Coffeeshopbeleid@Breda 2013



Vergelijkbare documenten
CVDR. Nr. CVDR163430_1. 11 december Officiële uitgave van Etten-Leur. 3. Coffeeshopbeleid gemeente Etten-Leur

CONCEPT Maart 2012

Bekendmaking Burgemeester en wethouders maken bekend dat de burgemeester op 29 maart 2017 de nota Coffeeshopbeleid Breda 2017 heeft vastgesteld.

Coffeeshopbeleid Breda herziene versie 2009

1. De vestiging van coffeeshops wordt gedoogd indien de coffeeshop voldoet aan de volgende vestigingscriteria:

NUL-BELEID COFFEESHOPS. Gemeente Bellingwedde

Collegevergadering : 14 oktober 2014 Agendapunt : 9 Portefeuillehouder : drs. J.H.A. van Oostrum Meer informatie bij : A.Holl Telefoon :

Gemeente Medemblik, Coffeeshopbeleid 2012

Gedoog- en handhavingsarrangement artikel 13b Opiumwet. Gedoog- en handhavingsarrangement artikel 13b Opiumwet Gemeente Deventer

Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet in de B5-gemeenten. Vastgesteld gewijzigde versie door de burgemeester op 27 mei 2014

Notitie coffeeshopbeleid gemeente Koggenland

De Burgemeester besluit: 1. op grond van artikel 13b Opiumwet vast te stellen het Sanctiebesluit Coffeeshops 2013, dat luidt als volgt:

Besluit van de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen houdende regels omtrent Damoclesbeleid Sittard-Geleen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gedoog- en handhavingsarrangement artikel 13b Opiumwet Gemeente Deventer

Beleidsregel handhaving wet Damocles gemeente Beverwijk 2018

Beleidsnota Bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet

Handhavingarrangement coffeeshopbeleid

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL OPIUMWET HELMOND 2012

Blauwe Nota discussienota coffeeshopbeleid

De gemeenteraad van Gouda Oriënterende informatie coffeeshopbeleid naar aanleiding van de motie hierover dd 10 november 2011.

Bestuursvoorstel: B&W Registratienr: [ 38264] Onderwerp: Brief Ministers inzake drugsbeleid

ONAFHANKELIJKE COMMISSIE EXPERIMENT GESLOTEN COFFEESHOPKETEN

HANDHAVINGSARRANGEMENT GEMEENTE ALMERE 2013

vast te stellen de volgende beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam DAMOCLESBELEID

Bekendmaking beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Weststellingwerf 2016

Damoclesbeleid gemeente Heerhugowaard 2018

N ulstelsel Coffeeshop s van de Gemeente Nieuwkoop

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Coffeeshop handhavingsarrangement

Handhavingsmodel horeca en alcohol

Coffeeshopbeleid gemeente Lelystad 2013

A: geen affichering: betekent geen reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit.

De belangrijkste overwegingen om deze gedoogbeschikking te verstrekken zijn:

1. Inleiding. 2. Wettelijk kader voor coffeeshopbeleid

artikel 13b van de Opiumwet en de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Veenendaal (APV);

Oplegvel Informatienota

Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden

Informatieavond coffeeshop Tennesseedreef. Maandag 4 februari 2019

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van Helmond, ieder voor zover bevoegd;

GEMEENTEBLAD. Nr Coffeeshopbeleid gemeente Lochem Hoofdstuk 1 Inleiding

Handhavingsarrangement drugs 2008 Partners Doel van het handhavingsarrangement Taakverdeling bij de handhaving

Over drugs en de coffeeshop (Wat is het?)

dat de navolgende criteria gelden bij de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop wordt opgetreden:

Bestuursrechtelijke sancties artikel 13B Opiumwet

Gemeente Delft. Landelijke aanscherping coffeeshopbeleid

B&W 01 juli 2008 Gemeenteblad BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL OPIUMWET M.B.T. WONINGEN HELMOND 2008

Notitie ter ondersteuning van het debat over richtinggevende criteria locatie vestiging coffeeshop in Helmond

Naam Beleidsregel handhaving Horeca-inrichtingen, waarop de vergunningplicht van artikel 3 Dranken Horecawet van toepassing is (2007)

Beleidsregel handhaving Wet Damocles

Beleid coffeeshop(s) en illegale verkooppunten verdovende middelen gemeente Velsen 2008

ADVIESVRAGEN ONAFHANKELIJKE COMMISSIE EXPERIMENT GESLOTEN COFFEESHOPKETEN

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL COFFEESHOPS HELMOND besluit vast te stellen de Beleidsregel handhavingsprotocol coffeeshops Helmond 2008

HANDHAVING GEDOOGVOORWAARDEN COFFEESHOPS Resultaten quickscan

Beleidsregels voor coffeeshops in de gemeente Bodegraven-Reeuwijk

Exploitatievergunning horecabedrijf (incl. terras)

Beleidsregels voor handhaving artikel 13b Opiumwet bij lokalen, woningen en coffeeshops

Nota van de Burgemeester

"De overheid is een goede werkgever voor criminele organisaties"

Sanctiebesluit Leiderdorp 2016 Drank en horeca

NEE. Van: T. Hoogendoorn Tel nr: Nummer: 15A.00811

Handhavingsbeleid drugs en overige (woon)overlast

Beleidsregel. Sluiting van voor het publiek toegankelijke gebouwen

Het college kan criteria stellen om te voorkomen dat met name jongere doelgroepen op jonge leeftijd al in aanraking komen met coffeeshops.

NULBELEID COFFEESHOPS GEMEENTE KAAG EN BRAASSEM

Vast te stellen de hierna volgende beleidsregel handhaving illegale prostitutie.

Beleidsregel Bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL COFFEESHOPS HELMOND Besluit: vast te stellen de Beleidsregel handhavingsprotocol coffeeshops Helmond 2009

CVDR. Nr. CVDR404391_1. Beleidsregel handhaving illegale prostitutie

vast te stellen de volgende beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam

Beleidsregels over het in behandeling nemen van aanvragen om medewerking aan het vestigen van een coffeeshop gemeente Utrecht 2017

Beleidsregels sluitingstijden voor horecabedrijven in de gemeente Wageningen 2006

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Coffeeshopbeleid 2013

Coffeeshops in Dordrecht

Beleidsregel artikel 13B Opiumwet gemeente Mill en Sint Hubert

Beleidsregel Horecahandhaving

Coffeeshopbeleid Schiedam

Roosen. daal Raadsmededeling. Datum: 18 juti Bijlage: Beleidsregel "Beleid Toepassing Artikel 13b Opiumwet"

Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet gemeenten basisteam Veluwe - Noord Elburg Epe Hattem Heerde Nunspeet Oldebroek

Coffeeshopbeleid Schiedam

Beleidsnota Bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet

BELEIDSREGEL HANDHAVINGSPROTOCOL OPIUMWET 13b HELMOND 2013

Coffeeshopbeleid gemeente Zaanstad 16 juni 2015

GEMEENTEBLAD. Nr Damoclesbeleid 2013 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK 2 WONINGEN. 20 december 2013

GEMEENTEBLAD. Nr

Vast te stellen de beleidsregel bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid)

Jaar: 2013 Nummer: 54 Besluit: 23 april 2013 Gemeenteblad BELEIDSREGEL WET BIBOB BOUWEN HELMOND Burgemeester en wethouders van Helmond;

Damoclesbeleid Gemeente Sluis

Beleid inzake bestuurlijke handhaving van artikel 13B Opiumwet

dat de gewijzigde Aanwijzing Opiumwet aanleiding vormt voor aanpassing van het coffeeshopbeleid op grond van artikel 13b Opiumwet en;

vast te stellen de volgende beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam DAMOCLESBELEID

Vaststelling Drank- en Horecaverordening Breda 2014

DAMOCLESBELEID Hof van Twente Artikel 13b Opiumwet

Beleidsregels Artikel 13b Opiumwet gemeenten basisteam Veluwe - Noord Elburg Epe Hattem Heerde Nunspeet Oldebroek

Beleidsregels voor de toepassing van een last onder bestuursdwang en/of bestuurlijke waarschuwing ingevolge artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid)

Nulbeleid coffeeshops. gemeente Zeewolde

Wijziging APV (invoering vergunningenstelsel growshops c.a.)

Sluitingsbeleid ex artikel 13b Opiumwet

Beleidsregels Wet Damocles (art. 13b Opiumwet)

Transcriptie:

Coffeeshopbeleid@Breda 2013 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Gedoogbeleid 3. Coffeeshopbeleid gemeente Breda 4. Gedoogcriteria 5. Toelichting gedoogcriteria 6. Overgangsbepalingen 7. Sluiting 8. Bibob toetsing 9. Handhaving 10. Volksgezondheidsaspecten 11. Besluit Bijlagen 1. Inleiding In het regeerakkoord Bruggen slaan heeft het kabinet Rutte II gemeld wijzigingen aan te brengen in het, op basis van het regeerakkoord van het kabinet Rutte I, aangescherpte gedoogbeleid. In de brief van 27 mei 2011 hadden de toenmalige ministers Opstelten (Veiligheid en Justitie) en Schippers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) uiteengezet hoe het gedoogbeleid zou worden aangescherpt. Het aangescherpte Nederlandse drugsbeleid steunt op twee pijlers: de bescherming van de volksgezondheid en de bestrijding van overlast en criminaliteit. Om overlast en criminaliteit die verband houden met coffeeshops en de handel in verdovende middelen tegen te gaan, zou e worden gemaakt aan het huidige open-deur-beleid van de coffeeshops. Coffeeshops moesten kleiner en meer beheersbaar worden gemaakt. De aantrekkingskracht van het Nederlandse drugsbeleid op gebruikers uit het buitenland moest worden teruggedrongen. Coffeeshops zouden klein en besloten moeten worden en in hun verkoop gaan richten op de lokale markt. Met het vaststellen van de nota Coffeeshopbeleid@Breda maart 2012 op 27 april 2012 werd het lokaal coffeeshopbeleid in overeenstemming gebracht met deze aanscherping. De beleidsconsequenties van het regeerakkoord Bruggen slaan voor het coffeeshopbeleid is nader uitgewerkt in de brief van minister van Veiligheid en Justitie van 19 november 2012 (kenmerk 321025). Hierin is aangegeven dat het coffeeshopbeleid met ingang van 1 januari 2013 als volgt wordt vormgegeven: Alleen toegang tot de coffeeshop voor ingezetenen van Nederland en alleen verkoop aan ingezetenen van Nederland; Onder ingezetene wordt verstaan een persoon die zijn woonadres heeft in een gemeente in Nederland; De coffeeshophouder moet vaststellen of degene die hij toegang verleent tot de coffeeshop en aan wie hij verkoopt ingezetene is van Nederland. Het voorgenomen afstandcriterium van coffeeshops tot scholen voor middelbaar onderwijs van minimaal 350 meter op 1 januari 2014 wordt niet ingevoerd. Het is aan gemeenten om ten aanzien van het verkleinen van de zichtbaarheid van coffeeshops lokaal invulling te geven aan het afstandscriterium. Het besloten clubcriterium ( wietpas ) is vervallen en daarmee de eis van het maximum aantal leden van 2000 clubleden per coffeeshop dat op 1 januari 2013 zou worden ingevoerd. 1

Deze nota coffeeshopbeleid@breda 2013 bevat de lokale uitwerking van dit door het kabinet Rutte II gewijzigde landelijk coffeeshopbeleid. De nota vervangt de eerdere versie van het beleid op dit vlak:de nota Coffeeshopbeleid@Breda maart 2012. In het Bredase coffeeshopbeleid staat de handhaving van de openbare orde en veiligheid centraal. Het volksgezondheidsaspect komt zijdelings aan de orde. Uitdrukkelijk wordt hier vermeld dat het beleid zoals vastgelegd in deze nota, alleen ziet op de handel in softdrugs vanuit de gedoogde coffeeshops. Bij overtredingen van de gedoogvoorwaarden door een coffeeshop wordt opgetreden op grond van art. 13b Opiumwet. Voor de handel in drugs vanuit nietgedoogde verkooppunten is specifiek handhavingsbeleid van toepassing, waarbij er aparte beleidsregels gelden voor woningen en niet-woningen. Ook de illegale hennepteelt valt niet onder het coffeeshopbeleid. 2. Gedoogbeleid Het Nederlandse gedoogbeleid In het Nederlandse drugsbeleid en de Opiumwet wordt een onderscheid gemaakt tussen verdovende middelen met een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid (harddrugs) en andere middelen (softdrugs). De wetgever heeft dat onderscheid gemaakt met het oog op de gebruiksrisico s van de twee soorten drugs en om een duidelijke scheiding aan te brengen tussen beide markten. Het telen, verwerken, bezitten, verkopen, im- en exporteren van alle drugs, waaronder softdrugs (hasj en wiet), is sinds 1928 strafbaar. Dergelijke strafbare feiten kunnen dus door de officier van justitie worden vervolgd. In de zestiger en zeventiger jaren wordt echter voor softdrugs in Nederland de basis gelegd voor het gedoogbeleid. Worden eerst alleen huisdealers gedoogd, later strekt het gedoogbeleid zich uit over de commerciële coffeeshops. Coffeeshops zijn alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs wordt gedoogd. De achterliggende gedachte hiervan is dat voorkomen moet worden dat de cannabisgebruiker in aanraking komt met drugs met een groter gezondheidsrisico (harddrugs). In 1991 worden landelijk de zogenaamde AHOJ-G criteria formeel van kracht. De verkoop van hasj en marihuana blijft echter als zodanig strafbaar. Bij het gedogen gaat het erom dat het openbaar ministerie afziet van vervolging. Buiten de gedoogde coffeeshops is de verkoop van cannabis verboden. Overigens blijft het een complexe situatie dat de verkoop van softdrugs vanuit coffeeshops wordt gedoogd maar de inkoop van softdrugs niet (achterdeurproblematiek). In de aanwijzing Opiumwet is aangegeven dat het gedoogbeleid nadrukkelijk niet geldt voor de verkoop van hennepproducten vanuit andere bedrijfspanden als bijvoorbeeld café s, winkels of afhaalcentra, via ene koeriers- of taxibedrijf, een 06-nummer, postorderbedrijf of vanuit woningen. Gedoogbeleid in Breda De coffeeshops in de gemeente Breda moeten voldoen aan de strikte gedoogvoorwaarden zoals die gesteld zijn in het Bredase coffeeshopbeleid. De eerste versie van dit beleid werd gevormd door de nota Sluitingsbeleid Koffieshops gemeente Breda van 19 februari 1991. Deze eerste beleidsnota was nog gebaseerd op de Algemeen Plaatselijke Verordening en trad in werking op 1 mei 1991. In Breda waren er toen 24 coffeeshops. Het coffeeshopbeleid werd gewijzigd op met de vaststelling op 29 januari 1999 van de nota Koffieshopnota Gemeente Breda 1999. Uitgangspunt van deze nota was beperking van de aantasting van de openbare orde en het woon- en leefklimaat als gevolg van het gedoogbeleid. In 2005 is het coffeeshopbeleid op enkele punten gewijzigd ( Coffeeshopbeleid Breda 2005 ): Het maximum aantal coffeeshops werd verminderd van 10 naar 9 Invoering van een ontheffingsmogelijkheid voor de burgemeester op de criteria inzake situering, indien de situatie daartoe aanleiding geeft Invoering van een gedoogverklaring voor exploitanten van een gedoogde coffeeshop De geldigheidsduur van een waarschuwing werd beperkt tot 5 jaar Handhaven van de sluitingstijd op 23.00u, met de mogelijkheid tot verlenging van de openingstijd door de burgemeester voor 2 coffeeshops in de binnenstad op vrijdag en zaterdag tot uiterlijk 24.00 uur. 2

Invoering van een handhavingsmatrix om een strikte, eenduidige handhaving te bevorderen In verband met het beëindigen van het gedoogbeleid in september 2009 door de gemeenten Roosendaal en Bergen op Zoom en de onduidelijkheid voor wat betreft de gevolgen hiervan, is het maximum aantal coffeeshops in Breda in oktober 2009 bevroren op het op dat moment bestaande aantal gedoogde coffeeshops, namelijk 8. Deze wijziging is vastgelegd in de nota Coffeeshopbeleid Breda 2005, herziene versie 2009. In het beleid uit 2009 is tevens overgangsrecht opgenomen voor de coffeeshops die op het moment van het vaststellen van het coffeeshopbeleid in strijd met het vestigingscriterium in de buurt van een school en/of jongerencentrum gelegen waren (3 coffeeshops die met name genoemd worden in het beleid). Op deze coffeeshops is overgangsrecht van toepassing: er zal niet met een sluitingsbevel worden opgetreden zolang er in de exploitatie, zoals aangegeven in bijlage I van het coffeeshopbeleid danwel in de te verlenen gedoogverklaring, geen wijziging komt (uitsterfbeleid). Het gedoogbeleid is met de vaststelling van de nota Coffeeshopbeleid@Breda maart 2012 gewijzigd en in overeenstemming gebracht met het aangescherpte landelijk gedoogbeleid inzake coffeeshops. Daarmee werden geïntroduceerd het B criterium (besloten club) en het I criterium (ingezetenschap). Met deze nota Coffeeshopbeleid@Breda 2013 wordt het lokaal coffeeshopbeleid in Breda in overeenstemming gebracht met de nieuwe wijzigingen van het landelijk gedoogbeleid zoals door de minister van Veiligheid & Justitie aangegeven in de brief van 19 november 2012 (kenmerk 321025). Gedoogverklaring Om de exploitatie van coffeeshops in Breda te reguleren, worden aan de exploitanten van de gedoogde coffeeshops gedoogverklaringen afgegeven. Een vergunning is niet mogelijk aangezien drugshandel formeel nog steeds een illegale activiteit is. Het afgeven van gedoogverklaringen biedt de mogelijkheid om nadere, specifieke eisen aan exploitanten en locaties te stellen. Ook kunnen in de gedoogverklaring maximaal twee leidinggevenden, niet-zijnde de exploitant, worden aangewezen aan wie de algemene dagelijkse bedrijfsvoering kan worden overgedragen. De coffeeshopexploitant blijft daarbij overigens altijd eindverantwoordelijk. Bij het afgeven van een gedoogverklaring wordt vooraf een integriteittoets uitgevoerd op alle personen zoals vermeld op de gedoogverklaring. Een afgegeven gedoogverklaring is niet overdraagbaar. Bij vestiging van een nieuwe coffeeshop zal een nieuwe gedoogverklaring moeten worden aangevraagd. Bij de beoordeling of wel of niet een gedoogverklaring wordt afgegeven wordt getoetst op alle hierna genoemde gedoogcriteria. De eerste gedoogverklaringen zijn ruim drie jaar geleden afgegeven en moeten worden vernieuwd. Op basis van het nieuwe coffeeshopbeleid zullen voor de bestaande coffeeshops nieuwe gedoogverklaringen worden afgegeven. Voorwaarde is natuurlijk wel dat zij (nog steeds) voldoen aan de hierna gestelde eisen. Aan een gedoogverklaring zijn de volgende voorwaarden verbonden: Bij de exploitatie wordt het geldende coffeeshopbeleid van de gemeente Breda in acht genomen; Bij de exploitatie worden de Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten van de Opiumwet van de procureurs-generaal van het OM in acht genomen; Een gedoogverklaring geldt in beginsel voor een periode van vijf jaar. Indien de woon- en leefklimaatregeling voor de betreffende locatie van toepassing is dan dient de exploitant over een exploitatievergunning te beschikken. Hierop is de Bibob-toetsing van toepasssing; Er worden alleen gedoogverklaringen afgegeven voor coffeeshops met een exploitatievergunning, die op slechts één naam staat, niet voor rechtsvormen waarbij ook anderen (gedeeltelijke) zeggenschap over de coffeeshop (kunnen) hebben of een samenstel van rechtsvormen (dit om ondoorzichtige constructies te voorkomen waardoor niet duidelijk meer is wie de zeggenschap heeft); Alle personeelsleden dienen in de gedoogverklaring te worden vermeld; iedere wijziging in het personeelsbestand dient te worden doorgegeven. 3

Algemene voorwaarden gedoogverklaring coffeeshop zoals opgenomen in de gedoogverklaring zelf. In de gedoogverklaring wordt aangegeven in welke gevallen de gedoogverklaring vervalt of wordt ingetrokken. 3. Coffeeshopbeleid gemeente Breda Uitgangspunten Het algemene uitgangspunt van het Bredase coffeeshopbeleid is het beschermen van de openbare orde en veiligheid en het beperken van de negatieve effecten op het woon- en leefklimaat. Op basis van het landelijke beleid zijn coffeeshops alleen toegankelijk voor meerderjarige ingezetenen van Nederland. Toegang tot de coffeeshop kan uitsluitend worden verleend aan personen die zijn (woon)adres heeft in Nederland. Het aantal coffeeshops in Breda blijft gemaximeerd. Om de situatie rond de shops beheersbaar te houden en te voorkomen dat de exploitatie onevenredig zwaar drukt op het woon- en leefklimaat, worden coffeeshops in beginsel in de binnenstad gevestigd. Daarnaast moeten de shops op minimaal 250 meter loopafstand van scholen voor voortgezet of middelbaar beroepsonderwijs zijn gevestigd. Om de openbare orde en veiligheid optimaal te kunnen waarborgen, dient de coffeeshop zich te houden aan de zogenaamde gedoogcriteria. Overtreding van deze voorwaarden leidt tot sancties. De gedoogcriteria worden nader uitgewerkt in paragraaf 4. Doelstellingen beleid Met het coffeeshopbeleid worden de volgende doelstellingen nagestreefd: het bestrijden en voorkomen van negatieve effecten op het woon- en leefklimaat het middelengebruik van jeugdigen in de leeftijd onder de 18 jaar tegengaan de groothandel in (soft)drugs voorkomen (soft)drugstoerisme en de negatieve effecten daarvan tegengaan de illegale handel in (soft en hard)drugs vanuit niet-gedoogde verkooppunten voorkomen overlast en georganiseerde misdaad tegengaan 4. Gedoogcriteria De verkoop van softdrugs in coffeeshops wordt in Breda toegestaan onder strikte voorwaarden alleen in die inrichtingen, waarvan de exploitant beschikt over een gedoogverklaring. De burgemeester van Breda neemt geen bestuurlijke maatregelen zolang de exploitant van de coffeeshop de hierna genoemde voorwaarden niet overtreedt. De burgemeester is bevoegd om gemotiveerd van deze voorwaarden af te wijken. Voor de volledigheid wordt hier nog vermeld dat de gedoogcriteria alleen gelden voor gedoogde coffeeshops. Voor niet-gedoogde verkooppunten is ander specifiek handhavingsbeleid van toepassing. Getalscriterium 1. Het totaal aantal coffeeshops in de gemeente Breda bedraagt maximaal 8. Ingezetencriterium 2. De coffeeshop is alleen toegankelijk voor meerderjarige ingezetenen van Nederland. Criteria met betrekking tot situering 3. De coffeeshop mag niet gevestigd zijn binnen 250 meter loopafstand van een school voor voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs. Bij uitzondering kan de burgemeester gemotiveerd van dit criterium afwijken. 4. De directe omgeving van de coffeeshop mag niet uit bebouwing bestaan die uitsluitend of in overwegende mate is bestemd of wordt gebruikt voor bewoning. 4

5. De coffeeshop mag alleen gevestigd zijn in het gedeelte van de stad dat wordt omsloten door het water van de stadssingels (de binnenstad) en in de spoorbuurt; 6. Er mag geen sprake zijn van een zodanige concentratie van coffeeshops, al dan niet gecombineerd met andere handelsplaatsen gerelateerd aan drugs en/of andersoortige horecabedrijven in een bepaald gebied, dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat als gevolg van deze concentratie het woon- en leefklimaat in het betrokken gebied in ontoelaatbare mate wordt belast. Van een dergelijke belasting is in ieder geval sprake als 3 of meer coffeeshops binnen een straal van 300 meter van elkaar zijn gelegen. Voor kwetsbare gebieden kan de burgemeester gemotiveerd van dit criterium afwijken. Hiervan is in ieder geval sprake voor het gebied Spoorbuurt: daar is sprake van een concentratie als 2 of meer coffeeshops binnen een straal van 300 meter van elkaar zijn gelegen. Criteria inzake activiteiten/gedragingen 7. De coffeeshopexploitant mag niet meer dan 5 gram softdrugs per klant per dag verkopen. 8. De coffeeshop dient zich te onthouden van reclame/affichering dan wel andere activiteiten waardoor mensen ongewild met de (soft)drugshandel kunnen worden geconfronteerd. Dit betekent onder andere geen borden langs de weg en geen reclame gericht op bezoekers uit andere steden. Alleen een summiere aanduiding op de shop is toegestaan. 9. Er mogen geen harddrugs worden verkocht in of vanuit de coffeeshop en/of aanwezig zijn in de coffeeshop. 10. Door de coffeeshop mag geen ernstige overlast worden veroorzaakt danwel een zodanig ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van de coffeeshop, dat de gedoogsituatie niet langer kan voortduren. 11. Het is verboden in de coffeeshop en/of de aangrenzende ruimte (binnen het gehele pand) een handelsvoorraad softdrugs van meer dan 500 gram aanwezig te hebben. 12. Voor wat betreft de leidinggevende(n) dan wel anderen die in de coffeeshop werkzaam zijn, mag er geen sprake zijn van slecht levensgedrag, waaronder in elk geval wordt verstaan een crimineel verleden. 13. Het is niet geoorloofd vanuit de coffeeshop of in de directe omgeving doch in relatie tot de coffeeshop criminele activiteiten te ondernemen. 14. Het is verboden op of aan de weg danwel in de buurt van een school (soft)drugs te verkopen of te leveren, waarbij is geconstateerd danwel een redelijk vermoeden bestaat dat deze verkoop of levering in relatie staat met de exploitatie van de coffeeshop. 15. Buiten de openingstijden, dat wil zeggen tussen 23.00u en 9.00u, mogen geen bezoekers in de coffeeshop aanwezig zijn danwel worden toegelaten. De burgemeester is bevoegd gemotiveerd van dit sluitingscriterium af te wijken. 16. Het is verboden alcoholhoudende drank aanwezig te hebben in de coffeeshop dan wel te verkopen in of vanuit de shop. 17. Er dient te allen tijde een leidinggevende, die met name genoemd is in de gedoogverklaring, aanwezig te zijn in de coffeeshop. Overgangsregeling 18. Bestaande coffeeshops die voor sluiting in aanmerking komen uitsluitend op grond van overtreding van gedoogcriterium 3 en 5 worden gedoogd zolang in de exploitatie zoals aangegeven in bijlage 1 geen wijziging komt dan wel geen van de andere sluitingscriteria worden overtreden. 5. Toelichting gedoogcriteria Gedoogcriterium 1: maximaal 8 coffeeshops De minister heeft aangegeven dat coffeeshops besloten clubs moeten worden voor de lokale markt. Met lokale markt wordt Nederland bedoeld. Het Bredase gedoogbeleid is in principe bedoeld voor Breda. Op grond van de Nationale Drug Monitor 2010 van het Trimbos-instituut/WODC heeft 6.9% van de bevolking van 15 tot en met 64 jaar recent cannabis gebruikt (stedelijke omgeving). Het aantal inwoners 5

in de gemeente Breda in deze leeftijdscategorie is ongeveer 118.000 inwoners. Op basis van het percentage uit de Drugmonitor zou dit inhouden dat in de gemeente Breda zo n 8.250 inwoners regelmatig softdrugs gebruiken. Daarnaast kunnen tot de lokale markt ook gebruikers uit de direct aangrenzende kleinere op de gemeente Breda georiënteerde gemeenten worden gerekend (centrumfunctie Breda). Met 8 coffeeshops in Breda zijn dit ruim voldoende coffeeshops om de lokale markt te bedienen. Daarom blijft het aantal coffeeshops in Breda gemaximeerd op 8 shops in totaal. Opgemerkt wordt dat eventuele aanloop vanuit Oosterhout en/of Bergen op Zoom en Roosendaal en directe omgeving niet is meegenomen, aangezien deze gemeenten zelf de keuze hebben gemaakt om geen coffeeshops (meer) toe te staan op hun grondgebied. Gebruikers uit Etten-Leur en omgeving kunnen terecht bij de coffeeshop in Etten-Leur. Gedoogcriterium 2: toegang coffeeshop De coffeeshop is alleen toegankelijk voor meerderjarige ingezetenen van Nederland. Ingezetene is een persoon die zijn woonadres heeft in een gemeente in Nederland. Het verlenen van de toegang en controle op ingezetenschap aan de hand van de benodigde documenten is de verantwoordelijkheid van de exploitant. Het ingezetenencriterium heeft niet tot gevolg dat niet-ingezetenen van Nederland, die werkzaam zijn in een coffeeshop geen toegang meer hebben tot de coffeeshops. Immers, werknemers zijn in beginsel geen leden en kunnen dus geen cannabis kopen in de coffeeshop. De werknemers dienen te worden opgenomen in de werknemerslijst, die onderdeel vormt van de gedoogverklaring. Gedoogcriterium 3: vestiging in de buurt van scholen Dit gedoogcriterium heeft betrekking op de vestiging van coffeeshops in de nabijheid van middelbare scholen. Door coffeeshops uit de buurt van scholen te weren, wordt voorkomen dat jeugdigen ongewenst in aanraking komen met (soft)drugs en de wereld rondom de handel in drugs. Al jaren hanteert de gemeente Breda een afstandscriterium van 250 meter tussen coffeeshop en middelbare school. Om die afstand te meten geldt de reëel af te leggen afstand te voet over de openbare weg tussen de voordeur van de coffeeshop tot de hoofdingang van de school. Onder middelbare scholen wordt verstaan een school van voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs: Voortgezet onderwijs: onderwijs dat volgt op het basisonderwijs. Bestaat uit het praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo voor scholieren tot 18 jaar; Middelbaar beroepsonderwijs: beroepsgericht onderwijs dat gevolgd mag worden na het behalen van een vmbo-diploma of hoger voor scholieren tot 18 jaar. Er kunnen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven van dit criterium af te wijken. Het criterium is bedoeld om te voorkomen de zichtbaarheid van coffeeshops voor jongeren wordt verkleind. Er zijn middelbare scholen voor speciaal onderwijs bijvoorbeeld waarbij leerlingen gedurende schooltijd niet van het schoolterrein af mogen en zich ook verplaatsen naar en van school met georganiseerd vervoer. In dit soort gevallen kan een kortere afstand worden gehanteerd. Ook bij grensgevallen kan worden afgeweken. Bijvoorbeeld indien de coffeeshophouder maatregelen neemt om de herkenbaarheid van de inrichting als coffeeshop van straat af verkleind. De daaromtrent afgesproken maatregelen worden dan opgenomen in de gedoogbeschikking en maken dan ook deel uit van de gedoogvoorwaarden. Op basis van het landelijke beleid geldt het vestigingscriterium niet voor nabijgelegen jongerencentra. Gedoogcriterium 4: vestiging in een woonomgeving Om de negatieve effecten op het niveau van de buurt en straat te beperken is dit gedoogcriterium opgenomen in het coffeeshopbeleid. De vestiging van een coffeeshop kan leiden tot aantasting van het woon- en leefklimaat en zeker in woonbuurten kan dit onwenselijk zijn. Vandaar dat coffeeshops uit woonbuurten geweerd moeten worden. 6

Gedoogcriterium 5: vestiging binnenstad In de binnenstad is een concentratie van horeca en aanverwante ondernemingen gevestigd, waaronder coffeeshops. De tolerantiegrenzen ten aanzien van horecazaken en coffeeshops liggen in het algemeen in de binnenstad hoger dan in het gebied buiten de singels waar hoofdzakelijk woonfuncties zijn geconcentreerd. Deze hogere tolerantiegrens is gelegen in de gecombineerde werk-, winkel- en uitgaansfunctie van de binnenstad naast de woonfunctie. Dit wordt anders indien er sprake is van een concentratie van coffeeshops of andere handelsplaatsen gerelateerd aan drugs en/of andersoortige horecabedrijven in de nabijheid zijn gevestigd. Gedoogcriterium 6: concentratie coffeeshops Om de overlast en negatieve effecten vanuit coffeeshops voor de buurt te beperken is het wenselijk, zeker gezien het beperkte vestigingsgebied, om coffeeshops in een grote concentratie te voorkomen. Dit gedoogcriterium is al sinds 1992 opgenomen in het coffeeshopbeleid van Breda. Het criterium, dat er sprake is van een concentratie indien drie of meer coffeeshops zijn gevestigd binnen een straal van 300 meter blijft gehandhaafd. De burgemeester kan gemotiveerd van dit criterium afwijken waar het gaat om kwetsbare gebieden. Hiervan is in ieder geval sprake voor het gebied Spoorbuurt. In de nabije toekomst komt er een HSL shuttle verbinding naar Antwerpen en Rotterdam. Nu er een rechtstreekse verbinding met België wordt gerealiseerd brengt de aanwezigheid van coffeeshops nabij het station het risico met zich mee van een aantrekkende werking op drugstoeristen uit België en Frankrijk. De ernstige overlast die elders wordt ervaren met dit soort van toerisme via het spoor, zoals bijvoorbeeld in de gemeente Roosendaal, geeft aan dat dit een reële bedreiging vormt c.q. kan vormen voor het woon- en leefklimaat in de Spoorbuurt. Nu buitenlandse gebruikers geen cannabis meer kunnen kopen in de gedoogde coffeeshops ontstaat de kans op tussenhandel met daarmee gepaard gaande overlast in dit gebied. De aanwezigheid van het centraal station met de komst van de HSL shuttle brengt daarom met zich het risico dat bij de aanwezigheid van meerdere coffeeshops in deze omgeving er is al één coffeeshop gevestigd het woon- en leefklimaat in deze buurt ernstig zal worden aangetast. Daarnaast is de Spoorbuurt gelegen in het werkingsgebied van het project Vast. Dit is een project dat door de gemeente is opgezet om de al jaren voortdurende ernstige overlast van onder andere zwervers, drugs- en alcoholverslaafden in de omgeving van het station, waaronder de Spoorbuurt te verminderen. De gemeente heeft samen met haar partners al veel geïnvesteerd in het terugdringen van de overlast. De vestiging van een tweede coffeeshop in dit gebied draagt niet bij aan de doelen die met het project worden nagestreefd. Voor wat betreft deze specifieke omgeving (Spoorbuurt) wordt daarom al bij twee coffeeshops binnen een straal van 300 meter gelegen van elkaar gesproken van een ongewenste concentratie van coffeeshops. Gedoogcriterium 7: grote transacties De verkoop van grote hoeveelheden per transactie is niet toegestaan. Dit criterium is ingegeven door het Nederlandse drugsbeleid, onder andere met als doel het beperken van het softdrugstoerisme en het gedogen van de handel en het gebruik van softdrugs op kleine schaal. Grootschalige handel heeft eveneens een negatieve invloed op het woon- en leefklimaat en kan leiden tot overlastsituaties. Gedoogcriterium 8: geen reclame Dit gedoogcriterium heeft tot doel ongewenste confrontaties met de handel in (soft)drugs te voorkomen. In dit kader is enkel een summiere aanduiding op de coffeeshop toegestaan. Niet toegestaan is onder andere het verspreiden van reclamemateriaal, adverteren en het maken van reclame waaronder het bekendmaken van prijslijsten naar buiten toe of via internet. Gedoogcriterium 9: geen harddrugs De constatering van gebruik en handel in harddrugs in of vanuit een coffeeshop is voldoende om te spreken van verstoring van de openbare orde of een aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de inrichting. Dit is vaste jurisprudentie van de Raad van State. Gezien de grote impact van handel in harddrugs op de omgeving is een strenge handhaving noodzakelijk. Bij de constatering 7

van harddrugs in een coffeeshop wordt dan ook onmiddellijk tot sluiting van de inrichting overgegaan. Ook indien harddrugshandel elders plaatsvindt maar blijkt dat deze in relatie staat tot de coffeeshop. Gedoogcriterium 10: geen ernstige overlast De vestiging van coffeeshops kan gevolgen hebben voor het woon- en leefklimaat in de omgeving van de coffeeshop. Als er sprake is van een aantasting in zodanige mate dat ernstige overlast ontstaat dan kan de gedoogsituatie niet langer voortduren. Onder overlast danwel aantasting van het woon- en leefklimaat wordt onder andere verstaan (niet limitatief) parkeer- en verkeersoverlast rond de coffeeshop, geluidshinder vanuit de shop of van klanten, vervuiling voor of nabij de coffeeshop in bijvoorbeeld tuinen en portieken, rondhangende klanten voor en/of in de omgeving van de shop. Gedoogcriterium 11: grote handelsvoorraad Doelstelling van het (Bredase) coffeeshopbeleid is onder andere het voorkomen van de groothandel in (soft)drugs. Coffeeshops zijn gericht op de kleinschalige handel in cannabis. Door het college van procureurs-generaal is landelijk de maximale handelsvoorraad gesteld op 500 gram. In de lokale driehoek kan een lager maximum worden vastgesteld. In de nota Omgaan met drugs in de regio (1997) voor Midden en West Brabant is voor het maximum van 500 gram gekozen. In aansluiting hierop heeft de lokale driehoek ook bewust gekozen om het maximum van 500 gram aan te houden. De hoeveelheid van 500 gram handelsvoorraad is inclusief de aanwezige joints in de coffeeshops. Per joint wordt een hoeveelheid van 0,2 gram cannabis gerekend. Gedoogcriterium 12: slecht levensgedrag Om aansluiting te vinden bij de Drank- en horecawetgeving wordt gebruik gemaakt van het ruime begrip slecht levensgedrag. Dit houdt onder andere in het hebben van een crimineel verleden, zoals ook expliciet in het gedoogcriterium wordt aangegeven. Er is in ieder geval sprake van slecht levensgedrag als er sprake is van een crimineel verleden verband houdende met drugshandel, heling, geweldsdelicten of (vuur)wapenhandel. De beoordeling van slecht levensgedrag heeft betrekking op alle strafbare feiten (overtredingen en misdrijven) gepleegd door betrokkene en alle veroordelingen en transacties gedurende de afgelopen 10 jaar. Dit gedoogcriterium is van toepassing op de leidinggevenden van de coffeeshop en anderen die werkzaam zijn in de shop. Voor de definitie van leidinggevende wordt aangesloten bij de definitie in de Drank- en Horecaverordening Breda 2001. Gedoogcriterium 13: criminele activiteiten Uit landelijke onderzoeken is gebleken dat de cannabisbranche gevoelig is voor (georganiseerde) criminaliteit. Criminele activiteiten vanuit een coffeeshop hebben direct of indirect een negatieve uitstraling naar het woon- en leefklimaat in de omgeving van de coffeeshop. Hierdoor ontstaat er een aantasting van de openbare orde en veiligheid. Tegen criminele activiteiten wordt daarom streng opgetreden. Gedoogcriterium 14: verkoop op of aan de weg of in de buurt van een school Uit ervaringen in het verleden is gebleken dat het voorkomt dat drugshandelaren trachten softdrugs te verkopen op of aan de weg of in de buurt van scholen. Deze drugshandelaren halen hun voorraad vaak bij de coffeeshops. Indien dat het geval is dan dient dit consequenties te hebben. Zeker nu buitenlanders niet meer in Nederlandse coffeeshops terecht kunnen en de coffeeshops maar een beperkt aantal leden kunnen bedienen, is er een grote kans dat de straathandel gaat toenemen. Op de straathandel is geen kwaliteitscontrole mogelijk, daarnaast brengt de straathandel vaak overlast en 8

criminaliteit met zich mee. Daarom dient straathandel, die in relatie staat tot de exploitatie van de coffeeshop, te allen tijde te worden voorkomen. Ook moet voorkomen worden dat jeugdigen in aanraking komen met softdrugs gezien de schadelijke effecten. De handel in de nabijheid van scholen moet dan ook worden afgewend. Gedoogcriterium 15: overtreding sluitingstijden Voor coffeeshops zijn strikte openingstijden vastgesteld om aantasting van het woon- en leefklimaat door overlast van aan- en afrijdende auto s en bezoekers te voorkomen. De openingstijden voor de Bredase coffeeshops zijn van 09.00u tot 23.00u. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd van 23.00u. Deze ontheffingsmogelijkheid betreft het verruimen van de sluitingstijd op vrijdag- en zaterdagavond tot 24.00u. Alleen coffeeshops gelegen in de binnenstad en de spoorbuurt komen in aanmerking voor een dergelijke ontheffing. Bovendien wordt aan slechts twee coffeeshops binnen de gemeente Breda een ontheffing sluitingstijden verleend. Bij het vaststellen van deze beleidsnotitie is reeds aan twee coffeeshops een ontheffing verleend. Op dit moment is er dus geen ruimte meer om ontheffingen te verstrekken. De ontheffingsmogelijkheid geldt slechts zolang in de exploitatie (zoals opgenomen in bijlage I danwel in de te verlenen gedoogverklaring) geen wijziging komt. Bij een dergelijke wijziging kunnen de leden van de Actieve Bredase Coffeeshops (ABC) in gezamenlijk overleg een nieuwe coffeeshop voordragen. Een verruiming van de sluitingstijd wordt vastgelegd in de gedoogverklaring. Een ontheffing geldt zolang er geen sprake is van overlast of een geringe overlast vanuit de coffeeshop. Bij toenemende onacceptabele overlast zal de ontheffing worden ingetrokken. Gedoogcriterium 16: geen alcoholhoudende drank De verkoop van softdrugs wordt alleen gedoogd vanuit droge horeca-inrichtingen. Dit criterium is ingegeven vanwege het versterkende effect van alcohol op de werking van drugs. Bij constatering van de aanwezigheid of verkoop van alcoholhoudende drank in de coffeeshop zal worden opgetreden. Gedoogcriterium 17: afwezigheid leidinggevende Het gedogen van de coffeeshop, opgenomen in de lijst van bijlage 1, is verbonden aan de exploitant zoals vastgelegd in deze lijst. De exploitant is volledig verantwoordelijk voor hetgeen er gebeurt in zijn inrichting. Ook als er een leidinggevende, niet zijnde de exploitant, is aangesteld dan blijft de exploitant volledig verantwoordelijk voor zijn inrichting. De exploitant kan zich nooit aan zijn verantwoordelijkheid onttrekken door afwezig te zijn. Op de gedoogverklaring mag naast de exploitant maximaal twee andere leidinggevenden worden vermeld. De exploitant en/of één van de leidinggevenden dient dagelijks aanwezig te zijn in de coffeeshop, zodat hij ook de algemene dagelijkse leiding heeft over de coffeeshop en ook werkelijk invulling kan geven aan (de afgeleide) verantwoordelijkheid van de exploitant. Voor de definitie van leidinggevende wordt aangesloten bij de definitie zoals die is opgenomen in de Drank- en Horecaverordening Breda 2001. 6. Overgangsbepaling Voor een beperkt aantal situaties die bij het vaststellen van dit beleid in strijd zijn met de gedoogcriteria, wordt de navolgende overgangsbepaling vastgesteld. Overgangsregeling Tegen bestaande coffeeshops die voor sluiting in aanmerking komen uitsluitend op grond van overtreding van gedoogcriterium 3 (in binnenstad) en 5 (nabij middelbare school) zal niet met een 9

sluitingsbevel worden opgetreden zolang in de exploitatie zoals aangegeven in bijlage 1 danwel in de te verlenen gedoogverklaring, geen wijziging komt. 7. Sluiting Waarschuwing In beginsel wordt na overtreding van één van de gedoogcriteria onmiddellijk tot sluiting overgegaan. Bij enkele overtredingen wordt de exploitant door of vanwege de burgemeester eerst schriftelijk gewaarschuwd. In bijlage 2 wordt weergeven voor welke overtredingen eerst een waarschuwing wordt gegeven. Bij een volgende overtreding volgt in dat geval sluiting. Een waarschuwing gegeven voor overtreding van één of meer van de gedoogcriteria geldt ook als waarschuwing voor elk van de andere gedoogcriteria. Bijvoorbeeld: na een waarschuwing wegens overtreding van gedoogcriterium 11 wordt een overtreding van gedoogcriterium 18 geconstateerd. Er kan dan direct tot sluiting worden overgegaan voor een periode van drie. Cumulatie Indien meerdere gedoogcriteria tegelijkertijd worden overtreden wordt de zwaarste maatregel van de handhavingmatrix (bijlage 2) die van toepassing is. De geldigheidsduur van een waarschuwing is twee jaar. Indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven kan de burgemeester altijd gemotiveerd van het geven van een waarschuwing afzien en direct tot sluiting overgaan. Termijn Sluiting van een coffeeshop vindt in de regel plaats voor een periode van 3 tot maximaal 24, zoals beschreven in de handhavingsmatrix (bijlage 2). Bij herhaalde overtreding van de genoemde gedoogcriteria vindt sluiting plaats voor een langere periode of voor. Ook dit is opgenomen in de handhavingsmatrix. De burgemeester kan een andere sluitingstermijn vaststellen indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven. 8. Bibob toetsing Criminele activiteiten kunnen zich overal manifesteren. Bijvoorbeeld in of vanuit de horeca, coffeeshops, belwinkels maar ook in woningen en bedrijven. Om activiteiten te ontplooien is de georganiseerde misdaad aangewezen op lokale infrastructuren en faciliteiten. Het uitvoeren van illegale activiteiten is vrijwel onmogelijk zonder gebruik te maken van diensten van de legale markt (zoals distributie, financiële handelingen, vergunningen en huisvesting). Daarnaast zijn criminele groeperingen altijd op zoek naar manieren om crimineel vermogen wit te wassen, bijvoorbeeld door te investeren in vastgoed. De georganiseerde misdaad bestaat dus voor een deel niet ondanks maar dankzij de wet- en regelgeving van (lokale) overheden. Zo kunnen overheden (zoals door vergunningen en subsidieregels) onbewust illegale activiteiten faciliteren. Om gemeenten de noodzakelijke instrumenten in handen te geven om preventief in te grijpen is de Wet Bibob ontwikkeld. De Wet Bibob maakt het mogelijk om het bonafide karakter en de integriteit van vergunningaanvragers of opdrachtnemers te screenen alvorens te beslissen of een vergunning moet worden geweigerd of ingetrokken. Op grond van artikel 3 van de Wet Bibob kan een beschikking (vergunning of subsidie) geweigerd worden of ingetrokken wanneer: Er sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (bijvoorbeeld witwassen van zwart geld); Er sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten (bijvoorbeeld als dekmantel) 10

Feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel verkregen beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping) Voor het vaststellen van de mate van gevaar kan de gemeente zich laten bijstaan door het landelijke Bureau Bibob van het ministerie van Veiligheid en Justitie. In het nieuwe drugsbeleid is de inzet van de Wet Bibob bij coffeeshops geïntensiveerd. Gemeenten met veel coffeeshops worden opgeroepen om deze te laten screenen door het Landelijk Bureau Bibob. De gemeente Breda toetst alle gedoogverklaringen voor coffeeshops op integriteit. Om het Bibob instrument in volle omvang toe te kunnen passen, worden alle coffeeshops onder de werking gebracht van de woon- en leefklimaatregeling APV (exploitatievergunning). Om te voorkomen dat als gevolg van de achterdeurproblematiek het toepassen van het bibob beleid op coffeeshops een ongewenst effect heeft, wordt, in navolging van andere gemeenten (waaronder Den- Haag), de navolgende gedragslijn gehanteerd: Indien door het LBB (Landelijk Bureau Bibob) wordt geconstateerd: Dat er sprake is van ernstig gevaar, dat de vergunning zal worden misbruikt als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet Bibob; Dat deze conclusie uitsluitend is gebaseerd op strafbare feiten, welke inherent zijn aan de exploitatie van de coffeeshop (de inkoop en aanvoer van voorraad en het aanhouden van een handelsvoorraad buiten de coffeeshop). De exploitant moet bij twijfel kunnen bewijzen dat de voorrad niet grote is dan noodzakelijk voor de exploitatie van de coffeeshop. Dat er geen sprake is van verwevenheid met georganiseerde of andere vormen van zware criminaliteit; dan zal de verleende vergunning niet worden ingetrokken c.q. aangevraagde vergunning worden geweigerd. 9. Handhaving Handhaving gedoogcriteria De handhaving van het coffeeshopbeleid is in beginsel een bestuurlijke aangelegenheid. Het strafrecht is slechts ondersteunend. Voor een goede naleving van het beleid is regelmatige controle en een strikte handhaving noodzakelijk. De partners van de lokale driehoek (burgemeester, officier van justitie en korpschef van de politie) hebben afspraken gemaakt over een goede afstemming en een geïntegreerde inzet van het strafrechtelijk en bestuursrechtelijk instrumentarium. Overigens met behoud van de eigen verantwoordelijkheden. De regie over de controle en handhaving van het coffeeshopbeleid is in handen van de gemeente. In de lokale driehoek worden regelmatig de ontwikkelingen besproken en de resultaten van controles. Ook worden hier de effecten van het beleid gevolgd. De bestuurlijke aanpak van overtredingen is vastgelegd in een handhavingsmatrix (zie bijlage 2). De handhavingsmatrix heeft tot doel: De handhavingsactiviteiten van de gemeente, politie en justitie op elkaar af te stemmen en zoveel mogelijk complementair te laten zijn De zwaarte van de maatregel qua intensiteit zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de ernst van de overtreding Duidelijkheid en kenbaarheid geven richting coffeeshopexploitanten over de maatregelen die genomen kunnen worden bij overtreding van de gedoogcriteria 11

Toezicht De gedoogde coffeeshops worden regelmatig gecontroleerd. Indien er aanleiding toe bestaat, zoals klachten of signalen uit de buurt met betrekking tot overlast, wordt er intensiever toezicht uitgeoefend. Daarnaast worden mormaliter vier maal per jaar coffeeshopcontroles gehouden. Deze controles maken deel uit van de integrale handhavingsacties onder regie van het BIT (Bredaas Integraal Toezicht) team. De politie geeft uitvoering aan het handhavingstoezicht op de gedoogcriteria in het kader van de bevoegdheid van de burgemeester ingevolge 13b Opiumwet en in het kader van de strafrechtelijke handhaving (zie brief van de minister van Veiligheid en Justitie van 22 december 2011, kenmerk 209135). Sluitingsbeleid ten aanzien van gedoogde coffeeshops Bij het overtreden van de gedoogcriteria zal de burgemeester in principe overgaan tot sluiting; in sommige gevallen krijgt de ondernemer door een kans in de vorm van een waarschuwing (zie paragraaf 7). Grondslag voor de sluiting is de Opiumwet (artikel 13b), de algemene sluitingsbevoegdheid van artikel 174 lid 2 of 3 Gemeentewet en/of art. 2.3.1 van de APV Breda. Sluiting wordt beschouwd als het meest effectieve middel om overtreding door coffeeshops te beëindigen en herhaling te voorkomen. Bestrijding neveneffecten De invoering van het ingezetenencriterium leidt ertoe dat buitenlandse toeristen geen wiet meer kunnen kopen in de Nederlandse coffeeshops. Vanwege prijs, kwaliteit en de tolerante houding tegenover cannabisgebruikers blijft Nederland desondanks aantrekkelijk voor niet-ingezetene consumenten. Lokale kleinhandelaren zullen actief gaan inspelen op de vraag en verhogen het aanbod op straat. Dit kan leiden tot een (aanzienlijke) groei van de straathandel. Daar komt bij dat Breda een grensgemeente is en de eerste grote stad die buitenlandse potentiële bezoekers aan coffeeshops tegenkomen. Met steden als Antwerpen (53 kilometer) en Brussel (107 kilometer) op relatief korte afstand is de kans groot dat vooral Belgische bezoekers richting Breda (blijven) komen. Ook de voorgenomen directe treinverbinding Breda- Antwerpen kan leiden tot een continue stroom van buitenlandse gebruikers. Het is van belang om deze neveneffecten van meet af aan de kop in te drukken door effectief te handhaven. Het is immers moeilijker een eenmaal op gang gekomen ontwikkeling om te buigen dan deze vanaf het begin te voorkomen. Daartoe is door de lokale driehoek een operationeel handhavingsplan politiedistrict Breda vastgesteld dat gedurende de periode van 1 mei 2012 tot en met 31 december 2012 werd uitgevoerd. Voor nadere inhoudelijke informatie wordt naar dit plan verwezen. De ontwikkelingen in de neveneffecten zijn gevolgd met periodieke metingen. Vanaf 1 januari 2013 zijn deze maatregelen ingebed in de reguliere inzet van de politie. 10. Volksgezondheidsaspecten Een belangrijke insteek van het Nederlandse drugsbeleid is bescherming van de volksgezondheid. Het drugsgebruik onder Nederlanders is het afgelopen decennium nagenoeg gelijk gebleven. Het cannabisgebruik onder jongeren vertoont zelfs een lichte daling. Ondanks deze dalende trend neemt de hulpvraag als gevolg van cannabisgebruik toe, zowel onder jongeren als onder ouderen 1. Specifieke aandachtsgroepen zijn het uitgaanspubliek en probleemjongeren. Landelijk wordt de aanpak van de drugsproblematiek vanuit het gezondheidsaspect voortgezet waarbij nadrukkelijk de aandacht wordt gericht op de jeugd. Middelengebruik op jonge leeftijd vergroot het risico op verslaving, is schadelijk voor de hersenen, die nog in ontwikkeling zijn, en kan leiden tot verminderd denkvermogen, concentratiestoornissen, schooluitval en werkeloosheid. Het risico hierop is groter naarmate er op jongere leeftijd mee wordt gestart. Bij kwetsbare jongeren maakt overmatig middelengebruik vaak deel uit van een bredere problematiek zoals psychosociale en gedragsstoornissen, frequent schoolverzuim en crimineel gedrag. Daarom is het belangrijk dat op tijd 1 Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem (LADIS): kerncijfers 2009 12

gesignaleerd wordt, dat bij jongeren sprake is van problematisch middelengebruik en snel hulp wordt geboden. Preventie Door de jaren heen is er door de verslavingszorg met veel coffeeshops een breed preventiebeleid opgezet. Belangrijke onderdelen daarvan zijn: het systematisch monitoren van middelengebruik onder de doelgroep en het vroegtijdig signaleren van vervuilingen, nieuwe trends en nieuwe middelen. Dit preventiebeleid is essentieel, omdat het belangrijke beleidsinformatie oplevert voor alle partijen die een rol spelen in het omgaan met middelenmisbruik en de risico s. Preventieve interventies voor het verminderen van cannabisgebruik en het in een vroeg stadium signaleren van problemen zijn nog steeds van groot belang. Daarom wordt door de gemeente Breda de verplichting tot preventie gekoppeld aan de gedoogverklaring om een coffeeshop te exploiteren. Bij de aanvraag van een gedoogverklaring dient de ondernemer aan te geven welke preventieve maatregelen hij neemt. Kwaliteit van cannabis en gezondheidseffecten Bij de gedoogde coffeeshops is het leveren van goede kwaliteit wiet en hasj uitermate belangrijk. De onderlinge concurrentie tussen shops is groot en bij het niet voldoen aan de kwaliteitseisen kan de burgemeester de zaak sluiten. Coffeeshops hebben belang bij een positief imago en zullen geen drugs verkopen aan jongeren of andere risicovolle drugs slijten. Bij de illegale straathandel valt deze regulerende werking weg; kwaliteitseisen zijn niet of minder relevant en jongeren zal niet gevraagd worden naar hun legitimatie. Op die manier is de kans groot dat gebruikers geconfronteerd worden met kwalitatief slechte drugs. Met alle gezondheidsrisico s van dien. Ook dit vormt een belangrijke reden om de illegale straathandel aan te pakken en sterk in te zetten op toezicht en handhaving. Daarnaast zal in het communicatietraject rondom het ontmoedigen van de illegale handel aandacht worden besteed aan de gevolgen van het gebruik van slechte kwaliteit wiet. Gebruikers, en met name jongeren, moeten erop worden gewezen dat het gebruiken van slechte kwaliteit drugs ernstige gezondheidsklachten tot gevolg kan hebben. Verslavingsproblemen Naast alcohol heeft cannabis een grote invloed op de ontwikkeling van jongeren. Middelengebruik op jonge leeftijd vergroot het risico op verslaving. Veel verslaafden hebben naast verslavingsproblemen ook psychiatrische stoornissen en problemen op het gebied van huisvesting, inkomen en op het justitiële vlak. Uit onderzoek blijkt dat het aantal cannabisgebruikers dat hulp zoekt landelijk stijgt. Ook in Breda is deze ontwikkeling te zien 2. Het aanpakken van verslavingsproblemen blijft om aandacht vragen. Via de coffeeshops wordt sterk ingezet op preventie. Door preventieve maatregelen verplicht te stellen bij het afgeven van de gedoogverklaring wordt dit geborgd. Als de illegale handel en thuisteelt toeneemt, bestaat de kans dat verslavingen minder snel worden geconstateerd. Via campagnes en voorlichting op scholen wordt drugsgebruik door jongeren tegengegaan. Ook voor oudere gebruikers speelt voorlichting een cruciale rol. In deze campagnes kan ook de problematiek rondom andere uitgaansdrugs zoals GHB worden meegenomen. 2 Cijfers van Novadic-Kentron 13

11. Besluit De burgemeester van Breda, Gelet op artikel 174 Gemeentewet en artikel 13b Opiumwet. Besluit: 1. Vast te stellen deze nota Coffeeshopbeleid@Breda 2013 met de daarbij behorende bijlagen; 2. Te bepalen dat de onder punt 1 bedoelde nota inwerking treedt één dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de op 27 april 2012 vastgestelde nota Coffeeshopbeleid@Breda maart 2012 Aldus vastgesteld, Breda, P.A.C.M. van der Velden Burgemeester van Breda 14

Bijlage 1 Overzicht gedoogde coffeeshops Hieronder wordt een overzicht gegeven van de bij de gemeente Breda en de politie Midden en West Brabant, district Breda geregistreerde coffeeshops met exploitanten van de op 1 maart 2012 gedoogde coffeeshops in de gemeente Breda. Naam coffeeshops Adres Exploitant De Baron Boschstraat 127 Dhr. H.J.W. Brand Majestik Boschstraat 154 Dhr. A. Amali Fly n Hy Houtmarkt 23 Dhr. P.W.R.M. Zweers Pax Nijverheidssingel 8 Dhr. C.G.J.M. Siegenthaler Het Paradijs Sint Annastraat 3 Dhr. E.H. Pattché Purple Rain Willemstraat 12 Dhr. N. Bouttellis The Cat Marterring 1 Dhr. R. Geo Sky Haagweg 56 Dhr. M. El Madani 15

Bijlage 2 Handhavingsmatrix Onderstaande matrix wordt gehanteerd voor de bestuursrechtelijke handhaving van het coffeeshopbeleid voor gedoogde coffeeshops. Indien een sanctie leidt tot het einde van de dan is vanaf dat moment het handhavingsbeleid voor niet-gedoogde verkooppunten, niet zijnde woningen van toepassing. Overtreding 1e constatering 2e constatering 3e constatering 4e overtreding 5 e overtreding Criterium 1 Einde Criterium 2: Persoon is geen ingezetene van Nederland Schriftelijke waarschuwing 3 6 12 Criterium 2: Persoon is jonger dan 18 jaar 6 12 Criterium 3 Einde Criterium 4 Einde Criterium 5 Einde Criterium 6 Einde Criterium 7 3 Criterium 8 3 Criterium 9 12 Criterium 10 3 Criterium 11 3 Criterium 12 Criterium 12 Criterium 13 bij crimineel verleden leidinggevende Schriftelijke waarschuwing bij crimineel verleden werknemer Schriftelijke waarschuwing 6 6 6 6 3 3 12 12 12 12 12 12 16

Criterium 14 Criterium 15 Schriftelijke waarschuwing Schriftelijke waarschuwing Criterium 16 3 Criterium 17 Schriftelijke waarschuwing 3 3 6 3 12 12 12 12 Einde : Nadat de is komen te vervallen valt de inrichting niet meer onder de werking van deze notitie en wordt, bij constatering van overtreding van de Opiumwet, bestuursrechtelijk opgetreden overeenkomstig het door de burgemeester op basis van artikel 13b Opiumwet vastgestelde handhavingsbeleid voor niet gedoogde verkooppunten. 17