Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9: Hart en bloedsomloop

Vergelijkbare documenten
Hart = pomp --> spier --> trainen --> krans(slag)aders vertakken verder --> hart krijgt meer voedingsstoffen

Elke spier neemt toe in dikte en kracht door hem regelmatig harder te laten werken (trainen).

Samenvatting Biologie Transport

BASISSTOF 1 HET BLOED OM TE ONTHOUDEN

1) Wat is het verschil tussen de grote en kleine bloedsomloop? 2) Tot welke bloedsomloop behoren je hersenen?

Spieren trainen Door vaak te trainen moet het hart steeds vaker harder werken waardoor de hartspier toeneemt in dikte en kracht.

Samenvatting Biologie Transport

Het bloed vanuit het onderste deel van het lichaam borst, buik, benen- stroomt via de onderste holle ader terug naar het hart Aorta

Hartslag: Het bloed stroomt door de boezems naar de hartkleppen. Boezems persen hun bloed naar de kamers. Er komt druk op het bloed waardoor

5,2. Antwoorden door een scholier 1376 woorden 19 februari keer beoordeeld. Basisstof 1; samenstelling van bloed

slagaders haarvaten aders uitzonderingen Bevat kleppen - - X Aorta, longslagader Gespierde dikke wand

Bij eencellige dieren transport via diffusie (over kleine afstand). Het transporteren van zuurstof en afvalstoffen (traag proces).

Samenvatting Biologie Thema 5 Transport

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 14 je levensstroom

Thema: Transport HAVO. HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai

6.9. Werkstuk door E woorden 25 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Inhoudsopgave

Examen Voorbereiding Transport

6.5. Opdracht 1. Opdracht 2. Opdracht 4. Boekverslag door K woorden 10 mei keer beoordeeld. Basisstof 1

Paragraaf 14.1 Continu transport

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 15, Het bloed kruipt waar het gaan kan

Samenvatting Biologie Bloedsomloop

VWO HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA

Naam: BLOEDSOMLOOP. Vraag 1. Waaruit bestaat bloed?

Hart anatomie en fysiologie

7,9. Samenvatting door een scholier 2305 woorden 16 juni keer beoordeeld. Biologie thema 3. Basistof 2

Anatomie / fysiologie. Taken circulatiestelsel. Onderverdeling bloedvaten. Cxx53 5 en 6 Bloedvaten Lymfe

Begrippenlijst bloed, bloedsomloop en lymfe AB0-systeem Bloedgroepenstelsel, waarbij het menselijk bloed is ingedeeld in vier typen bloed: A, B, AB

Voor voortgangtoets 3.1

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 4

OPDRACHT EMBRYONALE BLOEDSOMLOOP. Gebruik voor deze opdracht je Binas en basisstof 1 van je boek.

Samenvatting Biologie H12 Transport

Bloed en lymfe systeem. Bloed en lymfe systeem. Bloed stelsel. Bloed stelsel. Samenstelling van het bloed. Bloedplasma

Oefen Repetitie KGT thema Bloedsomloop

Transport door het lichaam. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

4,3. Samenvatting door een scholier 1547 woorden 28 februari keer beoordeeld

Samenvatting Biologie Transport

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9

Bloedsomloop. Hans heijkoop; Petra Buist. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting. Functie: zuurstof en voedingsstoffen afgeven aan de cellen, en koolstofdioxide en andere afvalstoffen opnemen in het bloed.

BLOEDSOMLOOP. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Take-home toets. Thema 4.3.1: Anatomie en fysiologie van het hart en de circulatie

Fysiologie / hart en bloedsomloop

Gezondheidscursus UMC Utrecht

halvemaanvormige kleppen) Doordat de hartkamers het bloed met kracht wegpompen.

BLOED EN BLOEDSOMLOOP VWO 3

1. Hoe ziet het hart eruit?

Samenvatting Biologie Biologie Hoofdstuk 9: vertering, ademhaling, verbranding, bloedsomloop

Hart en bloedsomloop hv12. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Afdrukken pagina 2-19 dubbelzijdig formaat A4 naar behoefte kunnen lege A4-pagina s worden tussengevoegd

Hart en bloedsomloop vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Beide kamers zijn met de grote slagaders verbonden. Vanuit de rechterkamer gaat deze slagader naar de

Werkstuk Biologie Bloed

Samenvatting door een scholier 1661 woorden 10 december keer beoordeeld

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling?

vwo bloed en bloedsomloop 2010

-De aanvoer van zuurstofrijk bloed is van levensbelang omdat organen voortdurend zuurstof nodig hebben.

anatomie en fysiologie van het hart

Samenvatting Biologie, 8.1 t/m 8.5

Samenvatting NaSk Verbranding en ademhaling

De Bloedsomloop. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

TRANSPORT DOOR HET LICHAAM

Erythrocytes and Von Willebrand Factor in Venous Thrombosis M.W.J. Smeets

Richtlijn Vroegtijdige opsporing van aangeboren hartafwijkingen (2005; update verwacht begin 2017)

Examentrainer. Vragen. Hartoperatie. 1 Uitgeverij Malmberg

Werkstuk Biologie Het hart

Fysiologie les 5 Herhalen 3A Bloedsomloop

Scholingstraject voorbehouden en risicovolle handelingen. Module. Bloeddruk meten.

Kijk, zo klopt het! EEN KIJKJE IN JE HART INHOUD. Je hart? Hard nodig!

De groei van tumoren is alleen maar mogelijk als er bloedvaten naartoe gaan (afbeelding 1 fase 3 en 4).

A. de hersenen en het ruggenmerg B. het hersenvlies en de hersenstam C. het cerebrospinaal vocht en de gevoelszenuwen D. de klieren en de lymfevaten

5.8. Boekverslag door M woorden 24 januari keer beoordeeld

Toets Anatomie Opleiding Sport en Bewegen. Behaalde punten Hulpmiddelen geen

LEERWERKBOEK BIOLOGIE VOOR JOU BIOLOGIE VOOR DE ONDERBOUW VMBO-BK

Werkstuk Biologie Lichaamstelsels

5 HAVO. biologie voor jou BIOLOGIE VOOR DE BOVENBOUW

HOEK 1: RODE BLOEDLICHAAMPJES

Tussentoets 1 (TT-1, code 8WA01) Hart en Long 8WA00. Maandag 11 maart 2013

Oefenopgaven voortplanting / hormonale regulatie De mannenpil

Paragraaf 6.1 en Osmotische waarde, ph weefselvloeistof, glucosegehalte

HANDBOEK BIOLOGIE VOOR JOU BIOLOGIE VOOR DE ONDERBOUW HAVO.VWO

Leren over je lijf. hart en bloedsomloop 11/10/2013. plaats van hart en longen. CT scan (computed tomography) vooraanzicht. Leren over je lijf A LS

2 Patiëntspecifieke informatie Partiële Cavo Pulmonale Connectie (PCPC)

Opstel Biologie De Bloedsomloop (verhaal)

Werkstuk Biologie Bloed

Als het bloed uit de holle ader verder stroomt, in welk bloedvat komt het dan?

Werking van het hart. Algemene informatie over het hart, de bloedvaten en de meest voorkomende hart- en vaataandoeningen

Werkstuk door een scholier 1759 woorden 8 januari keer beoordeeld

Hoorcollege Tractus circulatorius. Dirk Geurts

Aortaklepinsufficiëntie

Hart en vaatziekten vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Module: Hartfunctielaborant - h45. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Bloed vmbo-b12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 2 & 3

1. We ademen om te leven

Boezemfibrilleren. De bouw en werking van het hart

Thema: Hart en bloedvaten - h45. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Casuïstiek voor doktersassistenten Ik heb pijn op de borst ISBN Hoofdstuk 1: Medische achtergrondkennis

Cheyenne van der Avort Rubens van den Berg Libanon Lyceum Onder begeleiding van F. Spierings HART- EN VAATZIEKTEN. Profielwerkstuk VWO 6

Anatomie / fysiologie

Bloed vmbo-kgt12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Transcriptie:

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9: Hart en blo Samenvatting door Hannah 1606 woorden 26 september 2014 7,2 13 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Bloed bestaat uit: Bloedplasma (binas 84H) Rode bloedcellen Witte bloedcellen Bloedplaatjes Bloedplasma bestaat uit: Water > warmtebuffer + oplosmiddel Zouten (Na, K, Ca) > constant houden ph en osmotische waarde Bloedgassen (zuurstof, koolstofdioxide, stikstof) Plasma-eiwitten (albumine > osmotische waarde + transport, globuline > afweer + transport, fibrinogeen > bloedstolling) > aangemaakt en afgebroken in de lever. Overig (hormonen, afvalstoffen, voedingsstoffen) Rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes gevormd uit stamcellen uit het rode beenmerg. Rode bloedcellen: transporteren O 2 en spelen een rol bij het CO 2 - transport. Geen kern, mitochondriën, organellen. Uitsluitend bestaande uit hemoglobine. Beperkte levensduur. Hemoglobine: 4 heemgroepen met Fe waar O 2 aan kan binden. Witte bloedcellen: zijn betrokken bij de afweer tegen ziekteverwekkers. Meerdere vormen. Wel een kern + organellen. Bloedplaatjes: zijn nodig bij de bloedstolling. (cel fragmenten van megakaryocyt). Hemostase: een proces dat bloedverlies beperkt. 1.Vasoconstrictie > samentrekking spieren rondom het bloedvat > bloedstroom bloedvat wordt verminderd. 2.Propvorming > bloedplaatsjes kleven aan de beschadigde bloedvatwand > propje van bloedplaatjes. Dit noemen we de primaire hemostase. 3.Bloedstolling > stollingscascade > vorming fibrine (niet-oplosbaar eiwitdraad) uit trombine. Fibrinedraden vormen zich om de wond, rode bloedcellen en bloedplaatjes worden. daardoor tegengehouden en zo groeit de wond dicht. Dit noemen we de secundaire hemostase. Kleine Blo: Rechter kamer longslagader long longader linker boezem. Pagina 1 van 5

Grote blo: Linker kamer aorta lichaamsslagaders organen en weefsels holle aders - rechter boezem. Embryonale blo: placenta navelstrengader hart ovale venster ductus Botalli aorta hele lichaam navelstrengslagaders placenta. Een embryo kan zijn longen nog niet gebruiken, de placenta neemt de rol van de longen over. De uitwisseling van zuurstof + voedingstoffen en afvalstoffen tussen moeder en kind vindt plaats in de placenta. Het ovale venster zorgt ervoor dat er uitwisseling kan plaatsvinden tussen de kleine en de grote blo. Na de geboorte klappen de longen open en stroomt er meer bloed naar zijn longen en terug. Het ovale venster (foramen ovale) sluit en na enkele weken vergroeit het met het tussenschot. De ductus Botalli sluit een paar dagen na de geboorte. Het bloedvat tussen de navelstrengader en de holle ader sluit na het afbinden van de navelstreng en de bloedvaten van de navelstreng verschrompelen binnen enkele dagen na de geboorte. Spierwand linkerkamer dikker dan de spierwand van de rechterkamer, omdat vanuit de linkerkamer het bloed door het hele lichaam moet worden geduwd (grote blo) en vanuit de rechterkamer alleen naar de longen (kleine blo). Het volume is even groot in de linkerkamer als in de rechterkamer (evenveel bloed in linker- en rechterkamer). Slagaders > zuurstofrijk Aders > zuurstofarm Longslagader > zuurstofarm Longader > zuurstofrijk Natuurlijke pacemaker Besturing hart door twee zenuwknopen > functie: opwekken van impulsen en zij bepalen hartslag (ritme). 1. 2. Sinusknoop, snellere hartslag + groter. AV-knoop, langzamere hartslag + kleiner. Sinusknoop (bevindt zich in de rechterboezem) via vezels stromen de impulsen over de wanden van de boezems -> zorgen ervoor dat de boezemwand samentrekt. De bundels van de rechterboezem verzamelen zich in de AV-knoop > die weer verder stroomt door de bundel van His > de impulsen stromen in de wand van linker en de rechterkamer > verspreiding over de hele wand > waardoor de wand als een geheel samentrekt. Hormoonstelsel en zenuwstelsel hebben wel invloed op de impulsfrequentie. Bloeddrukregulatiecentrum in verlengde merg. (hersenen). Adrenaline. Zij laten de hartfrequentie stijgen als de bloeddruk te laag is en ze laten de hartfrequentie dalen als de bloeddruk te hoog is. P: boezems samentrekken. Hartkleppen open, halvemaanvormige kleppen dicht. QRS: samentrekken van de kamers. Hartkleppen dicht, halvemaanvormige kleppen open. T: ontspanning. Hartkleppen open en de halvemaanvormige kleppen dicht. Hartcyclus: Pagina 2 van 5

1.Passieve vullingsfase Rustfase van het gehele hart. Boezem en kamer in diastole. Hartkleppen geopend. Slagaderkleppen (halvemaanvormige kleppen) gesloten. 2.Actieve vullingsfase Boezemsystole. Bloed wordt vanuit de boezem de kamer ingeduwd. 3.Ventrikel systolische fase Boezemdiastole + kamersystole. Hartkleppen gesloten. Slagaderkleppen (halvemaanvormige kleppen) geopend. Bloedvaten Hoe verder van het hart, hoe lager de bloeddruk. Aders en slagaders: De slagaders en aders bestaan uit 3 lagen. De onderste laag bestaat uit endotheelcellen die worden omgeven door een basaal membraan. De tweede laag bestaat uit een laag glad spierweefsel en de bovenste laag bestaat uit bindweefsel. Slagaders daarentegen hebben een dikkere spierlaag dan de aders hebben, maar de aders hebben dan weer een grotere diameter dan de slagaders. Ook hebben de aders kleppen en dat hebben de slagaders niet (behalve aorta halvemaanvormige kleppen). Haarvaten: Hebben alleen een endotheelcellen-laagje. Omringt door kringspieren en die zorgen ervoor welk orgaan welke hoeveelheid bloed krijgt. De haarvaten hebben de grootste oppervlakte. De stroomsnelheid is daar erg laag, omdat de haarvaten een groot oppervlak hebben en een lage druk. In de haarvaten vindt uitwisseling van opgeloste stoffen plaats. Filtratie: het bloed wordt uit het haarvat geperst (door de endothele wand). Aan het begin van het haarvat is de filtratiedruk hoger dan aan het einde van het haarvat. Colloïd-osmotische druk: als er een concentratieverschil tussen binnen en buiten het haarvat, zullen de opgeloste stoffen naar de plek gaan met de hoogte concentratie. Resorptie: het opnemen van opgeloste stoffen (water) vanuit weefselvloeistof weer in het haarvat. Haarvat: Begin > filtratiedruk hoger dan de colloïd-osmotische druk > water met opgeloste stoffen (100%) stroomt uit het haarvat in het weefselvloeistof. Midden > filtratiedruk is even hoog als de colloïd-osmotische druk > dus er stroomt evenveel bloed het haarvat uit als dat er weer terug inkomt. Einde > filtratiedruk lager dan de colloïd-osmotische druk > weefselvloeistof (90%) wordt opgezogen terug in het Pagina 3 van 5

haarvat. Tussen het begin en het eind van het haarvat zijn de opgeloste stoffen langs andere cellen gegaan en zij hebben stoffen opgenomen die ze nodig hadden en afvalstoffen afgegeven aan het weefselvloeistof. De overgebleven 10% blijft achter en wordt opgenomen door de lymfe en die brengen het uiteindelijk weer terug naar het bloed. Filtratiedruk colloïd-osmotische druk = + dan is de filtratiedruk hoger en is er sprake van filtratie. Filtratiedruk colloïd-osmotische druk = - dan is de osmotische druk hoger en is er sprake van resorptie. Lymfestelsel: De lymfe nemen weefselvloeistof op die niet door de haarvaten opgenomen worden. De weefselvloeistof met opgeloste stoffen komt via kleine openingen in de lymfevaten. In de lymfevaten heeft de vloeistof lymfe (kleurloze vloeistof met dezelfde bestanddelen als weefselvloeistof). Rode bloedcellen en bloedplaatjes komen in lymfe niet voor en ook grote bloedeiwitten ontbreken. Het transport in lymfevaten gebeurt op dezelfde manier als in aders: door spierbewegingen van omringende spieren, kleppen zorgen voor eenrichtingsverkeer. Via steeds grote lymfevaten komt de lymfe in de ondersleutelbeenaders terug in de blo. Onderweg stroomt de lymfe door lymfeknopen. Die bevatten grote hoeveelheden witte bloedcellen en spelen een belangrijke rol in het afweersysteem. Systolische druk: de maximale druk die heerst in de kamer van het hart, maar ook in de slagader (bovendruk). Diastolische druk: de minimale druk die heerst in de kamer van het hart, maar ook in de slagader (onderdruk). Bloeddrukmeten: Je krijgt een band om je bovenarm, omdat daar een slagader ligt. Die band wordt opgeblazen totdat de slagader volledig is dichtgeduwd (dit zorgt voor een hogere druk in die slagader). Langzaam loopt de band weer leeg, waardoor er steeds meer bloed door de slagader kan stromen. De systolische druk ligt meestal rond de 120 en de diastolische druk ligt meestal rond de 70. Bloeddruk: hartminuutvolume (de hoeveelheid bloed die per tijdseenheid het bloedvaten stelsel binnen stroomt in bijvoorbeeld ml/min) x perifere weerstand (de weerstand die de bloedvaten aan de bloedstroom bieden). Perifere weerstand is afhankelijk van de viscositeit van het bloed en de lengte en diameter van de vaten) en de rekbaarheid van de wanden aorta en de vertakkingen hiervan, die de hoogte van de bloeddruk bepaalt. Bloeddruk verhoogd door: Lichamelijke inspanning/stress > effect op hartminuutvolume en de perifere weerstand. Verminderde rekbaarheid van de slagaderwanden op latere leeftijd (bv door aderverkalking). Gedeeltelijk verstopte bloedvaten (bv cholesterolafzetting). Verstoorde nierfunctie. Aderverkalking/cholesterolafzetting kan leiden tot het ontstaan van bloedstolsels Trombose: afsluiting van bloedvat door een bloedstolsel (bv hartinfarct (kransslagader afgesloten door een bloedstolsel), herseninfarct (aanvoerend slagadertjes in de hersenen wordt afgesloten door een bloedstolsel), longembolie (slagader in de longen wordt afgesloten door een bloedstolsel)). Pagina 4 van 5

Atherosclerose: een vernauwing en verstijving van bloedvaten. Het ontstaat door een te hoge concentratie aan cholesterol (bv door verkeerde voeding of door een (erfelijke) afwijking). Cholesterol: is nodig voor het stabiliseren van celmembranen en als grondstof voor het maken van onder andere geslachtshormonen. Vier mechanismen om bloed in de aders terug te laten stromen naar het bloed: 1. Kleppen in aders > bloed kan alleen maar richting het hart stromen. 2. De spierpomp > aders liggen tussen spieren. Als de spieren samentrekken worden ze korter en dikker, dan duwen ze de aderen dicht, waardoor het bloed richting het hart wordt geperst. 3. De slagaderpomp > werkt op dezelfde manier als de spierpomp. Aders liggen meestal ook tussen slagaders. De slagaders worden dikker als de kamers samentrekken, waardoor de aders ook dicht worden geduwd, waardoor het bloed ook richting het hart wordt geperst. 4. De adempomp > als je ademhaalt, ontstaat er een onderdruk in de longen > ook in het hartzakje en daardoor ook in de holle ader > de onderdruk in de holle ader zorgt ervoor dat het bloed door de ader wordt aangezogen richting het hart. Stoffentransport Transport van O 2 en CO 2. verschuift de lijn naar links: O 2 langer/sterker vast aan hemoglobine. Verschuift de lijn naar rechts: O 2 sneller los van hemoglobine. Meer H + (zuur), minder ph. 100% = 20 ml O 2 per 100 ml. Bloedplasma vervoert rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes plus opgeloste stoffen. Grote (eiwit) moleculen zijn hier bij colloïden aanwezig. Rode bloedcellen bezitten het eiwit hemoglobine dat O 2 bindt volgens het evenwicht: Hb + O 2 > ß HbO 2. De O 2 -binding is minder sterk bij een lage concentratie O 2, een hogere concentratie CO 2, een lagere ph en een hogere temperatuur van de omgeving. Hemoglobine raakt verzadigd met O 2 in de longen en geeft de meeste O 2 weer af in de weefsels. De grote hoeveelheid CO 2 bij hard werkende weefsels verhoogt de O 2 -afgifte: het Bohr-effect. Rode bloedcellen zetten een groot deel van de CO 2 die in de weefsels vrijkomt om in H + en HCO 3 -. Pagina 5 van 5