Zitting 1970-1971 - 11 284 \3



Vergelijkbare documenten
Analyse van het land van Heusden en Altena met de daaruit voorvloeiende scenarios en toekomst verwachtingen.

Verordening ruimte Noord-Brabant, fase 2 Kaartlagen Ontwerp

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk

erklaring van Altena

Beknopte geschiedenis van Reeuwijk en Driebruggen

Vuren TG410. TG390. TG400. LA570. RK250. LA170. RW280. RW280V LA130. LA120. Giessen LA110. Eng. Stenenheul Waardhuizen. "Babylonie"nbroek "

Correspondentieadres: Hollandseweg CB Oudenhoorn Tel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties Deel 2: Huishoudensgrootte

Generale regeling inzake de procedure bij fusie en splitsing van rechtspersoonlijkheid bezittende onderdelen van de kerk

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt 1 januari 2000 tot en met 30 juni 2001

OPENBAAR. Extra vergadering commissie Burger d.d. 13 november Raadsvergadering d.d. 20 november Voorstel nr.: 132/06.

Brabant Water en Wanda

Woningbouwlocaties Oosterhout

Tekststudio Schrijven en Schrappen lotty@schrijven-en-schrappen.nl -

Heukelum. Zicht op de Linge

Behoort bij schrijven no

Ontwikkeling leerlingaantallen

Regionale verscheidenheid in bevolkingsconcentraties

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen.

LJN: BX6509, Raad van State, /1/A1. Datum uitspraak: Datum publicatie:

Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Altena houdende regels omtrent coffeeshops Beleidsregel nulbeleid coffeeshops Altena 2019

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

strekking van de regeling

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Regionale arbeidsmarktprognose

RAADSVOORSTEL Rv. nr..: B&W-besluit d.d.: B&W-besluit nr.:

Boerenverdrietweg 4 te Hank, vraagprijs ,00 k.k.

Van moeilijke naar toegankelijkere woorden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raadsinformatiebrief 18 JUL 20U AALBURG WERKENDAM WOUDRICHEM. Aan de raad van de Gemeente Werkendam. Kennisnemen van deze informatie.

GEMEENTE MILL EN ST. HUBERT. TOELICHTING op het bestemmingsplan "BEDRIJF DENNENDIJK - LANGENBOOM" VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

Reactie ingediende zienswijze. inzake het bestemmingsplan Hoeveplan Rollestraat 24 te Wapse

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

De vertrouwelijke documenten en andere vertrouwelijke informatie Wij hebben de volgende opgelegde verplichtingen tot geheimhouding geïnventariseerd.

Nota van Inspraak en Overleg bestemmingsplan Westergeest-Bumawei 21

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2011;

Toename bevolking v.a. 2008

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

Tweede Kamer der Staten-Generaal


agendapunt 14 portefeuillehouder M. Bosman bijlagen 4

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raadsvoorstel Zaaknr: 37837

Toelichting op het bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Werkendam

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2004.

ANALYSE GEMIDDELDE SCHOOLGROOTTE. 1 Gemiddelde schoolgrootte na samenvoeging BOBOZ + STROOMM.

RESTAFVAL van vrijdag Schiedam Barendrecht Rotterdam Zuid Rhoon Ridderkerk Rotterdam IJsselmonde Rotterdam Beverwaard

Nota van B&W. Onderwerp Onderzoek verzelfstandiging OSK

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957

OOSTWAARDPAD. mooi in alle seizoenen!

Afweging: Zie stand van zakennotitie.

Tweede Kamer der Staten Generaal

Rosmalen noord. Wijk- en buurtmonitor 2016

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

Bijlage 4 Aan: portefeuillehoudersoverleg REO d.d Betreft: Aanalyse economische ontwikkelingen Voorne-Putten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rosmalen zuid. Wijk- en buurtmonitor 2016

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt tot 1 juli 2003.

ONTWERPBESLUIT HOGERE WAARDE VOOR DE TEN HOOGSTE TOELAATBARE GELUIDSBELASTING WET GELUIDHINDER

Nijmegen, 9 maart 2010 Betreft: aanvullend advies inzake erfdienstbaarheid Maliskamp

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt

Toelichting op het bestemmingsplan. 1e herziening bestemmingsplan Leerpark, locatie Brandweerkazerne. Stadsontwikkeling Dordrecht

Eijsden. Economische activiteit

Taxatie. Onjuiste taxatiewaarde. Hertaxatie door niet-onafhankelijke tweede taxateur.

Inleiding. Partijen. Inhoud overeenkomst

4 Opvattingen over kerk en godsdienst 1

Ontwikkelingen op de agrarische grondmarkt

De beroepsbevolking in de grensregio s van Nederland en Vlaanderen: grote verschillen aan weerszijden van de grens

Onderwerp : cultuurhistorische waardestelling pand Rijksstraatweg 11

Erfdienstbaarhedenonderzoek Op verzoek van de gemeente Westvoorne heeft het kadaster in eerste instantie

AR 2017/318 H.J. de Vries annotatie in TBR 2017/45

agendapunt portefeuillehouder M. Bosman bijlagen 8

Topografie Merwedezone (bron: Ontwerp Transformatievisie Merwedezone, 2007)

Praktische opdracht Aardrijkskunde Arnhem en Nijmegen

Raadsvoorstel. Vergadering: : 26 mei 2009 Agendanummer : 8 Opiniërende vergadering : 12 mei 2009 Portefeuillehouder : W.H.

Buitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao.

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

NOTITIE REGIONALE SPEERPUNTEN GROENE HART AGENDA NIEUWKOOP

Regionale economische prognoses 2016

No.W /1 's-gravenhage, 29 september 2016

Toerisme en Recreatie

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Nr.: ZK / Voorstel om het Gebiedsbod uit te werken op basis van de scenario's van Riek Bakker en Intern

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015

Dit zijn belangrijke criteria voor de bereikbaarheid van het regionale bedrijventerrein Laarberg.

Gelezen het voorstel van het college van gedeputeerde staten van Flevoland MPV/ /A;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Portefeuillehouder : G. Bruijniks Datum collegebesluit : 9 september 2014 Corr. nr.:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

: Conceptstuctuurplan Bedrijventerreinen Heusden

Ontwerp-voorbereidingsbesluit van Provinciale Staten. Provinciale Staten van Zuid-Holland,

Profielschets Burgemeester van Smallingerland

Transcriptie:

Zitting 1970-1971 - 11 284 \3 Gemeentelijke herindeling van het Land van Heusden en Altena MEMORIE VAN TOELICHTING Nr. 3 De gemeentelijke indeling van het Land van Heusden en Altena is in de streek reeds jarenlang in discussie. Uit de streek is aanvankelijk de gedachte naar voren gekomen, de gemeenten Andel, Giessen en Rijswijk en de gemeenten Eethen, Wijk en Aalburg en Veen samen te voegen en voorts te volstaan met enkele grenscorrecties van ondergeschikte betekenis. Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hadden daartegen overwegend bezwaar en hebben een drie-gemeentenplan opgesteld, strekkende tot vorming van a. een grote gemeente voor het noordelijke deel van het gebied; b. een omvangrijke gemeente voor het oostelijke deel en c. een kleinere gemeente voor het zuidelijk deel. Dit voorstel stuitte in de streek op fel verzet. Met uitzondering van de raad van Almkerk, hebben thans de raden in het gebied overeenstemming bereikt over de vorming van vier gemeenten, waarop het onderhavige wetsontwerp betrekking heeft. 1. Het aanvankelijke voorstel van gedeputeerde staten Bij hun voorstel tot vorming van drie nieuwe gemeenten hebben gedeputeerde staten de raden der gemeenten een uitvoerige toelichting verstrekt. Omdat daarin, naast de motieven voor een gemeentelijke herindeling, tal van gegevens zijn vermeld, welke voor een beoordeling van het onderhavige voorstel (het zgn. vier-gemeentenplan) van belang zijn, wordt de bedoelde toelichting van gedeputeerde staten in deze paragraaf integraal geciteerd. Het overgrote deel van het Land van Heusden en Altena is door rivieren omgeven, te weten de Nieuwe Merwede, de Boven Merwede, de Afgedamde of Andelse Maas en de Bergsche Maas. Deze laatste stroom, tot stand gekomen is 1894, is de nieuwe natuurlijke begrenzing van het gebied naar het zuiden, die voordien bepaald werd door het rivierbeloop van het Oude Maasje". Tot de vroege Middeleeuwen stroomde de Maas van Limburg naar Hedikhuizen en vervolgens ten zuiden van Heusden in de richting van Dordrecht en Beijerland. Reeds in die tijd ontstond nabij Hedikhuizen de aftakking van de Maas in noordwestelijke richting, die bij Woudrichem uitmondt in de Waal. Deze aftakking werd, naarmate de zuidelijke Maasstroom verzandde, in latere eeuwen steeds meer de hoofdvaartroute voor het scheepvaartverkeer. De stad Heusden raakte zelfs geheel van het scheepvaartverkeer afgesloten, doordat in de zuidelijke Maas een dam werd gelegd nabij Hedikhuizen. Met de realisering van de plannen tot verbeteringen van de Maasstroom, waarmede reeds in de Napoleontische tijd een begin werd gemaakt, herkreeg Heusden zijn waterfront, zij het nu aan de noordzijde van de stad. Gecompliceerd is vooral de geschiedenis van de begrenzing van het gebied naar het westen. De occupatie in de Middeleeuwen van dit rivierengebied, welke in eerste instantie tot stand kwam op de hogere zones langs de rivieren (de zgn. oeverwallen), leidde tot de opbouw van een polderlandschap tussen de twee Maasarmen, dat zich uitstrekte tot Dordrecht: de zgn. Hollandse Waard. Vooral dit westelijk deel vormde het strijdtoneel van het land tegen het water, welke strijd definitief beslecht werd door de St. Elisabeth's vloed in 1421, toen het westelijk deel van de Waard werd weggeslagen, uit welke watervlakte de Biesbosch is ontstaan. Het Land van Heusden en Altena werd ontmoetingsgebied van rivierklei- en zeekleigronden. De beveiliging van het overgebleven gebied werd definitief door de aanleg van de dijk Werkendam-Almkerk-Dussen-Drongelen in 1461; de grote tegenaanval van het land komt echter eerst in 1640 door de aanleg van de dijk Werkendam-Nieuwendijk-Hank. De Biesbosch bleef dan verder functioneren als deel van de Hollandsche Waterlinie. In bestuurlijk opzicht is het Land van Heusden en Altena tot de Franse tijd georiënteerd geweest op het noorden. Aanvankelijk voerden de heren van Altena het beheer in onderleen van de bisschop van Utrecht. In de 14e eeuw ging het gebied over naar de Hollandse graven. In de Franse tijd wordt echter de grens tussen noord" en zuid" gelegd langs de Merwede. Bij de grondwet van 1798 werd het gebied namelijk gevoegd bij het Departement van de Dommel". Een definitieve indeling bij Brabant" komt eerst tot stand bij de grondwet van 1815. De Hollandse historie" heeft echter zeer sterk haar stempel gedrukt op de cultuur in ruime zin van de bevolking. Ook heden ten dage domineert nog een sterk noordelijk gerichte oriëntatie. Uit de geschiedenis van de lokale bestuursindeling blijkt een langzaam voortschrijdend proces van schaalvergroting der bestuurseenheden. Zo werd bij keizerlijk decreet van 1810 Wijk met Aalburg, Uitwijk met Almkerk, Sleeuwijk met De Werken, Hill en Babyloniënbroek met Meeuwen, Doeveren met Drongelen, en Heesbeen en Eethen met Genderen verenigd. In 1879 werd de gemeente Emmikhoven opgeheven en gevoegd bij Almkerk. Na het gereedkomen van de Bergsche Maas in 1894 werd in 1908 de zuidgrens van de gemeenten Dussen en Meeuwen van het Oude Maasje naar de Bergsche Maas verschoven. Doeveren bleef echter nog behoren tot de gemeente Drongelen en Heesbeen tot de gemeente Genderen. In 1923 werden de gemeenten Drongelen, Genderen en Meeuwen samengevoegd tot een nieuwe gemeente Eethen. De laatste wijziging dateert van 1950, toen de gemeenten De Werken/Sleeuwijk en Werkendam werden samengevoegd tot de gemeente Werkendam. In de structuur der bevolkingsspreiding komt duidelijk tot uiting, dat het nederzettingspatroon in de loop der eeuwen bepaald is door de loop der rivieren en door het watergevaar. De bevolking heeft zich aan de rivieren gevestigd. Vooreerst omdat voor een deel der bevolking de rivier bestaansbron was (verkeer, visserij, scheepsambacht, rivierhandel). Daarnaast zijn in historische tijden op meerdere plaatsen langs de rivieren strategische punten gevormd, waaruit zich bevolkingsnederzettingen hebben ontwikkeld. Het vestigingspatroon heeft dan ook een bodemkundig aspect. De rivieren verhoogden hun eigen bedding en vormden daardoor stroom-

14 ruggen. Deze hoger gelegen delen boden een aantrekkelijke en veilige vestigingsplaats voor de bevolking. Deze gronden vormden tevens de meest vruchtbare delen in het rivierengebied; dit in tegenstelling tot de lage komgronden die meer landinwaarts gelegen zijn. Ook in het zuiden werden gunstige vestigingszones gevormd door de stroomruggen van de oude rivierlopen. De agrarische bevolking vestigde zich hier in eerste instantie op de hoge vruchtbare delen in het landschap en wel aan de dijken die in vroegere tijden de enige steeds begaanbare wegen vormden. De nederzettingen zijn naar vijf reeksen te onderscheiden: - In het gebied langs de Maas en de Merwede. Van het oude vestigingsstadje Heusden tot Werkendam toe, zijn kleine nederzettingen gelegen, waarvan het patroon bepaald wordt door een lintbebouwing langs de dijken (Wijk, Aalburg, Veen, Andel, Giessen, Rijswijk, Sleeuwijk en De Werken). Eerst de laatste decennia vindt ook landinwaarts een uitleg van dorpen plaats. In Werkendam, de grootste nederzetting van het Land van Heusden en Altena, treffen we deze lintbebouwing niet aan. Het zeer oude stadje Woudrichem - in historische tijden hoofdstad van Altena - is gelegen nabij het vroeger strategisch belangrijke samenvloeiingspunt van Maas en Waal. - Op de hoger gelegen stroomruggen van de Alm. Hier zijn gelegen Eng, Uitwijk, Waardhuizen, het voormalig Emmikhoven en Almkerk. - Dussen, Meeuwen en Babyloniënbroek worden aangetroffen op de stroomruggen van de rivier de Dussen en haar vroegere zijarmen. - Na de St. Elisabeth's vloed (1421), werd in 1461 een dijk aangelegd van Werkendam via Gantelwijk, Almkerk en Dussen naar Drongelen. In 1640 werd de dijk Werkendam-Kille- Nieuwendijk-Hank, die tot op heden de westelijke waterkering van het Land van Heusden en Altena vormt, voltooid. Aan beide dijken heeft zich op den duur een lintbebouwing gevormd. - Gaanderen, Eethen, Heesbeen, Doeveren, en Drongelen zijn gelegen in het gebied van de Oude Maas. Dit riviertje heeft in het verleden geen brede stroomrug gevormd. Mede doordat deze waterstroom economisch niet belangrijk was, heeft hier in vroeger tijden slechts in geringer mate bevolkingsvestiging plaatsgevonden dan in het noordelijk deel van het Land van Heusden en Altena. Ongeacht de nagenoeg onbewoonde delen van het Biesboschgebied, die toebehoren aan gemeenten, voornamelijk gelegen bezuiden de Bergsche Maas, is het Land van Heusden en Altena (de gemeente Heusden is hier buiten beschouwing gelaten), verdeeld over 10 gemeenten van zeer verschillende grootte, zowel naar omvang als naar inwonertal, zoals het volgende overzicht laat zien. Gemeenten Oppervlakte Kernen Inwonertal Idem 1968 kern + landelijk gebied 1960 Totaal inwonertal per 1-1-1969!) Werkendam... Woudrichem.. Rijswijk.... Giessen Andel Veen Wijk en Aalburg. Eethen Dussen. Almkerk 6 153 ha 671 ha 432 ha 576 ha 615 ha 718 ha 1 341 ha 3 700 ha 4 060 ha 3 180 ha Sleeuwijk 2 082 Werkendam 6 567 Woudrichem 1 778 Oudendijk 388 Rijswijk 890 Giessen 665 Op en Neer Andel.... 1 428 Veen 1 409 Spijk 955 Wijk en Aalburg 2 104 Eethen 394 Meeuwen 522 Genderen 1 058 Babyloniënbroek 403 Drongelen 470 Heesbeen Doeveren 170 55 Dussen 2 108 Hank 2 412 Almkerk 2 319 Nieuwendijk 2 636 Uitwijk 388 Waardhuizen 227 3 048 7 308 2019 452 1 130 940 1 701 1477 912 2 471 477 591 1 197 405 488 150 65 2 166 2 463 2 477 2 857 418 230 1 252 2 536 1 152 1 066 1 736 1473 3 434 3 416 4 676 5 248 *) Inwonertallen per 1 januari 1970: Werkendam 11 394 Woudrichem 2 602 Rijswijk 1 262 Giessen 1 096 Andel 1 806 Veen Wijk en Aalburg 1 478 3 583 Eethen 3 455 Dussen 4 684 Almkerk 5 288 Heusden 4 587 Hooge en Lage Zwaluwe.... 4711 Made en Drimmelen 9 541

15 Het gebied telt derhalve per 1 januari 1969 35 989 inwo ners 1 ). Tot 1960 heeft de bevolkingsgroei in het gebied zich in een traag tempo voltrokken. In het rapport (van 1964) van de Provinciale Planologische Dienst voor Noord-Brabant inzake een nieuwe bestuurlijke indeling van het Land van Heusden en Altena, wordt in verband daarmede gewezen op een publikatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek over de bevolkingsgroei van de 78 economisch-geografische gebieden in Nederland over de laatste honderd jaar. Voor wat betreft de periode van 1859 tot 1909 bezet het gebied met een bevolkingstoename van 40 pet. de 51e plaats; in de periode van 1910 tot 1959 was de toename nog geringer, slechts 36 pet.; daarmede stond het gebied voor die periode op de 63e plaats. Een in dat rapport opgenomen bijlage geeft een meer gedetailleerd beeld van de groei. Tot 1930 duidt de curve, aangevende de totale groei in /oo van de totale bevolking van het gebied op een relatief zwakke groei waardoor het gebied sterk achterblijft bij de groei van de provincie en van Nederland. In de periode 1925 tot 1930 is het bevolkingsgetal van het gebied zelfs gedaald. Daarna worden de groeiverschillen geringer vooral na 1945 ofschoon een verschil in groeitempo met de provincie gehandhaafd blijft. Het is vooral de factor migratie die verantwoordelijk is geweest voor de groeiverschillen. Gedurende de gehele periode van 1880 tot 1960 heeft het gebied een vertrekoverschot gekend. Omstreeks 1960 is de relatieve groei evenwel sterker geworden dan die van het rijk en heeft deze bijna het niveau van de groei van de provincie bereikt. Met name is een (aanzienlijke) versnelling gekomen in de groei der bevolking in de noordelijke gemeenten, Werkendam, Woudrichem, Rijswijk, Giessen en Andel, zoals uit het volgende overzicht blijkt. Geeft men deze cijfers relatief weer (de verschillende aantallen in procenten van het totaal), dan worden de verschuivingen duidelijker. Beroepsstructuur van de bevolking in relatieve cijfers 1930 1947 1960 28 28 44 Nijverheid Landbouw 46 41 20 Handel en Verkeer 18 18 21 Overige beroepen 8 13 15 Totaal 100% 100% 100% Bij nadere beschouwing van deze cijfers blijkt, dat de wijziging in de structuur in de periode 1947-1960 veel groter is geweest dan in de periode 1930-1947, welke zich kenmerkte door een toename van de totale beroepsbevolking zonder dat een merkbare verschuiving in de onderlinge verhoudingen van de beroepsgroepen (m.u.v. de groep overige beroepen") optrad. Na 1947 openbaart zich echter een bijzonder sterke uitbreiding van de nijverheidssector (vooral in de bouwnijverheid zoals in Werkendam en Nieuwendijk) gepaard gaande met een sterke daling van de agrarische sector (b.v. Eethen, Almkerk, Rijswijk, Giessen en Andel). De recente ontwikkeling in de landbouw wordt sterk beïnvloed door de structuurveranderingen die ingezet zijn door grootscheepse ruilverkavelingswerken in het Land van Heusden en Altena. Deze veranderingen betreffen in eerste instantie de waterstaatkundige situatie en de ontsluiting van het Gemeenten Inwonertal Inwonertal Inwonertal Groei per 1-1-1969 1960 1-1-1965 1-1-1969 in % van 1960 Werkendam Woudrichem Rijswijk Giessen Andel Almkerk Dussen Eethen Veen Wijk en Aalburg Totaal Land van Heusden en Altena Provincie Noord-Brabant 9 626 10 500 11 252 16,9 2 177 2 270 2 536 16,5 900 1 020 1 152 28,0 785 1432 890 1 510 1066 1 736 35,8 21,2 4 808 5 063 5 248 9,2 4 525 4 644 4 676 3,3 3 081 3 281 3 416 10,9 1425 1 469 1473 3,4 3 080 31 839 3 314 34 353 3 434 35 989 11,5 13,0 1 512 787 1 670 632 1 753 934 15,9 Als basis voor een vergelijking van de ontwikkeling der beroepsstructuur, ingedeeld naar een aantal categorieën, in het Land van Heusden en Altena mogen dienen de uitkomsten van de voiks- en beroepstellingen in 1930, 1947 en 1960. Vooral tussen de twee laatste tijdstippen ligt een periode, die in het algemeen dynamisch genoemd mag worden en die voor het gebied een naar verhouding sterke bevolkingsgroei van 27 665 naar 31 839 inwoners te zien heeft gegeven. In 1930 telde het gebied 24 381 inwoners. Beroepsstructuur van de bevolking in absolute cijfers 1930 1947 1960 2 541 3 050 4 903 Nijverheid Landbouw 4 143 4 407 2 236 ') Op 1 januari 1970: 36 648 inwoners. Handel en Verkeer 1 579 1 922 2 302 Overige beroepen 731 1 397 1 685 Totaal 8 985 10 776 11 126 gebied maar beogen tevens behalve een betere verkavelingstoestand - een beïnvloeding van de bedrijfsgrootte en het bedrijfstype (b.v. specialisatie op tuinbouwgebied) tot stand te brengen en in het algemeen een verdere rationalisatie van het produktieproces. Ruilverkaveling vormt tevens een belangrijke stimulans voor de volkshuisvesting, met name door opruiming van krotten langs de binnenwegen en in dat verband ook een sterkere kernvorming. De structuurveranderingen in de landbouw hebben zich voor het Land van Heusden en Altena ook in de periode van 1960-1967 voortgezet. Het aantal arbeidsplaatsen in de landbouw en visserij is van 2525 in 1960 teruggelopen tot 1700 in 1967 (cijfers ontleend aan intergemeentelijk structuurplan). Alhoewel sedert 1947 duidelijk verzwakt, is de agrarische signatuur van het gebied in vergelijking met Nederland en Noord-Brabant niettemin bewaard gebleven. In de toekomst zullen land- en tuinbouw, waarvoor bijzonder grote investeringen gedaan zijn, belangrijke welvaartsbronnen blijven. Ook de dienstensector ondergaat geleidelijke uitbreiding. In de Maasgemeenten (Rijswijk, Giessen en Andel) maar vooral in Veen heeft de handels- en verkeerssector een grote om-

vang. Deze Maasgemeenten vormen een zone met veel fruit- en groenteteelt op basis waarvan vanouds in de streek vele handelsbedrijven, zowel klein- als groothandel, aanwezig zijn. Daarnaast zijn er enkele grote verkecrsbedrijven. Tussen 1960 en 1967 is het aantal door mannen bezette arbeidsplaatsen sterker gestegen in de dienstensector dan in de nijverheid en wel vooral op onderdelen (bijv. administratiekantoren, kredieten bankwezen, transportondernemingen) die op een differentiatie van de samenleving wijzen. In de dienstensector blijft de ontwikkeling evenals in de industrie - evenwel achter bij die van Noord-Brabant en Nederland. Het gebied heeft dan ook een groot uitgaand pendelsaldo, in belangrijke mate veroorzaakt door de drastische vermindering van de werkgelegenheid in de landbouw. Dit pendelsaldo bedroeg in 1947 (in het gebied) 21 pet. van de beroepsbevolking en in 1960 ruim 30 pet. Behalve op de gemeente Heusden, die een groot inkomend pendelsaldo heeft, richt' een gedeelte van deze pendel zich op gebieden die relatief ver van het Land van Heusden en Altena verwijderd zijn. De uitgaande stroom in het noordelijk gebied is zeer sterk gericht op Gorinchem, het Merwedegebied en Rotterdam en omgeving; de zuidelijke gemeenten oriënteren zich behalve op Heusden ook op de grotere Brabantse industriecentra. De inkomende pendel is in het gebied van vrij geringe betekenis. Zowel de migratie als de pendelstromen geven een inzicht in de maatschappelijke verbindingslijnen van de verschillende gemeenten. De belangrijkste externe pendelstromen zijn noordwaarts gericht (Gorinchem, Merwedegebied, Rotterdam). Veen, Wijk en Eethen - en ten dele ook Dussen - zijn echter meer op de Brabantse industriecentra, zoals Heusden, Drunen en Waalwijk georiënteerd. Bij de interne pendel, die van vrij geringe omvang is, zijn twee belangrijke contractiepunten, namelijk Werkendam en Giessen. Almkerk en in mindere mate Dussen en Woudrichem zijn op Werkendam georiënteerd; Rijswijk en Andel op Giessen. Ook uit de richting van de migratiebeweging blijkt een sterke oriëntatie van Werkendam, Woudrichem en Almkerk op het noorden. Dit geldt eveneens voor Rijswijk, Giessen, Andel, Veen en Wijk, zij het dat hier het contact met Gelderland belangrijker is en de relatie met Brabant, vanaf Andel toeneemt. Eethen is zowel op het noorden als op het zuiden gericht. Slechts voor Dussen domineert de zuidelijk gerichte stroming. Wat betreft de interne migratiestromen kan, zij het met enig voorbehoud, geconcludeerd worden tot een zekere samenhang van Almkerk en in mindere mate ook van Woudrichem en Dussen met Werkendam alsmede tot een onderlinge binding van Rijswijk, Giessen en Andel en van Wijk en Veen. Ten aanzien van de lokalisering van instellingen die een bovenlokale functie kunnen vervullen, moet worden vastgesteld, dat op het gebied van het onderwijs geen centraal functionerende kern aanwezig is. Op het gebied van winkelvoorzieningen is slechts de kern Werkendam van betekenis. Voor wat betreft de overige regionale instellingen is Almkerk (o.m. Gewestelijk Arbeidsbureau, de Centrale Technische Dienst van het land van Heusden en Altena, bureau Ruilverkavelingswerken en Nederlandse Heidemaatschappij, het G.A.K.) belangrijker dan Werkendam. Voorts is ook de functie van Sleeuwijk in dit verband niet zonder betekenis. De oriëntatie van de bevolking van de verschillende kernen op andere kernen ten aanzien van onderwijs, winkelvoorziening, recreatie, verenigingsleven etc. staat in nauw verband met de uitrusting der kernen. De diverse kernen hebben ten opzichte van elkaar slechts incidentele betekenis. Slechts Werkendam benadert enigermate een centrumpositie. De oriëntatie van de bevolking is dan ook vooral op centra buiten het gebied (Gorinchem, 's-hertogenbosch, Waalwijk en Heusden) gericht. Het gebied, met uitzondering van Hank en ten dele ook Dussen, is in godsdienstig opzicht protestants-christelijk, echter naar kerkelijke structuur zeer gedifferentieerd. 16 Deze situatie staat in nauwe relatie met de geografische beslotenheid der dorpen. In veel dorpen handhaafden zich sterk orthodoxe stromingen. De kerkelijke structuur draagt overigens een lokaal karakter. Wat de politieke structuur betreft valt de overwegende meerderheid van de christelijke partijen op (Almkerk, Andel, Rijswijk, Veen, Werkendam, Giessen, Eethen en Wijk). De Partij van de Arbeid vormt de grootste politieke groepering in Woudrichem; de Katholieke Volkspartij in Dussen 1 ). De hiervoor gegeven korte karakteristiek van het gebied wijst uit, dat de omstandigheden, en met name de uitrusting van de streek in en buiten de dorpen vooral als gevolg van de eeuwenlange stabiele maatschappijstructuur in vele opzichten te wensen overlaten. De discussienota van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Het Land van Heusden en Altena in perspectief" geeft dit als volgt weer: Bij de structuurvergroting die zich reeds thans voordoet, worden de inwoners geconfronteerd met omstandigheden die, voortkomende uit het verleden, in vroegere tijd wellicht voldoende waren, maar die in de huidige ontwikkeling ontoereikend zijn: de wegen bijvoorbeeld, voor zover in ruilverkavelingsverband nog niet gecorrigeerd of vervangen, zijn voor het moderne verkeer te bochtig en te smal. Er zijn in het gebied te veel, te kleine en te oude woningen (saneringsprobleem) en te kleine bedrijven; suboptimaal zijn ook de spreiding van een nog te weinig omvangrijke bevolking over te veel en te kleine kernen, te weinig industriële ontwikkeling, een te weinig gedifferentieerd en te veel verspreid verzorgingsapparaat (o.a. winkels), te weinig communicatiemogelijkheden binnen de streek en van sommige delen ervan met kernen buiten de streek (busvervoer) enz.". Door een reeks van factoren die ten dele algemeen werkzaam zijn, ten dele regionaal, bij welke laatste gedacht moet worden aan de grootscheepse ruilverkavelingswerken en aan de verkeersontsluiting van het gebied ten opzichte van zijn omgeving, is het gebied in recente tijd in een stroomversnelling gekomen. Aan die ruilverkavelingswerken werd hiervoor reeds aandacht geschonken. Voor de verkeersontsluiting van het gebied is vooral de in 1961 gereedgekomen brug in de E-37 bij Gorinchem en daardoor een nauwe relatie met Zuid-Holland van het grootste belang geweest. Ook de aanleg van de E-37 en de aansluiting daarvan op de Van Heemstrabaan en de bruggen bij Keizersveer en Heusden, gevoegd bij de interne verkeersontsluitingen in het kader vooral van de ruilverkavelingswerken, hebben er in belangrijke mate toe bijgedragen dat het Land van Heusden en Altena uit zijn vroegere isolement is bevrijd. ') Huidige zetelverdeling in de gemeenteraden: Almkerk Andel Dussen Eethen Giessen Rijswijk Veen E Werkenda E Woudrich Wijk en Aalburg 3 3 2 2 2 2 i AR 6 2 4 2 3 5 3 CH 3 3 GPV.... 1 SGP.... 1 2 2 4 PC-jongeren. 1 PGP PC..... 2 2 KVP.... NKV..... 3 2 _. PvdA.... 1 2 2 4 3 1 Gem. bel... 1. 2 2 2 4 Sport.... 1 Partijloos.. 1 1 - ^ ' 3

Zowel naar economische structuur als naar sociale verhoudingen brengen genoemde factoren een ware reconstructie tot stand. Een goede begeleiding in het bestuurlijke vlak, waartoe ook een herziening van de gemeentelijke indeling gerekend moet worden, moet daarbij onontbeerlijk worden geacht. De problematiek waarvoor het gebied zich thans gesteld ziet, komt eveneens naar voren in het hiervoor genoemde rapport van de provinciale planologische dienst in Noord-Brabant inzake een nieuwe bestuurlijke indeling van het Land van Heusden en Altena. Ook in de streek rijpte de gedachte dat met het oog op de te verwachten ontwikkeling een duidelijke toekomstvisie geboden was. In 1964 werd door de in de Stichting het Streekorgaan in het Land van Heusden en Altena" samenwerkende gemeenten aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opdracht verstrekt een onderzoek in te stellen naar de meest gewenste ontwikkeling en aan de hand daarvan uitgangspunten aan te bevelen voor een ontwikkelingsplan voor het gehele gebied. Het onderzoek is vervat in de reeds genoemde discussienota Het Land van Heusden en Altena in perspectief" (mei 1965). Deze discussienota heeft, overeenkomstig het daarmee beoogde doel, als uitgangspunt gediend voor het intergemeentelijk structuurplan als bedoeld in artikel 7, lid 2, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Dit structuurplan - het resultaat van samenwerking tussen de 10 daarbij betrokken gemeenten is enkele maanden geleden vastgesteld. De ontwikkelingen, welke voor het Land van Heusden en Altena in het streekplan West-Brabant 1 ) zijn voorzien, zijn min of meer conform de inzichten inzake de toekomstige ontwikkeling van het gebied, welke in het kader van het intergemeentelijk structuurplan voor de eerste twee fasen zijn ontvouwd. Uit de in de hiervoor genoemde rapporten c.q. plannen ontvouwde gedachten blijkt omtrent de functionele ontwikkeling en de ruimtelijke structurering van het gebied, althans voor de termijn die voor het streekplan geldt, een grote mate van overeenstemming te bestaan. De toekomstige ontwikkeling van het gebied in hoofdlijnen wordt in genoemd ontwerp-streekplan (en in het intergemeentelijk structuurplan) als volgt aangegeven. Handhaving van de zogenaamde centrale open ruimte, waarvan het Land van Heusden en Altena deel uitmaakt, is, teneinde een duidelijke scheiding tussen de Randstad en Noord- Brabant te waarborgen, noodzakelijk. Dit uitgangspunt is ook in overeenstemming met het gestelde in de Tweede nota over de ruimtelijke ordening in Nederland. De werkgelegenheid in de agrarische sector zal, naar moet worden verwacht, nog verder afnemen. Wellicht kan de vestiging van arbeidsintensieve tuinbouwbedrijven, waarvoor in het gebied gunstige voorwaarden aanwezig zijn, de werkgelegenheid in deze sector in gunstige zin beïnvloeden. De agrarische ontwikkeling zal verder een verdunning van de bevolkingsdichtheid in de gebieden buiten de kernen inhouden, als gevolg van het proces der bedrijfsvergroting, maar ook door de krotopruiming die in het kader van de ruilverkavelingswerken bevorderd wordt. Geconfronteerd met het verschijnsel van de omvangrijke uitgaande pendel is in het gebied de aandacht voor het industrialisatieprobleem sterk toegenomen. De industrialisatiekansen voor het gebied zijn af te wegen naar drie factoren: het arbeidspotentieel, het woonklimaat en de infrastructuur. Het arbeidspotentieel van het gehele gebied tezamen genomen is niet onaanzienlijk. Een nadelige factor vormt echter de structuur van de bevolkingsspreiding. Het arbeidspotentieel is gespreid over een gebied met doorsneden ter lengte van plm. 25 km, terwijl ongeveer 1/3 van het totaal geconcentreerd is in de excentrisch gelegen gemeente Werkendam. De situatie met betrekking tot de factor woonklimaat" - de aantrekkelijkheid x ) Hetwelk op 10 oktober 1969 ia wettelijke procedure is gebracht 17 van het desbetreffende vestigingsgebied uit een oogpunt van de aanwezigheid van een ontwikkeld apparaat van economische en sociaal-culturele voorzieningen, van een attractief woonmilieu en van landschapsschoon - is mede door de huidige structuur van de bevolkingsspreiding ongunstig. Slechts door samenbundeling van de beschikbare krachten zal in enkele gedcelten van het gebied een beter woonklimaat mogelijk worden. De infrastructuur is reeds aanzienlijk verbeterd en zeker is, dat door voltooiing van de plannen met betrekking tot de interne en externe verbindingen het gebied volledig geïntegreerd zal worden in een groter geheel. Vooral door de aanleg van rijkswegen zijn de nabij gelegen industriële centra (Dongemond, Oosterhout, Gorinchem, Waalwijk en Heusden) vanuit het Land van Heusden en Altena beter bereikbaar geworden. Het aantal arbeidskrachten, dat in deze centra werkzaam is, is dan ook niet onaanzienlijk. Het perspectief voor een verdere industrialisatie in het gebied kan, deze factoren in aanmerking genomen, dan ook niet gunstig worden genoemd. De industriële functie van het gebied als geheel moet dan ook als van aanvullende aard worden bestempeld. Een verdere uitbouw van de industrialisatiefunctie van Werkendam moet wenselijk worden geacht, temeer omdat industrialisatie aldaar een aanvulling kan betekenen van de betrekkelijk eenzijdige werkgelegenheidsstrucluur van het gebied (weg- en waterbouwsector). Nabij Giesscn/Rijswijk is een industrieterrein gedacht dat naar het oordeel van gedeputeerde staten voornamelijk dient te voorzien in de lokale behoefte van de betreffende kernen. Voor de ontwikkeling c.q. handhaving van de industriëleen woonfuncties moet bijzonder gewicht worden gehecht aan de verhoging van het verzorgingsniveau van het gehele gebied. Het centrale probleem is daarbij de structuur van de bevolkingsspreiding. Het gebied heeft, zoals gesteld, een lage bevolkingsdichtheid en de bevolking is grotendeels woonachtig in kleine kernen met nog een sterk element van lintbebouwing, gelegen in de periferie van het gebied. In deze kernen kan niet of slechts zeer moeizaam een verzorgingsapparaat tot stand worden gebracht dat uit een oogpunt van frequente behoeftenvoorziening voldoet aan moderne eisen. Slechts Werkendam heeft daarvoor een voldoende bevolkingsbasis en heeft zelfs bepaalde verzorgingselementen van hoger niveau. De kern heeft echter door haar perifere ligging slechts beperkte regionale betekenis, waardoor er nog een vrij sterke oriëntatie is op de regionale centra buiten het gebied. Als urgente taakstelling moet dan ook aangemerkt worden een sterke concentratie van de bevolking en wel zodanig, dat zo spoedig mogelijk een beperkt aantal kernen, over het gebied verspreid, beschikbaar komt, dat kan functioneren als steunpunten van een adequaat verzorgingsapparaat, ten voordele van het gehele gebied. Als zodanig moet een woonfunctie voor Sleeuwijk, Werkendam en op langere termijn ook voor Woudrichem worden gezien. Voor de overige kernen moet, conform het hiervoor neergelegd principe, voortgaande concentratie in de hoofdkernen worden bevorderd, waarbij in het bijzonder de oostelijk en zuidelijk gelegen kernen zich in toenemende mate als pendel-woongebieden zullen ontwikkelen, met de daaruit voortvloeiende taak, zorg te dragen voor een aanzienlijk hoger verzorgingsniveau dan thans het geval is. Behalve met de eerder genoemde kernen in de noordelijke zone is een versterking van de kernen Almkerk en Wijk en Aalburg (beide rurale verzorgingskernen) gewenst, terwijl de uitbouw - en samensmelting" - van Giessen/Rijswijk uit een oogpunt van lokale verzorgingsstructuur, alsmede de versterking van Hank in verband met de ontwikkelingen aan de Dongemond, bevorderd dienen te worden. De ontwikkeling van de kernen Andel, Veen, Genderen, Nicuwendijk en Dussen dient - de bescheiden functie van deze kernen in aanmerking genomen - beperkt te blijven tot een verdere afronding. Ten aanzien van de zeer kleine kernen (met name die met enkele honderden inwoners in de zuidelijke zone) moet een verdere uitgroei niet wenselijk vorden geoordeeld.

Voor de toekomstige verkeersstructuur van het gebied is de toekomstige aanleg van de noord-zuidverbinding (rijksweg 62) van grote betekenis. Met name het oostelijk gedeelte van het gebied verkrijgt daardoor een betere verbinding met respectievelijk Tilburg en Gorinchem. Het tracé van een nieuwe oost-westverbinding, de zogenaamde Biesboschweg, welke het Europoort gebied met het Ruhrgebied zal moeten verbinden, vormt evenals de doortrekking van de provinciale weg vanaf Heusden naar rijksweg 27 thans nog object van studie. Ter verkrijging van een betere interne en externe ontsluiting van het gebied zal in de toekomst voorts nog een aantal voorzieningen dienen te worden getroffen. Om deze op een juiste en evenwichtige wijze ten uitvoer te kunnen brengen is een krachtige bestuurlijke begeleiding onontbeerlijk. Ook in het gebied zelf wordt dit standpunt gehuldigd, getuige onder meer de in 1966 vastgestelde gemeenschappelijke regeling tot instelling van een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, genaamd Het streekgewest Land van Heusden en Altena". Een van de doelstellingen van het streekgewest, te weten het opstellen van een ontwikkelingsplan voor het streekgewest, omvattende een structuurplan als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, is inmiddels zoals gesteld verwezenlijkt. Samenwerking van gemeenten in dit gebied hoezeer ook toe te juichen - biedt op zich, gezien het huidig aantal gemeenten en de huidige bestuurlijke indeling, evenwel geen oplossing voor een goed functioneren en realiseren van de velerlei taken waarvoor de gemeenten zich in de toekomst gesteld zien. Een sterker overheidsapparaat zowel bestuurlijk als ambtelijk, is met het oog daarop geboden. Een herziening van de gemeentelijke indeling moet daarbij noodzakelijk worden geacht. In het vorenvermelde rapport van de provinciale planologische dienst, dat in 1964 werd uitgebracht met het oog op een nieuwe bestuurlijke indeling in het Land van Heusden en A1- tena, is het principe van levenskrachtige kernen als basis voor de nieuwe gemeentelijke indeling genomen. Het uitgangspunt bij een zodanige indeling is, dat deze moet aansluiten op de verzorgingsgebieden van deze kernen. Voor het ontwerpen van een nieuwe gemeentelijke indeling werd in genoemd rapport gebruik gemaakt van de methode der alternatieve modellen. De modellen A en B werden gebaseerd op het principe van de koppeling van de gemeentelijke bestuurscentra aan levenskrachtige verzorgingscentra van lokaal niveau, in het rapport als,,a-centra" aangeduid. In de feitelijke situatie voldoet slechts één kern, namelijk Werkendam, aan de criteria die voor dergelijke centra gelden. Er is echter nog een aantal, in het gebied verspreid gelegen kernen als zodanig te ontwikkelen via zogenaamd selectief kernenbeleid, waarbij dus de groei van een beperkt aantal kernen systematisch wordt bevorderd. Bij deze selectie konden enkele mogelijkheden worden onderscheiden en zo werd in model A (in grote lijnen) de volgende indeling gemaakt: - Werkendam - Sleeuwijk; - Nieuwendij k - Alkmerk; - Dussen - Hank - Meeuwen - Eethen; - Woudrichem Rijswijk - Giessen Andel; - Wijk - Veen. In model B werden (ten dele) 5 andere kernen uitgekozen, te weten: - Werkendam - Nieuwendijk; - Sleeuwijk - Woudrichem - Almkerk; - Hank Dussen: - Rijswijk - Giessen - Andel - Meeuwen - Eethen; - Wijk Veen - Genderen. Deze beide modellen konden dus als varianten van het hiervoor genoemde uitgangspunt worden gezien. Het andere principiële uitgangspunt is een maximale rationalisatie van het bestuurlijke apparaat. Daarbij werd het bestuurlijke apparaat volledig aan het lokale niveau onttrokken, waarbij tevens een maximale equipering van dit apparaat 18 bereikt zou kunnen worden door het hele gebied tot één gemeen te samen te voegen (model C). Ook bij dit model - dus bij vorming van één gemeente - kon overigens de planologische opgave, te weten de stimulering van een aantal verspreid gelegen centra, gehandhaafd blijven. De modellen zijn nader getoetst aan de hand van de criteria afstand, verzorgingsrelatie en levensbeschouwelijke oriëntatie. Welke afstanden gelden in de gemeenten van kern tot kern? Stemt het gemeentelijk verband overeen met de verzorgingsstructuur van het gebied? Betreft de samenvoeging van de onderscheiden delen van het gebied min of meer homogene bevolkingsgroepen in levensbeschouwelijk opzicht? Enige algemene conclusies uit deze toetsing zijn: Het model van één gemeente voor het gehele gebied (model C) stuit op ernstige bezwaren. Het gebied vormt geen samenhangend geheel. In het gebied bestaat bovendien een aanzienlijke verscheidenheid naar oriëntatie, welke nog versterkt wordt door levensbeschouwelijke distanties. Daarenboven is de grootste kern (Werkendam) excentrisch gelegen. De afstanden zijn dan ook niet alleen fysiek, maar ook in mentaal opzicht zeer aanzienlijk. Het bestuursapparaat komt daarbij ver van de bevolking af te staan, hetgeen het beleid van de stimulering van enkele centra zeer zal bemoeilijken. In deze situatie mist het gemeentelijk bestuursapparaat als instrument van maatschappelijke opbouw in ruime zin het natuurlijke fundament van een samenhangend gebied. De hiervoor genoemde bezwaren, die zich overigens bij welke herindeling dan ook zouden voordoen, zijn, alhoewel minder zwaarwegend dan bij model C, eveneens aan de modellen A en B verbonden. Het is dan ook niet mogelijk een model te formuleren, dat geheel aan de gestelde criteria voldoet. De keuze van de modellen A en B draagt op enkele van de hiervoor opgesomde criteria dan ook een min of meer compromissoir karakter. De vorming van vijf nieuwe gemeenten, zoals in het aangehaalde rapport van de provinciale planologische dienst werd voorgesteld, ontmoette bij gedeputeerde staten evenwel ernstige bedenkingen van bestuurlijke aard, omdat in zodanig geval naar hun oordeel nog een te groot aantal gemeenten, waarvan enkele met een te gering aantal inwoners en van een te kleine omvang zou resteren. Om die reden is in vergelijking met - en uitgaande van - de hiervoren genoemde modellen studies een rayonvergroting van bepaalde verzorgingscentra toegepast, en wel op zodanige wijze, dat het aantal gemeenten wordt teruggebracht tot drie. Ook het ontwerp tot indeling van het gebied in drie gemeenten vormt in zekere zin een compromis ten aanzien van de ontworpen modellen. Ook bij dit plan vormt de indeling van het gebied naar enkele verspreid gelegen verzorgingscentra als hoofdkernen van even zovele gemeenten het hoofdprincipe. Uit een oogpunt van versterking van het bestuursapparaat is echter in vergelijking met de modellen A en B - zoals hiervoor gesteld - gestreefd naar grotere gemeenten. Uitgaande van de oriëntatiestructuur en de differentiatie van het gebied in levensbeschouwelijk opzicht, wordt de indeling als volgt: 1. een grote gemeente voor het noordelijk deel van het gebied; 2. een eveneens omvangrijke gemeente voor het oostelijk deel en 3. een kleinere gemeente voor het zuidelijk deel. Ad 1. De gemeente Werkendam, vanzelfsprekend uitgangspunt voor de nieuwe gemeente in het noordelijke deel, wordt hoofdzakelijk vergroot met de gemeenten Almkerk en Woudrichem. De rayonvergroting van Werkendam verder naar het zuiden te laten uitstrekken door ook de gemeente Dussen hieraan toe te voegen zou vooral op bezwaren stuiten van sociaal-mentale aard en van oriëntatiestructuur. Dit bezwaar geldt evenzeer ten aanzien van een samengaan van de gemeenten Dussen en Almkerk. Toevoeging van de gemeenten Rijswijk, Giessen

19 en Andel aan Werkendam zou een te lang gerekte gemeente doen ontstaan, waarbij Werkendam (het belangrijkste verzorgingscentrum) ten opzichte van deze drie gemeenten te excentrisch zou komen te liggen. Bezwaren van sociaal-mentale aard zijn mogelijk ook aan te voeren tegen de toevoeging van Alkmerk aan Werkendam, doch, gezien de duidelijke oriëntatie van Almkerk op het noorden, verdient de overgang van Almkerk naar Werkendam de voorkeur boven die van overgang naar de gemeente Dussen. Ad 2. De gemeente Dussen blijft gericht op het zuidelijk deel, dat overwegend R.K. is en georiënteerd op het gebied bezuiden de Bergsche Maas. Een duidelijke afbakening van het gebied naar het oosten wordt gevormd door het tracé van de rijksweg Gorinchem-Tilburg. De consequentie hiervan moet zijn, dat de kleine (prot. chr.) kernen Meeuwen en Babyloniënbroek van de gemeente Eethen aan de gemeente Dussen worden toegevoegd. Deze verandering zal naar kan worden verwacht weinig afdoen aan de aparte positie die de gemeente Dussen zowel naar oriëntatie als naar kerkelijke en politieke structuur inneemt. Ad 3. De kernen Eethen, Drongelen en Genderen van de gemeente Eethen gaan over naar de gemeente voor het oostelijk gebied. De kernen Heesbeen en Doeveren van de gemeente Eethen, welke gelegen zijn ten zuiden van de Bergsche Maas - een markante regionale grens - dienen te worden toegevoegd aan de gemeente Heusden. De gemeente voor het oostelijk gedeelte van het Land van Heusden en Altena zal behalve uit de onderling nauw verbonden gemeenten Rijswijk, Giessen en Andel bestaan uit de overige twee kleine Maasgemeenten Veen en Wijk en Aalburg, en, zoals uit het vorenstaande blijkt, de kernen Eethen, Drongelen en Genderen van de gemeente Eethen. In de gemeente voor het oostelijk gedeelte van het Land van Heusden en Altena zou Wijk als hoofdkern kunnen worden gezien, indien men daarvoor de grootste kern als uitgangspunt neemt. Meer dynamiek vertoont echter de zich ontwikkelende dubbelkern Rijswijk/Giessen, die op grond daarvan ook als nieuwe hoofdkern te overwegen is. Het inwonertal van de gemeente voor het noordelijk gedeelte zal, uitgaande van de bevolkingscijfers per 1 januari 1969 ongeveer 19 000 bedragen, van de gemeente voor het oostelijk gedeelte ongeveer 10 500 en van de gemeente Dussen ongeveer 5600. Het is een algemeen bekend feit, dat de naamgeving bij de vorming van nieuwe gemeenten een precaire aangelegenheid is. Handhaving van een der huidige namen voor de te vormen gemeente in het oostelijk gedeelte van het Land van Heusden en Altena roept naar de mening van gedeputeerde staten bezwaren van praktische aard op, omdat de namen Giessen, Rijswijk, Veen en Andel ook elders in het land als naam voor gemeenten, dorpen of gehuchten voorkomen. Een andere gemeentenaam voor deze gemeente verdient dan ook de voorkeur. Dit geldt eveneens voor de te vormen nieuwe gemeente in het noordelijk gedeelte van het Land van Heusden en Altena. Weliswaar wordt in die gemeente het oude historische stadje Woudrichem opgenomen, maar daar tegenover staat het duidelijke overwicht - ook op Almkerk - van de gemeente Werkendam, zodat ook hier een keuze tussen de huidige gemeentenamen bezwaarlijk te maken valt. Om deze redenen moet aan de beide hiervorenbedoelde gemeenten naar een andere gemeentenaam dan de huidige worden gezocht. Aan de te vormen gemeente in het noordelijk gedeelte van het gebied wordt de naam Altena" toegekend. Deze naam is immers van oudsher algemeen bekend. Deze naam geeft bovendien een duidelijke relatie aan tot de streek waarin deze gemeente is gelegen. Ook uit historisch oogpunt is deze naam aannemelijk, omdat de gemeenten Almkerk, Werkendam en Woudrichem (met de gemeenten Rijswijk, Giessen en Andel) oudtijds deel uitmaakten van het Land van Altena". Aan de te vormen gemeente in het oostelijk gedeelte van het gebied wordt de naam "Aalburg" toegekend. Aalburg, Aalberg of Aalborgh, in 's lands oude geschiedenis voorkomende onder de naam Aalburgh, vormde een heerlijkheid in het land van Heusden. Het verdient aanbeveling deze nauw met het desbetreffende gebied verweven naam uit historische overwegingen te geven aan de nieuwe gemeente waardoor de band met het verleden - thans ook blijkende uit de gemeentenaam Wijk en Aalburg" - ook voor de toekomst wordt verzekerd. Aan de huidige gemeente Dussen wordt een betrekkeiijk klein gebied toegevoegd. De naam Dussen" kan dan ook voor de nieuwe gemeente gelden. Hiervoor werd er reeds op gewezen, dat aan iedere nieuwe indeling van het gebied in enigszins grotere bestuurseenheden bezwaren zullen kleven van sociaal-mentale aard, en ten aanzien van de oriëntatie. Ook het voorliggende plan vormt daarop geen uitzondering. Aan deze bezwaren kan echter (zeker op langere termijn gezien) bij afweging daarvan met de belangen welke met een herindeling van het gebied zullen worden gediend, geen overwegende betekenis worden toegekend. Het ontwerp moge dan ook gelden als een acceptabele benadering van de doeleinden ten aanzien van een gemeentelijke herindeling, die er op gericht is een ingrijpende structurele verbetering van het Land van Heusden en Altena mede te bevorderen. Naast de vorming van drie nieuwe gemeenten moeten nog enkele grenscorrecties in het gebied noodzakelijk worden geacht. Voor het zeer dun bevolkte gebied van de Biesbosch gaat het daarbij om grenswijzigingen die, hoewel territoriaal belangrijk, maatschappelijk van ondergeschikte betekenis zijn. Nagestreefd is een aanpassing van de grenzen aan de in het gebied bestaande Wateren. Behalve dat de uiterst westelijk gelegen landtong, behorende tot de gemeente Hooge en Lage Zwaluwe, over dient te gaan naar de gemeente Altena, is het gebied ten oosten van het Steurgat bij Dussen gevoegd, terwijl het gebied van de zogenaamde Zuidwaard tot de gemeente Made en Drimmelen blijft behoren. Door de gemeentegrenzen in het Biesboschgebied voorts te leggen langs het Gat van de Noorderklip, de Ruigt, de Westkil en de Nieuwe Kil, wordt tussen de gemeenten Altena, Made en Drimmelen en Dussen nog een grenscorrectie bewerkstelligd. Met deze grenscorrectie wordt beoogd voor de nieuwe gemeentegrens aansluiting te zoeken bij een duidelijk geografische scheiding, als hoedanig het Gat van de Noorderklip het meest voor de hand liggende kan fungeren. De overgang van de kernen Heesbeen en Doeveren naar de gemeente Heusden werd hiervoor reeds aan de orde gesteld. De vraag rijst, of het voorliggende herindelingsplan, hetwelk in feite gebaseerd is op de hiervoor vermelde studie van de provinciale planologische dienst, nog wel aan de beide ontwikkelingsplannen (streekplan en intergemeentelijk structuurplan) voldoet. Voorop mag daarbij worden gesteld - ook in het vorenstaande werd hierop reeds de aandacht gevestigd - dat de uitkomsten van de zowel vanwege de provincie alsook in opdracht van de c.q. door de gemeenten verrichte studies en de zowel door de provincie als de gemeenten gewenste toekomstige ontwikkeling van het gebied geen principiële verschillen vertonen. In grote trekken is hiervoor de gewenste ontwikkeling van het gebied volgens het (ontwerp) streekplan West-Brabant aangegeven. In het (ontwerp) streekplan staat de ontwikkeling van het noordelijke gedeelte van het gebied, met name van de kernen Werkendam (industrialisatie) en Sleeuwijk (woonfunctie) op de voorgrond. Daarnaast is ruimte voor de ontwikkeling van Almkerk, ten aanzien waarvan in het structuurplan gewezen wordt op de gunstige positie van deze kern als vestigingsplaats voor instellingen die een geografisch centrale positie zoeken. Deze drie kernen met hun omgeving gaan nu de nieuwe gemeente Altena vormen. Deze constructie is in overeenstem-

ming met de gedachte dat het om belangrijke taken te volbrengen, noodzakelijk is sterkere gemeentelijke eenheden te vormen. Daartegenover is aan het zuidelijk deel van het gebied een taak van veel bescheidener aard toegedacht, t.w. een woon- en recreatiefunctie met Hank als hoofdkern. Een gemeente van bescheiden omvang voor dit gebied - zoals het herindelingsplan voorstelt is, alhoewel een hoger inwonertal wenselijk zou zijn, zeker toch aanvaardbaar te achten. Voor het oostelijke gedeelte van het gebied wijst het (ontwerp) streekplan op de beperkte industrialisatiefunctie van Rijswijk-Giessen, de (autochtone) woonfunctie van Wijk en Aalburg en op recreatiefuncties op bepaalde punten langs de Maas. Het is wenselijk om ook voor dit gedeelte van het gebied een naar verhouding grote" gemeente tot stand te brengen. Vooral in dit gebied gaat het om een groot aantal kleine kernen. De ontwikkeling moet geleid worden in de richting van oriëntatie op grotere kernen (Rijswijk/Giessen en Wijk en Aalburg). Dit vereist een krachtige bestuurlijke begeleiding. De raden van de tien in het Land van Heusden en Altena gelegen gemeenten achten het voorstel tot vorming van drie nieuwe gemeenten onaanvaardbaar. De raden van Heusden en Hooge en Lage Zwaluwe maken geen bezwaar. De raad van Made en Drimmelen acht tenslotte het voorstel eveneens onaanvaardbaar. De tien eerstgenoemde gemeenten hebben zich in de motivering van hun standpunt vrijwel woordelijk bij elkaar aangesloten. Ten aanzien van de materiële bezwaren tegen het plan moge het volgende worden opgemerkt. De gemeenteraden maken de opmerking, dat in de studie van de provinciale planologische dienst in overwegende mate inwonertallen als maatstaf worden genomen, dat in deze studie aan de functionele indeling van het gebied onvoldoende aandacht is geschonken en dat onvoldoende wordt gelet op het karakter en de oriëntering van de bevolking, noch ook op de functies van de nieuwe gemeenten in het regionale verband. Deze opmerking doet vreemd aan, aangezien in de studie van gedeputeerde staten aan al deze zaken nu juist zo uitvoerig aandacht is geschonken. Bij raadpleging van de resultaten van deze studie o.m. met betrekking tot de structuur van de bevolkingsspreiding, de maatschappelijke verbindingslijnen, de oriëntatie van de bevolking, de kerkelijke en politieke structuur, de toekomstige ontwikkeling, de functie en structuur van het gebied, de betekenis van de gemeentelijke indeling voor een optimale planologische structuur enz., moet toch worden geconstateerd, dat ruime aandacht geschonken wordt aan de functionele indeling van het gebied, aan karakter en oriëntering van de bevolking en aan de functies van de gemeenten zelf in het regionale verband. De meervermelde nota Het Land van Heusden en Altena in perspectief" mag dan, zoals de gemeenten zelf betogen, een aanvulling zijn op de genoemde studie, ten principale is er, aldus die gemeentebesturen, geen verschil tussen beide. Er is naar het oordeel van gedeputeerde staten dan ook geen reden aan deze studie de tekortkomingen toe te schrijven, die door de gemeentebesturen worden opgesomd. De gemeenten gronden op hun vorenvermelde aanmerking de conclusie, dat de oriëntering van sommige kernen op een onjuiste wijze is beoordeeld. De gemeentebesturen noemen als voorbeelden Andel, Giessen en Rijswijk. Te dien aanzien merken gedeputeerde staten op, dat de oriëntatie van deze kernen inderdaad meer gericht is op Gorinchem en Dordrecht dan op de thans aanwezige kernen Veen en Wijk en Aalburg. Dit wil echter niet zeggen, dat voor een toekomstige opzet, waarin in het oosten een nieuwe gemeente wordt gevormd, nog steeds van de bestaande situaties zou moeten worden uitgegaan. In het herindelingsplan is immers met name gelet op de toekomstige functies van de nieuwe gemeenten in het regionale verband. Bovendien is in het plan als belangrijk gegeven overwogen, dat de gemeenten aan deze oostrand van het Land van Heusden en Altena, te weten Rijswijk, Giessen, Andel, Veen en Wijk en Aalburg, enerzijds op belangrijke gebieden punten van overeenkomst, en anderzijds 20 duidelijke verschillen met Werkendam vertonen. Een overweging die tenslotte niet geheel zonder belang geacht kan worden, is, dat de nieuwe gemeente Altena, indien zij ook nog Andel, Giessen en Rijswijk zou omvatten, zich zou uitstrekken van het Hollands Diep tot Veen, waardoor een gemeente van toch wel onaanvaardbare vorm zou ontstaan. Bovendien zou - zoals opgemerkt - de kern Werkendam te excentrisch komen te liggen. De gemeentebesturen noemen eveneens Babyloniënbroek en Meeuwen als voorbeeld. Hieromtrent zij opgemerkt, dat deze dorpen thans nog georiënteerd zijn op Eethen, tot het grondgebied van welke gemeente zij behoren. De rijksweg 62 zal beide dorpen echter van Eethen afsnijden, hetgeen een voldoende belangrijk motief te achten is om bij een algemene herindeling van de gemeenten in de streek de beide dorpen in te delen bij een gemeente, die aan dezelfde zijde van de rijksweg is gelegen. Indien door de gemeenten zou zijn bedoeld, dat de beide dorpen overwegend protestants-christelijk en Dussen overwegend rooms-katholiek is samengesteld, dan kan er op worden gewezen, dat blijkens de cijfers van de volkstelling 1960 de bevolking van de gemeente Dussen voor 33 pet. niet-katholiek is. Zonder principiëler op deze kwestie in te gaan zijn gedeputeerde staten van mening, dat de belangen van de ruim 900 inwoners van Babyloniënbroek en Meeuwen door het gemeentebestuur van de nieuw te vormen gemeente Dussen zeker niet in het gedrang zullen worden gebracht. De gemeentebesturen achten het voorstel voorts onevenwichtig, omdat de verhouding van de nieuwe gemeenten Altena, Aalburg en Dussen (met resp. 20 000, 10 000 en 6000 inwoners) een harmonische ontwikkeling van de streek zal belemmeren". Deze opvatting is door de gemeentebesturen niet nader toegelicht, zij het dat daarbij wel verwezen wordt naar de toekomstige bescheiden taakstelling van het gebied in het licht van het rapport Noord-Brabant welvaartsbalans, ontwikkelingsplan 1965" en van de Tweede nota over de ruimtelijke ordening in Nederland. Gedeputeerde staten vermogen niet in te zien, welke gronden aan genoemd rapport c.q. nota kunnen worden ontleend voor de stelling, dat een indeling van het gebied in drie gemeenten onharmonische gevolgen voor de ontwikkeling van de streek met zich zou brengen. De gemeentebesturen trekken voorts de relatie in twijfel tussen de studie van de provinciale planologische dienst en het herindelingsvoorstel, zoals hierboven reeds werd betoogd, deel uitmaakt van genoemde studie. De omstandigheid, dat het herindelingsvoorstel een variant vormt van een der ontworpen modellen betekent geenszins, dat daardoor de relatie tussen de studie en de modellen is verbroken en daardoor een discrepantie tussen beide is ontstaan. Tenslotte zijn de gemeentebesturen van mening, dat het herindelingsvoorstel een voortijdige en ten dele ook onjuiste fixatie betekent van de toekomstige ontwikkeling van het gebied. Waarschijnlijk, ook dit oordeel werd niet nader toegelicht, doelen de gemeentebesturen hiermee op de tot stand gekomen streekgewestregeling. Gedeputeerde staten staan op het standpunt, dat stads- en streekgewestregelingen niet mogen leiden tot instandhouding van zeer kleine gemeenten, zoals er enige in het Land van Heusden en Altena gelegen zijn. Om die reden zou het de voorkeur hebben verdiend, indien in dit geval een bestuurlijke herindeling aan de streekgewestregeling was voorafgegaan. Aan de omstandigheid dat deze regeling intussen tot stand gekomen is, kan evenwel naar de mening van gedeputeerde staten geen motief worden ontleend om de gemeentelijke herindeling van het gebied geen doorgang te doen vinden. Overigens is het vastgestelde intergemeentelijke structuurplan, resultaat van die samenwerkingsregeling, evenals het ontwerpstreekplan West-Brabant thans, zoals uit het vorenstaande blijkt, wel in de beoordeling van het voorstel betrokken. De bezwaren van de gemeenteraad van Made en Drimmelen zijn van andere aard. Volgens het voorstel zou

21 deze gemeente een strook Biesboschgebied, namelijk het deel ten noorden van het Gat van de Noorderklip, moeten afstaan aan de nieuwe gemeente Altena. De gemeente zou deze strook willen behouden voor de aanleg van steunpunten" in het kader van de recreatieve voorzieningen voor het Biesboschgebied, die naar de mening van de gemeente niet in, maar rondom de Biesbosch zouden moeten liggen. Nu een algehele herindeling van het Land van Heusden en Altena aan de orde is gekomen, huldigen gedeputeerde staten het standpunt, dat voor de nieuwe gemeentegrens aansluiting moet worden gezocht bij een duidelijke geografische scheiding, als hoedanig het Gat van de Noorderklip het meest voor de hand liggend kan fungereen. De recreatieve functie van Made en Drimmelen, welke gemeente het belangrijkste deel van de Biesbosch behoudt, wordt door deze grensverlegging niet op zodanige wijze aangetast, dat daardoor een logisch grensbeloop achterwege gelaten zou moeten worden. Ongeveer 80 inwoners zullen door deze grenscorrectie van de gemeente Made en Drimmelen overgaan naar de gemeente Altena. Ook bij de gemeentebesturen in het Land van Heusden en Altena wordt een bestuurlijke herindeling van het gebied als wenselijk beschouwd. In 1965 hebben de colleges van burgemeester en wethouders van de tien gemeenten - de desbetreffende raden gehoord - een alternatief herindelingsplan voor het gebied aan gedeputeerde staten voorgelegd. In een gezamenlijk schrijven dd. 20 december 1965 werd dienaangaande het volgende medegedeeld: 1. In brede kring wordt een gemeentelijke herindeling van de streek als wenselijk beschouwd. 2. In concreto betekent dit de samenvoeging van de gemeenten Andel, Giessen en Rijswijk, waartoe de raden van deze gemeenten zich in beginsel bereid hebben verklaard. 3. Hetzelfde kan worden gezegd van de gemeenten Eethen, Wijk en Aalburg en Veen. Opgemerkt zij, dat de raden der gemeenten Wijk ca. en Eethen zich hiertoe in principe bereid verklaard hebben. Hoewel de gemeente Veen gaarne haar zelfstandigheid zou behouden, heeft de raad dier gemeente uitgesproken, dat, indien de zelfstandigheid zou moeten worden prijsgegeven, hij zich met uitsluiting van elke andere mogelijkheid wenst te conformeren aan samenvoeging van Veen met de gemeenten Wijk ca. en Eethen. 4. Wat de overige gemeenten aangaat, kan voorshands worden volstaan met enige grenscorrecties, welke mede verband houden met de uitvoering zijnde ruilverkaveling.". Op grond van het, overigens niet gemotiveerde, voorstel van de gemeentebesturen zou het aantal gemeenten dus van tien worden teruggebracht tot zes. Hiervóór werd uiteengezet om welke reden de vorming van vijf gemeenten moet worden afgewezen. Deze argumenten gelden a fortiori ook voor het voorstel tot vorming van zes gemeenten. Hierbij zij nog opgemerkt, dat het voorstel van de gemeenten geen streeksgewijze herindeling inhield, maar in feite slechts betrekking had op het oostelijk gedeelte van het gebied. De ontwikkeling van de streek noopt echter tot een herindeling welke zich uitstrekt tot alle tot het gebied behorende gemeenten en welke voor de eerstkomende decennia een toereikende sanering van de gemeentelijke indeling van het gebied inhoudt." 2. Het onderhavige voorstel tot indeling in vier gemeenten In oktober 1970 heeft de ondergetekende, samen met een vertegenwoordiging van gedeputeerde staten, een bezoek aan de streek gebracht, teneinde in een open gesprek met de gemeenteraden omtrent de wenselijkheid van en mogelijkheden voor een gemeentelijke herindeling, van gedachten te wisselen. Bij dit overleg bleek, dat tegen het drie-gemeentenplan van gedeputeerde staten bij de gemeentelijke vertegenwoordigers vrijwel unaniem overwegend bezwaar bestond. Méér dan dit plan vormde evenwel het voornaamste onderwerp van beraad een enkele dagen tevoren door de streekgewestraad met een grote mate van eenstemmigheid (20 stemmen voor, 2 stemmen blanco, 1 stem tegen) gedane suggestie, om te komen tot indeling in vier gemeenten, te weten: a. een gemeente Aalburg, door samenvoeging van Eethen, Veen, Wijk en Aalburg; met circa 8500 inwoners; b. een gemeente Dussen; met plm. 5000 inwoners; c. een gemeente Werkendam, te verkrijgen door toevoeging van de kern Nieuwendijk (gem. Almkerk) aan Werkendam; met rond 13 500 inwoners; d. een gemeente Woudrichem, te vormen uit de kerkdorpen Almkerk, Uitwijk-Waardhuizen en de gemeenten Andel, Giessen, Rijswijk en Woudrichem; met ongeveer 10 000 inwoners. Bij deze suggestie tekende de streekgewestraad onder meer aan: 1. de functie en taakstelling van het kerkdorp Almkerk, zoals vastgesteld en omschreven in het structuurplan voor het Land van Heusden en Altena en in het streekplan West- Brabant, dient volledig te worden gehonoreerd; 2. elke keuze voor een gemeentelijke herindeling van de streek heeft haar bezwaren; met het vier-gemeentenplan echter heeft de streek zich in zeer grote meerderheid kunnen verenigen; 3. nu het gebied zich zo intensief met deze zaak heeft beziggehouden en de standpunten elkaar op een evenwichtige wijze hebben gevonden, zou een niet overkomen hiervan, zeker ernstige frustatie tot gevolg hebben; 4. geheel akkoord wordt gegaan met de toevoeging van Heesbeen en Doeveren aan de gemeente Heusden; 5. de herindeling dient zo spoedig mogelijk tot stand te worden gebracht. Zoals hierna, in paragraaf 3, zal blijken, stemmen - met uitzondering van de raad van Almkerk - de raden van alle tot de streek behorende gemeenten met het bedoelde vier-gemeentenplan in. Dat is voor gedeputeerde staten aanleiding geweest, zich opnieuw te beraden. Zij hebben in overweging genomen, dat ook met het vier-gemeentenplan de belangrijkste doelstelling - een ingrijpende gemeentelijke herindeling en beeindiging van de zelfstandigheid van de relatief vele (te) kleine gemeenten - wordt bereikt. Voorts hebben zij in aanmerking genomen, dat (evenals het drie-gemeentenplan) ook het vier-gemeentenplan is afgestemd op de invloedssferen, die in de streek een belangrijke rol spelen. Zij juichen het toe, dat de streek thans tot een nagenoeg eensluidend en alleszins reëel standpunt is gekomen. Zij hechten daaraan grote waarde, omdat een vrijwel door het gehele gebied gesteund voorstel, huns inziens een uitermate belangrijk uitgangspunt vormt om de doelstellingen, welke met de gemeentelijke herindeling worden beoogd, te doen slagen. Samenvattend achten zij voldoende termen aanwezig om met het vier-gemeentenplan in te stemmen. 3. Meningen van de gemeenteraden Almkerk. Naar de mening van de raad vormt de streek in geografisch opzicht duidelijk een eenheid. De streek zal zijns inziens in de toekomst, door verbetering van wegen, gemakkelijker toegankelijk zijn, als gevolg waarvan sterke krachten van buiten op het gebied zullen gaan inwerken. In verband daarmede acht de raad één bestuur voor het gehele gebied noodzakelijk. Afgezien hiervan vergt naar 's raads oordeel ook de ontwikkeling van het gebied zelf, zeggenschap door één bestuur. De grootst mogelijke meerderheid van de raad spreekt zich daarom uit voor de vorming van één ge-

22 meente. Een samenvoeging van de gemeenten Almkerk, Werkendam, Woudrichem, Giessen, Rijswijk en Andel, zo stelt de raad, impliceert een gebiedscorporatie met circa 24 000 inwoners, die een rol zal kunnen spelen bij de ontwikkcling van de zuidfiank van de Randstad Holland, met name die van een stadsgewest Gorinchem. De zuidelijke zone van het gebied zou, aldus de raad, gelet op de oriëntatie van Dussen op het Dongemondgebied en de gerichtheid van Eethen, Veen en Wijk en Aalburg op het stadsgewest Waalwijk, in twee gemeenten uiteen kunnen vallen. Al met al noemt de raad de vorming van vier gemeenten onaanvaardbaar, heeft hij voorkeur voor de instelling van één nieuwe gemeente, doch zou hij zich kunnen verenigen met (voorlopig) de vorming van drie nieuwe gemeenten, waarbij dan in het noordelijke deel van het gebied de bedoelde grote gemeente met rond 24 000 inwoners zou moeten worden geformeerd. Andel. De raad heeft overwogen, dat het Land van Heusden en Altena gezien moet worden als een sociaal-geografische eenheid; dat de toekomst van dit gebied het meest gebaat is bij een bestuurlijke eenheid, welke het best bereikt kan worden door de vorming van één gemeente; dat evenwel deze ene gemeente thans onvoldoende weerklank vindt bij de gemeentebesturen in het gebied, alsmede bij het provinciaal bestuur; de raad is, gelet op het besluit van de streekgewestraad (waarbij deze voor het vier-gemeentenplan heeft geopteerd), tot het besluit gekomen, dat moet worden overgegaan tot verdeling van het gebied over vier gemeenten. Deze vier gemeenten zouden naar het oordeel van de raad moeten zijn: a. Werkendam: de gemeente Werkendam met de kern Nieuwendijk (thans Almkerk); b. Woudrichem: de gemeenten Woudrichem, Andel, Giessen, Rijswijk en Almkerk (zonder Nieuwendijk); c. Dussen: de bestaande gemeente Dussen; d. Aalburg: de gemeenten Veen, Wijk en Aalburg en Eethen (zonder de aan Heusden toe te voegen kernen Heesbeen en Doeveren). Dussen. De raad onderschrijft het belang van de vorming van vier gemeenten, als door de streekgewestraad voorgesteld. Eethen. De raad verzet zich tegen de vorming van één gemeente zowel als tegen het drie-gemeentenplan en spreekt zich uit voor indeling van het gebied in vier gemeenten, waarbij de gemeenten Eethen (met de dorpen Babyloniënbroek en een gedeelte van Drongelen), Veen en Wijk en Aalburg worden samengevoegd; de gemeente Dussen in zijn huidige omvang blijft gehandhaafd en daarnaast een middengemeente en een noordelijke gemeente worden gevormd. Giessen. De raad van Giessen heeft een zelfde besluit genomen als de raad van Andel. Rijswijk. Ook de raad van Rijswijk heeft een zelfde besluit genomen als de raad van Andel. Veen. De raad verwerpt de plannen tot instelling van één gemeente en tot vorming van drie gemeenten. Hij spreekt zich (uit voor de volgende indeling van het gebied in vier gemeenten: a. samenvoeging van de gemeenten Eethen (met dorpen Meeuwen en Babyloniënbroek, doch zonder de dorpen Heesbeen en Doeveren), Veen en Wijk en Aalburg; b. uitbreiding van de gemeente Werkendam met de kern Nieuwendijk (thans Almkerk); c. handhaving van de gemeente Dussen; d. vorming van een nieuwe gemeente Woudrichem, bestaande uit de kerkdorpen Almkerk, Uitwijk-Waardhuizen en omgeving, alsmede uit de gemeenten Andel, Giessen, Rijswijk en Woudrichem. Werkendam. De raad heeft sterke voorkeur voor een indeling die hij als volgt omschrijft: a. samenvoeging van de gemeente Werkendam en de woonkern Nieuwendijk (thans Almkerk); b. samenvoeging van de gemeenten Almkerk (zonder Nieuwendijk), Woudrichem, Andel, Giessen en Rijswijk; c. samenvoeging van de gemeenten Veen, Wijk en Aalburg en Eethen (met de woonkernen Meeuwen en Babyloniënbroek, doch zonder de aan Heusden toe te voegen kernen Heesbeen en Doeveren); d. handhaving van de gemeente Dussen. Woudrichem. De raad spreekt zich uit voor a. samenvoeging van de gemeenten Eethen, Veen, Wijk en Aalburg tot een nieuwe gemeente Aalburg; b. handhaving van de gemeente Dussen; c. handhaving van de gemeente Werkendam, met toevoeging van de woonkern Nieuwendijk (thans Almkerk); d. vorming van een nieuwe gemeente Woudrichem, bestaande uit de kerkdorpen Almkerk, Uitwijk en Waardhuizen, alsmede uit de gemeenten Andel, Giessen, Rijswijk en Woudrichem. Wijk en Aalburg. De raad is tot een zelfde oordeel gekomen als die van Veen. Het bij Veen onder a, gestelde wordt evenwel door de raad van Wijk en Aalburg als volgt geformuleerd: "samenvoeging van de gemeenten Eethen (met de dorpen Meeuwen en Babyloniënbroek, doch zonder de dorpen Heesbeen en Doeveren), Veen en Wijk en Aalburg tot een nieuwe gemeente Aalburg". Zoals blijkt, hebben alle gemeenteraden hun oordeel omtrent de mogelijkheden voor een gemeentelijke herindeling kenbaar gemaakt en is er geen enkele gemeenteraad, die zich tegen elke herindeling verzet en uitsluitend de eigen gemeentelijke zelfstandigheid gehandhaafd wenst te zien. Het is de ondergetekende bekend, dat verschillende raden van de op te heffen gemeenten moeilijk tot het besluit hebben kunnen komen, dat opoffering van de bestaande zelfstandigheid in het belang van het geheel, geboden is. Uiteraard zouden sommige raden, zouden zij vrijelijk kunnen kiezen, voorkeur hebben voor handhaving van de bestaande situatie, althans voor continuering van de zelfstandigheid van de eigen gemeente. Van de raden van de op te heffen gemeenten heeft evenwel geen enkele bij alleen deze keuze gepersisteerd. De ondergetekende hecht eraan, van zijn waardering daarvoor te doen blijken. 4. Procedure De gemeenteraden hebben de in paragraaf 3 omschreven meningen kenbaar gemaakt, nadat de streekgewestraad had geintervenieerd om te komen tot de vorming van vier gemeenten en derhalve ook nadat (een vertegenwoordiging van) gedeputeerde staten en de ondergetekende een bezoek aan de streek hadden gebracht en met de raden mondeling overleg hadden gepleegd. Zoals blijkt, bestaat thans omtrent een herindeling van het gebied in vier gemeenten, een grote mate van overeenstemming. Alleen de raad van Almkerk, die de instelling van één gemeente wenst, verzet zich daartegen. De raden van Andel, Giessen en Rijswijk stemmen, met behoud van hun voorkeur voor de vorming van één gemeente, met een indeling in vier gemeenten in. Alle overige gemeenten hebben zich voor een gemeentelijke herverkaveling in vier gemeenten uitgesproken. Mede daarom hebben bij nadere overweging ook gedeputeerde staten op deze oplossing hun keuze bepaald. De ondergetekende is met gedeputeerde staten van mening, dat de streek er zich niet toe leent om in één gemeente te worden ondergebracht. De kerkelijke, politieke en maatsthappelijke constellatie zowel als de excentrische ligging van de

grootste kern (Werkendam), die wél verreweg de meeste inwoners telt, doch niet een daarmede overeenstemmende dominerende (streekverzorgende) positie inneemt, pleit niet voor de samenvoeging van alle gemeenten in één nieuwe gemeente. Anderzijds kan de bestaande gemeentelijke indeling bezwaarlijk worden gehandhaafd; een uitgangspunt, dat ook in de streek nauwelijks bestrijding vindt. Dit zo zijnde, doen zich voor een gemeentelijke herindeling twee reële mogelijkheden voor, te weten de instelling van drie gemeenten (het oude plan van geputeerde staten) en de vorming van vier nieuwe gemeenten (als door de streekgewestraad gepropageerd). Het drie-gemeentenplan stuit in de streek op sterke tegenstand. Het vier-gemeentertplan ondervindt, als gezegd, - behoudens bij de raad van Almkerk - instemming. Naar het inzicht van de ondergetekende is dat een zwaarwegend argument. Afgezien hiervan kan worden vastgesteld, dat het vier-gemeentenplan ook op zich zelf bepaald gunstige aspecten heeft; het sluit zo veel mogelijk bij de levensbeschouwelijke opvattingen van de bevolking aan, het vormt een viertal voldoende sterke gemeentelijke eenheden (met 13 500, 10 000, 8 500 en 5 000 inwoners) en het levert waaraan in de streek grote waarde wordt gehecht - een evenwichtiger verdeling van de bevolking over de nieuwe gemeenten op dan in het oude plan van de provincie (met gemeenten met 19 000, 10 500 en 5 600 inwoners) het geval was. Evenals het provinciaal bestuur is de ondergetekende van oordeel, dat verwezenlijking bij wet van het vier-gemeentenplan wenselijk is. Ten aanzien van het aanvankelijke drie-gemeentenplan van gedeputeerde staten is de in de gemeentewet (artt. 157-166) voorgeschreven procedure integraal toegepast. De situatie is thans zo, dat de ondergetekende, nadat de raden van alle gemeenten zich omtrent het daarna gelanceerde vier-gemeentenplan hadden uitgesproken, het (oude) drie-gemeentenplan in het (onderhavige) vier-gemeentenplan heeft gewijzigd. Nu mag er naar het inzicht van de ondergetekende niet aan worden getwijfeld dat hij alleszins gerechtigd is, na afloop van de in de gemeentewet voorgeschreven procedure, een wijziging in het voorstel aan te brengen. Zou moeten worden geconcludeerd, dat hij dusdoende in strijd met (zelfs maar de bedoelingen van) de wet zou handelen, dan zou zich immers de vraag opdringen, wat dan wel de strekking zou kunnen zijn van het horen van de gemeenteraden, in casu van artikel 162, eerste lid, krachtens hetwelk de raden gedeputeerde staten omtrent het ontwerp (het drie-gemeentenplan) hun gevoelen doen kennen. Bestaat derhalve, formeel gezien, niet de noodzaak de procedure opnieuw toe te passen, ook in materieel opzicht is daartoe geen aanleiding aanwezig, nu niet alleen de raden omtrent het vier-gemeentenplan hun oordeel hebben kenbaar gemaakt, doch zich daarvoor met zoveel woorden hebben uitgesproken, zij het voor wat dit laatste betreft, met uitzondering van de raad van Almkerk. In het midden latende of de raden der gemeenten, indien de procedure geheel of gedeeltelijk opnieuw zou worden gevolgd, van een andere mening zouden doen blijken dan zij laatstelijk hebben kenbaar gemaakt - een veronderstelling, waarvoor overigens geen enkele grond aanwezig is moet worden geconcludeerd, dat het geheel of gedeeltelijk opnieuw toepassen van de procedure volstrekt overbodig tijdverlies zou betekenen, waarmede geen enkel belang wordt gediend. De ondergetekende heeft dit daarom achterwege gelaten. 5. Namen van de gemeenten De streekgewestraad heeft de volgende namen voorgesteld: Aalburg, voor de gemeente, te vormen uit de gemeenten Fethen, Veen en Wijk en Aalburg; Dussen, voor de te handhaven gemeente van die naam; Werkendam, voor de te handhaven gemeente van die naam, waaraan de tot de gemeente Almkerk behorende kern Nieuwendijk zal worden toegevoegd; 23 Woudrichem, voor de gemeente, te vormen uit de gemeenten Andel, Giessen, Rijswijk en Woudrichem en de bij deze nieuwe gemeente in te delen, tot de gemeente Almkerk behorende, kernen Almkerk, Uitwijk en Waardhuizen. Nu tegen deze namen door het provinciaal bestuur zo min als van gemeentelijke zijde bezwaren zijn gemaakt, zijn zij in het wetsontwerp als namen voor de gemeenten opgenomen. 6. Instelling van een gewest De gemeenten Almkerk, Andel, Dussen, Eethen, Giessen, Heusden, Rijswijk, Veen, Werkendam, Woudrichem en Wijk en Aalburg zijn thans verenigd in het Streekgewest Land van Heusden en Altena". Alhoewel in een eerder stadium in die richting in de streek wel stemmen zijn opgegaan, wordt thans door geen enkele gemeenteraad betoogd, dat een gemeentelijke herindeling onnodig is en dat kan worden volstaan met het bestaande gewest c.q. een in de toekomst op de basis van de Wet op de gewesten te plaatsen gewest voor het Land van Heusden en Altena. De ondergetekende heeft waardering voor het juiste begrip, dat de gemeenteraden daarmede tonen voor het instituut gewest. Het Land van Heusden en Altena telt thans 36 000 a 37 000 inwoners. Dat is bepaald ontoereikend voor een gewest, als in het ontwerp van Wet op de gewesten wordt bedoeld. Het is zeer wel denkbaar, dat de streek in de toekomst deel zal (moeten) gaan uitmaken van een groter gewest, dat mede omliggende gebieden omvat. In dat geval zal het van belang zijn, dat een zodanig gewest door gemeenten van voldoende formaat wordt geschraagd. De thans bestaande gemeenten zijn, behalve enkele uitzonderingen, niet van voldoende formaat. De na de herindeling aanwezige gemeenten zullen, zonder uitzondering, wel van voldoende formaat zijn. Onder dit opschrift is wellicht het meest op haar plaats een opmerking, welke de ondergetekende gaarne wil maken aan het adres van de gewestraad en het dagelijks bestuur van het Streekgewest Land van Heusden en Altena. In het stadium waarin het plan tot gemeentelijke herindeling van het gebied meer in het bijzonder het drie-gemeentenplan van gedeputeerde staten, in een impasse was geraakt, is het namelijk dit orgaan geweest, dat de impasse heeft doorbroken door het lanceren van het vier-gemeentenplan (het onderhavige voorstel). Het is stellig mede aan het begeleiden van dit plan door het streekgewest te danken, dat het plan in de streek een zo gunstig onthaal heeft gevonden. Het streekgewest heeft daarmede op een wijze, die erkentelijkheid verdient, aangetoond, dat een gewest in het kader van een plan tot gemeentelijke herindeling, een belangrijke functie kan vervullen. 7. De opzet van het wetsontwerp De positie van de gemeenten Dussen en Werkendam wordt volgens het wetsontwerp niet aangetast; deze gemeenten zijn slechts door grenswijzigingen bij het voorstel betrokken. Het wetsontwerp voorziet daarom niet in een opheffing van deze gemeenten. De gemeenten Almkerk, Andel, Eethen, Giessen, Rijswijk, Veen, Woudrichem en Wijk en Aalburg worden, al dan niet met verdeling van het territoir, in een nieuwe gemeentelijke eenheid opgenomen. Om die reden behelst het wetsontwerp een opheffing dezer gemeenten. 8. Grenswijzigingen a. In paragraaf 1 is reeds opgemerkt dat het aanbeveling verdient, de aan de overzijde van de Bergsche Maas gelegen, tot de gemeente Eethen behorende kernen Heesbeen en Doeveren, aan de gemeente Heusden toe te voegen. De raad van Eethen heeft te kennen gegeven, daartegen geen bezwaar te hebben. Ook de raad van Heusden stemt met toevoeging van de beide kernen aan die gemeente in.

24 b. De gemeenten Made en Drimmelen en (voor een kleiner deel) Hooge en Lage Zwaluwe, strekken zich mede uit ten noorden van de rivier de Amer. Het wetsvoorstel voorziet er in, het betreffende kleine gebied van de gemeente Hooge en Lage Zwaluwe deels naar de gemeente Werkendam en deels naar de gemeente Made c.a. te doen overgaan. Ten aanzien van het noordelijk van de Amer gelegen gebied van Made c.a. heeft de ondergetekende gedeputeerde staten destijds de vraag voorgelegd, of het wellicht wenselijk zou zijn, dit gebied naar Werkendam (eventueel deels Dussen) te doen overgaan. Gedeputeerde staten hebben dit ontraden, in verband met de recreatieve belangen, welke vanouds uit Made (de kern Drimmelen) in het zuidelijke deel van de Brabantse Biesbosch worden bevorderd. Weliswaar kan te dezen niet in alle opzichten van een gemeentelijke functie worden gesproken en vindt een belangenbehartiging primair op basis van een gemeenschappelijke regeling plaats, dit neemt niet weg dat, voor zover de gemeente Made c.a. bij de recreatie in de Biesbosch is betrokken, zij heeft doen blijken, haar taak zeer wel te verstaan. Gedeputeerde staten achten dan ook geen enkele aanleiding aanwezig, de gemeente Made c.a. haar deel van de Biesbosch te ontnemen; te minder nu de toegankelijkheid van het betreffende gebied uit Made c.a. niet of nauwelijks moeilijker is dan uit Werkendam en Dussen. Wel is de aan de overzijde van de rivier gelegen noordgrens van Made en Drimmelen in het wetsontwerp herzien. Daarmede wordt een logischer grensbeloop verkregen en wordt bereikt, dat de spaarbekkens voor drink- en industriewater in één gemeente (Made c.a.) komen te liggen. De Minister van Binnenlandse Zaken H. K. J. BEERNINK.