University of Groningen

Vergelijkbare documenten
1.4.2 Empirische rechtswetenschap: meta-evaluatie van evaluatieonderzoek en inzichten uit nietjuridische

University of Groningen

University of Groningen. Zorgvermijding en zorgverlamming Schout, Hendrik Gerrit

Van 'gastarbeider' tot 'Nederlander' Prins, Karin Simone

University of Groningen. Vrije en reguliere scholen vergeleken Steenbergen, Hilligje

University of Groningen. Hulp op maat voor leerlingen met leerproblemen in het vmbo Mombarg, Remo

Bouwen op een gemeenschappelijk verleden aan een succesvolle toekomst Welling, Derk Theodoor

Draagvlak migratiebeleid Postmes, Thomas; Gordijn, Ernestine; Kuppens, T.; Gootjes, Frank; Albada, Katja

Citation for published version (APA): Scheepstra, A. J. M. (1998). Leerlingen met Downs syndroom in de basisschool Groningen: s.n.

University of Groningen. Eerste Hulp vaker ter plaatse Verhage, Vera

Een model voor personeelsbesturing van Donk, Dirk

University of Groningen. De afkoelingsperiode in faillissement Aa, Maria Josepha van der

De betrouwbaarheid van kleinschalige methoden voor waterzuivering Kaaij, Rachel van der

University of Groningen. Up2U Harder, Annemiek T.; Eenshuistra, Annika

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

University of Groningen

University of Groningen. Inferior or superior Carmona Rodriguez, Carmen

Mensen met een verstandelijke handicap en sexueel misbruik Kooij, D.G.

Citation for published version (APA): Scheepstra, A. J. M. (1998). Leerlingen met Downs syndroom in de basisschool Groningen: s.n.

Procesevaluatie van het Navigator project Jager, John Mike

Zorgen rondom IVF Boekaar, J.; Riemersma, M.

University of Groningen. Dwaallichten, struikeltochten, tolwegen en zangsporen Roodbol, Pieternella

Improving the properties of polymer blends by reactive compounding van der Wal, Douwe Jurjen

University of Groningen. De voorlopige voorzieningsprocedure Bolt, Herman

Citation for published version (APA): Mazzola, P. (2016). Phenylketonuria: From body to brain [Groningen]: Rijksuniversiteit Groningen

University of Groningen

University of Groningen. Electron Holography of Nanoparticles Keimpema, Koenraad

Laat maar zitten Janssen, Janine Hubertina Lambertha Joseph

Quantitative STIR MRI as prognostic imaging biomarker for nerve regeneration Viddeleer, Alain

Interactie als gereedschap Koole, Tom

Neuroanatomical changes in patients with loss of visual function Prins, Doety

University of Groningen. Who cares? Kamstra, Aafke

Understanding the role of health literacy in self-management and health behaviors among older adults Geboers, Bas

University of Groningen. Enabling knowledge sharing Smit - Bakker, Marloes

University of Groningen

University of Groningen. Structured diabetes care in general practice Fokkens, Sudara Andrea

Citation for published version (APA): Veeze, P. (1968). Rationale and methods of early detection in lung cancer. [S.n.].

Intrapersonal factors, social context and health-related behavior in adolescence Veselska, Zuzana

Citation for published version (APA): de Boer, H. (2009). Schoolsucces van Friese leerlingen in het voortgezet onderwijs. Groningen: s.n.

Citation for published version (APA): Hoekstra, H. J. (1982). Fractures of the proximal femur in children and adolescents [S.n.]

Hypothalamus, pituitary and thyroid. The control system of thyroid hormone production. Sluiter, Wim J.

Uw mening over gaswinning uit het Groningen-gasveld: Onderzoeksresultaten fase 2 Hoekstra, Elisabeth; Perlaviciute, Goda; Steg, Emmalina

Multiple sclerose Zwanikken, Cornelis Petrus

Citation for published version (APA): Holwerda, A. (2013). Work outcome in young adults with disabilities Groningen: s.n.

Understanding the role of health literacy in self-management and health behaviors among older adults Geboers, Bas

University of Groningen. Positron emission tomography in urologic oncology Jong, Igle Jan de

Monolayer and thin film behaviour of stereoregular poly(methacrylates) Brinkhuis, Richard Hendrikus Gerrit

University of Groningen

Electric double layer interactions in bacterial adhesion and detachment Poortinga, Albert Thijs

Opvoeding op school en in het gezin. Onderzoek naar de samenhang tussen opvoeding en de houding van jongeren ten opzichte van sociale grenzen

Multiple sclerose Zwanikken, Cornelis Petrus

Dynamics of inner ear pressure change with emphasis on the cochlear aqueduct Laurens-Thalen, Elisabeth Othilde

University of Groningen. De besmettelijkheid van de ftisis Groenhuis, Dirk Johan Jacob

Schoolsucces van Friese leerlingen in het voortgezet onderwijs de Boer, Hester

Helping infants and toddlers in Foster family care van Andel, Hans

Citation for published version (APA): Kallenberg, C. (1982). Systemic autoimmune disease and Raynaud's phenomonen. Groningen: [S.n.].

Citation for published version (APA): van der Ploeg, J. (1997). Instrumental variable estimation and group-asymptotics Groningen: s.n.

Citation for published version (APA): Hartman, H. T. (2017). The burden of myocardial infarction [Groningen]: Rijksuniversiteit Groningen

Molecular aspects of HNPCC and identification of mutation carriers Niessen, Renee

De primaire frozen shoulder Stenvers, Jan Derek

University of Groningen. Injury prevention in team sport athletes Dallinga, Joan

University of Groningen. Dag... onderwijs. Lokman, Alien Hermien

University of Groningen. Re-integratie volgens plan Faber, Karin Andrea

University of Groningen. Literaire intolerantie Laurense, Maria Sofia

University of Groningen. Stormy clouds in seventh heaven Meijer, Judith Linda

University of Groningen. Symptom network models in depression research van Borkulo, Claudia

Geestelijke lenigheid. De relatie tussen literatuur en natuurwetenschap in het werk van Frederik van Eeden en Felix Ortt, Vermeer, Leonieke

University of Groningen. Living with Rheumatoid Arthritis Benka, Jozef

The diversity puzzle Mäs, Michael

University of Groningen. Quantitative CT myocardial perfusion Pelgrim, Gert

Citation for published version (APA): Egberink, I. J-A. L. (2010). Applications of item response theory to non-cognitive data Groningen: s.n.

Improving metabolic control in NIDDM patients referred for insulin therapy Goddijn, Patricia Petra Maria

Citation for published version (APA): Roodenburg, J. L. N. (1985). CO2-laserchirurgie van leukoplakie van het mondslijmvlies. [S.l.]: [S.n.].

Citation for published version (APA): Tijdschrift voor Genderstudies (2018). Jaarrekening Stichting Tijdschrift voor Vrouwenstudies.

Effective monitoring and control with intelligent products Meyer, Gerben Gerald

University of Groningen. De emergentie en evolutie van drie werelden de Vries, André

The importance of tactical skills in talent development Kannekens, Rianne

Citation for published version (APA): Sarkova, M. (2010). Psychological well-being and self-esteem in Slovak adolescents. Groningen: s.n.

Cryosurgery in cervical intraepithelial neoplasia. A morphometric study Boonstra, Hendrik

University of Groningen. Risk factors for injury in talented soccer and tennis players van der Sluis, Alien

University of Groningen. Two-stage dental implants inserted in a one-stage procedure Heijdenrijk, Kees

University of Groningen. Ondernemerschap in Zuidoost Drenthe Hans, Lianne; Edzes, Arend; Koster, Sierdjan

University of Groningen. Resultaat van pleegzorgplaatsingen Oijen, Simon van

University of Groningen. Similar but different Joustra, Monica Laura

Knowledge, chance, and change Kooi, Barteld

Infrastructure investment in Indonesia Mustajab, M.

The development of stable influenza vaccine powder formulations for new needle-free dosage forms Amorij, Jean-Pierre

Citation for published version (APA): Oldenziel, W. H. (2006). Application of a glutamate microsensor to brain tissue. s.n.

Man of vrouw? Een onderzoek naar sekseverschillen in reacties op chronische aandoeningen Roeke, M.

Klanttevredenheidsonderzoek afdeling Sociale Zaken Westerveld?

Uw mening over gaswinning uit het Groningen-gasveld: Onderzoeksresultaten fase 1 Hoekstra, Elisabeth; Perlaviciute, Goda; Steg, Emmalina

The infant motor profile Heineman, Kirsten Roselien

Orthopedagogische thuisbegeleiding voor gezinnen met een jong chronisch ziek kind Oenema-Mostert, Christine Elina

Citation for published version (APA): Weide, M. G. (1995). Effectief basisonderwijs voor allochtone leerlingen Groningen: s.n.

University of Groningen

University of Groningen. Gelukkig geïntegreerd Houten-van den Bosch, Elsje Joke van

University of Groningen. Direct and indirect speech in aphasia Groenewold, Rimke

Citation for published version (APA): Snijder-Kuipers, B. (2010). Omzetting als rechtsvormwijziging Groningen: s.n.

University of Groningen. Symptoms of Distress and Imbalance in Children Nijboer, J.M.

The etiology of functional somatic symptoms in adolescents Janssens, Karin

Transcriptie:

University of Groningen Consumentenbescherming door informatie? Een analyse van 30 jaar beleid voor korte precontractuele informatiedocumenten over complexe financiële producten in Europa, Engeland, Nederland en Duitsland de Jager, Catharina Elizabeth IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 2018 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): de Jager, C. E. (2018). Consumentenbescherming door informatie? Een analyse van 30 jaar beleid voor korte precontractuele informatiedocumenten over complexe financiële producten in Europa, Engeland, Nederland en Duitsland. [Groningen]: Rijksuniversiteit Groningen. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 14-10-2019

Consumentenbescherming door informatie?

Van dit proefschrift is een handelseditie verschenen bij Boom juridisch te Den Haag onder ISBN 97-894-6290-547-4 Omslagontwerp: Romijn design Opmaak binnenwerk: Textcetera, Den Haag

ConsumentenbesCherming door informatie? Een analyse van 30 jaar beleid voor korte precontractuele informatiedocumenten over complexe financiële producten in Europa, Engeland, Nederland en Duitsland Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Rijksuniversiteit Groningen op gezag van de rector magnificus prof. dr. E. Sterken en volgens besluit van het College voor Promoties. De openbare verdediging zal plaatsvinden op donderdag 20 september 2018 om 14.30 uur door Catharina elizabeth de Jager geboren op 30 mei 1989 te Dalfsen

Promotoren Prof. mr. dr. A.J. Verheij Prof. mr. dr. W.H. van Boom Copromotor Dr. A. Sarampalis Beoordelingscommissie Prof. mr. dr. V. Mak Prof. mr. dr. C.M.D.S. Pavillon Prof. mr. dr. H.B. Winter De totstandkoming van dit proefschrift is (mede) door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) gefinancierd (projectnummer 406-12-144).

Inhoud Afkortingen 13 1 Inleiding 15 1.1 Inleiding van het onderwerp en aanleiding tot het onderzoek 15 1.2 Vraagstelling en verantwoording 16 1.3 Doelstelling 19 1.4 Methode 20 1.4.1 Juridisch-dogmatisch en rechtsvergelijkend onderzoek 20 1.4.2 Empirische rechtswetenschap: meta-evaluatie van evaluatieonderzoek en inzichten uit niet-juridische disciplines 23 1.5 Reikwijdte en beperkingen 25 1.5.1 Aansluiting gezocht bij de PRIIPs-Verordening en andere beperkingen 25 1.5.2 Volgorde van de landen en evaluatierapporten 27 1.5.3 Deel en hoofdstuk gebaseerd op landenrapporten en uitvoerige analyse 27 1.6 Terminologie 28 1.6.1 Documenten en financiële producten 28 1.6.2 Begrijpen, vergelijken en het nemen van een goede beslissing 30 1.6.3 Wetgever en regelgever 30 1.6.4 Overige terminologie 31 1.7 Opbouw 31 Deel I De beleidstheorieën van informatiedocumenten in Europa, Engeland, Nederland en Duitsland 35 2 Europa 37 2.1 Inleiding 37 2.2 Beleidstheorieën in de loop van de jaren in context 38 2.2.1 Het Prospectus (1985) 38 2.2.2 Het Vereenvoudigd Prospectus (2004) 40 2.2.3 De Aanbeveling (2004) 43

6 Consumentenbescherming door informatie? 2.2.4 Het Key Investor Information Document (2009 en 2010) 45 2.2.5 Het Key Information Document (2018) 49 2.3 Schematische samenvatting van beleidstheorie per document en toelichting 53 2.3.1 Schema beleidstheorieën Europa 53 2.3.2 Toelichting per beleidsaspect 57 2.3.2.1 Aanleidingen 57 2.3.2.2 Doelen 58 2.3.2.3 Regelgeving 59 2.3.2.4 Belegger 61 2.3.2.5 Evaluatieonderzoek 62 2.3.2.6 Harmonisatie 63 2.4 Conclusie 63 3 Engeland 67 3.1 Inleiding 67 3.2 Beleidstheorieën in de loop van de jaren in context 68 3.2.1 De introductie van een informatiedocument (1994) 68 3.2.2 Een periode van onderzoek en consultatie (2000-2007) 70 3.2.3 Nieuwe regels voor het document (2007) 72 3.2.4 Latere ontwikkelingen waaronder de introductie van de PRIIPs-Verordening 76 3.3 Schematische samenvatting van beleidstheorie per document en toelichting 77 3.3.1 Schema beleidstheorieën Engeland 77 3.3.2 Toelichting per beleidsaspect 78 3.3.2.1 Aanleidingen 78 3.3.2.2 Doelen 79 3.3.2.3 Regelgeving 79 3.3.2.4 Belegger 81 3.3.2.5 Evaluatieonderzoek 81 3.3.2.6 Harmonisatie 82 3.4 Conclusie 82 4 Nederland 87 4.1 Inleiding 87 4.2 Beleidstheorieën in de loop van de jaren in context 87 4.2.1 Introductie van de Financiële Bijsluiter (2001) 87 4.2.2 Aanpassing van de Financiële Bijsluiter (2006) 92 4.2.3 Latere wijzigingen waaronder vervanging van de Financiële Bijsluiter door het Key Information Document 96

Inhoud 7 4.3 Schematische samenvatting van beleidstheorie per document en toelichting 99 4.3.1 Schema beleidstheorieën Nederland 99 4.3.2 Toelichting per beleidsaspect 102 4.3.2.1 Aanleidingen 102 4.3.2.2 Doelen 102 4.3.2.3 Regelgeving 103 4.3.2.4 Belegger 104 4.3.2.5 Evaluatieonderzoek 104 4.3.2.6 Harmonisatie 105 4.4 Conclusie 105 5 Duitsland 109 5.1 Inleiding 109 5.2 Beleidstheorieën in de loop van de jaren in context 110 5.2.1 Informatiedocument voor verzekeringen (2007) 110 5.2.2 Informatiedocument voor financiële instrumenten (2011) 114 5.2.3 Informatiedocument voor icbe s (2011) 120 5.2.4 Informatiedocument voor risicovolle kapitaalinvesteringen (2012) 121 5.2.5 Informatiedocument voor private pensioenproducten (2013) 123 5.3 Schematische samenvatting van beleidstheorie per document en toelichting 126 5.3.1 Informatiedocument voor verzekeringen 126 5.3.1.1 Schema beleidstheorieën Duitse informatiedocument voor verzekeringen 126 5.3.1.2 Toelichting per beleidsaspect 128 5.3.1.2.1 Aanleidingen 128 5.3.1.2.2 Doelen 128 5.3.1.2.3 Regelgeving 129 5.3.1.2.4 Belegger 129 5.3.1.2.5 Evaluatieonderzoek 129 5.3.1.2.6 Harmonisering 129 5.3.2 Informatiedocument voor financiële instrumenten 130 5.3.2.1 Schema beleidstheorieën Duitse informatiedocument voor financiële instrumenten 130 5.3.2.2 Toelichting per beleidsaspect 132 5.3.2.2.1 Aanleidingen 132 5.3.2.2.2 Doelen 132 5.3.2.2.3 Regelgeving 133 5.3.2.2.4 Belegger 133 5.3.2.2.5 Evaluatieonderzoek 133

8 Consumentenbescherming door informatie? 5.3.2.2.6 Harmonisering 134 5.3.3 Informatiedocument voor risicovolle kapitaalinvesteringen 134 5.3.3.1 Schema beleidstheorie Duitse informatiedocument voor risicovolle kapitaalinvesteringen 134 5.3.3.2 Toelichting per beleidsaspect 135 5.3.3.2.1 Aanleidingen 135 5.3.3.2.2 Doelen 135 5.3.3.2.3 Regelgeving 135 5.3.3.2.4 Belegger 135 5.3.3.2.5 Evaluatieonderzoek 136 5.3.3.2.6 Harmonisering 136 5.3.4 Informatiedocument voor private pensioenproducten 136 5.3.4.1 Schema beleidstheorie Duitse informatiedocument voor particuliere pensioenen 136 5.3.4.2 Toelichting per beleidsaspect 137 5.3.4.2.1 Aanleidingen 137 5.3.4.2.2 Doelen 137 5.3.4.2.3 Regelgeving 138 5.3.4.2.4 Belegger 138 5.3.4.2.5 Evaluatieonderzoek 138 5.3.4.2.6 Harmonisering 138 5.4 Conclusie 139 6 Vergelijkende analyse 147 6.1 Inleiding 147 6.2 Aanleidingen 147 6.2.1 Vaak economische aanleidingen 147 6.2.2 Padafhankelijkheid 148 6.2.3 Niets nieuws onder de zon 149 6.3 Doelen 150 6.3.1 Begrijpen en vergelijken 150 6.3.2 Informatiedocument is vaak een instrumenteel doel 151 6.3.3 Heeft de wetgever de doelen goed voor ogen? 152 6.3.4 Meer inzicht in de beleidstheorie 154 6.4 Aard regelgeving 154 6.4.1 Meer standaardisatie, meer voorschriften, minder open normen 154 6.4.2 Van aandacht voor inhoud naar meer aandacht voor vormgeving 156 6.4.3 Overwegend bindende voorschriften: vrijheid voor de financiële sector lijkt niet het gewenste effect te hebben 157 6.4.4 Doelen steeds anders uitgewerkt in regelgeving 159 6.5 Belegger 160

Inhoud 9 6.5.1 Onduidelijkheid over de doelgroep van het document 160 6.5.2 Trend van rationele belegger naar belegger die irrationeel gedrag kan vertonen 161 6.5.3 Aansluiting zoeken bij de behoeften van beleggers 162 6.6 Evaluatieonderzoek 163 6.7 Harmonisering 165 6.8 Conclusie 167 Deel II De effectiviteit van informatiedocumenten 173 7 Informatiedocumenten in de praktijk: een meta-analyse en meta-evaluatie 175 7.1 Inleiding 175 7.2 Resultaten van de evaluatieonderzoeken 177 7.2.1 Hoe wordt tegen het document aangekeken? 178 7.2.1.1 Waardering voor het document en de doelstellingen 178 7.2.1.2 Aard van het document 180 7.2.1.3 Kortom 180 7.2.2 Gebruik van het document 180 7.2.2.1 Lezen consumenten het document? 180 7.2.2.2 Draagt het document bij aan het inzichtelijk maken van financiële producten? 183 7.2.2.3 Draagt het document bij aan het vergelijken van financiële producten? 185 7.2.2.4 Kortom 187 7.2.3 Inhoud en vormgeving van het document 188 7.2.3.1 Onderdelen die consumenten relevant vinden 188 7.2.3.2 Presentatie van informatie 190 7.2.3.3 Aard van de informatie: algemene of persoonlijke informatie 192 7.2.3.4 Kortom 193 7.2.4 Aanbevelingen voor evaluatieonderzoek 193 7.3 De methodologische kwaliteit van de evaluatieonderzoeken 194 7.3.1 Beoordelingscriteria 195 7.3.1.1 Aard van de evaluatie 195 7.3.1.2 Methodologische kwaliteit 196 7.3.2 Overzicht beoordelingscriteria 199 7.3.3 Beoordeling van de evaluatieonderzoeken 200 7.3.3.1 Aard van de evaluaties 200 7.3.3.2 Methodologische kwaliteit 201 7.3.3.2.1 Validiteit 201 7.3.3.2.2 Interne validiteit 203

10 Consumentenbescherming door informatie? 7.3.3.2.3 Betrouwbaarheid 204 7.3.4 Overzicht methodologische kwaliteit evaluatieonderzoeken 206 7.3.5 Aanbevelingen voor evaluatieonderzoeken in de toekomst 207 7.4 Samenvatting 211 8 De beleidstheorieën van informatiedocumenten in het licht van andere disciplines 217 8.1 Inleiding 217 8.2 De persoon van de belegger 220 8.2.1 Segmentatie op basis van beslisstijlen 221 8.2.2 Persoonlijke verschillen: de Big Five 224 8.2.2.1 Extraversie 225 8.2.2.2 Emotionele stabiliteit 225 8.2.2.3 Meegaandheid 226 8.2.2.4 Consciëntieusheid 227 8.2.2.5 Openstaan voor ervaringen 227 8.3 Het gaan lezen van informatie: motivatie 228 8.4 Lezen van informatie: financiële geletterdheid en financiële genummerdheid 230 8.5 Beslisstrategieën 235 8.5.1 Het normatieve model: de belegger als Homo Economicus 235 8.5.2 De Homo Sapiens: heuristieken en biases 237 8.5.2.1 Hoeveelheid informatie en hoeveelheid keuzes 239 8.5.2.2 Presentatie en formulering van informatie 244 8.5.2.3 Zelfoverschatting en het zoeken van bevestiging 246 8.5.2.4 Voorkeur voor het bekende 248 8.5.2.5 Startwaarde beïnvloedt beoordeling 249 8.5.2.6 Beeldvorming en het inschatten van een gebeurtenis op basis van beschikbaarheid in geheugen 250 8.5.2.7 Negeren van de base rate 251 8.6 Conclusie 252 8.6.1 De belegger 252 8.6.1.1 De gemiddelde belegger bestaat niet 252 8.6.1.2 Segmentering als handvat voor wetgevers 253 8.6.1.3 Een goed beeld van de doelgroep van het document 253 8.6.2 De motivatie van beleggers 254 8.6.3 Financiële geletterdheid en genummerdheid 254 8.6.4 Beslisstrategieën 255 8.6.4.1 Beslisstrategieën van beleggers relevant voor wetgever 255 8.6.4.2 Belegger wordt overspoeld door informatie 256 8.6.4.3 Teveel keuzes 257

Inhoud 11 8.6.4.4 Het verschillend presenteren van dezelfde informatie kan leiden tot verschillen 257 8.6.4.5 Zelfoverschatting en het zoeken van bevestiging 258 8.6.4.6 Voorkeur voor het bekende 259 8.6.4.7 Invloed van een startwaarde 260 8.6.4.8 De vertekenende invloed van de availability heuristic 260 8.6.4.9 Negeren van de base rate 261 Deel III Slotbeschouwing 263 9 Conclusie, discussie en vooruitzicht 265 9.1 Inleiding 265 9.2 De beleidstheorieën van informatiedocumenten 266 9.2.1 De vicieuze beleidscirkel 266 9.2.2 De doelen dienen weldoordacht te zijn 267 9.2.3 Trends in regelgeving 268 9.2.3.1 Trend naar standaardisering 268 9.2.3.2 Meer aandacht voor de vormgeving van het document 268 9.2.3.3 Bindende voorschriften 268 9.2.3.4 Dezelfde doelen maar verschillende regelgeving 269 9.2.4 Een juist beeld van de belegger van belang voor beleid 269 9.2.4.1 De wetgever heeft veelal geen duidelijk of een onjuist beeld van de belegger 269 9.2.4.2 De wetgever heeft onvoldoende oog voor de verschillen tussen beleggers 270 9.2.4.3 Het veranderde beeld van de belegger vergt een heroverweging van informatiedocumenten als beleidsmaatregel 270 9.2.5 Evaluatieonderzoek van matige tot slechte kwaliteit speelde rol bij beleidsbeslissingen 271 9.2.6 Harmonisering: samenwerking tussen rechtsstelsels gewenst 271 9.3 Evaluatieonderzoek: tegenvallende resultaten en gebrekkig onderzoek 272 9.3.1 Informatiedocumenten functioneren in de praktijk vaak niet goed 272 9.3.2 De methodologische kwaliteit van evaluatieonderzoeken is over het algemeen matig tot slecht 272 9.4 Inzichten uit de psychologie tonen de beperkingen van informatiedocumenten aan 273 9.5 Waar moet het heen met informatiedocumenten? 274

12 Consumentenbescherming door informatie? 9.5.1 Geen pleidooi voor afschaffing: de toegevoegde waarde van informatiedocumenten 275 9.5.2 Niet langer doorgaan op de ingeslagen weg: verkenning alternatieven noodzakelijk voor beleggersbescherming 276 9.5.2.1 Blijven doordraaien in de vicieuze beleidscirkel blijkt al meer dan dertig jaar niet succesvol 276 9.5.2.2 Het veranderde beeld van de belegger past niet bij deze beleidsmaatregel 277 9.5.2.3 Factoren waarop de wetgever geen directe invloed kan uitoefenen 277 9.5.3 Geen beleidshomeopathie maar daadwerkelijke beleggersbescherming 279 Samenvatting 281 Summary 291 Literatuurlijst 299 Trefwoordenregister 317 Over de auteur 323

Afkortingen AFM Autoriteit Financiële Markten BaFin Bundesanstalt für Finanzdienstleistungsaufsicht BFD Besluit Financiële Dienstverlening BGFO Besluit Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen CESR Committee of European Securities Regulators COBS Conduct of Business Sourcebook COB Conduct of Business COLL Collective Investment Schemes ESMA European Securities and Markets Authority EU Europese Unie FCA Financial Conduct Authority FSA Financial Services Authority icbe s Instellingen in collectieve beleggingen KAGB Kapitalanlagegesetzbuch KFD Key Features Document KFI Key Features Illustration KID Key Information Document KIID Key Investor Information Document MiFID Markets in Financial Instruments Directive MSMS Maryland Scientific Methods Scale NIPO Nederlands Instituut voor de Publieke Opinie NRFB Nadere Regeling Financiële Bijsluiter NRFD Nadere Regeling Financiële Dienstverlening NRGFO Nadere Regeling Gedragstoezicht financiële Ondernemingen PIA Personal Investment Authority PRIIPs Packaged Retail and Insurance-based Investment Products RFT Raad van Financiële Toezichthouders Stb. Staatsblad TCF Principle Treating customer fairly principle UCITs Undertakings for Collective Investment in Transferable Securities

14 Consumentenbescherming door informatie? VVG-InfoV VVG Wft WpDVerOV WpHG Verordnung über Informationspflichten bei Versicherungsverträgen Versicherungsvertragsgesetz Wet op het financieel toezicht Wertpapierdienstleistungs-, Verhaltens- und Organisationsverordnung Wertpapierhandelsgesetz

1 Inleiding 1.1 Inleiding van het onderwerp en aanleiding tot het onderzoek In 2011 concludeert de Europese Commissie dat ongeveer zestig procent van de verkochte complexe financiële producten in de Europese Unie ongeschikt was voor consumenten. 1 De Nederlandse Woekerpolis en Effectenlease schandalen en de Duitse affaire met certificaten van Lehmann zijn daar drie bekende voorbeelden van. 2 Om dergelijke prakijken in de toekomst te voorkomen en vertrouwen van consumenten in de financiële markten te herstellen, zijn er door de Europese wetgever diverse informatieplichten aan financiële instellingen opgelegd. 3 Een voorbeeld daarvan en de aanleiding tot dit onderzoek is de introductie van het Key Information Document (het KID), in het Nederlands: het Essentiële-informatiedocument. 4 Dit document moet informatie verschaffen over de belangrijkste kenmerken van een financieel product en beschikbaar zijn of aan de consument verstrekt worden voordat deze een beleggingsbeslissing neemt. 5 Het is een kort document dat moet worden opgesteld voor zogeheten Packaged Retail and Insurance-based Investment Products (PRIIPs). Dit zijn verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (zie voor een definitie van belangrijke 1. European Commission 3 juli 2012, p. 22 en Synovate 2011. 2. De Nederlandse producten stelden consumenten in staat om met geleend geld te beleggen in effecten (Effectenlease) of levensverzekeringen (Woekerpolis). Zie over de Effectenlease bijvoorbeeld Hoge Raad 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2815. Over het verkopen van ongeschikte financiële producen aan consumenten in de EU: Ferran 2012, p. 249 en Moloney 2012, p. 176. In Duitsland dachten beleggers met certificaten van Lehmann (Lehmann Zertifikate) een veilige belegging te hebben gedaan maar hadden ze in plaats daarvan risicovolle producten gekocht waarvan de opbrengst afhankelijk was van aandelenindexen. Zie hierover Cherednychenko 2014, p. 192-193 en meer specifiek over de gerechtelijke uitspraken daarover Hofmann 2011. In Engeland hebben zich al jaren eerder soortgelijke affaires voorgedaan. Deze werden echter aanzienlijk minder vaak gerechtelijk opgelost omdat er onder andere een grotere rol was weggelegd voor de Financial Ombudsman Service, zie bijvoorbeeld Moloney 2010, p. 447, voetnoot 96. 3. Moloney 2010, p. 53. Over informatieplichten meer in het algemeen en literatuurverwijzingen bijvoorbeeld Tigelaar 2017, p. 15. 4. Verordening (EU) Nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIPs) (PbEU L 352/1), hierna: Verordening 1286/2014. 5. Zie onder andere art. 5 lid 1 en art. 13 lid 1 Verordening 1286/2014.

16 Consumentenbescherming door informatie? begrippen paragraaf 1.6). 6 De wetgever wil met dit nieuwe document bereiken dat consumenten beter geïnformeerd worden over financiële producten en beter in staat zijn om financiële producten met elkaar te vergelijken. De vraag is echter: zijn consumenten gebaat bij een dergelijk informatiedocument? 1.2 Vraagstelling en verantwoording In dit boek staat de volgende vraag centraal: hoe hebben de beleidstheorieën die ten grondslag liggen aan korte precontractuele informatiedocumenten over complexe financiële producten voor consumenten zich in de loop van de jaren op Europees niveau en in Engeland, Nederland en Duitsland ontwikkeld en in hoeverre zijn deze documenten geschikt om de beleidsdoelen te bereiken, namelijk het begrijpelijk en vergelijkbaar maken van deze producten voor consumenten? In de loop van de jaren is er veel geschreven over informatieplichten en de rol die deze kunnen vervullen bij het beschermen van beleggers. 7 De wijze waarop mensen informatie verwerken en beslissingen nemen blijkt niet zo rationeel te zijn als jarenlang, onder meer door de wetgever, werd verondersteld (zie over het verschil tussen rationeel en irrationeel paragraaf 8.5.1 en 8.5.2). 8 De effectiviteit van informatieplichten is in dat verband diverse keren bekritiseerd. 9 In dit licht roept de introductie van het Europese Key Information Document in 2018 de vraag op wat de wetgever met een dergelijk document beoogt en in hoeverre dit realistisch is. Met wetten krijgt beleid juridisch vorm. 10 Om inzicht te krijgen in de vraag of een informatiedocument over complexe financiële producten een geschikt middel is om consumenten te beschermen, dient allereerst het beleid geanalyseerd te worden. Door het reconstrueren van de zogeheten beleidstheorie kan een onderzoeker mogelijke knelpunten in de werking van wetten voor invoering (ex ante) beter duiden en achteraf (ex post) beter interpreteren. 11 In de literatuur zijn verschillende definities te vinden van het begrip beleidstheorie. Zo wordt er volgens Klein Haarhuis en Niemeijer met de term gedoeld op de onderbouwing van de beleidsmaker van hoe, langs welke processen of stappen, een wet zou moeten leiden tot de realisatie van beoogde doelstellingen en onder welke condities dit aannemelijk is. 12 Een veel gehanteerde definitie van de beleidstheorie wordt gegeven door Hoogerwerf, namelijk: het geheel aan veronderstellingen van een actor dat aan het 6. Art. 4 Verordening 1286/2014. 7. Zie hierover onder andere Chater, Huck & Inderst 2010, Moloney 2010 en Schaken Willemaers 2011. 8. Duivenvoorde 2010, Durand, Newby & Sanghani 2008, Horsten 2007, Kahneman 2011, Mak & Braspenning 2012, Moloney 2012 en Tversky & Kahneman 1974. 9. Bijvoorbeeld door Ben-Shahar & Schneider 2014. 10. Klein Haarhuis & Niemeijer 2008, p. 23. 11. Leeuw 2003. 12. Klein Haarhuis & Niemeijer 2008, p 32.

1 Inleiding 17 beleid ten grondslag ligt. 13 Hoogerwerf onderscheidt drie argumenten die behulpzaam kunnen zijn bij de analyse van de beleidstheorie, namelijk normatieve 14, causale 15 en finale argumenten. 16 Gezien de gegeven definties van beleidstheorie wordt hiermee dus bedoeld: alles wat volgens de beleidsmaker ten grondslag ligt aan zijn beleid. 17 Er wordt in de literatuur regelmatig geschreven over informatiedocumenten. 18 Ook is er veelvuldig onderzoek gedaan naar regulering en reguleringstheorieën. 19 Nelen is een van de eersten die in zijn dissertatie de beleidstheorie van een Nederlandse wet heeft gereconstrueerd. 20 Hij concludeert dat een belangrijke oorzaak van het niet-bereiken van de doelstelling van wetgeving de gebrekkige onderbouwing, eigenlijk een niet-adequate beleidstheorie, is. 21 Echter, de beleidstheorieën van korte precontractuele informatiedocumenten voor complexe financiële producten zijn vooralsnog niet in kaart gebracht. Bovendien staat het Key Information Document niet op zichzelf. Voor de introductie van dit document bestonden er zowel op Europees als op nationaal niveau (zoals in Engeland, Nederland en Duitsland) vergelijkbare informatiedocumenten. Om te achterhalen hoe dergelijke informatiedocumenten zich in de loop van de tijd ontwikkeld hebben en om te begrijpen waarom de wetgever gebruik maakt van deze beleidsmaatregel is het relevant om te bezien wat het beleid voor deze documenten in de loop van de jaren was en wat de overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende rechtsstelsels in enkele Europese landen en op Europees niveau zijn. Dit onderzoek beoogt daaraan een bijdrage te leveren om het huidige beleid voor informatiedocumenten en daarmee informatiedocumenten als beleidsmaatregel beter te begrijpen. Een hulpmiddel voor het analyseren van de beleidstheorie is de handleiding van het Wetenschapelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum van het toenma 13. Hoogerwerf 2014, p. 72. Vergelijkbare definities worden gehanteerd door Van de Graaf & Hoppe 1996, p. 70, Van Braam 1986, p. 37 en Nelen 2000, p. 35. 14. Normatieve argumenten betreffen de normen of de norm die de wetgever met een wet wil bereiken. Vaak is dit het doel van de wet. Hieruit wordt duidelijk waarom de wetgever een situatie als onwenselijk beschouwt. 15. De algemene veronderstellingen van de wetgever over de relatie tussen oorzaak en gevolgen op het desbetreffende beleidsterrein. 16. Hoogerwerf 2014, p. 19. In de finale argumenten komt de inhoud van de normatieve en causale argumenten samen. Het heeft namelijk betrekking op de relatie tussen doel en middel. 17. Desalniettemin bestaan er ruime en smalle definities van het begrip beleidstheorie namelijk afhankelijk van de hoeveelheid aspecten die als onderdeel van de beleidstheorie worden gezien. Zie hierover uitgebreider en met illustraties: Van Schoonhoven 1999, p. 133-136. 18. Veelal wordt in dat geval echter met name de regelgeving beschreven en niet zozeer het achterliggende beleid of wordt het in de context geplaatst van andere maatregelen die de consument kunnen beschermen, zie daarover bijvoorbeeld Schaeken Willemaers 2011; Moloney 2010; Hoff 2003 en Watson & Beenen 2016. 19. Bijvoorbeeld Winter 1996. 20. Nelen 2000. 21. Voor een overzicht van de ontwikkeling van onderzoek naar beleidstheorieën, zie WODC, Beleidstheorieën, Justitiële Verkenningen 2004/05, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2004, p. 5-6. Zie eveneens Klein Haarheis & Niemeijer 2008.

18 Consumentenbescherming door informatie? lige Ministerie van Justitie. 22 Hieruit blijkt dat daarbij de centrale vraag moet zijn of de keuze voor het beleidsinstrument verantwoord is gelet op a) de aard van het onderliggende probleem, b) de stappen via welke de instrumenten tot de beoogde doelen moeten leiden en c) de stand van de kennis over de effectiviteit van vergelijkbare instrumenten en vergelijkbare omstandigheden. 23 Klein Haarhuis en Niemeijer benadrukken tevens de rol van normadressaten, dat wil zeggen: diegene op wie een wet is gericht, zoals consumenten. 24 Veronderstellingen spelen bij doelbereiking van een wet eveneens een belangrijke rol. 25 Veronderstellingen betreffen de relatie tussen de ingezette middelen van beleid ( interventies ) en de doelen van beleid, evenals het gedrag van degenen op wie het beleid gericht is. 26 De beleidstheorieën van informatiedocumenten in de diverse rechtsstelsels zal daarom aan de hand van de volgende zes aspecten in kaart worden gebracht: 27 1. De aanleidingen voor de introductie van informatiedocumenten: welke problemen bestonden er? 2. De doelen van het informatiedocument: worden met het document bijvoorbeeld economische doelen of beleggersbescherming nagestreefd? 28 3. De aard van de regelgeving: is het document gestandaardiseerd of is er veel vrijheid voor de opsteller (zoals een financiële instelling) van het document? Bevatten de voorschriften open of gesloten normen? Zijn er veel of weinig voorschriften op het document van toepassing? Zijn de voorschriften juridisch bindend (hard law) of niet (soft law)? 4. Het beeld van de belegger: welk beeld heeft de wetgever van de doelgroep van het document? 5. De rol van evaluatieonderzoek: is voor of na introductie of wijziging van de regels met betrekking tot het informatiedocument evaluatieonderzoek verricht naar het functioneren ervan? 6. Het nastreven van harmonisering: in hoeverre leidt het nieuwe document tot harmonisatie van het geldende recht in de rechtsstelsels (dezelfde voorschrif 22. WODC 2007, online raadpleegbaar via de volgende link: https://www.kcwj.nl/sites/default/ files/conclusie_stap_i_ex_ante_evaluatie_justitie.pdf 23. Idem, p. 7. 24. Klein Haarhuis & Niemeijer 2008, p. 73. 25. WODC 2004, p. 5. 26. Idem. 27. Voor een beschrijving aan de hand van deze aspecten wordt in de eerste plaats gekozen omdat hierdoor de beleidstheorieën van de diverse informatiedocumenten op een gestructureerde manier in kaart kan worden gebracht. Deze aspecten vloeien voort uit de handleiding van het WODC (WODC 2007, p. 7) in samenhang met hetgeen in Klein Haarhuis & Niemeijer 2008, p. 73, Klein Haarhuis & Leeuw 2004 en WODC 2004, p. 5, over het analyseren van de beleidstheorie wordt geschreven. Bovendien blijken deze zes onderdelen van belang om inzicht te kunnen geven in het beleid van informatiedocumenten. 28. Daarbij moet worden aangetekend dat beide doelen niet strikt van elkaar gescheiden kunnen worden. Zie ook paragraaf 2.4.

1 Inleiding 19 ten voor een informatiedocument) of van producten (dezelfde voorschriften voor meerdere financiële producten)? 29 Op Europees niveau en in Engeland, Nederland en Duitsland is diverse malen onderzoek gedaan naar het functioneren van korte precontractuele informatiedocumenten in de praktijk. 30 De resultaten van deze onderzoeken zijn vooralsnog nooit bij elkaar gebracht en geanalyseerd. Dit is verwonderlijk omdat ze allemaal betrekking hebben op dezelfde beleidsmaatregel die tot doel heeft om vergelijkbare problemen op te lossen. 31 Deze onderzoeken speelden bovendien diverse keren een rol bij het ontwikkelen van beleid voor korte precontractuele informatiedocumenten. Bovendien is het van belang om de methodologische kwaliteit van deze onderzoeken te beoordelen om vast te kunnen stellen met hoeveel zekerheid er uit de resultaten van deze onderzoeken conclusies kunnen worden getrokken. Door bestudering van het beleid van precontractuele informatiedocumenten ontstaat er, zoals reeds werd geschreven, inzicht in de doelen die de wetgever daarmee nastreeft. De vraag is vervolgens in hoeverre deze beleidsdoelen in de praktijk haalbaar zijn. Hierover bestaan vier soorten literatuur, namelijk: 1) literatuur over de wijze waarop beleggers omgaan met een kort precontractueel informatiedocument 32, 2) literatuur over de wijze waarop beleggers omgaan met financiële informatie 33, 3) onderzoek over onder meer informatieverwerking in financiële situaties 34 en 4) meer algemeen onderzoek naar de wijze waarop mensen beslissingen nemen. 35 Welke implicaties heeft de literatuur over de wijze waarop beleggers met informatie omgaan en beslissingen nemen voor de effectiviteit van informatiedocumenten in het licht van de beleidsdoelen? Deze vraag is vooralsnog niet aan de hand van de beleidsdoelen van de wetgever bestudeerd. 1.3 Doelstelling Dit onderzoek heeft tot doel om inzicht te verschaffen in het beleid van korte precontractuele informatiedocumenten voor complexe financiële producten op Europees niveau en in Engeland, Nederland en Duitsland. Welke veronderstellingen 29. Onder harmonisering valt dus niet alleen Europese harmonisering. 30. Zie voor verwijzingen het overzicht in paragraaf 7.2. 31. De regelgeving voor de diverse informatiedocumenten is echter wel verschillend al naar gelang het informatiedocument. 32. Zoals de evaluatieonderzoeken. Verder zijn mij slechts twee experimenten bekend over de gevolgen van het verkorten van informatie, namelijk Walther 2015 en Beshears e.a. 2011. 33. Zo heeft de AFM (2004) een segmentatiemodel ontworpen dat behulpzaam kan zijn bij het voorspellen en verklaren van financieel beslisgedrag en de manier waarop beleggers omgaan met informatie. 34. Chater, Huck & Inderst 2010 en Kahneman 2011. 35. Daarover bestaat zeer veel literatuur die in hoofdstuk 8 aan de orde komt en waarvan onder andere Van Raaij (2016) een overzicht geeft.

20 Consumentenbescherming door informatie? lagen er aan dit beleid ten grondslag en zijn deze veronderstellingen correct in het licht van evaluatieonderzoek en psychologische literatuur? De resultaten van het onderzoek zijn met name relevant voor beleidsmakers en beleidsonderzoekers bij het ontwerpen van beleid voor informatiedocumenten. Bovendien werpt het onderzoek licht op de vraag in hoeverre informatiedocumenten daadwerkelijk het gewenste effect kunnen hebben in de praktijk, hetgeen mogelijk leidt tot reflectie over of heroverweging van deze beleidsmaatregel. Tevens worden er aanbevelingen geformuleerd die het uitvoeren van evaluatieonderzoek in de toekomst zou kunnen verbeteren. Eveneens heeft dit boek een (rechts)wetenschappelijk doel, namelijk door aan de bestaande kennis een overzicht toe te voegen van de manier waarop het beleid ten aanzien van informatiedocumenten voor financiële producten zich in de loop van de tijd heeft ontwikkeld. Daarnaast worden deze beleidsdoelen geanalyseerd in het licht van diverse andere wetenschapsdisciplines, met name de psychologie. Het wijst onder meer richtingen voor vervolgonderzoek die de beleggersbescherming ten goede moeten komen. 36 1.4 Methode 1.4.1 Juridisch-dogmatisch en rechtsvergelijkend onderzoek Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden moet er allereerst inzicht worden verkregen in de beleidstheorieën die ten grondslag liggen aan korte precontractuele informatiedocumenten voor financiële producten. Deel 1 van dit boek bevat derhalve een uitgebreide analyse van Europese en nationale wetgeving, de wetsgeschiedenis, beleidsdocumenten, wetenschappelijke literatuur, leidraden en rapporten van financiële toezichthouders. Er wordt dus gebruik gemaakt van de zogeheten juridisch-dogmatische onderzoeksmethode. 37 Het onderzoek is gerelateerd aan bestuurskundig onderzoek omdat de totstandkoming van beleid voor informatiedocumenten wordt bestudeerd evenals de actoren die hierbij betrokken waren. 38 Daarnaast wordt de methode van (externe) rechtsvergelijking gehanteerd. Uit de literatuur blijkt dat niet altijd hetzelfde wordt verstaan onder rechtsvergelijking. 39 Zo schrijft Pintens: Echte rechtsvergelijking veronderstelt [ ] de expliciete vergelijking van de aldus opgedane kennis van een bepaald rechtsstelsel of een bepaalde rechtsfiguur met op dezelfde wijze vergaarde kennis uit een ander of uit 36. De genoemde doelgroepen zijn overigens niet limitatief. Zo kan het onderzoek ook relevant zijn voor financiële toezichthouders, de financiële sector (onder andere financiële instellingen die dergelijke producten aanbieden, adviseurs en tussenpersonen), de belegger als doelgroep van het document en de rechterlijke macht bij onder meer het bepalen van de mate van verantwoordelijkheid die van een belegger kan worden gevergd. 37. Zie hierover uitgebreid Smits 2009, p. 31 e.v. en Asser/Vranken, Algemeen deel**** 2014, nr. 8-15. 38. Zie over bestuurskunde en bestuurskundig onderzoek Van Thiel 2013. 39. Zie Tijssen 2009, p. 76.

1 Inleiding 21 het eigen rechtsstelsel. 40 Een concretere definitie van rechtsvergelijkend onderzoek wordt gegeven door Danneman: 41 Generally speaking, the [comparative] analysis should seek to explain differences and similarities as they arise from the description of the legal systems under consideration, so that whoever has predominantly found similarity, will predominantly have to explain similarity, whereas those who have predominantly found difference, will predominantly have to explain difference. In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van functionele rechtsvergelijking. 42 Bij deze methode van rechtsvergelijking vormt een juridisch of maatschappelijk probleem het uitgangspunt. Er wordt bestudeerd hoe dit probleem in de diverse rechtsstelsels wordt gereguleerd. In dit onderzoek staat centraal hoe beleggers in complexe financiële producten door middel van een kort precontractueel informatiedocument in de diverse rechtsstelsels worden beschermd. Meer in het bijzonder is er sprake van beleidsvergelijking, namelijk voor zover dit in wet- en regelgeving is neergelegd. In dit boek worden de Europese, Engelse, Nederlandse en Duitse rechtsstelsels met elkaar vergeleken. Er wordt gekozen voor een rechtsvergelijkende methode omdat niet alleen op Europees niveau maar ook in diverse landen door wetgevers al jaren korte precontractuele informatiedocumenten voor financiële producten worden geïntroduceerd. Het is relevant om te bestuderen welke doelen de wetgever hiermee wilde bereiken en of er in de ontwikkeling van deze documenten bepaalde trends zijn te bespeuren. Het is eveneens van belang om te bezien of en op welke punten rechtsstelsels afwijken van deze trends. Door de beleidstheorie van de informatiedocumenten aan de hand van zes aspecten te beschrijven (aanleidingen, doelen, aard van de regelgeving, beeld van de belegger, rol van evaluatieonderzoek en nastreven harmonisering), is het mogelijk om verklaringen voor de trends te vinden en om te achterhalen wat de redenen zijn dat rechtsstelsels ervan afwijken (zie voor een toelichting op deze zes aspecten paragraaf 1.2). Vooralsnog zijn de wetgevers bij het ontwerpen van het beleid erg gericht op hun eigen rechtsstelsel. Zo werd er bij de introductie van een Duits document niet gekeken naar de regelgeving die er reeds voor dergelijke documenten bestond op Europees niveau en in Nederland en Engeland. Het beschrijven van de regelgeving in de diverse rechtsstelsels beoogt daarom eveneens te bevorderen dat beleidsmakers over de grenzen van hun eigen jurisdictie heen kijken zodat er ook geleerd kan worden van de ervaringen die er in andere landen zijn opgedaan. Er wordt voor de Europese, Engelse, Nederlandse en Duitse rechtsstelsels gekozen omdat in al deze rechtsstelsels in de loop van de tijd korte precontractuele 40. Pintens 1998, p. 16. 41. Danneman 2006, p. 416. 42. Zweigert & Kötz 1998, p. 32-47.

22 Consumentenbescherming door informatie? financiële informatiedocumenten voor consumenten werden geïntroduceerd. Hierdoor zijn de rechtsstelsels vergelijkbaar, een belangrijke voorwaarde voor rechtsvergelijking. 43 Daarnaast liggen aan de keuze voor de specifieke rechtsstelsels diverse redenen ten grondslag, waarvan de belangrijkste genoemd zullen worden. Het Europese rechtsstelsel vormt de aanleiding voor het onderzoek. Het meest recente korte precontractuele informatiedocument voor financiële producten is namelijk het Key Information Document. Dit document werd geïntroduceerd met de PRIIPs-Verordening die zijn benaming ontleend aan de producten waarop de Verordening betrekking heeft. 44 Dat is de voornaamste reden dat de beleidsontwikkeling van dit document en de voorgangers ervan (het Prospectus, het Vereenvoudigd Prospectus en het Key Investor Information Document) worden bestudeerd. Het Engelse rechtsstelsel wordt bij het onderzoek betrokken omdat de regelgeving voor het informatiedocument (het zogeheten Key Features Document) een tegengestelde ontwikkeling laat zien. Op Europees niveau en in Nederland en Duitsland is er namelijk sprake van een ontwikkeling naar standaardisatie, waarbij algemene voorschriften worden vervangen door meer concrete voorschriften, open normen worden ingevuld, het aantal voorschriften met betrekking tot het document toeneemt en er steeds meer aandacht komt voor de vormgeving van het document. In Engeland waren de voorschriften voor het Key Features Document in eerste instantie zeer omvangrijk en gedetailleerd. Echter, door de introductie van principles-based regels 45 in 2007 nam het aantal voorschriften af, werden de regels algemener van aard en bevatten ze meer open normen. In de tweede plaats heeft de Engelse toezichthouder veel onderzoek verricht naar het functioneren van het Key Features Document en werden er onder meer diverse varianten getest. Dit is met name relevant in het licht van hoofdstuk 7 van dit boek waarin de resultaten van dergelijke onderzoeken centraal staan. Ook de ontwikkeling van de Financiële Bijsluiter in Nederland wordt bestudeerd. Kenmerkend voor het Nederlandse document is dat het vanaf de introductie in hoge mate gestandaardiseerd was en, in tegenstelling tot Engeland, steeds meer gestandaardiseerd werd. Nederland is vooralsnog bovendien het enige land waar de Financiële Bijsluiter ten gevolge van de inwerkingtreding van de PRIIPs- Verordening is vervangen door het Key Information Document. 46 Dat de Financiële Bijsluiter niet meer bestaat, maakt de beschrijving ervan overigens geenszins 43. Vergelijkbaarheid is een belangrijke voorwaarde voor het doen van rechtsvergelijkend onderzoek, zie bijvoorbeeld Asser/Vranken Algemeen deel**** 2014, nr. 147. 44. Verordening 1286/2014. 45. Dit houdt in dat de algemene voorschriften in de wet door financiële instellingen ingevuld moeten worden in het licht van het achterliggende doel, zie hierover onder andere FSA december 2008, p. 2 en FSA april 2007, p. 4. 46. In andere landen werd ervoor gekozen dat de nationale documenten blijven bestaan maar dat voor producten die onder de PRIIPs-definitie vallen niet meer het nationale document maar het Key Information Document opgesteld moet worden.

1 Inleiding 23 minder relevant aangezien het Key Information Document gezien kan worden als de opvolger van de Financiële Bijsluiter. Het Duitse rechtsstelsel is met name om de volgende twee redenen relevant voor dit onderzoek. Allereerst onderscheidt Duitsland zich van de andere landen en Europa doordat het een relatief groot aantal korte precontractuele informatiedocumenten voor verschillende soorten financiële producten kent (namelijk maar liefst zes verschillende documenten). Bovendien heeft de Duitse wetgever de financiële sector aanvankelijk veel vrijheid gegeven om zelf een informatiedocument voor financiële producten te ontwerpen en te gaan gebruiken. 47 Dit kan inzicht geven in de wijze waarop de financiële sector met vrijheid omgaat en licht werpen op de wenselijkheid van juridisch bindende voorschriften zoals informatieplichten. Tot slot wordt er voor de rechtsstelsels gekozen vanwege de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van de benodigde (beleids)documenten, wetgeving en literatuur in voor mij toegankelijke talen. Uiteraard wordt er bij de beschrijving van de beleidstheorieën rekening gehouden met de verschillen tussen de rechtsstelsels. 1.4.2 Empirische rechtswetenschap: meta-evaluatie van evaluatieonderzoek en inzichten uit niet-juridische disciplines Terwijl in het eerste deel van het boek (hoofdstuk 2 tot en met 6) de beschrijving en vergelijking van het recht en de beleidstheorieën centraal staat, wordt in het tweede deel (hoofdstuk 7 en 8) bestudeerd wat de gevolgen ervan zijn. Leidt een wettelijk informatiedocument er daadwerkelijk toe dat consumenten een financieel product beter begrijpen en financiële producten beter met elkaar kunnen vergelijken? Volgens Smits is een dergelijke vraag naar de gevolgen van regelgeving een kenmerk van empirische rechtswetenschap, die hij als volgt definieert: empirische rechtswetenschap bestudeert de juridische actoren, instituties, regels en procedures om een beter inzicht te verkrijgen in hoe deze werken en wat de effecten ervan zijn. Het gaat hier dus niet om wat het recht zegt, maar om wat het recht doet. 48 In hoofdstuk 7 worden elf evaluatieonderzoeken uit de in het onderzoek betrokken landen geanalyseerd en geëvalueerd, namelijk twee Europese, drie Engelse, twee Nederlandse en drie Duitse onderzoeken. Deze evaluatieonderzoeken lagen in ieder geval kenbaar ten grondslag aan beleidsbeslissingen. Het hoofdstuk betreft een meta-evaluatie, namelijk een evaluatie van een evaluatie. 49 Ten eer 47. Dit geldt in ieder geval voor het informatiedocument voor financiële instrumenten in de zin van het Wertpapierhandelsgesetz en de Wertpapierdienstleistungs- Verhaltens- und Organisationsverordnung. BMELV 23 juli 2009, Pressemitteilung nr. 166. 48. Smits 2009, p. 52. Zie voor enkele kritische kanttekeningen bij de empirische rechtswetenschap eveneens Smits (2009, p. 104-107), namelijk 1) niet alle recht is instrumenteel, 2) de uitkomst van empirisch onderzoek is niet altijd eenduidig en 3) ook bij de empirische methode speelt het normatieve een rol, waardoor het niet zo objectief is als het soms gepresenteerd wordt. 49. Winter 2006, p. 16.

24 Consumentenbescherming door informatie? ste worden de resultaten van de diverse onderzoeken integraal in een samenvattend overzicht aan de hand van diverse thema s beschreven. Aan de orde komen onder meer de inzichten die de evaluatieonderzoeken bieden in het gebruik van het document en de inhoud van informatiedocumenten. Bovendien wordt de methodologische kwaliteit van de evaluaties beoordeeld aan de hand van een veel gebruikte methode van Klein Haarhuis en Niemeijer. 50 Enkele onderzoeken worden vanwege de gedateerdheid en de beperkte relevantie voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag niet bij het onderzoek betrokken. In hoofdstuk 7 wordt deze keuze uitgebreid toegelicht. Bij het beantwoorden van de vraag of korte precontractuele informatiedocumenten voor consumenten daadwerkelijk behulpzaam zijn voor het begrijpen en vergelijken van financiële producten wordt tevens psychologische literatuur bestudeerd (hoofdstuk 8). Daarmee wordt eveneens beoogd om inzicht te krijgen in de resultaten van de evaluatieonderzoeken, namelijk de redenen waarom informatiedocumenten al dan niet effectief zijn. In het bijzonder worden in het achtste hoofdstuk de inzichten uit de Economische Psychologie (onderzoek door met name psychologen) en Behavioral Finance (onderzoek door economen) betrokken. 51 De Economische Psychologie en Behavioral Finance zijn wetenschappen die inzichten uit de psychologie gebruiken om onder andere het gedrag van participanten op de financiële markt te beschrijven en te analyseren. 52 Dergelijke literatuur maakt het mogelijk om beter zicht te krijgen op onder meer de wijze waarop beleggers omgaan met een informatiedocument. Globaal gezien is de opbouw van het tweede deel van het boek van concreet onderzoek naar onderzoek dat meer algemeen van aard is. De evaluatieonderzoeken uit hoofdstuk 7 hebben het meest concreet betrekking op het onderwerp van dit boek, namelijk de ervaringen die zijn opgedaan met korte precontractuele informatiedocumenten. Bestudering van de literatuur maakt echter duidelijk dat literatuur over die specifieke situatie zeer schaars is. De beschrijving in hoofdstuk 8 wordt daarom zoveel als mogelijk gebaseerd op onderzoeken die in een financiële context zijn verricht. Daartoe wordt veelvuldig, maar uiteraard niet uitsluitend, gebruik gemaakt van de meest recente wetenschappelijke inzichten in het financieel gedrag van consumenten. 53 De inzichten uit de meer algemene literatuur blijken overigens dikwijls overeen te komen met bevindingen van de evaluatieonderzoeken. Ook in het achtste hoofdstuk wordt daarom diverse keren verwezen naar de resultaten van de evaluatieonderzoeken. In hoofdstuk 8 wordt uitgebreider 50. Klein Haarhuis & Niemeijer 2008. 51. Zie over deze wetenschapsgebieden uitgebreid Van Raaij 2016, p. xi-xii. 52. Ackert & Deaves 2010, p. xxvi. 53. Zoals Van Raaij 2016.

1 Inleiding 25 ingegaan op de diverse categorieën literatuur die in het kader van het hoofdstuk werden bestudeerd. 54 1.5 Reikwijdte en beperkingen 1.5.1 Aansluiting gezocht bij de PRIIPs-Verordening en andere beperkingen Zoals reeds werd geschreven, vormde de introductie van het Europese informatiedocument voor PRIIPs de aanleiding voor het onderzoek. De kenmerken van dit document vormen de verklaring voor enkele keuzes die in dit onderzoek zijn gemaakt. Zo worden in dit boek alleen precontractuele informatiedocumenten beschreven, dat wil zeggen: informatiedocumenten die verschaft moeten worden voordat de overeenkomst wordt gesloten (met andere woorden: voordat het geld wordt belegd). 55 Informatiedocumenten voor beleggers die op een ander moment moeten worden verschaft, blijven aldus buiten beschouwing. In de tweede plaats wordt er onderzoek gedaan naar korte informatiedocumenten omdat het Key Information Document een kort document is van maximaal drie pagina s van A4-formaat. 56 Desalniettemin worden niet alleen korte documenten bestudeerd. Op Europees niveau wordt namelijk ook het Prospectus bij het onderzoek betrokken omdat daaruit uiteindelijk het Key Information Document voortvloeit en het derhalve van belang is om de ontwikkeling van het Europese beleid tot en met het KID in kaart te brengen. Bovendien staat in dit onderzoek de relatie tussen een financiële instelling en de consument centraal (zogeheten B2C contracten). 57 De situatie waarin een rechtspersoon geld belegt in een financieel product blijft in beginsel 58 buiten beschouwing (zogeheten B2B contracten). Eveneens zijn alleen de documenten geselecteerd die opgesteld moeten worden voor één of meer financiële producten die ook onder de PRIIPs definitie vallen. 59 In de vijfde plaats, dit onderzoek beperkt zich grotendeels tot de beleidsmaatregel van korte precontractuele informatiedocumenten. Er bestaan echter diverse andere beleidsmaatregelen die direct en indirect een rol spelen bij de aanschaf van een financieel product door consumenten. Te denken valt aan de regelgeving zoals voortvloeit uit de MiFID II Richtlijn, zoals voorschriften die de onafhankelijkheid 54. Namelijk van concreet onderzoek naar de wijze waarop beleggers omgaan met de informatiedocumenten die in dit boek aan de orde komen tot meer algemeen onderzoek naar de beslisstrategieën van mensen. 55. Art. 13 Verordening 1286/2014. 56. Art. 6 lid 4 Verordening 1286/2014. 57. Voor dergelijke niet-professionele cliënten dient namelijk het KID opgesteld te worden (art. 4 lid 6 Verordening 1286/2014). 58. Het zal blijken dat twee Duitse informatiedocumenten ook voor rechtspersonen opgesteld moeten worden en dat er soms onduidelijkheid bestaat over de vraag of het document alleen voor consumenten of ook voor rechtspersonen moet worden ontworpen. 59. Art. 4 Verordening 1286/2014.

26 Consumentenbescherming door informatie? van beleggingsadvies moeten garanderen, provisieregels, vakbekwaamheidseisen voor onder meer financieel adviseurs, regels voor productontwikkeling en kostentransparantie en het standaardinformatiedocument dat aanbieders van schadeverzekeringen op grond van de Richtlijn Verzekeringsdistributie moeten opstellen. 60 In dit boek wordt de beleidsmaatregel van precontractuele informatiedocumenten echter veelal geïsoleerd van dergelijke regelgeving beschreven. Desalniettemin kunnen de resultaten van dit onderzoek ook relevant zijn voor informatieverstrekking op andere terreinen. In dit boek wordt daarnaast vrijwel niet ingegaan op zelfregulering omdat in dit onderzoek de nadruk ligt op het door de regelgever ontwikkelde beleid en omdat zelfregulering vanwege de hoge mate van standaardisatie in de PRIIPs-Verordening geen rol speelt. 61 Ten zesde moet worden opgemerkt dat er onder complexe financiële producten zeer diverse soorten producten kunnen vallen, zoals verzekeringen en pensioenproducten. Waar in het hiernavolgende wordt geschreven over financiële producten dient dit dus in het achterhoofd gehouden te worden. Daarmee hangt samen dat beleggers uiteenlopende intenties kunnen hebben met het kopen van complexe financiële producten. Verzekeringen hebben tot doel om te beschermen tegen toekomstige financiële verliezen, pensioenen hebben tot doel om na het werkzame leven in het onderhoud te kunnen voorzien, met hypotheken dient een woning te worden gefinancierd en met financiële producten wordt veelal ook rendement nagestreefd en deze kunnen tevens worden gekocht omdat de belegger plezier beleeft aan beleggen. Dergelijke intenties kunnen uiteraard invloed hebben op de wijze waarop beleggers omgaan met informatie. Er zal in dit boek echter slechts zelden onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende financiële producten en aankoopintenties aangezien het boek daardoor te gedetailleerd zou worden. 62 Tot slot, bij de beschrijving van de beleidstheorieën in het eerste deel van dit boek moet worden aangetekend dat het uiteraard mijn interpretatie is van de beschikbare beleidsdocumenten. Dit is onvermijdelijk aangezien iedere tekst moet worden uitgelegd. Niet uitgesloten kan worden dat er bij de totstandkoming van beleid ook onuitgesproken of niet-gepubliceerde ideeën en documenten bestaan die niet toegankelijk waren. Bovendien, waar wordt geschreven over de ontwikkeling van de beleidstheorie of de ontwikkeling van de beleidstheorieën wordt eigenlijk bedoeld: de ontwikkeling van de beleidstheorie van de diverse documen 60. Directive 2014/65/EU of the European Parliament and of the Council of 15 May 2014 on markets in financial instruments and amending Directive 2002/92/EC and Directive 2011/61/EU, OJ L 173/84 of 12 June 2014, Regulation (EU) No 600/2014 of the European Parliament and of the Council of 15 May 2014 on markets in financial instruments and amending Regulation (EU) No. 648/2012, OJ L 173/84 of 12 June 2014 en Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking) (PbEU L 26/19). 61. Zie over zelfregulering versus regulering door de overheid Westerman 2010 en over zelfregulering op de financiële markten: Omarova 2010 en Rawlings et al. 2014, p. 29 31. 62. Zie daarover uitgebreider bijvoorbeeld Van Raaij 2016, hoofdstuk 5, 6 en 7.