedjes nagelaten, voornamelijk tot toezicht. Een gelijk tarief kan daardoor als evident onredelijk voor buitendijks worden aangemerkt, een onredelijkheid die door tariefdifferentiatie te niet kan worden gedaan. Gezien het tamelijk grote verschil in taakuitoefening met het binnendijkse gebied, achten wij toepassing van de maximale differentiatie op zijn plaats, voor gebouwde en ongebouwde eigendommen. Voor buitendijkse natuurterreinen achten wij geen evidente onredelijkheid aanwezig, gezien het zeer lage tarief voor natuur. Van extra perceptiekosten is geen sprake, omdat de afgrenzing helder is. 7.2 Wegen Vijf jaar geleden zag het bestuur weinig grond voor het grotere belang van wegen ten opzichte van de rest van ongebouwd. Van evidente onredelijkheid zou sprake kunnen zijn als van de rest van het ongebouwd een onredelijke bijdrage gevraagd wordt die te niet kan worden gedaan door een opslag voor wegen. In onze analyse op grond van kostenveroorzaking blijkt echter niets van het grotere belang van wegen. Waar kosten zijn aangemerkt als voor ongebouwd, gaat het blijkens de motivering (zie bijlage 3) feitelijk om het agrarisch belang. Een argument dat wel geopperd wordt is, dat verharde oppervlakken een grotere piekafvoer kunnen veroorzaken. Een substantieel deel van de wegen ligt echter in stedelijk gebied en in de analyse voor wie doen we wat zijn deze kosten impliciet toegerekend aan gebouwd en ingezetenen. In zoverre er door wegen extra kosten zijn, zijn deze dus ten dele aan gebouwd en ingezetenen toegerekend. Als het aandeel ongebouwd conform de kostenveroorzaking op 26,5% zou zijn vastgesteld, zou het derhalve voor eigenaren van agrarische grond niet evident onredelijk zijn dat zij evenveel per ha betalen als eigenaren van wegen. Dat geldt temeer nu wordt voorgesteld het aandeel op 15,5% vast te stellen. Ook andere argumenten pleiten tegen een opslag voor wegen: De perceptiekosten stijgen met ca 20.000 per jaar (om een belastingbestand voor wegen op te bouwen en up-to-date te houden). Het verschuift kosten naar andere overheden (gemeenten, provincies, Rijk). Het doet afbreuk aan de terughoudendheid bij het toepassen van tariefdifferentiatie. 7.3 Bemalen gebied In ca 30% van het gebied van het waterschap wordt het water met behulp van gemalen afgevoerd. Dit deel van het gebied kan dus als bemalen worden aangemerkt. Een verdubbeling van het tarief in het bemalen gebied zou een daling van de tarieven in de rest van het gebied van ca 23% betekenen. Achterwege laten van deze tariefdifferentiatie zou dus voor het onbemalen gebied als evident onredelijk kunnen worden aangemerkt. Toch kiezen wij niet voor het invoeren van deze differentiatie, omdat er geen relatie kan worden gelegd met het profijt van waterschapsvoorzieningen. In het onbemalen gebied profiteert men namelijk in de meeste gevallen van het wateraanvoerstelsel van het waterschap dat daar aanwezig is. 7.4 Kassen De waarde van kassen is slechts een fractie van de totale waarde van het gebouwd binnen het waterschap. Een verhoging van het tarief voor kassen zal daardoor een minimaal effect hebben op het tarief voor het overig gebouwd. Achterwege laten van deze tariefdifferentiatie leidt daarom niet tot evidente onredelijkheid voor het overig gebouwd. 8

7.5 Waterbergingen De eigenaar van een waterberging ontvangt al een vergoeding voor de negatieve gevolgen die gemoeid zijn met de inrichting van het perceel als waterberging. Bij het inrichten van een waterberging op particulier terrein wordt een overeenkomst gesloten met de eigenaar. Een schadevergoeding maakt deel uit van die overeenkomst. Het is niet efficiënt om daarnaast een korting op het tarief te verlenen. 8 Rechtstreekse toerekening kosten verkiezingen en/of heffing en invordering Nu in het vorenstaande het ingezetenenaandeel mede onderbouwd is met de kosten van kwijtschelding en verkiezingen, zou een rechtstreekse toerekening tot een dubbele toerekening van deze kosten leiden. Deze mogelijkheid zal daarom niet gebruikt worden. Bijlagen: 1. Overzicht kerngegevens kostentoedeling 2. Verantwoording oppervlakte- en waardegegevens 3. Bestuurlijke weging van het belang bij basiselementen van de taak 4. Kaartje landelijk en stedelijk water 5. Totaaloverzicht belang per categorie (kostenveroorzaking) 9

Bijlage 1 Overzicht kerngegevens kostentoedeling versie 6 mei 2013 bepalen van oppervlakten watersysteemheffing heffingsgebied categorie netto ha factor opvl in ha A1.1 autosnelwegen 97 2,5 243 A1.2 hoofd- en regionale wegen 807 3,3 2.663 A1.3 lokale wegen + beb.kom 2.647 1,5 3.971 A1.4 overige verharde wegen 517 1,0 517 A1 openbare landwegen subtotaal 7.393 A2 agrarische gronden 75.040 A3 openbare spoorwegen 360 A4 bouwpercelen 400 A5 overige 3.499 A ongebouwd subtotaal 86.692 B natuur subtotaal 14.100 C gebouwd 17.086 C gebouwd subtotaal 17.086 A + B + C totaal 117.878 E buitendijkse gebieden O overlap tussen F en G F waterbergingsgebieden G bemalen gebieden H gebied ex differentiatie E F G X1 beheergebied waterschap 117.878 X2 vrijgestelde gebieden 0 X heffingsgebied > > totaal 117.878 sluitfout in % en in ha 0,00% 0 10

bepalen waarden watersysteemheffing verou- heffingsgebied waarde categorie opvl in ha waarde per ha dering totale waarde verh. A1.1 autosnelwegen 243 1.470.000 75% 267.356.250 A1.2 hoofd- en regionale wegen 2.663 849.000 75% 1.695.728.925 A1.3 lokale wegen + beb.kom 3.971 1.358.000 75% 4.043.954.250 A1.4 overige verharde wegen 517 1.386.000 75% 537.421.500 A1 openbare landwegen 7.393 6.544.460.925 A2 agrarische gronden 75.040 45.500 3.414.320.000 A3 openbare spoorwegen 360 12.554.000 75% 3.389.580.000 A4 bouwpercelen 400 1.300.000 520.000.000 A5 overige 3.499 45.500 159.204.500 ongebouwd ex landwegen 79.299 7.483.104.500 ---------- ------------------------- A ongebouwd 86.692 14.027.565.425 23,8% B natuur 14.100 9.100 128.310.000 0,2% - gebouwd 44.717.847.500 C gebouwd 44.717.847.500 76,0% aandeel woningen in gebouwd 70% ------------------------- --------- huishoudens inw. per km2 totaal 58.873.722.925 100% D ingezetenen 155.100 375 bepalen aandeel watersysteemheffing categorie opvl in ha kostentoedeling A ongebouwd 86.692 15,5% B natuur 14.100 0,1% C gebouwd 49,4% 65,0% aantal huishoudens D ingezetenen 155.100 35% inwoners per km2 -------- 375 100% 11

Bijlage 2 Verantwoording kerngegevens kostentoedeling 2014 1 Algemeen De Waterschapswet bepaalt dat de kostentoedeling tussen gebouwd, natuur en overig ongebouwd wordt gebaseerd op de waardeverhouding van deze categorieën (art. 120, lid 4). De wijze waarop de waarde van deze categorieën moet worden bepaald is verder uitgewerkt in het Waterschapsbesluit (artikel 6.1 t/m 6.11). Daarbij staat een globale bepaling van de totale waarde voorop. Het Waterschapsbesluit regelt in de eerste plaats voor welke categorieën onroerende zaken de waarde moet worden bepaald. Voor de categorie overig ongebouwd worden in het besluit diverse subcategorieën gedefinieerd. In de tweede plaats regelt het besluit hoe de waarde van de diverse (sub)categorieën moet worden vastgesteld. Voor het gebouwd wordt uitgegaan van de WOZ-waarde. Voor de overige (sub)categorieën wordt de waarde bepaald door het aantal hectares van die (sub)categorie te vermenigvuldigen met een gemiddelde prijs per hectare. 2 Peildatum Het Waterschapsbesluit (art. 6.10) stelt dat de peildatum waarop de waarden van de verschillende categorieën wordt vastgesteld, maximaal twee jaar voor de ingangsdatum van de kostentoedelingsverordening mag liggen. Als waardepeildatum is in dit geval gekozen voor 1-1-2012. Daarmee wordt gekozen voor een datum die actueel is en waarvoor tegelijkertijd voldoende betrouwbare gegevens beschikbaar zijn. Dat betekent dat voor het gebouwd de geraamde totale WOZ-waarde wordt gehanteerd die gebruikt wordt voor belastingjaar 2013. De WOZ-waarden 2013 zijn, conform de wet, gebaseerd op het prijspeil 1-1-2012. De taxatiewijzer wegen (zie hierna) gebruikt dezelfde waardepeildatum voor de waardebepaling van wegen en spoorwegen. Ook voor de andere categorieën is daarom het prijspeil 1-1-2012 gehanteerd. Op deze wijze worden vergelijkbare waarden bepaald voor gebouwd, natuur en overig ongebouwd. 3 Hulpmiddelen Bij de bepaling van de kostentoedeling is gebruik gemaakt van diverse hulpmiddelen die door de Unie van Waterschappen zijn ontwikkeld. Allereerst heeft de Unie in 2009 een GIS-module ontwikkeld, waarmee de oppervlakte kan worden bepaald van de (sub)categorieën die in het Waterschapsbesluit worden genoemd. Omdat voor diverse categorieën nauwkeuriger gegevens voorhanden zijn, is deze GISmodule alleen gebruikt voor de bepaling van de oppervlakte van wegen en spoorwegen en de oppervlakte van de restcategorie overige. De module maakt gebruik van de digitale bodemgebruikskaarten van het CBS (BBG, versie 2008) en de Top10NL bestanden (versie 2012). Voor de berekening van de waarde van wegen en spoorwegen heeft de Unie in 2013 een geactualiseerde taxatiewijzer met bijbehorend rekenmodel uitgebracht. 12

De oppervlakten en waarden zijn ingevoerd in het door de Unie ontwikkelde rekenmodel (versie 2009), dat de waardeverhouding tussen categorieën ongebouwd, natuur en gebouwd berekent. Hieronder wordt verwezen naar de diverse bladen van dit rekenmodel. 4 Oppervlakten Wegen Uit de GIS-module blijkt de oppervlakte van het verharde gedeelte van wegen. Deze oppervlakten zijn weergegeven in de kolom netto ha. Omdat bij de weg ook bermen, kunstwerken e.d. moeten worden gerekend, wordt op de netto-oppervlakte een correctie toegepast. Deze correctiefactor heeft de Unie ontleend aan onderzoeksgegevens die zijn verzameld bij het opstellen van de Taxatiewijzer wegen. Door de correctie wordt de netto oppervlakte van 4068 ha vergroot tot een bruto oppervlakte van 7303 ha. Agrarische gronden Deze oppervlakte is berekend door van de totaaloppervlakte van het waterschapsgebied de oppervlakten van de overige subcategorieën af te trekken. De op die manier berekende oppervlakte wijkt af van de uitkomst van de GIS-module, omdat de GIS-module ook objecten als verkeerspleinen, wegbermen, bouwpercelen, bebouwing in het buitengebied en recente bebouwing veelal als agrarische grond aanmerkt. De via aftrek verkregen uitkomst is daarom betrouwbaarder. Openbare spoorwegen Op het beschikbare digitale kaartmateriaal is de Hanzelijn nog niet opgenomen. De infrastructuur van de Hanzelijn was op de waardepeildatum vrijwel gereed en moet daarom worden meegenomen in de berekening. Het spoorwegennet in het waterschapsgebied is door de Hanzelijn ca. 7% uitgebreid ten opzichte van de vorige peildatum (1-1-2008). Daarom is de destijds gehanteerde oppervlakte met de factor 1,07 vermenigvuldigd. Bouwpercelen De oppervlakte van bouwpercelen kan niet met behulp van de GIS-module worden bepaald. De ervaring leert dat gemeenten deze percelen niet eenduidig hebben geregistreerd. Uit de analyse voor de vorige kostentoedelingsverordening is gebleken dat bij WGS (anders dan bij sommige andere waterschappen) de waarde van bouwpercelen nauwelijks invloed heeft op uitkomsten van de kostentoedeling. Daarom is de oppervlakte gelijk gehouden ten opzichte van het vorige kostentoedelingsonderzoek. Overige gronden Deze oppervlakte is bepaald m.b.v. de GIS-module. Natuur Deze oppervlakte is overgenomen uit het overzicht ontwikkeling eenheden dat op 26-09- 2012 is besproken met GBLT. Gebouwd 13

Deze oppervlakte is overgenomen uit de rapportage kerngegevens Groot Salland 2011-2012 van GBLT van 8 september 2012. Totaal De totale oppervlakte is gebaseerd op de digitale kaart van het waterschapsgebied. 5 Waarden Wegen De waarden van de diverse typen wegen zijn bepaald met behulp van de taxatiewijzer wegen van de Unie van Waterschappen. Die taxatiewijzer geeft per wegtype de vervangingswaarde (per ha), waarbij een differentiatie is gemaakt naar soort ondergrond. Bij de toepassing van het rekenmodel is er van uit gegaan dat in 69% van het gebied van WGS de ondergrond bestaat uit zandgrond, 16% uit veen en 15% uit klei. Deze percentages zijn al in 2008 bepaald op basis van de bodemkaart van het gebied van WGS. Conform het Waterschapsbesluit wordt in het rekenmodel de waarde gesteld op 75% van de berekende vervangingswaarde. Agrarische gronden DLG verzamelt verkoopprijzen van landbouwgrond ten behoeve van de zogenaamde grondmonitor. Jaarlijks publiceert DLG de Grondmonitor waarin de ontwikkeling van verkoopprijzen wordt beschreven. In die grondmonitor worden alle verkooptransacties in een jaar opgenomen. Op grond van het Waterschapsbesluit (6.5, lid 2) moeten voor de kostentoedeling alleen de transacties in aanmerking worden genomen waarbij de grond een agrarische bestemming houdt. Daarom heeft DLG een aparte gegevensset aan de waterschappen beschikbaar gesteld. Voor WGS zijn uit deze gegevensset de verkoopprijzen in de landbouwgebieden Weidegebied in Overijssel en Salland van belang. Volgens DLG bedroegen de gemiddelde verkoopprijzen in die gebieden in 2011 39.750 respectievelijk 50.992 Voor de gemiddelde prijs op 1-1-2012 is uitgegaan van het (afgeronde) gemiddelde van deze twee waarden: 45.500. Spoorwegen De waarde van spoorwegen is berekend met behulp van de taxatiewijzer. Zie de toelichting bij wegen hiervoor. Bouwpercelen Voor de waarde van bouwpercelen is dezelfde waarde aangehouden als in het vorige kostentoedelingsonderzoek ( 130,-/m²). Zie de toelichting bij de oppervlakte van bouwpercelen hiervoor. Overige gronden De waarde van overige gronden is conform het Waterschapsbesluit gelijk gesteld aan de waarde van agrarische gronden. 14

Natuur De waarde van natuur is conform het Waterschapsbesluit gesteld op 20% van de waarde van agrarische gronden Gebouwd Deze waarde is overgenomen uit het overzicht ontwikkeling eenheden dat op 26-09-2012 is besproken met GBLT. Deze raming die GBLT ten behoeve van de begroting 2013 heeft opgesteld correspondeert met de laatste inzichten van de Waarderingskamer over de waardeontwikkeling van onroerend goed in Nederland. 15

Bijlage 3 Bestuurlijke weging van belang bij basiselementen van de taak 1. Inleiding Het bestuur van het waterschap moet in 20013 een nieuwe kostentoedeling vaststellen voor de taak watersysteem. De huidige wet stelt daarvoor een aantal regels waaraan het waterschap zich moet houden, maar geeft op onderdelen ook veel bestuurlijke vrijheid. De Commissie Algemene Ontwikkelingen heeft in een aantal vergaderingen gezocht naar motiveringen die gebruikt kunnen worden bij de invulling van die bestuurlijke ruimte. Het is belangrijk dat een kostentoedeling door alle belastingcategorieën als redelijk wordt ervaren en dat bestuurders kunnen uitleggen waarom de uitkomsten zo zijn als ze zijn. In deze bijlage wordt in beeld gebracht welke werkzaamheden ten behoeve van welke categorie worden gedaan. Soms is dat tamelijk eenduidig (objectief), soms is het wat subjectief. In dat laatste geval hebben bestuurders hun argumenten uitgewisseld om gezamenlijk tot een gedeeld (intersubjectief) oordeel te komen. In deze bijlage gaat het met name over de belangen van categorieën ingezetenen, eigenaren gebouwd en eigenaren ongebouwd. Het kostenaandeel dat voor rekening van de eigenaren van natuurterreinen komt èn de wettelijke speelruimte daarbij zijn dermate klein, dat dit feitelijk geen invloed heeft op de aandelen van de andere categorieën. 2. Bepalende basiselementen Niet voor alle elementen van de begroting kan een duidelijke relatie gelegd worden met belangen van een bepaalde categorie. Dat geldt bijvoorbeeld voor het programma maatschappij en organisatie. Er zijn echter belangrijke bepalende basiselementen, vooral binnen de primaire watersysteemtaak, waarvoor dat wel mogelijk is. Als van dit deel van de begroting vastgesteld kan worden ten bate van welke categorie we het doen, kan dat als maatgevend worden beschouwd voor het voorzieningenniveau. Dit is geheel in lijn met de manier waarop tot en met 2008 toen kostenveroorzaking leidend was - de kostentoedeling werd toegepast. In deze notitie worden de volgende bepalende basiselementen onderscheiden: Watergangen Gemalen Belastingheffing/kwijtschelding, verkiezingen Ruimte om te leven met water / Waternood Kaderrichtlijn Water (KRW) Overname stedelijk water De Koekoek (glastuinbouw) Waterbodemsanering De Vecht Harmonisatie onderhoud watergangen Waterkeringen (incl bijdrage aan HWBP) Elk van deze basiselementen heeft zijn eigen belangenverdeling. Die zijn vervolgens vertaald in een totaalverdeling door weging met de financiële impact van de verschillende basiselementen. 16

3. Concretisering van belang Hieronder is opgesomd hoe de belangen geconcretiseerd zijn die aan een bepaalde categorie kunnen worden toegeschreven. Deze definiëring is grotendeels gelijk aan die van de kostentoedeling 2005. Voor ingezetenen doet het waterschap de volgende zaken: Natuur en ecologie Recreatie Kaderrichtlijn Water (m.n. inrichting tbv natuur en ecologie) Tegengaan verdroging natuurgebieden Optimalisatie peilbeheer voor natuur Leefbaarheid /hinder bij wateroverlast Voorkomen stank (vanuit stedelijk water) Belevingswaarde van water Veiligheid mensen bij hoog water Voor eigenaren gebouwd: Tegengaan wateroverlast stedelijk gebied Opvang van waterafvoer vanaf gebouwde percelen Tegengaan wateroverlast voor glastuinbouw Watervoorziening glastuinbouw Optimalisatie peilbeheer stedelijk gebied Bescherming objecten tegen hoog water Voor eigenaren ongebouwd: Tegengaan verdroging landbouwgrond Tegengaan wateroverlast landbouwgrond Optimalisatie peilbeheer voor landbouw Aanpassing watergangen nodig wegens ruilverkaveling Bescherming vee tegen hoog water / wateroverlast Met behulp van deze invulling van het begrip belang passeren hieronder alle bepalende basiselementen de revue. Onder 4, 5 en 6 worden de basiselementen behandeld die redelijk objectief zijn toe te wijzen, onder 7 t/m 14 de basiselementen die bestuurlijk ingeschat kunnen worden. 4. Watergangen De watergangen van het waterschap zijn oorspronkelijk aangelegd voor de afvoer van overtollig water en ter voorkoming van te hoge waterpeilen. Dit leverde een voorzieningenniveau op voor met name landbouw en stedelijk gebied. De laatste 15 jaar vindt een verschuiving plaats naar verdroging en naar natuur en ecologie. Dit zijn meer algemene belangen, die logischerwijs voor rekening van ingezetenen komen. De kosten van de oorspronkelijke aanleg zijn nu (of binnenkort) afgeschreven. De nieuwe investeringen zijn hoofdzakelijk aanpassingen aan nieuwe inzichten. Deze zijn terug te vinden in 7 t/m 13. Voor beheer en onderhoud van de watergangen wordt daarom alleen uitgegaan van exploitatiekosten. Baggerprojecten blijven zich herhalen, dus de kapitaallasten hiervan worden wel meegenomen. In de boekhouding worden de exploitatiekosten (beheer, onderhoud en baggeren) uitgesplitst naar landelijk gebied, stedelijk gebied en natuurvriendelijke oevers. Natuurvriendelijke oevers wordt rechtstreeks toegerekend aan ingezetenen, landelijk en stedelijk gebied zijn iets complexer. 17

Overtollig stedelijk water wordt in veel gevallen afgevoerd door een watergang die door landelijk gebied loopt. In bijlage 4 is een kaartje opgenomen, waarin stedelijk gebied zwart omlijnd is aangegeven en watergangen voor afvoer van stedelijk water rood. De kosten van die watergangen worden daarom aan stedelijk water toegerekend. Daarmee is ambtelijk te bepalen hoeveel er aan stedelijk water resp. aan landelijk water wordt besteed. In de begroting en de meerjarenbegroting komt een substantiële post voor kapitaallasten baggeren voor. Dit gaat om watergangen die stedelijk water afvoeren. Het voorzieningenniveau voor stedelijk water is in het belang van de categorie gebouwd, maar ook van ingezetenen, omdat de afvoer van overtollig water de leefbaarheid in het gebied garandeert. De verdeling kan alleen intersubjectief (bestuurlijk) vastgesteld worden. Het peilbeheer is van belang voor de waarde van panden, niet alleen van woonhuizen, ook van bedrijfspanden. Omdat die bedrijfspanden het wonen te boven gaan, ligt het voor de hand het overwicht bij het belang van gebouwd te leggen. Daar komt bij dat het onroerend goed ook veroorzaker is. Bestuurlijk is daarom gekozen voor de verdeling 40% ingezetenen en 60% gebouwd. Landelijk gebied bestaat voor ca 15% uit natuurgebied. Daarom kan 15% van deze kosten aan ingezetenen (belang bij natuur ) worden toegerekend. Verder is er in landelijk gebied ook verspreide bebouwing aanwezig. Net als voor de kostentoedeling 2005 gebeurd is, kan daarom 5% aan gebouwd worden toegerekend. De resterende 80% is dan ten behoeve van de categorie ongebouwd besteed. 5. Gemalen De meeste gemalen transporteren water van gemengde afkomst: natuurgebieden, stedelijk, landelijk. Dit is per gemaal geïnventariseerd. Natuurgebieden kan dan aan ingezetenen worden toegerekend. In het landelijk gebied is een deel van het water afkomstig van verspreide bebouwing. Daarom kan ook hier 5% aan gebouwd worden toegerekend. De resterende 95% is dan ten bate van ongebouwd. Stedelijk bestaat hier evenals bij watergangen uit belang gebouwd en belang ingezetenen. Hiervoor is dezelfde verdeelsleutel te gebruikt waarvoor onder punt 4 gekozen is (40-60). 6. Belastingheffing / kwijtschelding en verkiezingen Een deel van de kosten van heffing en invordering wordt specifiek gemaakt voor één categorie. Substantieel zijn slechts twee kostenposten: het verkrijgen van WOZ-gegevens voor de categorie gebouwd en de kwijtschelding voor de categorie ingezetenen. Het eerste is aan gebouwd toegerekend, het tweede aan ingezetenen. Bij verkiezingen stemmen de ingezetenen. Daarom zijn de jaarlijkse kosten hiervoor aan ingezetenen toegerekend. 7. Ruimte om te leven met water/waternood In het oude beleid (zie 4) waren de inrichting, het beheer en het onderhoud van watergangen gericht op de hoeveelheid aan en af te voeren water, in belangrijke mate ten behoeve van agrarische belangen. Het merendeel van de watergangen werd smal en diep uitgevoerd. Als onbedoeld neveneffect trad daardoor echter verdroging bij landbouw en natuur op. Om dat te voorkomen, wordt in het nieuwe beleid gekozen voor ondiepe en bredere watergangen. Doordat zo meer water wordt vastgehouden, ontstaat ook extra bergingsruimte. 18

Het algemeen belang is hier groot, omdat verdroging van de natuur wordt voorkomen. (Daarnaast biedt een waternood-plan de gelegenheid natuurbevorderende maatregelen mee te nemen. Het waterschap doet dit met name als er subsidies tegenover staan. Dan wordt het bovenwaterschappelijk gefinancierd en behoren deze extra kosten niet ten laste te komen van de eigen ingezetenen.) Het belang van gebouwd is eveneens groot, omdat de extra bergingsruimte de kans op schade bij wateroverlast voor stedelijk gebied vermindert. (Ook ingezetenen hebben hier overigens belang bij.) Het belang van ongebouwd is ook groot, omdat de kans op verdroging van landbouwgrond in de zomerperiode erdoor vermindert. Alle categorieën hebben dus groot belang bij deze maatregelen. Bestuurlijk is gekozen voor 35% ingezetenen 35% gebouwd 30% ongebouwd. Het iets lagere belang van ongebouwd heeft te maken met het feit dat ongebouwd ook wel eens enig nadeel kan ondervinden van deze maatregelen. 8. Kaderrichtlijn Water De maatregelen die specifiek op grond van deze kaderrichtlijn genomen worden, hebben met name als doel het herstel van natuurlijke waarden, de aanleg van natuurvriendelijke oevers en van vispassages en het voorkomen van gebiedsvreemd water. Dit is algemeen belang, zodat ervoor gekozen is dit volledig aan ingezetenen toe te rekenen. 9. Overname stedelijk water Het waterschap neemt geleidelijk meer stedelijk water in beheer. Het gaat hierbij om voorzieningen ter beperking van wateroverlast in stedelijk gebied; sierwater neemt het waterschap niet in beheer. Het belang van ongebouwd in deze voorzieningen is verwaarloosbaar. Primaire belanghebbende is gebouwd. Echter ook ingezetenen hebben profijt (belevingswaarde van water). Evenals bij 4 is gekozen voor de verdeling 40% ingezetenen 60% gebouwd. 10. Waterbodemsanering Omdat het stedelijk gebied betreft en wateroverlast van stedelijk gebied hiermee wordt voorkomen, is gebouwd de primair belanghebbende categorie. Voor ongebouwd treedt ook enig voordeel op (de afvoer benedenstrooms verbetert, waar ook het voorliggend landelijk gebied van profiteert), maar dit belang is maar een fractie van het stedelijk belang (dus verwaarloosbaar gering). Anders ligt het met ingezetenen. Ook ingezetenen hebben belang bij het voorkomen van wateroverlast in stedelijk gebied, omdat dit de leefbaarheid beïnvloedt. Het ingezetenenbelang is door het bestuur in 2004 daarom als tamelijk groot aangemerkt, maar wel minder dan dat van gebouwd. Bestuurlijk is ook hier gekozen voor de verdeling 40% ingezetenen - 60% gebouwd. 11. Harmonisatie onderhoud watergangen Om na de fusie van 1997 te komen tot harmonisatie van de bestaande verschillen in onderhoudsplicht en daarmee tot gelijke behandeling van aanliggende eigenaren, zijn aanpassingen in de infrastructuur in het landelijk gebied nodig. Het gaat om eigenarenbelang, zodat ingezetenen geen belang hebben. Gekozen is voor de verdeling 20% gebouwd 80% ongebouwd. 19

12. De Koekoek (glastuinbouw) In de polder de Koekoek worden kostbare voorzieningen getroffen ten bate van de daar gevestigde en verwachte glastuinbouw. Glastuinbouw maakt deel uit van de categorie gebouwd. 13. De Vecht Het waterschap wil de Vecht inrichten als halfnatuurlijke rivier. Waar mogelijk krijgen daardoor dynamische processen als meandering, erosie, sedimentatie en inundatie opnieuw de ruimte. Daarnaast is het waterschap ook verantwoordelijk voor het vaarwegbeheer. Ingezetenen hebben daarmee verreweg het grootste belang. Gebouwd heeft ook een belang van enige omvang, o.m. omdat het vasthouden van Vechtwater ook effect heeft op de bescherming van gebouwd in Zwolle. Het belang van ongebouwd is beperkt. Gekozen is voor de verdeling 80% ingezetenen - 15% gebouwd 5% ongebouwd. 14. Waterkeringen (incl. bijdrage HWBP) De waterkeringen beschermen objecten, mensen, vee en natuur. Tot en met 2008 bestond er een aparte taak waterkeringszorg. Die werd voor 40,4% aan ingezetenen toegerekend en op basis van waardeverhoudingen voor 55,8% aan gebouwd en voor 3,8% aan ongebouwd. Voor een deel worden de kosten gemaakt in de vorm van een bijdrage aan het landelijke budget voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Ook hier geldt dat gebouwd bestaat uit woonhuizen en bedrijfspanden en daarmee het wonen te boven gaat. De nieuwe maatregelen worden ook in belangrijke mate gemotiveerd door de toegenomen waarde achter de dijken. Het ligt daarom voor de hand het overwicht bij het belang van gebouwd te leggen. Bestuurlijk is gekozen voor de verdeling 40% ingezetenen 55%% gebouwd 5% ongebouwd. 15. Weging waterkering Bij de basiselementen 4-13 gaat het om grote brokstukken van het waterbeheer, maar niet om de volledige kosten. Het gaat slechts om de grote brokstukken, die als maatgevend voor de totale kosten worden beschouwd. Het basiselement 14 is hierboven anders geformuleerd: het betreft alle kosten van het programma waterkering. Als dit bedrag volledig mee zou wegen ten opzichte van alle vorige, zou waterkering een te zwaar gewicht krijgen. In 2017 is voor het programma watersysteembeheer (waterkwantiteit) 25.817.000 begroot (Meerjarenbegroting 2013-2017) en voor het programma waterkeringsbeheer 10.047.000. De verhouding is 72:28. Waterkering is in deze verhouding meegewogen worden. Zie voor de totale weging bijlage 5. 20

Bijlage 4 kaart landelijk en stedelijk water 21

Bijlage 5 Totaaloverzicht belang per categorie (kostenveroorzaking) Watergangen % ingezetenen % gebouwd % ongebouwd totaal ingezetenen gebouwd ongebouwd landelijk water door landelijk gebied 15% 5% 80% 2.504 376 125 2.003 stedelijk water door landelijk gebied 40% 60% 1.236 494 742 stedelijk stroomgebied 40% 60% 431 172 259 natuurvr. onderhoud 100% 197 197 Gemalen landelijk water 5% 95% 1.816 91 1.725 stedelijk water 40% 60% 394 158 236 natuurgebieden 100% 284 284 Heffingen (excl. keringen) kwijtschelding 100% 230 230 WOZ 100% 381 381 Baggeren stedelijk water 40% 60% 400 160 240 Verkiezingen 100% 112 112 Waternood 35% 35% 30% 2.411 844 844 723 KRW 100% 892 892 Overname stedelijk water 40% 60% 679 272 407 Waterbodemsanering 40% 60% 312 125 187 Vecht 80% 15% 5% 627 502 94 31 Harmonisatie onderhoud watergangen 20% 80% 171 34 137 De Koekoek 100% 170 170 TOTAAL SYSTEEM 36,36% 28,76% 34,87% 13.247 4.817 3.810 4.620 TOTAAL KERING 40,00% 55,00% 5,00% TOTAAL SYSTEEM + KERING 37,38% 36,11% 26,51% VERHOUDING SYSTEEM : KERING = 2,57 : 1 22