Milieu-effectrapport Project Mainportontwikkeling Rotterdam



Vergelijkbare documenten
BIJLAGE 3: Toetsingskader

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

De beleidsopgave vanaf 1990

Wijzigingen Omgevingsplan Flevoland 2006

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

COMPENSATIEMAATREGELEN UITBREIDING BEDRIJVENTERREIN KOLKSLUIS TE T ZAND

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING. Realisatie kunstwerk Bestemming Drachten Markeringspunt Noord

Visie op Zuid-Holland. Verordening Ruimte. Wijzigingsbesluit behorende bij ontwerpherziening Herijking EHS

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug

INLEIDING EN LEESWIJZER

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk

Toetsingsadvies over het Milieueffectrapport Uitbreiding Dierenpark Amersfoort en de aanvulling daarop. 3 oktober

Notitie. Milieu Drielanden-West

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Projectteam Overnachtingshaven Lobith. Uitgangspuntennotitie effectstudies MIRT 3 Overnachtingshaven Lobith. ruimtelijke aspecten

Zeetoegang IJmond. Aanvullend advies over reikwijdte en detailniveau van de Milieutoets. 3 november 2011 / rapportnummer

Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Zienswijzer

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

Samenvatting MER Aanpassing Marathonweg

Project Mainportontwikkeling Rotterdam Procedurewijzer

Bestemmingsplan buitengebied Gorinchem

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

Provincie Zeeland. M.E.R.-Iokaties voor, grootschalige opwekking van windenergie in Zeeland. Richtlijnen milieu-effectrapport. '"tj. -...

Herinrichting Neherkade Den Haag

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

Gemeente Achtkarspelen Projectbesluit Veranderen erf bij de woning Skieppedrifte 5 te Drogeham Ruimtelijke onderbouwing

MER Regionaal Bedrijventerrein Twente Samenvatting

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2

Oplegnotitie NNN-gebied, IJsselzone, Veerweg Olst

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon

Bijlage: beoordeling duurzame locatie

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

De Waterwet en waterbodems De Waterwet. en waterbodems

BIJLAGE 1. Toelichting op lijst van bedrijfsactiviteiten

Opgesteld door ing. A.M. Rodenbach, Recreatie Noord-Holland NV, d.d. 21 januari 2013

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 27 januari 2010 ALDUS BESLOTEN 4 FEBRUARI Oostelijke randweg; afronding mer-procedure

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Milieueffectrapport Tweede fase Zoetermeer-Zuidplas. Samenvatting

GEMEENTE BUREN. Ruimtelijke onderbouwing Hendriklaan 15 16, Beusichem

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant

Ruimtelijke onderbouwing. Aanleg carpoolvoorziening Noorderhogeweg Drachten

Bijlage B Provincie Fryslân Toepassing Bro, art , onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Voldoende afstand tot windturbines en belangrijke kabels en leidingen. archeologische vindplaatsen, natuurgebieden, etc.).

Bijlage 2a. Advies m.e.r.-plicht

Notitie Reikwijdte en Detailniveau

Referentienummer Datum Kenmerk ehv.341.N001 3 februari 2012 RVS

MIRT-Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel - Gouda

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl)

Startnotitie voor de milieueffectrapportage. Samenvatting. Hoogspanningsverbinding Doetinchem-Wesel 380kV Traject Doetinchem Duitse grens

Centrumgebied Groene Peelvallei. Openbare informatiebijeenkomst over het planmer

Ruimtelijke Onderbouwing verbinding Tramweg-Industrieweg, bedrijventerrein De Smaale (deelproject 2).

Richtlijnen Voor het MER Themapark het Land van Ooit. Vastgesteld door de gemeenteraad van heusden op..

Nota van Beantwoording Zienswijzen. Ontwerpbestemmingsplan. Ruimte voor de Grecht

30 AUGUSTUS 2001 INHOUDSOPGAVE

Bestemmingsplan Buitengebied-West, gemeente De Ronde Venen

Meteren-Boxtel. Klankbordgroep Vught - 29 augustus Martijn de Ruiter - ARCADIS. Imagine the result

Uitbreiding en herstructurering recreatiepark Beekse Bergen, Hilvarenbeek

Rondweg-Oost N233 Maatregelen treden 3 Um 5 Ladder van Verdaas

Samenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda

Herinrichting kop Jaarbeursterrein Utrecht. lijnen ME AAN

Samen Ontwikkelen. Stuurgroep Nationaal Landschap Groene Hart i.o. 19 september 2012 / concept

STRUCTUURVISIE DEN HAAG ZUIDWEST

Voor Zuid-Holland zijn deze beleidsdoelen vastgelegd in de Beleidsvisie Groen.

vastgesteld Wijziging Verordening ruimte 2014 ivm plan Korteveld ong (naast 14) te Nistelrode, Bernheze

Ontwerp-MER Waterkwaliteit Volkerak-Zoommeer

Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport Dijkversterking traject Enkhuizen-Hoorn

Regels. Provinciaal blad van Noord-Brabant. Hoofdstuk 1 Inleidende regels. Wijziging Verordening ruimte 2012 ivm plan Herperduin 2013 Oss

Plan van aanpak Natuurvisie Gelderland

Onderzoeksvoorstel Opbouw gefaseerde besluitvorming Purmerend

Oude Badweg 60 Eelderwolde

Proces locatiekeuze Asielzoekerscentrum gemeente Meppel

Informatie over de integrale effectenanalyse Zuid-West 380 kv Oost (13 april 2017)

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Startnotitie (gewijzigd) ACTUALISATIE GROENBELEIDSPLAN

ADVIES REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU VOOR HET MILIEUEFFECTRAPPORT (MER) BETREFFENDE HET PLUIMVEEBEDRIJF AAN DE BARNEVELDSEWEG 21A EN 21C IN LUNTEREN

Verkenning N345 Voorst Notitie Archeologie

Burgemeester van de gemeente Bergen Postbus AD Bergen. Betreft: Reactie prealabele vraag fusielocatie voetbalvelden Egmond aan den Hoef

Stedelijke ontwikkeling Overamstel, Amsterdam

WIJZIGINGSPLAN ZORGBOERDERIJ BROEK 4, MARIAHOUT GEMEENTE LAARBEEK. 2 februari 2016 vastgesteld

Links naar brondocumenten

Nota Samenvatting en beantwoording zienswijzen. Bestemmingsplan Ambachtsschool

Ruimtelijke onderbouwing voor 4 parkeerplaatsen t.b.v. Medisch Maatschappelijk Centrum, grenzend aan de Schoolstraat 23 te Nieuw-Vennep

Golfbaan Cromvoirt. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 24 maart 2010 I rapportnummer

: 20 juni 2008 : Hernieuwde aanvulling op ons advies over de Hoofdlijnennotitie Drieluik Ons kenmerk : PAL 2008/018 Aantal pagina's : 2

Winning van aardgas in blok M7 gelegen in het Nederlandse deel van het continentaal plat Advies voor richtlijnen voor het milieueffectrapport

Reactienota zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Klaver 6a

Winning van aardgas in blok E18 van het Nederlandse deel van het continentaal plat, vanaf satellietplatform E18-A

Ringweg 4 en 4a (herstel)

Ruimtelijke ordening. Ruimtelijke Ordening

Toelichting begrenzing EHS, kiekendieffoerageergebied en bosgebied

Partiële herziening bestemmingsplan "Buitengebied" Ondergeschikte horeca. Gemeente Onderbanken Ontwerp

Bestemmingsplan Sluiskil Oost, gemeente Terneuzen

Bestemmingsplan Omgeving Nauerna, gemeente Zaanstad

Logistiek Park Moerdijk

Houtskoolschets Windstreek 2011

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2006-II

Transcriptie:

Milieu-effectrapport Project Mainportontwikkeling Rotterdam Deelnota 750 ha natuur- en Ministerie van Verkeer en Waterstaat Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij Ministerie van Economische Zaken Den Haag, mei 2001 1

Inhoudsopgave 1 Inleiding / leeswijzer..........................................................8 1.1 Algemeen..............................................................8 1.2 Plaats van deze Deelnota in het MER PMR....................................8 1.3 De Deelnota 750 ha natuur- en.................................9 1.4 Leeswijzer.............................................................10 2 Ontwikkelen van varianten....................................................12 2.1 Over dit hoofdstuk......................................................12 2.1.1 Doel.............................................................12 2.1.2 Beoordelingskader.................................................12 2.2 Uitgangssituatie voor ontwikkelen varianten..................................13 2.2.1 Doelstelling en programma van eisen..................................13 2.2.2 Focus op de regio Rotterdam.........................................14 2.2.3 Robuust en aangesloten.............................................17 2.3 Visie op de natuurontwikkeling in het project.................................18 2.4 Visie op de invulling van recreatie in het project...............................21 2.5 Ontwikkelen varianten: aanpak.............................................22 2.6 Ruimtelijke ontwikkelingen als basis voor inperken zoekruimte...................23 2.6.1 Noodzaak voor het afbakenen van de autonome ruimtelijke ontwikkeling......23 2.6.2 Uitgangspunten....................................................24 2.6.3 Beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling.............................25 2.7 Verdere inperking zoekruimte..............................................31 2.7.1 Werkwijze verdere inperking zoekruimte................................31 2.7.2 Resultaat verdere inperking zoekruimte.................................33 2.8 Fase 2: ontwikkelen varianten..............................................35 2.8.1 Aanpak...........................................................35 2.8.2 Inventarisatie (stap 2.1)..............................................36 2.8.3 Analyse en structuur (stap 2.2)........................................38 2.8.4 Onderzoek van mogelijkheden (stap 2.3)................................44 2.8.5 Vastleggen varianten (stap 2.4)........................................45 2.9 Te maken keuzes........................................................46 2

Inhoudsopgave 3 Beschrijving varianten........................................................50 3.1 Inleiding...............................................................50 3.2 Variant I: geconcentreerde impuls..........................................50 3.2.1 Invulling Midden-IJsselmonde........................................50 3.2.2 Verbinding met Rotterdam...........................................53 3.2.3 Subvarianten natte natuur en getijdengebied............................54 3.3 Variant II en III: gedeelde impuls...........................................60 3.3.1 Invulling Midden-IJsselmonde........................................60 3.3.2 Mogelijkheden invulling Noordflank....................................63 3.4 Vervolgbesluiten varianten................................................67 4 Huidige situatie & autonome ontwikkeling.......................................70 4.1 Inleiding...............................................................70 4.2 Midden-IJsselmonde.....................................................70 4.2.1 Inleiding gebiedsbeschrijving.........................................70 4.2.2 Autonome gebiedsontwikkeling.......................................72 4.2.3 Natuur...........................................................75 4.2.4 Recreatie.........................................................80 4.2.5 Landschap, archeologie, cultuurhistorie.................................84 4.2.6 Bodem en water...................................................90 4.2.7 Hinder...........................................................93 4.2.8 Verkeer...........................................................95 4.3 Noordflank: Schiezone, Intermediaire Zone, Eendragtspolder....................97 4.3.1 Inleidende gebiedsbeschrijving.......................................97 4.3.2 Autonome gebiedsontwikkeling......................................101 4.3.3 Natuur..........................................................102 4.3.4 Recreatie........................................................104 4.3.5 Landschap, archeologie, cultuurhistorie................................109 4.3.6 Bodem en water...................................................114 4.3.7 Hinder...........................................................118 4.3.8 Verkeer..........................................................119 5 Inleiding effectbeschrijving...................................................126 5.1 Inleiding..............................................................126 5.2 Beoordelingskader.....................................................126 5.2.1 Basis: beoordelingskader in de richtlijnen..............................126 5.2.2 Projectdoelen en beleidsdoelen......................................127 5.3 Effectbeschrijving en beoordeling.........................................127 5.4 Aggregatie en beoordeling effecten op leefbaarheid...........................131 5.5 Leeswijzer voor de hoofdstukken 6 t/m 13...................................131 Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand Rotterdams Gebied 750 ha natuuren 3

6 Natuur....132 6.1 Inleiding..............................................................132 6.2 (Inter)nationale diversiteit ecosystemen....................................133 6.2.1 Oppervlakte nieuwe natuur..........................................133 6.2.2 Diversiteit ecotopen...............................................136 6.2.3 Waardering ecotopen..............................................138 6.3 (Inter)nationale diversiteit soorten.........................................139 6.4 Natuurlijkheid en mate samenhang ecosysteem..............................145 6.4.1 Natuurlijkheid van het systeem.......................................145 6.4.2 Versterking (P)EHS.................................................147 6.5 Potenties van het gebied.................................................150 6.6 Effecten op bestaande natuurwaarden......................................152 6.7 Soortbescherming op grond van de Vogel- en Habitatrichtlijn...................155 6.8 Nee-tenzij-principe van het Structuurschema Groene Ruimte....................155 7 Recreatie..................................................................158 7.1 Inleiding..............................................................158 7.2 Samenhang...........................................................159 7.2.1 Interne samenhang................................................159 7.2.2 Effecten op het verzorgingsgebied (op basis van fietsafstand)..............161 7.3 Recreatieve kwaliteit....................................................163 7.3.1 Veiligheid en overlast..............................................163 7.3.2 Recreatieve toegankelijkheid.........................................166 7.3.3 Gebruik.........................................................167 7.3.4 Diversiteit in recreatievormen........................................171 7.3.5 Aanbod versus vraag..............................................173 7.4 Bereikbaarheid.........................................................174 7.4.1 Openbaar vervoervoorziening........................................174 7.4.2 Langzaam verkeer.................................................175 7.4.3 Ontsluiting voor snelverkeer.........................................176 7.4.4 Toegevoegde waarde recreatieve langzaam verkeersstructuur Rijnmond.....177 7.4.5 Interne ontsluiting.................................................178 7.4.6 Effecten op bestaande recreatieve voorzieningen........................179 4

Inhoudsopgave 8 Landschap................................................................182 8.1 Inleiding..............................................................182 8.2 Landschappelijke identiteit en imago.......................................183 8.2.1 Aantrekkingskracht groengebieden op de inwoners van de Rijnmond........183 8.2.2 Natuurlijke en (historisch-)cultuurlijke kenmerkendheid...................184 8.3 Geomorfologie........................................................186 8.3.1 Geomorfologische processen........................................186 8.3.2 Geomorfologisch waardevolle patronen en elementen....................187 8.4 Archeologie...........................................................188 8.4.1 Bekende aanwezige monumenten en vindplaatsen.......................188 8.4.2 Gebieden met hoge of middelhoge kans op archeologische sporen..........190 8.5 Cultuurhistorie.........................................................191 8.5.1 Waardevolle historisch-geografische en -bouwkundige elementen...........191 8.5.2 Waardevolle historisch-geografische en -bouwkundige structuren, patronen en gebieden..............................................193 8.6 Landschappelijke diversiteit..............................................194 8.6.1 Diversiteit in ruimtematen...........................................194 8.6.2 Overige beelddifferentiatie..........................................195 8.7 Landschappelijke samenhang en structuur..................................196 8.7.1 Landschappelijke hoofdstructuur.....................................196 8.7.2 Landschapsbeeld in de omgeving.....................................197 9 Ruimtelijke kwaliteit........................................................198 9.1 Inleiding..............................................................198 9.2 Toekomstwaarde.......................................................199 9.2.1 Robuustheid natuur- en recreatiefunctie................................199 9.2.2 Gevoeligheid voor externe ruimtelijke ontwikkelingen....................200 9.2.3 Mogelijkheid tot fasering...........................................202 9.2.4 Gebruiksflexibiliteit................................................203 9.2.5 Belevingswaarde - bijdrage aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat.........204 9.3 Gebruikswaarde.......................................................205 9.3.1 Functionaliteit restruimtes..........................................205 9.3.2 Mate waarin gedwongen vertrek plaatsvindt............................206 9.3.3 Impact op (bestaand) ruimtegebruik...................................208 Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand Rotterdams Gebied 10 Veiligheid tegen overstromingen..............................................210 10.1 Inleiding..............................................................210 10.2 Veiligheid tegen overstromingen..........................................210 10.2.1 Kans op overstromingen...........................................210 10.2.2 Effect op maatgevend hoogwater....................................210 10.2.3 Mogelijke omvang schade bij calamiteiten.............................211 Deelnota MER 750 ha natuuren 5

11 Bodem en Water...........................................................214 11.1 Inleiding..............................................................214 11.2 Duurzaam waterbeheer..................................................215 11.2.1 Watertoets.......................................................215 11.2.2 Oppervlakte waterberging..........................................217 11.2.3 Relatie tussen water in het stedelijk en landelijk gebied...................218 11.3 Bodem...............................................................219 11.3.1 Belasting van de bodem met verontreinigende stoffen...................219 11.3.2 Bodemkwaliteit van de ondiepe ondergrond...........................221 11.3.3 Oppervlakte ongestoorde bodemopbouw..............................222 11.3.4 Winning / gebruik grondstoffen......................................223 11.4 Grondwater en oppervlaktewater..........................................224 11.4.1 Nutriënten en bestrijdingsmiddelen..................................224 11.4.2 Zware metalen en PAK.............................................225 11.4.3 Effecten op het grondwatersysteem..................................226 11.4.4 Beïnvloeding van de zoete, zoute en brakke watersytemen................227 12 Hinder........230 12.1 Inleiding..............................................................230 12.2 Geluid...............................................................230 12.2.1 Effecten door recreatieve activiteiten.................................230 12.2.2 Effecten door verkeersaantrekkende werking...........................231 12.3 Lucht...............................................................232 12.4 Externe veiligheid......................................................233 13 Verkeer en vervoer..........................................................234 13.1 Inleiding..............................................................234 13.2 Bereikbaarheid........................................................234 13.2.1 Afwikkelingskwaliteit..............................................234 13.3 Verkeersveiligheid......................................................239 14 Beoordeling en vergelijking...................................................242 14.1 Doelstelling en methodiek...............................................242 14.1.1 Doelstelling......................................................242 14.1.2 Methodiek.......................................................242 14.2 Beoordeling van de varianten.............................................244 14.2.1 Aggregatie op aspect- en themaniveau................................244 14.2.2 Natuur, landschap en recreatie......................................244 14.2.3 Ruimtelijke kwaliteit...............................................249 14.2.4 Kust en zee......................................................251 14.2.5 Milieukwaliteit...................................................251 14.3 Overzicht beoordelingen.................................................253 14.3.1 Beoordeling voor de elementen van de inrichtings- en locatiekeuze.........254 14.4 Meest milieuvriendelijke variant...........................................256 6

Inhoudsopgave 15 Leemten in kennis..........................................................258 15.1 Inleiding..............................................................258 15.2 Natuur...............................................................258 15.3 Recreatie.............................................................258 15.4 Landschap............................................................259 15.5 Ruimtelijke kwaliteit....................................................259 15.6 Bodem en water.......................................................259 15.7 Hinder...............................................................260 15.8 Verkeer...............................................................260 16 Aanzet evaluatieprogramma..................................................262 16.1 Inleiding..............................................................262 16.2 Elementen voor een evaluatieprogramma...................................262 Gebruikte literatuur.............................................................265 Afkortingen en begrippen........................................................273 Bijlage A Beleids-en toetsingskader................................................287 A.1 Inleiding..............................................................288 A.2 Besluiten.............................................................288 A.2.1. Reeds genomen beslissingen in het kader van PMR......................288 A.2.2. Te nemen besluiten door de rijksoverheid..............................289 A.2.3. Vervolgprocedures................................................291 A.3 Beleidskader..........................................................293 A.3.1 Internationaal beleidskader..........................................293 A.3.2 Nationaal beleidskader.............................................294 A.3.3 Provinciaal beleid.................................................300 A.3.4 Regionaal beleid..................................................303 Bijlage B Getijdengebied.........................................................307 B.1 Inleiding..............................................................308 B.2 Uitgangssituatie.......................................................308 B.3 Mogelijkheden.........................................................312 B.4 Effecten..............................................................317 B.5 Kostenindicatie........................................................320 Bijlage C Overkluizing...........................................................321 C.1 Inleiding..............................................................322 C.2 Oplossingsrichting: overkluizing...........................................324 C.3 Veiligheid in verband met vervoer gevaarlijke stoffen..........................326 C.4 Kosten...............................................................327 C.5 Alternatieve oplossingen................................................328 Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand Rotterdams Gebied 750 ha natuuren 7

1 Inleiding / leeswijzer 1 Inleiding / leeswijzer 1.1 Algemeen volgende drie deelprojecten van PMR mogelijk te maken: deelproject Bestaand Rotterdams Gebied (BRG); deelproject Landaanwinning; deelproject 750 ha natuur- en. Het kabinet voorziet in de nabije toekomst een ruimtetekort in het haven- en industriegebied van Rotterdam voor de sectoren deep sea containers, de daarvan afgeleide distributie en de petrochemie. In het regeerakkoord van 1998 is vastgesteld dat het kabinet dit ruimtetekort wil oplossen, en tegelijkertijd de mogelijkheden van deze ruimtelijke ontwikkelingen wil benutten om de kwaliteit van de leefomgeving in en rond de haven te verbeteren. Het kabinet wil daarom via de procedure van de zogenaamde planologische kernbeslissing+ (PKB + ) komen tot een besluit over een samenhangend pakket van maatregelen dat: de positie van de mainport Rotterdam versterkt door het probleem van het ruimtetekort voor haven- en industriële activiteiten, dat in het Rotterdams havengebied is gesignaleerd, op te lossen; de kwaliteit van de leefomgeving in Rijnmond verbetert door de mogelijkheden te benutten die het oplossen van het ruimtetekort in de mainport biedt. Het kabinet stelt voor deze dubbele doelstelling voor het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) te realiseren, door de De besluiten die het kabinet voorstelt om deze deelprojecten ruimtelijk mogelijk te maken, worden vastgelegd in deel 1 van de nota PKB +. Om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming wordt voor het opstellen van de nota PKB + ook de zogenaamde procedure van de milieu-effectrapportage (m.e.r.) doorlopen. Dit betekent dat een milieu-effectrapport (MER) moet worden opgesteld. In deze Deelnota van het MER PMR zijn de effecten van het deelproject 750 ha natuur- en beschreven. 1.2 Plaats van deze deelnota in het MER PMR In figuur 1.1 is aangegeven uit welke onderdelen het MER Project Mainportontwikkeling Rotterdam is opgebouwd (MER PMR). De kern van de informatie is te vinden in het hoofdrapport van het MER en in de samenvatting. Het hoofdrapport en de samenvatting geven de lezer de belangrijkste milieu-informatie die nodig is voor de besluitvorming in het kader van de PKB + /m.e.r.-procedure over de Mainportontwikkeling Rotterdam. In het hoofdrapport en de samenvatting staat ook de informatie over de procedure, doel van het MER, de probleem- en doelstelling van PMR, 8

Hoofdstuk 1 Inleiding / leeswijzer een overzicht van de belangrijkste milieu-effecten en autonome ontwikkeling en wordt een verant- en de bijdrage van PMR aan het tweede deel woording gegeven van de gebruikte basisgegevens van de projectdoelstelling: verbetering van de en gehanteerde voorspellingsmethodieken. kwaliteit van de leefomgeving. Figuur 1.1 laat zien wat de positie is van de Naast de hoofdnota MER PMR en de samenvatting zijn er drie achtergronddocumenten: Deelnota Bestaand Rotterdams Gebied Deelnota Landaanwinning Deelnota 750 ha natuur- en De deelnota s vormen de onderbouwing voor deelnota 750 ha natuur- en ten opzichte van de andere deelnota s en ten opzichte van het hoofdrapport en de samenvatting van het MER PMR. Deze nota is de Deelnota 750 ha natuur- en. Planologische kernbeslissing Deel A Deel B het hoofdrapport en voor de samenvatting van het hoofdrapport. De deelnota s gaan uitgebreid in op mogelijke varianten of projectactiviteiten van de deelprojecten, de verwachte milieueffecten van die varianten of projectactiviteiten en de beoordeling daarvan. Verder is in deelnota s een beschrijving opgenomen van de huidige situatie 1.3 De Deelnota 750 ha natuur- en De Deelnota 750 ha natuur- en bevat detailinformatie over de bijdrage aan de leefbaarheid door het deelproject. Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport ONDERBOUWING HOOFDLIJNEN MILIEU-EFFECTRAPPORT MAINPORTONTWIKKELING ROTTERDAM DEELNOTA Bestaand Rotterdams Gebied SAMENVATTING DEELNOTA Landaanwinning HOOFDRAPPORT DEELNOTA 750 hectare Natuur- en Recreatie recreatie Gebied gebied Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Rotterdams Gebied 750 ha natuuren Figuur 1.1 Plaats van Deelnota 750 ha natuur- en in het MER PMR 9

Daarbij is niet gestreefd naar een zelfstandig leesbaar rapport: de informatie over probleemstelling, doel en besluitvormingskader is opgenomen in het hoofdrapport. Dit geldt ook voor de (integrale) toetsing van het deelproject 750 ha natuur- en aan het tweede deel van de dubbele doelstelling (hoofdstuk 4 van het hoofdrapport). Anders dan dat voor de beide andere deelprojecten het geval is ligt aan deze Deelnota slechts een beperkt aantal brondocumenten ten grondslag. Wel wordt verwezen naar voorgaande rapporten en onderzoeken, samengevat in de literatuurlijst. 1.4 Leeswijzer In deze Deelnota is uitgebreid aandacht besteed aan de mogelijke manieren waarop 750 ha natuur- en kan worden gerealiseerd. Er is beschreven en beargumenteerd op welke wijze de varianten tot stand zijn gekomen en hoe de varianten er uit zien. Het MER voor het deelproject 750 ha natuuren heeft een bijzonder karakter vanwege het volgende: in het MER dient voor een aantal keuzes, die in de periode tussen het verschijnen van de startnotitie en dit MER door het kabinet zijn gemaakt, de toelichting en onderbouwing te verschaffen; het beoordelingskader dat in dit MER vanwege de richtlijnen moet worden gehanteerd bevat ten aanzien van de 750 ha natuur- en zowel criteria en aspecten die zijn gericht op het in beeld brengen van de mate waarin de projectdoelstellingen worden gerealiseerd als criteria en aspecten die zijn gericht op het beschrijven van milieu-effecten van de ingreep; bij dit laatste wordt de basis van het beoordelingskader gevormd door beleidsdoelstellingen. Aan de Deelnota zijn enkele bijlagen toegevoegd. De bijlagen bevatten nadere informatie over het beleidskader (als aanvulling en detaillering van het betreffende hoofdstuk in het hoofdrapport), over de specifieke mogelijkheden en beperkingen voor getijdenwerking, en over de mogelijkheden en beperkingen van een overkluizing van de A15 en de Betuwelijn. De Deelnota opent met twee hoofdstukken over de varianten voor het deelproject 750 ha natuur- en die in het MER zijn onderzocht. Hoofdstuk 2 beschrijft daarbij het gevolgde proces, maar kijkt tevens terug naar de fase tussen de startnotitie en de richtlijnen. In deze periode zijn keuzes gemaakt over de invulling van de 750 ha natuur- en. De overwegingen hierbij zijn opgenomen in hoofdstuk 2. Hoofdstuk 2 sluit af met een overzicht van de varianten, die verder zijn besproken en toegelicht in hoofdstuk 3. De varianten hebben betrekking op enkele locaties of plangebieden op Midden-IJsselmonde en in de Noordflank van Rotterdam. Er is voor gekozen om in deze Deelnota de beschrijving van de referentiesituatie (huidige situatie en autonome ontwikkeling) van de plangebieden in één hoofdstuk op te nemen (hoofdstuk 4). In de hoofdstukken 6 tot en met 13 zijn de effecten van de varianten voor de verschillende milieuaspecten beschreven. Deze effecten hebben voor een deel betrekking op de projectdoelstellingen (in hoeverre worden door de verschillende varianten de doelstellingen gerealiseerd) en voor een deel op milieu-effecten. Dit onderscheid is toegelicht in hoofdstuk 5, dat aan de effectbeschrijvingen voorafgaat. Daarin wordt onder andere ingegaan op het aan de richtlijnen ontleende beoordelingskader voor deze studie en het onderscheid dat is gemaakt in criteria en aspecten die zijn gericht op het in beeld brengen van mate waarin de doelstellingen worden gerealiseerd en in criteria en aspecten 10

Hoofdstuk 1 Inleiding / leeswijzer die zijn gericht op het beschrijven van de milieu-effecten. De beoordeling van de varianten is opgenomen in hoofdstuk 14. Dit hoofdstuk bevat meer in detail een beschouwing van de bijdrage aan de leefbaarheid van de onderzochte varianten. Deze informatie is de onderbouwing van hoofdstuk 4 van de hoofdnota. De bijlagen zijn: bijlage A, waarin het beleids- en toetsingskader meer in detail is beschreven; bijlage B, hierin is beschreven op welke wijze voor het plangebied IJsselmonde een vergroting van het zoetwatergetijdengebied kan worden gerealiseerd; bijlage C, deze bijlage bevat een nadere beschrijving van de mogelijkheden voor een overkluizing van de A15 en Betuwelijn nabij het plangebied op IJsselmonde. Tevens is een overzicht van afkortingen en begrippen opgenomen. Aan dit MER ligt een aantal documenten ten grondslag. Deze zijn niet in dit MER opgenomen. Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand Rotterdams Gebied 750 ha natuuren 11

2 Ontwikkelen van varianten 2.1 Over dit hoofdstuk 2.1.1 Doel Het deelproject 750 ha natuur- en komt voort uit het geconstateerde knelpunt voor het Rijnmondgebied: de leefbaarheid staat onder druk, onder andere als gevolg van het ontbreken van natuur- en en van voldoende omvang, kwaliteit en bereikbaarheid. Dit onderdeel van het leefbaarheidsprobleem wordt aangepakt door het aanleggen van 750 ha natuur- en. Ten behoeve van het beschrijven van het probleemoplossend vermogen van mogelijke oplossingsrichtingen -in hoeverre dragen 750 ha natuur- en bij aan het verbeteren van de leefbaarheid- en voor de beschrijving van de (milieu-)effecten is het noodzakelijk om varianten te ontwikkelen. De term alternatief is gereserveerd voor oplossingen voor het ruimtetekort in de haven (zie hoofdnota). Daarom wordt voor de 750 ha natuur- en recreatie-gebied uitsluitend gesproken over varianten. Varianten zijn mogelijke manieren om de voorgenomen activiteit, zoals geconcretiseerd in het programma van eisen, te realiseren. In dit geval gaat het bij varianten om een ruimtelijke aanduiding (begrenzing) en een typering, schets en beschrijving van de inrichting van de verschillende onderdelen binnen de begrenzing, zoals ook wordt gevraagd in de richtlijnen. In het vervolg van dit MER zijn de effecten beschreven aan de hand van de varianten. In dit hoofdstuk is beschreven hoe de varianten tot stand zijn gekomen en welke overwegingen daarbij een rol hebben gespeeld. Daaraan voorafgaand is de uitgangssituatie beschreven. Hierbij komen de doelstellingen en het programma van eisen aan de orde. Vervolgens is een beschrijving opgenomen van de visie op de natuurontwikkeling die aan de basis ligt voor de selectie van de belangrijkste natuurdoeltypen. Tevens is aandacht besteed aan de overwegingen die hebben geleid tot het inperken van het zoekgebied tot de drie zogenaamde regioparken. De uitkomst van het proces zijn de varianten. Deze zijn beschreven in hoofdstuk 3 van deze Deelnota. 2.1.2 Beoordelingskader In de richtlijnen voor dit MER zijn - naast het beoordelingskader voor het beoordelen en vergelijken van de oplossingsrichtingen - criteria voor de keuze van een locatie voor de 750 ha natuur- en opgenomen. In de richtlijnen wordt uitgegaan van een getrapte aanpak (locatiekeuze gevolgd door ontwikkelen alternatieven en varianten). In dit MER is gekozen voor een andere aanpak, die in paragraaf 2.4 is beschreven. Dit laat onverlet dat onderstaande criteria uit de richtlijnen zijn gebruikt bij het inperken van de zoekruimte en bij het ontwikkelen van de varianten. 12

Hoofdstuk 2 Ontwikkelen van varianten De criteria conform de richtlijnen [lit. 65] zijn: de recreatieve kwaliteit (o.m. het aandeel recreatie binnen het gebied); de ruimtelijke en functionele samenhang met andere en; de bereikbaarheid vanuit het stedelijk gebied; de mate waarin het gebied flexibiliteit en duurzaamheid kent voor de functies natuur en recreatie; de kansen voor de versterking van (aan het watersysteem gelieerde) natuurlijke processen; de kansen voor ontwikkeling van een diversiteit aan nieuwe ecosystemen; de ruimtelijke samenhang met bestaande en - waar van toepassing - autonoom in de regio te realiseren natuurgebieden binnen de Ecologische Hoofdstructuur; de te realiseren identiteit en belevingswaarde per locatie; de veiligheid (zee-, rivier- en neerslaginvloeden). In de richtlijnen [lit. 65] is aangegeven dat in het MER specifiek aandacht moet worden besteed aan de haalbaarheid van een getijdengebied. Op basis van eerdere onderzoeken is immers geconcludeerd dat in de locatie IJsselmonde - één van de kansrijke potentiële locaties binnen de zoekgebieden - een belangrijke meerwaarde voor natuur en recreatie gerealiseerd zou kunnen worden door in een groter of kleiner deel van dit gebied weer getijdenwerking toe te laten. Vanwege het specifieke karakter hiervan is in bijlage B bij deze Deelnota ingegaan op de technische haalbaarheid van een getijdengebied. 2.2 Uitgangssituatie voor ontwikkelen varianten 2.2.1 Doelstelling en programma van eisen Doelstelling Ruimte scheppen voor de ontwikkeling van de mainport Rotterdam gekoppeld aan het verbeteren van de leefbaarheid rond de haven. Dat is de dubbele doelstelling van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Beide delen van de dubbele doelstelling zijn gelijkwaardig. In de richtlijnen [lit. 65] staat dat het kabinet onder het verbeteren van de leefomgeving verstaat: het verbeteren van het milieu: verminderen van het beslag op sleutelvoorraden (ruimte, grondstoffen, energie, biodiversiteit), het terugdringen van emissies in de hele keten van grondstofwinning tot aan het afvalstadium en het verbeteren van de lokale milieukwaliteit (geluid, stank enz.); het verbeteren van de natuur en de recreatie: vergroten van de oppervlakte natuurgebied, het verbeteren van de kwaliteit van ecosystemen en het verbeteren van de kwaliteit van en; het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit: vergroten van de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde van de ruimte. De doelstelling van het deelproject 750 ha natuur- en is het leveren van een belangrijke bijdrage aan de verwezenlijking van het tweede deel van de dubbele doelstelling: het verbeteren van de leefbaarheid rond de haven. Het deelproject is in zijn aard vooral gericht op het verbeteren van de natuur en de recreatie. Het zal echter zeker ook een bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit, van het vestigingsklimaat en van het milieu in het algemeen. Aanzet tot programma van eisen De essentie van het programma van eisen is vermeld in paragraaf 4.4 van de richtlijnen. De realisering van 750 hectare natuur- en is gericht op verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en meer specifiek op het leveren van bijdragen aan de ver- Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER 13 Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand Rotterdams Gebied 750 ha natuuren

sterking van de kwaliteit van recreatie en natuur in de regio. Bovendien wordt een bijdrage geleverd aan de verbetering van het vestigingsklimaat voor bedrijven. De geest van het programma van eisen is hiermee in het voorgaande in feite al neergezet. Door het kabinet zijn in bijlage 2, Uitgangspunten voor het deelproject 750 hectare natuuren bij de kabinetsbrief van 11 juli 2000 aan de voorzitter van de Tweede Kamer [lit. 56] punten genoemd waarmee bij het deelproject 750 ha natuur- en rekening moet worden gehouden (zie kader). Dit programma van uitgangspunten en wensen zijn in het kader van dit MER op verschillende plaatsen in het proces gehanteerd. Deels gaat het immers om criteria die zijn gehanteerd bij het inperken van de zoekruimte voor de 750 ha, deels om ontwerpeisen en -uitgangspunten en deels om uitspraken die zijn vertaald in projectdoelstellingen gekoppeld aan het beoordelingskader (zie hoofdstuk 5). 2.2.2 Focus op de regio Rotterdam In de periode tussen het verschijnen van de startnotitie [lit. 61] en het vaststellen van de richtlijnen in december 2000 is het zoekgebied voor de 750 ha natuur- en ingedikt van - in feite - geheel Zuidwest Nederland tot de directe omgeving van Rotterdam. Deze keuze is in deze paragraaf toegelicht. Achtergrond en visie In het ROM-Rijnmond Convenant [lit. 126] wordt Rijnmond doelgebied voor de ontwikkeling van 750 ha natuur en recreatie genoemd. Binnen het kader van de gedefinieerde projecten voor verwezenlijking van de dubbele doelstelling worden o.a. groenontwikkelingsprojecten voorgesteld op IJsselmonde, Voorne-Putten en in de Oranjebuitenpolder. Verder worden ruimtelijke meer verspreide projecten als het Bossenplan, Groen netwerk en Uitwerking Regionale Groenstructuur beschreven. In het vervolg Beleidsconvenant ROM-Rijnmond [lit. 66] blijft de Rijnmond het zoekgebied voor 750 ha natuur- en. In een herdefiniëring van de projecten worden IJsselmonde, Voorne-Putten en Oranjebuitenpolder niet meer specifiek vermeld, maar als onderdeel van het Groenakkoord [lit. 10]. In de startnotitie PKB / MER Mainportontwikkeling Rotterdam [lit. 61] wordt gesteld dat het zoekgebied voor ontwikkeling van de 750 ha ruimer dan Rijnmond is. Op basis van het Interim rapport PMR op Koers [lit. 62] heeft het kabinet besloten dat de 750 ha zoveel mogelijk in en om het stedelijk gebied moeten worden gesitueerd, wat door BOM en in Buiten Binnen Bereik [lit. 27] verder geïnterpreteerd is als de Stadsregio Rotterdam. Dit betekent een feitelijke fysieke loskoppeling van de 750 ha natuur- en en de landaanwinning. In een brief aan de Tweede Kamer [lit. 56] stelt het kabinet dat de ontwikkeling van 750 ha plaats dient te vinden liefst dichtbij Rotterdam. Het kabinet wil dat een substantieel deel van de 750 ha in Midden-IJsselmonde gesitueerd is. Opname van een enkel groenproject in de noordrand van Rotterdam is bespreekbaar. Deze uitspraken en besluiten van het kabinet hebben geen (bindende, ruimtelijke) rechtskracht. Dit ontstaat pas als, mede op grond van dit MER, besluiten over de 750 ha natuur- en zijn opgenomen in een PKB +. Argumenten In Buiten Binnen Bereik [lit. 27] wordt de zoekruimte verkleind van de Stadsregio Rotterdam naar drie zgn. zoekgebieden: Regiopark Stad aan de Groenblauwe Slinger ten noordwesten van Rotterdam; Regiopark Stad aan de Rotte ten noordoosten van Rotterdam; Regiopark Stad aan de Delta ten zuiden van Rotterdam. 14

Hoofdstuk 2 Ontwikkelen van varianten Kader 2.1 Programma van Eisen Locatie en ontwerp het centrum van het gebied ligt niet verder dan 10 tot 15 kilometer van het centrum van Rotterdam; de precieze locatie en begrenzing van de 750 hectare natuur- en moeten nog worden vastgesteld in de PKB + ; de 750 hectare moeten de ecologische hoofdstructuur versterken; rekening gehouden dient te worden met nieuwe inzichten op het gebied van watermanagement. Indien technisch en financieel mogelijk dient bij het ontwerp te worden uitgegaan van het toelaten van het getij in het binnendijkse gebied. Het uiteindelijk toelaten van getijdenwerking is nog onderdeel van nadere afweging; de 750 hectare moeten een dusdanige samenhang in natuur, recreatie en landschap opleveren dat een grote bijdrage wordt geleverd aan de identiteit en belevingswaarde van het gebied; IJsselmonde dient afdoende tegen overstromingsgevaar te blijven beschermd; de mogelijkheden om bij het inrichten van het gebied op termijn het kwaliteitsniveau van de inrichting te verhogen dienen opengehouden te worden; Midden-IJsselmonde is thans een stiltegebied. Dit karakter dient zo veel mogelijk behouden te blijven; bij het ontwerp dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van de landelijke leidingenstraat; de groenprojecten zijn aanvullend op de al lopende groenprojecten. Gebruik er zijn goede mogelijkheden om te wandelen en te fietsen, maar het gebied kent ook andere vormen van dagrecreatie met een hoge kwaliteit; recreatievoorzieningen moeten zowel in kwantitatieve als in kwalitatieve zin een aantoonbare bijdrage leveren aan de regionale recreatieve behoefte; omvang en aard van de recreatieve voorzieningen moeten afgestemd zijn op de huidige en toekomstige gebruiker van het ; het gebied is openbaar en is kosteloos toegankelijk. Voor onderdelen van het gebied kan hiervan in het kader van te ontwikkelen PPS-constructies (publiek-private samenwerking) desgewenst en na overleg met alle betrokkenen worden afgeweken. Bereikbaarheid het gebied is veilig en goed bereikbaar voor openbaar vervoer en langzaam verkeer. Aanleg, beheer en onderhoud voor het gebied wordt een fasering in kwantiteit en kwaliteit ontworpen die tegemoet komt aan nader aan te geven prioriteiten in gebruiksmogelijkheden; het gebied wordt zo veel mogelijk als een (compacte) eenheid aangelegd; bij de realisatie en instandhouding van het gebied wordt meerwaarde gezocht in een samenwerking met private partijen (PPS); bij de aanleg wordt rekening gehouden met aanwezige gevallen van bodemverontreiniging; tijdens de aanleg van het gebied moet het scheepvaartverkeer op de Oude Maas ongestoord kunnen verlopen. Beheer en onderhoud het regiopark wordt duurzaam beschermd met adequate regelgeving; het regiopark wordt duurzaam beheerd. Hiervoor stellen de publieke en private partijen tezamen een beheersplan en kostenraming op; de ingerichte terreinen zullen aan de daarvoor meest geschikte beheerder worden overgedragen, hiervoor moeten de lokale, regionale en provinciale overheden, de terreinbeherende natuurorganisaties en private partijen een gezamenlijk voorstel doen. Planologische kernbeslissing Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Deel A Deel B Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand Rotterdams Gebied 750 ha natuuren 15

De achtergrond van de keuze voor de drie regioparken is beschreven in Buiten Binnen Bereik. Vanuit de dubbele doelstelling van het project is in dat rapport een nadere invulling gegeven aan het begrip leefbaarheid. Daarbij wordt gerefereerd aan diverse beleidsstukken en onderzoeksrapporten. Dit leidt in het rapport Buiten Binnen Bereik tot de volgende definitie van leefbaarheid: leefbaarheid is de mate waarin mensen zich thuis voelen in hun (directe) omgeving, zowel in sociale en maatschappelijke zin als in fysieke en ruimtelijke zin. Deze definitie laat zien dat leefbaarheid in eerste instantie is gekoppeld aan het menselijk welbevinden. Natuurwaarden, rust en ruimte staan in deze visie ten dienste van de mens. In Buiten Binnen Bereik is het begrip leefbaarheid verder gerelateerd aan de vier aspecten kwaliteit, kwantiteit, bereikbaarheid en betekenis. Vanuit deze uitwerking van het begrip leefbaarheid, en vanwege de relatie die wordt gelegd tussen enerzijds de toename voor de ruimte voor bedrijvigheid (met de daarbij behorende dreigende verdere aantasting van de leefbaarheid), is het logisch om maatregelen ter verbetering van de leefbaarheid te situeren op plaatsen waar de knelpunten (de grootste druk op de leefbaarheid) zich voordoen. In zuidwestelijk Nederland zijn dat met name de woon- en werkgebieden die zijn verbonden aan de havenactiviteiten: de Rotterdamse regio. Daar zijn tevens de grootste bevolkingsconcentraties te vinden. Een tweede factor van belang is dat in de huidige opzet de maatregelen voor de leefbaarheid in de vorm van de 750 ha natuur- en fysiek en ruimtelijk zijn losgekoppeld van de landaanwinning. Bij het ontwerp van de landaanwinning is rekening gehouden met compensatie van natuur- en recreatiewaarden die verloren gaan of worden aangetast. Deze ruimtelijke ontkoppeling maakt het mogelijk om meer gericht en dichter bij bevolkingsconcentraties te zoeken naar mogelijkheden voor de 750 ha natuur- en. Van belang hierbij is tevens, dat het alternatief ZuidwestNederland niet langer wordt beschouwd als een realistische oplossingsrichting voor het ruimtetekort. Concreet betekent dit, dat voor het eerste deel van de dubbele doelstelling -ruimte voor economische activiteiten- uitsluitend in het Rijnmondgebied wordt gezocht naar oplossingen (landaanwinning of intensiveren ruimtegebruik in bestaand havenen industriegebieden). Ook vanuit dit opzicht is het logisch om (uitsluitend) in de Rotterdamse regio te zoeken naar mogelijkheden voor de 750 ha natuur- en. In de richtlijnen wordt de verbetering van de natuur en de recreatie nevengeschikt genoemd als onderdelen van de beoogde verbetering van de leefomgevingskwaliteit. Samengevat: de nadere (mensgerichte) invulling van het begrip leefbaarheid en de concentratie van wonen en werken (met de daaruit voortkomende aantasting van de leefbaarheid) in en rond Rotterdam leiden tot een voorkeur om de locatie(s) voor de 750 ha natuur- en te zoeken in de directe omgeving van Rotterdam. Met de drie regioparken zoals aangegeven in Buiten Binnen Bereik is een groot deel van de omgeving van Rotterdam als potentiële locatie (zoekruimte) aangemerkt. De ligging van deze gebieden maakt het mogelijk om zowel een verbetering van de kwaliteit van natuur als van recreatie te realiseren. De open en groene gebieden ten oosten en zuiden van Rotterdam (Voorne- Putten, Alblasser- en Krimpenerwaard, Hoekse Waard) zijn niet meegenomen als zoekgebied. Deze keuze is enerzijds gebaseerd op de wens om deze gebieden zo veel mogelijk te behouden in de huidige staat (vanwege de landschaps-, natuur- en recreatiewaarden) en anderzijds omdat de drie zoekgebieden door hun directe fysieke en functionele koppeling aan de dynamische stad goede mogelijkheden bieden om met behulp van 750 ha natuur- en recreatie- 16

Hoofdstuk 2 Ontwikkelen van varianten gebied een forse impuls aan de leefbaarheid te manier waarop in dit MER is omgegaan met de geven. Ook andere aspecten -waarbij met name mogelijke verdeling van de totale oppervlak kan worden gedacht aan duurzaam waterbe- van 750 ha over één of meerdere locaties. Als heer- kunnen juist in de regioparken goed wor- één van de uitgangspunten is opgenomen is den aangepakt in samenhang met de 750 ha geformuleerd dat het gebied zo veel mogelijk natuur- en. Voor elk van de drie regioparken worden in Buiten Binnen Bereik locaties voorgesteld voor ontwikkeling van (een deel van) de 750 ha. Omdat in de richtlijnen expliciet om een beschouwing van de drie regioparken als geheel wordt als een compacte eenheid zou moeten worden aangelegd. De groene gebieden in de Rotterdams regio -veelal groene restruimtes tussen rode functies, daarnaast overgangen naar de groene ruimte buiten de regio- vervullen in de huidige situatie reeds een functie als recreatieve uitloop voor Planologische kernbeslissing Deel A Deel B gevraagd, wordt in onderstaande paragraaf niet de stad. Het gaat voornamelijk om routegebon- uitgegaan van de locaties zoals gedefinieerd in Buiten Binnen Bereik [lit.27], maar van het zoekgebied van de regioparken als geheel. 2.2.3 Robuust en aangesloten In deze paragraaf wordt ingegaan op de den recreatie (fietsen en wandelen). Deze functie van de groene ruimtes wordt in de regio als waardevol beschouwd, die bijdraagt aan de leefbaarheid. Dit heeft geleid tot de vraag of de leefbaarheid van de regio niet ook -en mogelijk beter- zou zijn gediend bij een versterking van de recreatieve medegebruiksfunctie van de Milieu-effectrapport Samenvatting Hoofdrapport Den Haag Stad aan de Groenblauwe slinger Rotterdam Voorne Stad aan de Rotte Deelnota MER Deelnota MER Landaanwinning Bestaand Rotterdams Gebied Goeree Deelnota MER Stad aan de Delta 750 ha natuuren Figuur 2.1 De zoekgebieden (regioparken) Stad aan de Groenblauwe Slinger, Stad aan de Rotte en Stad aan de Delta 17

agrarische omgeving. Dit kan bijvoorbeeld door de 750 ha niet als één blok ( geconcentreerde leefbaarheidsimpuls ) te realiseren, maar als een groot aantal kleinere gebieden (omvang: van enkele hectares tot enkele tientallen hectares) uit te smeren over een veel groter gebied ( verspreide impuls ); de omvang van het gebied dat zo kan worden aangepakt is veel groter (2-5 maal) dan 750 ha. De inzet kan bijvoorbeeld bestaan uit het versterken van recreatieve fiets- en wandelroutes, groene aankleding van het landschap en vestigen van recreatieve (routegerelateerde) steunpunten. Er is voor gekozen om een dergelijke verspreide impuls niet als variant in het MER op te nemen en daarmee ook niet mee te nemen als een mogelijke invulling van het in de PKB + te nemen besluit. De motivatie hierbij is de volgende: de bijdrage van verspreide impuls aan de natuurdoelstelling van het project zou beperkt zijn, omdat de bijdrage aan de natuurwaarden sterk toeneemt met de toename van de aaneengesloten oppervlak; de leefbaarheidsimpuls zou derhalve met name gericht zijn op recreatieve functies; een verspreide impuls zou zich in hoge mate richten op routegebonden recreatie; de opnamecapaciteit is daardoor kleiner dan bij een geconcentreerde impuls (aaneengesloten areaal natuur- en ); ook zou maar een deel van de recreatieve behoefte worden gedekt; een verspreide impuls kan naar verwachting geen of geringe meerwaarde hebben voor duurzaam waterbeheer; de agrarische functie in het gebied waar de verspreide impuls plaatsvindt zal verder onder druk komen te staan en beperkingen krijgen opgelegd; vanuit agrarisch perspectief is het derhalve de vraag of dit positief moet worden beoordeeld; de robuustheid van verspreide impuls tegen een eventuele toekomstige functiewijziging naar een rode functie (woningbouw, bedrijventerrein) is relatief klein; de bescherming tegen toekomstige functiewijzigingen moet worden gerealiseerd door dit vast te leggen in streek- en bestemmingsplan; deze bescherming lijkt minder hard dan de combinatie van inrichting en planologische bescherming; leidt tot een moeilijk te realiseren en te beheren plan, vanwege de onduidelijke begrenzing en structuur. Deze overwegingen laten onverlet dat bij de nadere uitwerking van de varianten gekeken is naar de mogelijkheden om een beperkt deel van het beschikbare areaal te gebruiken voor versterking van de recreatieve medegebruiksfunctie van gebieden. Daarbij is er van uitgegaan dat een substantieel deel van de 750 ha als één robuust gebied wordt gerealiseerd en de resterende hectares in enkele grotere blokken (tenminste enkele tientallen hectares) worden toebedeeld en niet verder worden versnipperd. 2.3 Visie op de natuurontwikkeling in het project Een belangrijk onderdeel van het deelproject 750 ha natuur- en is het creëren van natuurgebied dat de kwaliteit en samenhang van ecosystemen dient te verbeteren en de ecologische hoofdstructuur moet versterken. Deze doelstelling is geconcretiseerd aan de hand van natuurdoeltypen. Een natuurdoeltype is gedefinieerd als een nagestreefde combinatie van abiotische en biotische kenmerken op een bepaalde ruimtelijke schaal. Een natuurdoeltype beschrijft dus een bepaalde natuurkwaliteit (criteria hiervoor zijn verscheidenheid en natuurlijkheid) en kan gebruikt worden als toetsbare doelstelling voor een natuurgebied [lit. 2]. Ecologische hoofddoelstelling voor het Deltagebied De visie op de te ontwikkelen natuur in het 18

Hoofdstuk 2 Ontwikkelen van varianten Milieu-effectrapport Deelnota MER Deelnota MER Deelnota MER Samenvatting Hoofdrapport Landaanwinning Bestaand Rotterdams Gebied Planologische kernbeslissing Deel A Deel B Figuur 2.2 Geconcentreerde en gedeelde impuls voor de leefbaarheid als basis voor de varianten; de verspreide impuls past niet binnen de doelstellingen en biedt onvoldoende bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid kader van het deelproject 750 ha natuur- en is afgeleid uit de ecosysteemvisie Delta. Deze ecosysteemvisie mondt uit in aanbevelingen voor de keuzes en prioriteiten die vanuit het landelijk natuurbeleid nodig zijn voor het Deltagebied, waartoe het plangebied voor de 750 ha natuur- en behoort. Op basis van de twee uitgangspunten uit het natuurbeleidsplan (dat de nationale en internationale diversiteit moet worden vergroot bij voorkeur op een zo natuurlijk mogelijke herstel van een estuarium en zoetwatergetijdengebied in het mondingsgebied van Rijn en Maas; deze prioriteit vraagt herstel van getijdenrivieren (relevant voor dit project) en daarnaast om een ander beheer van de Haringvlietsluizen, een sanering van het de waterbodem in Haringvliet, Hollandsch Diep en in de Biesbosch en optimalisatie van de ecologische situatie in de vier afgesloten zeearmen (Grevelingen, Veerse Meer, Krammer-Volkerak en Markiezaat); wijze) is een ecologische hoofddoelstelling voor het Deltagebied geformuleerd. Deze luidt als volgt: het vergroten van de bijdrage van het Deltagebied aan de nationale en internationale biodiversiteit door daar waar maar enigszins mogelijk is voorwaarden te scheppen voor de ontwikkeling van (onderling samenhangende) flankerende natuurontwikkeling binnendijks; hier wordt onder andere uitbreiding van zoete moerassystemen binnendijks langs de zoete waterbekkens en langs het zoetwatergetijdengebied èn verder landinwaarts aanbevolen. Ook zeekleibossen zullen de natuurwaarden van het Deltagebied versterken. estuariene systemen met bijbehorende natuurlijke processen en patronen. Visie op de natuurontwikkeling in het kader van de 750 ha natuur- en Voor de korte termijn, de planperiode van het Natuurbeleidsplan (2020) zijn de prioriteiten uitgewerkt in een aantal concrete aanbevelingen, waarvan de belangrijkste voor het plangebied hierna worden genoemd. De Oude Maas is bijzonder perspectiefvol voor de ontwikkeling van zoetwatergetijdengebieden omdat deze rivier, met een gemiddeld getij van 0,8 tot 1,4 m de enige resterende Nederlandse getijdenrivier is van enig formaat. 750 ha natuuren 19

Omdat vooral ruimtegebrek een optimale ontwikkeling van de getijdennatuur in de weg staat, bieden ontpolderingen goede mogelijkheden voor de vergroting van het areaal aan zoete intergetijdenzone. Uit de ecologische hoofddoelstelling volgt, naast de prioriteit tot het ontwikkelen van zoetwatergetijdengebied, de keuze voor een zo natuurlijk mogelijk systeem. Natuurlijkheid hangt in het Deltagebied nauw samen met getijdenwerking en rivierdynamiek. Het realiseren van de ecologische doelstellingen van het Deltagebied vraagt dan ook om het toelaten van getij en rivierdynamiek op zoveel mogelijk plaatsen en binnen een zo groot mogelijke ruimte. Om het begrip natuurlijkheid in te vullen, zijn bij de natuurdoeltypen vier beheersstrategieën onderscheiden in volgorde van toenemende menselijke invloed. Gelet op de beschikbare ruimte en op het feit dat een deel van het gebied tevens een recreatieve bestemming zal krijgen, wordt in het kader van dit project uitgegaan van twee beheerstrategieën: begeleid natuurlijke eenheden in de gebieden met een primaire natuurfunctie: het accent ligt op natuurlijke processen op landschapsschaal. Manipulaties op dat niveau zijn toegestaan. Zo wordt het mogelijk om niet aanwezige, maar gewenste processen na te bootsten. Het uitgangspunt is een zo groot mogelijk aaneengesloten gebied met een zo groot mogelijk oppervlak. Deze nieuwe natuur dient ook zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande natuurgebieden; multifunctionele eenheden in de gebieden met een recreatiefunctie en in de ecologische verbindingszones; meekoppeling met andere gebruiksfuncties van het gebied. Het toelaten van getijden in Midden- IJsselmonde sluit het beste aan bij de ecologische hoofddoelstelling voor het Deltagebied maar deze maatregel heeft belangrijke consequenties voor andere functies (bijvoorbeeld door het verplaatsen van een dijk). Daarom is er in het kader van dit project voor gekozen om het al dan niet toelaten van getijden op te nemen als variabele (zie paragraaf 2.7). Op die manier kan in het MER een afweging worden gemaakt over het toelaten van getijden in het gebied. Daarom zijn in de begeleid natuurlijke eenheden twee natuurdoeltypen geselecteerd afhankelijk van het toelaten van getijden in het gebied: zoet getijdenlandschap indien het gebied onder getijdeninvloed komt; open boslandschap indien het gebied niet onder getijdeninvloed komt. Voor begeleid natuurlijke eenheden is gesteld dat de minimum benodigde oppervlakte voor het toelaten van natuurlijke processen die de landschappelijke differentiatie sturen, 500 ha bedraagt. Dit betekent dat voor een optimale inrichting van het gebied voor primaire natuurontwikkeling minimaal ongeveer 350 ha nodig is wanneer het gebied een geheel zal vormen met ca 150 ha bestaand natuurgebied. Daarmee kan een minimumoppervlakte van (bijna) 500 ha gerealiseerd worden. In de gebieden waar recreatief medegebruik wordt gepland en/of een ecologische verbindingszone dient te worden uitgegaan van multifunctionele eenheden. Deze natuurdoeltypen zijn grotendeels afgeleid van halfnatuurlijke eenheden maar kunnen door het medegebruik niet voldoen aan de voor natuurdoeltypen gestelde eisen. Deze natuur wordt beheerd op ecotoopniveau. Patroonkenmerken liggen min of meer op voorhand vast. De grenzen tussen de ecotopen worden door de beheerder instandgehouden. Te realiseren natuurdoeltypen in de gebieden met extensief recreatief medegebruik en voor de ecologische verbindingszone zijn: inheemse boscultuur bestaande uit een mix van hakhout en griend, bosgemeenschappen van zeeklei en middenbos (tussenvorm tussen opgaand bos en hakhout); 20