Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 1499 woorden 9 jaar geleden 7,1 26 keer beoordeeld Vak Methode Aardrijkskunde BuiteNLand Hoofdstuk 3: Stedelijke gebieden 3.2 Voor wie is de stad? De stad als marktplaats Bij de stedelijke distributie (= het bevoorraden van winkels en horeca) botsen belanghebbenden vaak met elkaar: 1. De transportondernemingen moeten zorgen voor betrouwbare aanvoer van goederen tegen redelijke tarieven. 2. De winkels willen steeds kleinere voorraden van een steeds groter assortiment. Dit leidt tot kleine zendingen en daardoor meer verkeer. 3. Het winkelpubliek wil sfeervol winkelen en dichtbij parkeren. Maar parkeerplaatsen en straatmeubilair nemen veel ruimte in beslag. 4. Stadsbesturen willen de bebouwing in de binnensteden verdichten. Maar dan moet de stad jarenlang op de schop, wat slecht is voor de omzet van de bedrijven. De stad als ruimtevreter De concurrentie om de ruimte in de binnenstad is fel. Huren en grondprijzen zijn daarom hoog. Bedrijven die veel ruimte nodig hebben, vestigen zich vaak ergens waar de bereikbaarheid groot is. Zoals in de buurt van een verkeersknooppunt (= een punt waar wegen bij elkaar komen). Hier wordt altijd geld verdiend en er is werkgelegenheid. Er wordt dan ook geïnvesteerd in infrastructuur, zodat de goed bereikbare bedrijven ervan kunnen profiteren. De stad als verzorgingscentrum Reikwijdte = de afstand die je maximaal wilt afleggen om gebruik te maken van een voorziening. Verzorgingsgebied = het gebied waarvoor de stad allerlei voorzieningen aanbiedt. Een stadsbestuur wil hoogwaardige voorzieningen aantrekken, omdat het veel bezoek trekt en de stadseconomie stimuleert. Gevolgen van groot koopparadijs bouwen: klanten van winkelcentra in de omgeving wegkapen (= winkeliers failliet), mensen zonder auto hebben minder, milieuvervuiling (door de afstand). 3.3 De nieuwe stedelijke economie De kennisstad Agrarische samenleving = grond het belangrijkst. In industriële revolutie = grondstoffen en lichamelijke arbeid Pagina 1 van 5
Nu = de menselijke hersens. In de kenniseconomie zijn de productiefactoren arbeid en kapitaal sterk gericht op de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie. 2 soorten kennis: 1. harde technologische kennis Wordt in de industrie gebruikt 2. zachte sociale kennis Vooral in de handel en dienstverlening gebruikt. Kennis van het gedrag van mensen en hun drijfveren. De creatieve stad Tertiaire sector: verlenen een dienst aan burgers. In de kenniseconomie is vooral de zakelijke dienstverlening belangrijk = verzorgt diensten aan het bedrijfsleven en de overheid. 1975-199: economische crisis. Creatieve stad = een stad met een hoog aantal werkenden in creatieve beroepen = beroepen in kunst, media, entertainment en creatieve zakelijke dienstverlening. De creatieve stad is een motor achter de economische ontwikkeling. Waarom? 1. De creatieven wonen graag in steden en geven relatief veel geld uit aan stedelijke voorzieningen. 2. Veel (en vooral nieuwe) bedrijven vestigen zich graag in de buurt van de creatieven om een graantje mee te pikken van hun succes. De agglomeratievoordelen van een stad Bedrijven behalen uit elkaars nabijheid allerlei voordelen (agglomeratievoordelen): 1. Lagere productiekosten: bedrijven besparen op transportkosten van mensen, goederen en informatie. Daarnaast kunnen ze voorzieningen als een bewaker of parkeergarage delen. 2. Investeringen door de overheid en andere bedrijven worden eerder gedaan als er meer bedrijven van profiteren, zoals een cateraar, maar er wordt ook eerder een tunnel onder het spoor aangelegd. 3. De stad is een broedplaats van nieuwe ideeën. Daarvoor moeten de bedenkers elkaar vaak face to face ontmoeten, niet alleen in vergaderingen, maar ook s avonds in het café of in de sportzaal. Stadsbesturen willen veel bedrijven aantrekken om: werkgelegenheid en belastingopbrengsten. Steden zijn de motor van de (kennis)economie. 3.5 Aanpak van problemen in de stad Stedelijke tweedeling? Een duale arbeidsmarkt = een vrijwel onoverbrugbare tweedeling van de arbeidsmarkt in banen voor hoog- en laagopgeleiden. Dit ontstaat door een tekort aan hoogopgeleide specialisten die innovaties bedenken en kunnen toepassen. Daardoor stijgen dan weer de salarissen. Ruimtelijke polarisatie = steeds meer laagopgeleide mensen wonen in wijken met goedkope huurhuizen en weinig voorzieningen, en hoogopgeleiden in dure wijken met mooie winkels. Stedelijke vernieuwing Veel vooroorlogse wijken (187-194) waren in de jaren 8 verkrot. De overheid greep in door: 1. Stadsvernieuwing: er werden enorme investeringen gedaan in het verbeteren van de kwaliteit van woningen (opknappen/sloop/nieuwbouw) 2. Herstructurering: in een buurt zorgen voor woningen in verschillende prijsklassen. Hiermee ga je de ruimtelijke polarisatie tegen. Gentrificatie: in een voorheen slechte buurt komen mensen met hogere inkomens wonen. Pagina 2 van 5
Multiculti Het beleid van stadsbesturen is erop gericht om de multiculturele stad te bevorderen. Verschillende bevolkingsgroepen krijgen gelijke kansen op sociale en economische posities en beleven hun eigen cultuur. Niet-westerse allochtonen wonen vaak in slechte huurwoningen omdat: 1. Er veel werkloosheid heerst en dus weinig inkomen is. 2. Ze sturen een deel van hun inkomen naar familie. 3. Mensen met een gemeenschappelijke cultuur willen bij elkaar wonen voor steun en sociale contacten. De criminaliteit in deze buurten is hoog. Aanpak: - Er wordt meer politie ingezet en gecontroleerd op illegalen. - Door herstructurering een koopkrachtiger volk aantrekken. - Eisen stellen aan nieuwe huurders Sociale polarisatie = wanneer tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen steeds sterker worden en leiden tot spanning en onenigheid. Polarisatie = tegenstellingen! Tussen mensen (sociaal) of wijken (ruimtelijk). 3.6 Samenwerking: 1+1=3 Stad en regio een eenheid Door regionale samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening over de gemeentegrens heen kunnen de huidige stedelijke problemen opgelost worden en de negatieve gevolgen van concurrentie worden vermeden. Bijv. over woningbouw, ruimte voor verkeersknooppunten, groen, grootschalige voorzieningen en bedrijventerreinen voor werkgelegenheid. Bestuurlijke netwerken Het bestuur van Nederland bestaat uit 3 lagen: het Rijk, de 12 provincies en de 467 gemeenten. Hoe werken deze besturen samen om de stedelijke problemen op te lossen? 1. Op basis van de Wet gemeenschappelijke regelingen-plus (WGR-plus). De 7 WGR-plus regio s worden ook wel netwerksteden genoemd, om aan te geven dat de omgeving met die stad verbonden is. Die regio s krijgen geld van het Rijk om stedelijke problemen op te lossen. Ze zijn tijdelijk, maar ze hebben grote budgetten en dus veel macht. 2. Vrijwillige samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, stedennetwerken en bestuur op een hoger schaalniveau: de provincie. Bestuurlijke netwerken = wanneer gemeenten en provincies samenwerken. Publiek-private samenwerking De overheid behartigt de publieke belangen en het bedrijfsleven is uit op winst. Publiek-private samenwerking = de samenwerking tussen bedrijfsleven en overheid. Het gaat dan om de financiële bijdrage, specialistische kennis en inzichten uit het bedrijfsleven. De redenering die achter de publiek-private samenwerking zit: wie ervan profiteert kan ook best bijdragen. 3.8 Buurtprofiel Afdalen naar buurtniveau Stad woonwijk buurt. Stadsbestuurders selecteren gegevens die de politie, scholen, welzijnswerk, GG&GD en woningbouwcorporaties verzamelen. Daaruit kan je een buurtprofiel (samenvatting van de belangrijkste kenmerken van een bepaalde buurt) samenstellen. Daarin staan: kenmerken van woningen en kenmerken van bewoners. Pagina 3 van 5
De kwaliteit van de woningvoorraad 1. Eind 19e eeuw: door particulieren werden op grote schaal goedkope huurwoningen gebouwd voor arbeiders = slechte leefomstandigheden in steden. 2. 191: woningwet = eisen aan nieuwe woningen = veel woningbouwverenigingen (corporaties) werden opgericht. 3. Na WOII: woningnood, dus inhaalslag van nieuwbouw. Arbeiderswijken met goede, maar kleine eengezinswoningen. 4. Wat later: portiekflats 5. Jaren 7: galerijflats met meer privacy. Ruime flats, alle voorzieningen dichtbij en veel openbaar groen. 6. Na 198: veel huizen gerenoveerd of afgebroken + ontstaan van nieuwbouwwijken met woonerven voor middeninkomens. 7. Na 1985: bouw van dure appartementen en huizen om de stad aantrekkelijk te maken voor hogere inkomensgroepen. Woningkenmerken: 1. Ouderdom (bouwjaar) 2. Eigendom (koop, huur, van particulier of van corporatie) 3. Woningtype (vrijstaand, rijtjeshuis, portiekflat, galerijflat etc) 4. Staat van onderhoud (goed, slecht, gerenoveerd of niet) Wie wonen er? Bewonerskenmerken: 1. Grootte van huishoudens (aantal personen in een huishouden) 2. Etniciteit (allochtoon of autochtoon, westers of niet-westers) 3. Inkomen (hoogte in euro s per jaar, uitkering of niet) 4. Gezinsfase (alleenstaande ouder, paar zonder of met kinderen, ouderen) 3.9 De woonomgeving Een (on)veilig gevoel Sociale onveiligheid = de bedreiging van de veiligheid die niet van buiten komt (oorlog, aardbeving) maar vanuit de samenleving zelf: misdrijven en overtredingen die tot conflict leiden tussen burgers onderling. Objectieve sociale veiligheid = het aantal criminele feiten dat door de politie is geteld. Subjectieve sociale onveiligheid = het gevoel van onveiligheid dat veel mensen in de buurt hebben. Subjectief = persoonlijk Probleemwijken kan je ook aanpakken door: de mensen zelf en de inrichting van de openbare ruimte. Een veilig gevoel Een veilige leefbare wijk door: - De rol van de politie - Sociale cohesie = bereidheid van burgers om een actieve rol te spelen in een buurt, elkaar te informeren en te helpen. - Buurt- of wijkvoorzieningen = ontmoetingsmogelijkheden binnen een wijk - Sociale netwerken = dat mensen in de buurt relaties hebben, contacten, mensen die om hen geven en die betrokken zijn = subjectieve veiligheid De openbare ruimte Openbare ruimte = een ruimte die er voor iedereen is, maar die soms van niemand lijkt te zijn. Pagina 4 van 5
Stadsbestuurders moeten ervoor zorgen dat enge plekken toegankelijk blijven door dit te doen: 1. Onderhoud : meteen opruimen en herstellen 2. Overzichtelijkheid : goede inrichting en indeling, daardoor een intiemere sfeer 3. Toezicht : een aanspreekpersoon op openbare plaatsen Pagina 5 van 5