Voldoende afstand tot windturbines en belangrijke kabels en leidingen. archeologische vindplaatsen, natuurgebieden, etc.).

Transcriptie

1

2 Hoe vindt de trechtering van groot concept zoekgebied naar voorkeursalternatief plaats? Om tot een voorkeurslocatie voor het station en voorkeurslocatie voor de kabelcircuits te komen worden een aantal stappen doorlopen (zie bijlage trechtering). Eerst zijn de relevante uitgangspunten op het gebied van nettechniek, techniek, ruimtelijk en omgeving op een rij gezet (zie ook bijlage uitgangspunten en kengetallen) en zijn de zoekgebieden bepaald aan de hand van de volgende criteria: aansluiten bij bestaande energiesystemen en herkenbare energielandschappen, zoals bovengrondse hoogspanningsverbindingen en windparken (Nij Hiddum-Houw en windpark A7); aansluiten van het station op de 110 kv kabel langs de A7; aansluiten bij (bedrijfs)bebouwing, verwijderd blijven van (historische) woonkernen; voldoende ruimte om redelijke en onderscheidende stationslocaties te ontwikkelen van 3 ha. Op basis hiervan is eerst het concept zoekgebied voor het nieuwe station bepaald: een zone rondom de A7 lopend van de Kop Afsluitdijk tot aan Bolsward waar de bestaande bovengrondse 110 kv verbinding loopt. Figuur 2 Concept zoekgebied 110kV station Binnen dit concept zoekgebied zijn de zoekgebieden verder afgebakend (zie figuur 3 en 4) en zijn mogelijke stationslocaties gedefinieerd aan de hand van de volgende ontwerpcriteria en kaarten met belemmeringen (zoals windturbines, natuurgebieden etc): Leefomgeving: geen objecten binnen een straal van 40 meter om hinder voor omwonenden te beperken (hindercontour gebaseerd op hinderafstanden bij de huidige stations van TenneT. Landschap: ingepast in het lokale landschap (zichtbaarheid station en positie station aansluitend op bestaande bedrijventerreinen of windturbines om verrommeling tegen te gaan) en om zo min mogelijk inbreuk te hebben op de openheid en de karakteristieken van het Friese landschap. Voldoende afstand tot windturbines en belangrijke kabels en leidingen. Overige Milieueffecten: effecten o u]o]µšzu[ Ì}Àou}Po]il Œlv~Ì}o archeologische vindplaatsen, natuurgebieden, etc.).

3

4 Planning op hoofdlijnen ¾ Gesprekken in regio voornemen en mogelijke stationslocatie alternatieven bespreken ¾ Bestuurlijk regio-overleg 16 november 2018 ¾ Notitie reikwijdte en detailniveau ± Publicatie (begin januari 2018) ± Ter inzagelegging (begin januari 2019 t eind februari 2019) ± Zienswijzennota & advies Commissie m.e.r. (februari/maart 2019) ± Vaststellen notitie door ministers EZK & BZK (begin maart 2019) ¾ Begin 2019 opstellen milieueffectrapport ¾ Medio 2019 obv afwegingsnotitie (milieu, (net)techniek, maatschappelijke kosten en omgeving) selectie voorkeurslocatie en kabeltracé(s) ¾ 2e helft 2019 ontwerp-inpassingsplan, ontwerp-vergunningen, ontwerp-landschapsplan, ter inzagelegging en informatieavonden ¾ 1e helft 2020 vaststellen inpassingsplan ¾ Eventueel beroepsprocedure bij de Raad van State ¾ Eind 2020 start bouw ¾ In gebruik name station eind 2021 Figuur 2: indicatieve voorbeeldweergave van het nieuwe station

5 Besluitvorming Het rijksinpassingsplan en de rijkscoördinatieregeling De ministers van EZK en BZK leggen de locatie van het station en het tracé van de ondergrondse 110kV kabelverbinding vast in een rijksinpassingsplan: een ruimtelijk besluit dat bindend is (en ook wel een bestemmingsplan op rijksniveau wordt genoemd). Het besluit wordt mede gebaseerd op de uitkomsten van het MER en de inspraak. De zogenoemde rijkscoördinatieregeling bevat de procedure voor het rijksinpassingsplan. De rijkscoördinatieregeling is bedoeld om bij projecten van nationaal belang de besluitvorming te stroomlijnen en te versnellen. Deze regeling maakt het mogelijk dat de procedure voor het ruimtelijk besluit (rijksinpassingsplan) en de uitvoeringsmodule (vergunningen en ontheffingen) tegelijkertijd worden toegepast. Deze regeling is ook voor dit project van toepassing. Door deze coördinatie worden de besluiten die met elkaar samenhangen gelijktijdig in procedure gebracht en worden de beroepsprocedures hiervan, met behoud van zorgvuldigheid, gelijktijdig doorlopen. Op deze wijze wordt het proces gestroomlijnd. Wanneer de procedures zijn doorlopen start TenneT met de aanleg van het 110kV-station en de ondergrondse 110kV-kabelverbinding. Initiatiefnemer en bevoegd gezag De minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) is bestuurlijk initiatiefnemer en bevoegd gezag. TenneT is technisch initiatiefnemer. De minister van EZK voert de procedure uit in samenspraak met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en TenneT. De m.e.r.-procedure De procedure voor milieueffectrapportage (m.e.r.) dient om het milieubelang bij plannen en besluiten een volwaardige plaats te geven. De procedure is geborgd in de Wet milieubeheer. De m.e.r.-regeling maakt onderscheid in m.e.r. voor plannen zoals een structuurvisie of bestemmingsplan (plan-m.e.r.) en m.e.r. voor besluiten zoals vergunningen (project-m.e.r.). Er zijn meerdere redenen waarom de m.e.r.-procedure gevolgd wordt. Het doorlopen van een m.e.r.- bij plannen en besluiten is verplicht als een activiteit (al dan niet voor een bepaald geval) is opgenomen in bijlage C van het besluit m.e.r. Als een activiteit is opgenomen in bijlage D, dan gaat het om een m.e.r.-beoordelingsplicht. In een beoordeling wordt getoetst of mogelijk belangrijke nadelige (milieu) gevolgen kunnen optreden. Indien met ja beantwoord, volgt als nog de plicht om een m.e.r. te doorlopen. In bijlage D is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een ondergrondse hoogspanningsverbinding met een spanning van 150 kilovolt (KV) of meer en een lengte van 5 kilometer in een gevoelig gebied m.e.r.-beoordelingsplichtig is. Dit project blijft onder die drempelwaarde, vanwege de lagere spanning van 110 kv. Onder de drempelwaarden moet wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd, zodat toch getoetst wordt of significante gevolgen kunnen worden uitgesloten (die bijvoorbeeld kunnen optreden bij een cumulatie van verschillende effecten). Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) heeft besloten om direct een volwaardig MER te maken en de bijhorende m.e.r.-procedure te doorlopen. Hiervoor is gekozen vanwege de meerwaarde die de m.e.r.-procedure heeft voor het faciliteren van zorgvuldig besluitvorming, borging van gedegen (milieu)onderzoek, het betrekken van de omgeving en vanwege het belang van dit project voor het faciliteren van de duurzame initiatieven in Friesland.

6 Uitgangspunten en kengetallen project 110 kv station Westelijk Friesland inclusief kabelcircuits Het station maakt onderdeel uit van de netversterking Friesland. Het station van TenneT wordt maimaal 2 ha groot. Daarnaast wordt in het MER de optie onderzocht dat Liander (regionale netbeheerder) aansluitend op dit station ook een station realiseert met een maimale oppervlakte van 1 hectare. Wanneer beide stations worden gerealiseerd is het maimale ruimtebeslag in totaal 3 hectare. Het station van TenneT wordt aangesloten op de bestaande bovengrondse 110 kv-verbinding en op de (nog aan te leggen) kabel in de berm van de A7 door ondergrondse 110 kvkabelverbindingen. De aanleg van de kabelverbindingen vindt, waar mogelijk, plaats door open ontgravingen en de kabels worden, waar dat kan, in een plat vlak gelegd. Ruimtelijke en omgevingsuitgangspunten o Zoveel mogelijk ingepast in het lokale landschap (aandachtspunten zijn de vermindering van de openheid en zichtbaarheid station) o Rekening houden met cultuurhistorische en archeologische waarden o Geluidshinder zoveel als mogelijk beperken o Beschermde natuur (waar mogelijk) vermijden o Bodem- en wateraspecten o Veiligheid (eplosieven, windturbines, kabels en leidingen derden) o Magneetvelden (voorzorgsbeleid geldt niet, wel wordt er zoveel als mogelijk is afstand gehouden tot bebouwing) o Aanleg: omgevingshinder door werkzaamheden beperken waar mogelijk Er wordt afstemming gezocht met relevante stakeholders om onnodig ruimtelijkbeslag te voorkomen en waar mogelijk synergie te behalen en werk-met-werk te maken. De zoekgebieden zijn bepaald aan de hand van de volgende criteria: aansluiten bij bestaande energiesystemen en herkenbare energielandschappen, zoals bovengrondse hoogspanningsverbindingen en windparken (Nij Hiddum-Houw en windpark A7); aansluiten van het station op de 110 kv kabel langs de A7; aansluiten bij (bedrijfs)bebouwing, verwijderd blijven van (historische) woonkernen; voldoende ruimte om redelijke en onderscheidende stationslocaties te ontwikkelen van 3 ha. Binnen de zoekgebieden zijn mogelijke stationslocaties gedefinieerd aan de hand van de volgende ontwerpcriteria en kaarten met belemmeringen (zoals windturbines, natuurgebieden etc): Leefomgeving: geen objecten binnen een straal van 40 meter om hinder voor omwonenden te beperken (hindercontour gebaseerd op hinderafstanden bij de huidige stations van TenneT. Landschap: ingepast in het lokale landschap (zichtbaarheid station en positie station aansluitend op bestaande bedrijventerreinen of windturbines om verrommeling tegen te gaan) en om zo min mogelijk inbreuk te hebben op de openheid en de karakteristieken van het Friese landschap. Voldoende afstand tot windturbines en belangrijke kabels en leidingen. OÀŒ]PD]o]µ((švW((šv} u]o]µšzu[ Ì}Àou}Po]il Œlv~Ì}o archeologische vindplaatsen, natuurgebieden, etc.).

7 Trechtering Het project bevindt zich momenteel aan het einde van stap 2. 9 Stap 0: Eerst zijn de relevante uitgangspunten op het gebied van nettechniek, techniek, ruimtelijk en omgeving op een rij gezet (zie ook bijlage uitgangspunten en kengetallen). Op basis van deze uitgangspunten is het projectgebied bepaald: een zone rondom de A7 lopend van de Kop Afsluitdijk tot aan Bolsward waar de bestaande bovengrondse 110 kv-verbinding loopt. 9 Stap 1: Op basis van nadere uitwerking door TenneT in een proces samen met de regio (regiooverleggen, najaar 2018) is toegewerkt naar concrete zoekgebieden. 9 Stap 2: Vervolgens zijn binnen deze zoekgebieden mogelijke stationslocaties gedefinieerd aan de hand van ontwerpcriteria en kaarten met belemmeringen (zoals windturbines, natuurgebieden) (zie ook bijlage zoekgebieden en mogelijke stationslocatie alternatieven figuur 3 en figuur 4). Deze eerste stappen staan in de notitie reikwijdte en detailniveau. De stappen 3-5 worden in 2019 doorlopen. ¾ Stap 3: in een Quickscan worden de mogelijke stationslocatie alternatieven in het milieueffectrapport kwalitatief onderzocht op kansrijkheid. ¾ Stap 4: De kansrijke locaties worden in het MER uitgewerkt tot volwaardige alternatieven en op milieueffecten onderzocht. ¾ Stap 5: de minister van EZK stelt een afwegingsnotitie op (milieueffecten, kosten, nettechniek, omgevingswaardering) en vraagt hierover advies aan de regio. Vervolgens neemt de minister van EZK in samenspraak met de minister van BZK een besluit over voorkeurslocatie station en voorkeurstracé bijbehorende kabelcircuits. Dit wordt vastgelegd in het Rijksinpassingsplan.