Prioritaire soorten amfibieën, reptielen en vissen in Noord-Brabant



Vergelijkbare documenten
Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014

Soortenlijst zoete wateren en FAME-indeling voor gilden

Steeknet & Hengelvangstregistratie

Nationaal natuurbeleid voor vissen: signalering, stimulerend beleid en wettelijke bescherming

Trekvissen in Natura2000 gebieden. Vissennetwerk 11 maart 2010 Martin Kroes

Werkprotocol visbemonsteringen FF-wet

Waarnemingenoverzicht 2013

NATUURATLAS ZAANSTAD VISSEN

RAVON Hemelvaartweekend

Rivierherstel, KRW en het effect op vissen van het stromende water. Tom Buijse Rijkswaterstaat - RIZA

De EU Habitatrichtlijn, achtergronden en betekenis voor reptielen, amfibieën en vissen in Nederland

Waarnemingenoverzicht 2007 en 2008

IMARES Wageningen UR. Voorkomen van beschermde vissoorten t.b.v. het windpark IJsselmeerdijk. C. Deerenberg & I.J. de Boois Rapport C136/11

Flora- en faunabemonstering Capreton en Linge

IMARES Wageningen UR. Bescherming zoetwatervissen. Rapportnummer C148/10 1 van 23. Dr. ir. H.V. Winter, Ir. O.A. van Keeken & Dr. H.

Internationale Scheldecommissie (ISC) Arnould Lefébure

Waarnemingenoverzicht 2015

zoetwatervissen in Nederland

Waarnemingenoverzicht 2014

Onderwaterbeschoeiing Gouda

De visstand in vaarten en kanalen

CONTRIBUTIE geld in om een stuk grond aan te kunnen kopen in de strijd tegen de rondweg door het Boomkikker-gebied in Sluis-Aardenburg.

Eindrapport. Rugstreeppad en kleine modderkruiper ter plaatse van en direct rond de Hoefweg noord en zuid te Lansingerland

Visstand Haringvliet en Voordelta - heden -

Resultaten veldwerk t.b.v. de ontwikkeling van kansenkaarten voor beschermde vissoorten in Flevoland

IMARES Veranderende visstanden in de zoete Rijkswateren. Martin de Graaf JJ de Leeuw HV Winter (IMARES), AD Buijse (DELTARIS)

Nevengeulen als kraamkamer voor vis Onderzoeksresultaten

Achtergronddocument Rode Lijst Vissen 2011

Trekvissen van de Habitatrichtlijn,

edna vismonitoring van grote modderkruiper naar soortsamenstelling (KRW)

Bekdraden en rugvinnen in Gelderland Determinatie en visgemeenschappen

Atlas Amfibieën en Reptielen van de Provincie Vlaams-Brabant. Sam Van de Poel Natuurpunt Studie

RAVON Vissenweekend 2011 Limburg

KNNV afdeling Delfland

Zuidrand te Delfland

Nederland leeft met vismigratie Naar een gestroomlijnde aanpak van de vismigratieproblemen. Tom Buijse

Reptielen van de Habitatrichtlijn,

Masterplan Vis. samenvatting

Vissen met een potje water edna metabarcoding

Waarnemingenoverzicht 2009

Nader onderzoek vissen polder t Hoekje

MONITORING VAN VISMIGRATIEVOORZIENINGEN VOORJAAR 2012

Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland

Inventarisatie beschermde vissoorten Vreeland

Rotonde Oosthuizerweg te Edam Volendam

RAVON Vissenweekend 2007 Biesbosch

REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN

Waterboekje

Inventarisatie beschermde vissen met behulp van vrijwilligers in het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland 2008

Actuele toestand van de Habitatrichtlijnvissen in de Schelde (B): met speciale aandacht voor enkele diadrome soorten

Nieuwe namenlijst Nederlandse vissoorten; werkdocument versie 2

Aantalsontwikkeling van amfibieën,

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO

Aantalsontwikkeling van amfibieën

Bosbeheer voor reptielen en amfibieën. Jeroen van Delft

RAVON JAARVERSLAG 2003 & 2004

Vissen in de Palmerswaard, met advies voor toekomstige inrichting

Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer

een overzicht van beschermde en bedreigde dier- en plantensoorten Ruud, spaar ons mooie Keersopdal!

Advies betreffende de werking van de vistrap 'Dalemse molen' op de Velpe te Tienen

Migratiemogelijkheden voor trekvissen

Nieuwsbrief 18 van RAVON Afdeling Utrecht Maart 2015

INHOUDSOPGAVE. Het voorkomen van vleermuizen, amfibieën en vissen in het gebied van de stedelijke uitbreidingslocatie te Elst. 1 INLEIDING...

Natuurhistorisch Maandblad

Inhaalslag verspreidingsonderzoek

Flora- en faunawetbemonstering Hoorn-Enkhuizen

Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O

Zoetwatervissen,

RAVON Hemelvaartweekeind

AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON

RAVON Hemelvaartweekend

Soorten monitoren met Environmental DNA in de praktijk Jelger Herder

OPFRISAVONDEN. Controleurs Sportvisserij en Boa s. Sportvisserij Nederland, Bilthoven. 14 februari 2012

Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant,

3.8 Praktische aanpak monitoring natte dooradering en water Rémon ter Harmsel Stichting RAVON

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: Kenmerk: /not02 Status: Definitief Opsteller: J.

Verspreidingsonderzoek vissen 2009

Monitoring van vispopulaties met edna

Verspreidingsonderzoek reptielen en amfibieën 2008

Zoetwatervissen,

Plaag/risico analyses en habitatgebruik van exoten in de grote rivier

Vistoets Opsterlandse Compagnonsvaart

Omvang van de Nederlandse sportvisserij,

TREKVISSEN IN HET MEER EN DE POLDERS VAN UBBERGEN EN BEEK. onderzoek aan vier vispassages

Exoten in zoetwater: vissen

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

HET VOORKOMEN VAN DE RUGSTREEPPAD IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING WATERHOVEN OOST TE ALBLASSERDAM

Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in. Tilburg Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk

Monitoring van vismigratie met edna: van wens naar werkelijkheid?

VISSEN IN LELYSTAD

VISSEN IN LELYSTAD 2016

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

Joachim Maes Katholieke Universiteit Leuven Laboratorium voor Aquatische Ecologie 03 december 2004

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

RAVON Vissenweekend 2010 Utrecht

Verspreidingsonderzoek vissen 2008 REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND

VISSEN IN LELYSTAD 2017

Plaag/risico analyses en habitatgebruik van exoten in de grote rivier

v a n b r o n t o t m o n d i n g

Er is een inhaalbeweging nodig om de ontsnipperingsplannen en soortbeschermingsplannen versneld uit te voeren.

Transcriptie:

Prioritaire soorten amfibieën, reptielen en vissen in Noord-Brabant

Prioritaire soorten amfibieën, reptielen en vissen in Noord-Brabant Een rapportage van RAVON in opdracht van de Provincie Noord-Brabant J. van Delft, H. de Nie, F. Spikmans, M. Verdijk en W. Bosman juli 2003 Stichting RAVON Postbus 1413 6501 BK Nijmegen

Colofon 2003 Stichting RAVON, Nijmegen Samenstelling: J. van Delft, H. de Nie, F. Spikmans, M. Verdijk en W. Bosman In opdracht van: Provincie Noord-Brabant Foto omslag: gladde slang, Cartierheide; A. van Rijsewijk Overige foto s: Paul van Hoof Wijze van citeren: Delft, J. van, H. de Nie, F. Spikmans, M. Verdijk & W. Bosman 2003. Prioritaire soorten amfibieën, reptielen en vissen in Noord-Brabant. Stichting RAVON, Nijmegen. 2

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 5 2 METHODIEK 7 2.1 Amfibieën en reptielen 7 2.2 Vissen 8 3 RESULTATEN 9 3.1 Amfibieën en reptielen 9 3.2 Vissen 14 4 ONDERZOEK- EN UITVOERINGSPROGRAMMA 21 5 SAMENVATTING 23 6 BRONNEN 25 BIJLAGEN 3

4

1 INLEIDING De Stichting RAVON (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland) is door de Provincie Noord-Brabant gevraagd voor het opstellen van een lijst van amfibieën, reptielen en vissen in Noord-Brabant welke prioriteit behoeven in het provinciale beleid; zogenaamde prioritaire soorten. RAVON beschikt over het landelijke databestand met betrekking tot de verspreiding van amfibieën en reptielen, met circa 250.000 verspreidingsgegevens. Voor wat betreft vissen is dit bestand minder compleet. Daarom is ten behoeve van deze studie samengewerkt met visdeskundige dr. H.W. de Nie (Stichting atlas Nederlandse zoetwatervissen) die beschikt over het databestand dat is gebruikt om de atlas van de Nederlandse zoetwatervissen (de Nie, 1997a) op te stellen. Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van bestaande verspreidingsgegevens. Er is geen aanvullend veldonderzoek verricht. 5

6

2 METHODIEK Opname van een soort op de lijst van prioritaire soorten in Noord-Brabant, is onder meer afhankelijk van de status in (inter)nationale regelgeving. Met name de status op de Rode Lijst, Habitatrichtlijn en landelijke doelsoortenlijst is hierbij van groot belang. Daarnaast is aan de hand van verspreidings- en monitoringsgegevens de status van een soort in Noord-Brabant vastgesteld, aan de hand van de onderstaande criteria. 2.1 Amfibieën en reptielen A. Belang Noord-Brabant t.o.v. Nederland Per soort wordt het aantal bezette kilometerhokken in Noord-Brabant gerelateerd aan het aantal bezette kilometerhokken in Nederland voor de periode vanaf 1990. Zo wordt van alle amfibieën en reptielen inzicht verkregen in het belang dat Noord- Brabant heeft voor die soort binnen Nederland. De berekende waarden zijn onderverdeeld in een vijftal klassen. Bij de gehanteerde klasse-indeling is rekening gehouden met het oppervlak van Noord-Brabant (circa 15% van Nederland). De gehanteerde klassen zijn weergegeven in de legenda van tabel 1. B. Veranderingen lange termijn Per soort wordt het aantal bezette uurhokken in de periode 1900-1989, vergeleken met het aantal bezette uurhokken in de periode 1990-2001. Dit is zowel voor Nederland als voor Noord-Brabant uitgevoerd. Met deze methode wordt inzicht verkregen in de mate van achteruitgang van de betreffende soort in de afgelopen eeuw. Om te corrigeren voor de geringe onderzoeksintensiteit in het verleden, is aangenomen dat uurhokken die in de periode 1990-2001 bezet zijn, dat ook al voor 1990 waren. Deze correctie is eerder reeds in de Rode Lijst toegepast (Creemers, 1996). Gegevens uit de periode 1990-2001 zijn ook gebruikt om per soort het percentage bezette uurhokken in Noord-Brabant te bepalen. Hieruit is vervolgens de zeldzaamheid van een soort in Noord-Brabant afgeleid. De daarbij gehanteerde klassen zijn opgenomen in de legenda van tabel 1. C. Veranderingen korte termijn Om de veranderingen op korte termijn in beeld te brengen, zijn de gegevens van de RAVON Werkgroep Monitoring, die in het kader van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) zijn verzameld, gebruikt. Van reptielen zijn data beschikbaar van de periode 1994-2002, van amfibieën van 1997-2002. De resultaten van het NEM geven een beeld van landelijke trends. Daarnaast zijn er van een aantal regio's meer gedetailleerde data. Zo is voor deze studie gebruik gemaakt van de data van de regio "Hoge zandgronden Zuid-Nederland". Naast de Brabantse zandgronden vallen ook enkele Limburgse telgebieden binnen deze categorie. Met deze data kan worden aangegeven of een soort de laatste jaren vooruitgaat, stabiel blijft of achteruitgaat. Voor amfibieën wordt hier gewerkt met de presentie van de betreffende soort. Dat wil zeggen het aantal door de soort bezette wateren binnen een telgebied. Voor reptielen wordt de abundantie van iedere soort bepaald. Dat wil zeggen hoe talrijk de soort is op een monitoringstraject. 7

2.2 Vissen Van vissen zijn minder data beschikbaar welke bovendien minder gedetailleerd zijn dan in het geval van amfibieën en reptielen. Berekeningen aan de beschikbare data leveren dan ook minder betrouwbare resultaten op. Met het expert judgement van de projectmedewerkers en in het bijzonder dr. H. W. de Nie is dit ondervangen. Als uitgangspunt voor het samenstellen van de lijst is gekozen voor drie criteria. A. Belang Noord-Brabant t.o.v. Nederland Het belang van de provincie Noord-Brabant voor de visfauna ten opzichte van het landelijke beeld wordt gerepresenteerd door het percentage bezette hokken na 1990 in Noord-Brabant te delen door het percentage bezetten hokken in geheel Nederland. B. Trends op lange en korte termijn Voor zoetwatervissen is gebruik gemaakt van de geschatte achteruitgang in heel Nederland in de periode 1945 1995 (de Nie 1997b). Over trends in de periode 1991 2001 is weinig bekend, in tegenstelling tot de amfibieën en reptielen. Alleen voor de visstand in de grote rivieren bestaat een monitoringprogramma. Bij het monitoringsprogramma wordt onderscheid gemaakt tussen de Maas en de benedenrivieren. Gegevens hieruit, ontleend aan de Leeuw et al. (2002), worden in tabel 3 gepresenteerd. Gegevens vanaf 1990 zijn ook gebruikt om per soort het percentage bezette uurhokken in Noord-Brabant te bepalen. C. Doelsoortstatus De aanwijzing als doelsoort in watertypen die in Noord-Brabant aanwezig zijn. Doelsoorten worden gekozen op grond van hun voorkomen op de Nederlandse rode lijst, IUCN criteria en op de bijvoegsels van de Habitatrichtlijn. 8

3 RESULATEN EN AFWEGING 3.1 Amfibieën en reptielen Algemeen Noord-Brabant is op Limburg na de soortenrijkste provincie voor wat betreft amfibieën. De diversiteit aan bodemsoorten en biotooptypen en de zuidelijke ligging zorgen hiervoor. Wat betreft reptielen neemt Noord-Brabant, opvallend genoeg, een veel minder prominente plaats in. Ondanks de grote oppervlakte aan bos en heide hebben slechts drie soorten onbetwist natuurlijke populaties, namelijk levendbarende hagedis, hazelworm en gladde slang. Van de zandhagedis zijn twee populaties bekend waarvan wordt betwijfeld of deze autochtoon zijn. De adder is waarschijnlijk zo n 30 tot 40 jaar geleden in de omgeving van Zundert en daarmee in heel Brabant, uitgestorven. De prioritaire status van amfibieën en reptielen in Noord-Brabant, zoals die toegekend is in dit onderzoek, is weergegeven in tabel 1. Hieronder wordt ingegaan op de gehanteerde criteria en de afwegingen die zijn gemaakt. A. Belang Noord-Brabant t.o.v. Nederland Het voorkomen van amfibieën en reptielen in Noord-Brabant is vergeleken met de verspreiding in Nederland. Voor twee soorten blijkt Noord-Brabant van uitzonderlijk belang voor de Nederlandse populatie (tabel 1 en bijlage). Van de alpenwatersalamander ligt 49% van de bezette Nederlandse kilometerhokken in Noord-Brabant, van de vinpootsalamander zelfs 60,8%. Noord-Brabant heeft binnen Nederland dan ook een bijzondere verantwoordelijkheid voor deze soorten. Een aantal soorten scoort weliswaar niet zo hoog, maar daarvan is toch een opvallend groot deel van de bezette kilometerhokken (15-30%) binnen Noord-Brabant gelegen. Dit zijn de poelkikker, levendbarende hagedis en gladde slang. Ook de algemene soorten kleine watersalamander, gewone pad, bruine kikker, middelste groene kikker en groene kikker complex vallen in deze categorie, maar deze soorten zijn voor het natuurbeleid minder relevant. Relatief laag (0-15%) scoren: knoflookpad, boomkikker, noordelijke kamsalamander, rugstreeppad, heikikker, meerkikker, zandhagedis en hazelworm. Het lijkt niet verwonderlijk dat de relatief hoog scorende soorten grotendeels gebonden zijn aan het heide- en hoogveenlandschap. Dit is (was) in Noord-Brabant in grote oppervlaktes aanwezig. Soorten van het kleinschalige cultuurlandschap en van laaggelegen en dynamische gronden zijn veel minder goed vertegenwoordigd. B. Trends lange termijn Een aantal soorten laten een sterk negatieve trend zien in de afgelopen eeuw. Er komen soms verschillen voor in de achteruitgang op landelijk niveau en binnen de provincie Noord- Brabant. Bij de amfibieën zien we een forse afname bij in het bijzonder knoflookpad en boomkikker. Ook de rugstreeppad is in Noord-Brabant opvallend achteruitgegaan. Bij de reptielen is de gladde slang de enige soort die zowel landelijk als provinciaal sterk is achteruitgegaan. De adder is waarschijnlijk sinds de jaren 60 in Noord-Brabant uitgestorven en vertoont daardoor de sterkste afname. Zandhagedis en hazelworm vertonen in Noord- Brabant een sterkere afname dan landelijk. Van de zandhagedis is echter onduidelijk of de populaties bij Deurne en Budel autochtoon zijn. Zolang dat onduidelijk is, verdienen deze tenminste voorlopig, de nodige beleidsmatige aandacht. De achteruitgang van de levendbarende hagedis lijkt mee te vallen. Toch zijn deskundigen het erover eens dat de soort op veel plaatsen en uit enkele bijzondere biotopen (schraalgrasland, bermen, akkerranden, erven) nagenoeg is verdwenen. De achteruitgang van het leefgebied en de versnipperingsgevoeligheid van deze soort is voor oostelijk Noord-Brabant aangetoond door van Delft & Kuenen (1998). 9

C. Trends korte termijn De veranderingen op korte termijn geven, mede vanwege de korte looptijd van het Meetnet Amfibieën, nog weinig duidelijke veranderingen. De enige significant sterke toename op landelijk niveau is zichtbaar bij de boomkikker. Deze soort gaat echter zeker niet overal in het land zo sterk vooruit. Voor de Zuid-Nederlandse zandgronden zijn geen data beschikbaar, maar voor Noord-Brabant is de situatie van deze soort nog altijd niet rooskleurig. Significant matige afnamen zijn zichtbaar bij bruine kikker en meerkikker in Noord-Brabant. De oorzaak hiervan is niet duidelijk en reden voor sterke vrees voor het voortbestaan van deze soorten lijkt nog niet nodig. Het Meetnet Reptielen kent al een wat langere looptijd en vertoont ook duidelijkere trends. De gladde slang en hazelworm gaan landelijk zeer sterk in aantal vooruit, de zandhagedis gaat sterk vooruit. Het betreft hier een toename van de abundantie binnen de telgebieden van het meetnet. Dit betekent nog geen toename van de verspreiding van deze soorten. Van genoemde soorten is geen Zuid-Nederlandse trend te geven of is de situatie onduidelijk. De levendbarende hagedis vertoont een significant geringe afname op landelijk niveau. Voor Noord-Brabant geldt deze soort als min of meer stabiel. Afweging Alle amfibieën en reptielen met een landelijke doelsoortstatus zijn aangewezen als prioritaire soort voor Noord-Brabant. De enige soort die geen landelijke doelsoort is maar wel is aangewezen als prioritaire soort voor Noord-Brabant is de levendbarende hagedis. Voor deze soort heeft Noord-Brabant een bovengemiddeld belang en bovendien is het een soort die ook recent nog in Nederland achteruitgaat en waarvan het leefgebied ook recent nog in Noord-Brabant sterk is aangetast (van Delft & Kuenen, 1998). Bij het aanwijzen van prioritaire soorten voor Noord-Brabant is onderscheid gemaakt in hoog en matig prioritaire soorten (en niet prioritaire soorten) (tabel 1). Hoog prioritaire soorten kennen over het algemeen een (zeer) sterke achteruitgang op de lange termijn in Nederland en Brabant (knoflookpad, boomkikker en gladde slang), hebben een zeer hoge internationale status (noordelijke kamsalamander) en/of het belang van Noord-Brabant voor Nederland is (bijzonder) groot (vinpootsalamander en gladde slang). De matig prioritaire soorten kennen over het algemeen een geringe achteruitgang op de lange termijn in Nederland en Brabant (alpenwatersalamander, poelkikker, heikikker, levendbarende hagedis), hebben geen uitzonderlijke internationale status (alpenwatersalamander, levendbarende hagedis, hazelworm) en/of het belang van Noord- Brabant voor Nederland is niet (bijzonder) groot (rugstreeppad, heikikker, hazelworm, zandhagedis). De meest opvallende matig prioritaire soorten zijn alpenwatersalamander (vnl. geselecteerd vanwege uitzonderlijke belang Noord-Brabant voor instandhouding Nederlandse populatie), rugstreeppad (vnl. vanwege sterke achteruitgang op de lange termijn en bijzondere internationale status) en levendbarende hagedis (vnl. vanwege uitzonderlijke belang Noord-Brabant voor instandhouding Nederlandse populatie en negatieve trend op korte termijn in Nederland). De adder is in Noord-Brabant uitgestorven en de dichtstbijzijnde Nederlandse vindplaatsen liggen in Limburg ten oosten van de Maas en in Gelderland op de zuidelijke Veluwe. In België is wel nog een populatie op slechts ca. 5 km. van de grens bij Zundert aanwezig. Het ligt momenteel niet voor de hand dat de soort Noord-Brabant weer zal weten te herkoloniseren. De prioritaire lijst van amfibieën en reptielen in Noord-Brabant ziet er dan als volgt uit: Hoog prioritair: knoflookpad, boomkikker, noordelijke kamsalamander, vinpootsalamander en gladde slang. Matig prioritair: alpenwatersalamander, rugstreeppad, heikikker, poelkikker, levendbarende hagedis, zandhagedis en hazelworm. 10

Tabel 1: Prioritaire status van amfibieën en reptielen in Noord-Brabant en de gebruikte basisgegevens (voor afkortingen zie legenda op volgende pagina). 11

Legenda bij tabel 1. Belang Noord-Brabant t.o.v. Nederland: percentage van de bezette km-hokken na 1990 in Noord-Brabant t.o.v. Nederland 0 0% + 0-15% ++ 15-30% +++ 30-50% ++++ >50% Trend korte termijn -- significant matige afname (25-50% in 5 jaar) - significant geringe afname (< 25% in 5 jaar) -? vermoedelijke afname? onbekend: mogelijk grote toe- of afname 0 min of meer stabiel +? vermoedelijke toename + significant geringe toename (> 25% in 5 jaar) ++ significant matige toename (25-50% in 5 jaar) +++ significant sterke toename (50-75% in 5 jaar) ++++ significant zeer sterke toename (> 75% in 5 jaar) Trend lange termijn: afname bezette uurhokken in periode 1990-2001 t.o.v. periode 1900-1989 - 0-25% afname -- 25-50% afname --- 50-75% afname ---- 75-100% afname Zeldzaamheid: percentage bezette uurhokken in Noord-Brabant vanaf 1990 0-5% zeer zeldzaam 5-15% zeldzaam 15-35% vrij zeldzaam 35-70% algemeen >70% zeer algemeen HR = Habitatrichtlijn 2 = soort van bijlage II, strikte bescherming d.m.v. aanwijzing van beschermde leefgebieden; 4 = soort van bijlage IV, strikte bescherming van het leefgebied is vereist; 5 = soort van bijlage V, waarvoor het onttrekken aan de natuur en de exploitatie aan beheersmaatregelen kunnen worden onderworpen CvB = Conventie van Bern 2 = soort van bijlage II van de Conventie van Bern (lijst van streng beschermde diersoorten); 3 = soort van bijlage III van de Conventie van Bern NRL = Nationale rode lijst be = bedreigd, kw = kwetsbaar, tnb = thans niet bedreigd FFW = Flora- en Faunawet * = beschermd volgens de Flora- en faunawet Doel = Landelijke doelsoortenstatus I = internationaal heeft NL relatief grote betekenis voor behoud van soort, t = soort vertoont in NL dalende trend, z = soort is in NL zeldzaam. Hoofdletters geven aan dat doelsoort op dat punt sterk scoort. 12

Belangrijke habitats voor amfibieën en reptielen In tabel 2 zijn de belangrijkste habitats voor de prioritaire amfibieën en reptielen in Noord- Brabant weergegeven, op basis van expert judgement van de projectmedewerkers. Tabel 2: Belangrijke habitats van de prioritaire amfibieën en reptielen in Noord-Brabant. Waterhabitats Landhabitats Ven Sloot Poel Diverse grote en ondiepe wateren * Natte heide Droge heide Hoogveen Laagveen Open bos Houtwal en struweel Akker Schraalgrasland Amfibieën Knoflookpad X X X X X X Boomkikker X X X X Noordelijke kamsalamander X X X X X X Vinpootsalamander X X X X X X Alpenwatersalamander X X X X X X X Rugstreeppad X X X X Heikikker X X X X X Poelkikker X X X X X X X Reptielen Gladde slang X X X Levendbarende hagedis X X X X X X Zandhagedis X X Hazelworm X X X X Adder X X X X * inclusief A-basisbiotopen t.b.v. boomkikker, oude rivierarmen, wielen, zandwinlocaties met een deels ondiep karakter 13

3.2 Vissen Algemeen De visfauna in Noord-Brabant is zeer divers. De provincie bevat enkele verschillende watertypen zoals laaglandbeken op de zandgronden, kleine natuurlijke wateren zoals vennen, veel kunstmatige kleine wateren (zandputten, stadswateren etc.) de benedenlopen van rivieren (Maas, Boven Merwede, Hollandsch Diep en Schelde) en afgesloten zeearmen zoals het Krammer-Volkerak en het Markizaatsmeer en een voormalig zoetwatergetijdegebied: de Biesbosch. Door deze verscheidenheid zijn bijna alle vissoorten die voor het landelijke soortenbeleid van belang zijn, ook van belang voor het provinciale beleid. De enige uitzonderingen hierop zijn de vissoorten van snelstromende heuvellandbeken, die alleen in Limburg aangetroffen worden. De prioritaire status van vissen in Noord-Brabant, zoals die toegekend is in dit onderzoek, is weergegeven in tabel 3. Hieronder wordt ingegaan op de gehanteerde criteria en de afwegingen die zijn gemaakt. A. Belang Noord-Brabant t.o.v. Nederland Het voorkomen van vissoorten in Noord-Brabant is vergeleken met de landelijke visfauna in het databestand van de Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen, aangevuld met verspreidingsgegevens aan vis van de RAVON-werkgroepen. Hierbij vielen vier groepen vissoorten op die meer dan gemiddeld (factor 2) in Noord-Brabant voorkomen. (1) de typische riviervissen als houting, diklipharder, fint, en zeeprik (2) een typische beekvis als het bermpje (3) vissen van natuurlijke kleine wateren zoals tiendoornige stekelbaars, en grote modderkruiper (4) uitheemse (exotische) vissoorten zoals Amerikaanse hondsvis, bruine dwergmeerval, en giebel (goudvis).*). *) In Noord-Brabant komen relatief veel kleine kunstmatige wateren voor waarin zich uitheemse vis gevestigd heeft. Hierbij dient opgemerkt te worden dat bij een beleid gericht op het beschermen van amfibieën, de daarvoor aangelegde (kunstmatige) wateren visvrij gehouden dienen te worden. In dezen bestaan vooral grote zorgen over de Amerikaanse hondsvis en de zonnebaars (Sierdsema et al., 2002; Bosman in pres.). Zie ook paragraaf "exotenproblematiek". B. Trends lange en korte termijn Barbeel, fint, kwabaal, serpeling en sneep zijn Rode lijstsoorten die in de periode 1945-1995 sterk zijn afgenomen (achteruitgang meer dan 80%) of zelfs verdwenen (fint). Uit monitoringonderzoek van de afgelopen tien jaar blijkt dat kwabaal en sneep weer toenemen in de benedenrivieren en de Maas. Barbeel en fint nemen in de benedenrivieren weer toe en serpeling neemt toe in de Maas. Ook diklipharder, rivierprik en zalm nemen toe in de benedenrivieren. De kroeskarper is toegenomen in de Maas (De Leeuw et al. 2002). De paling neemt significant in aantal af in de Maas terwijl trends in de overige rivieren onduidelijk zijn. De trend in de intrek van palinglarven is al jaren zorgelijk (Dekker 2002). C. Doelsoortstatus Het lijkt bij vissen weinig zinvol om de prioriteit op prioritaire soortenlijsten eenvoudigweg te leggen bij de frequentie van voorkomen, omdat hierin de grote rivieren en zeearmen een onevenredig grote invloed hebben. Bovendien is het waterkwaliteitsbeleid in de grote rivieren grotendeels een verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat. De landelijke richtlijnen voor doelsoorten kennen drie criteria die te maken hebben met: (1) de internationale verantwoordelijkheid van Nederland voor de wereldpopulatie, het i- criterium (2) de trend in de tijd, de snelheid waarmee de populatie afneemt in grootte (aantal individuen en/of areaalgrootte), het t-criterium en tenslotte 14

(3) de huidige zeldzaamheid van de soort in Nederland, het z-criterium. Er worden 22 vissoorten genoemd als doelsoort (Bal et al., 2001) in vijf waterrijke landschapstypen die te vinden zijn in Noord-Brabant: zwak gebufferde vennen (grote modderkruiper) nagenoeg natuurlijk zand- en beekdallandschap (beekprik, bermpje, elrits, kroeskarper, rivierdonderpad en vetje) langzaam stromende rivier met nevengeul (barbeel, kopvoorn, kwabaal, meerval, rivierdonderpad, rivierprik, serpeling, sneep, spiering, steur, winde, zalm en zeeprik) Zoetwatergetijdegebied (bittervoorn, diklipharder, fint, kwabaal, meerval, rivierdonderpad, rivierprik, spiering, steur, winde, zalm, zeeprik) afgesloten zeearm (bittervoorn, fint, grote modderkruiper, kroeskarper, kwabaal, meerval, rivierdonderpad, rivierprik, spiering, vetje, winde, zalm, zeeprik). De vetgedrukte soorten worden van groot belang geacht. In deze lijsten wordt één soort (rivierdonderpad) vier maal genoemd, zeven merendeels stroomminnende soorten worden drie maal genoemd, vijf soorten twee maal en zeven soorten slechts één maal. Internationale positie Bij de aanwijzing van landelijke doelsoorten is gekeken naar het voorkomen in Nederland ten opzichte van het voorkomen in andere landen. Daarbij is geen rekening gehouden met het feit dat riviertrekvissen die zich in Nederland niet voortplanten (paling, rivierprik, zalm, zeeforel en zeeprik), wel door het Nederlandse gedeelte van de rivieren Rijn en Maas trekken en daarom van groot belang zijn voor de paai- en/of opgroeigebieden in Zwitserland, Frankrijk, Duitsland en België. Om deze redenen zijn deze soorten op de Rode Lijst gezet (de Nie, 1997b), maar volgens Bal et al. (2001) is dit ten onrechte. Daarom ontbreekt de paling als doelsoort. De paling is vanwege de belangrijke positie van de benedenrivier als trekroute toegevoegd aan de lijst van prioritaire soorten. De zeeforel is toegevoegd omdat de habitateisen (voor zover het eisen betreft aan de optrekbaarheid) niet verschillen van die van de zalm. Daarnaast zou ook de trekkende spiering van de grote rivieren beschouwd moeten worden als een vissoort waarvoor Nederland internationale verplichtingen heeft. Afweging De meeste waarnemingen van de beekprik komen uit drie gebieden in Nederland te weten het stroomgebied van de Keersop in Noord-Brabant en twee gebieden in Gelderland (Achterhoek en Oost-Veluwe). De populatie in de Keersop is verreweg het grootst. De Nie (1997b) schatte de achteruitgang in areaal van de beekprik in Nederland op 64% in de periode tussen 1945 en 1995. De beekprik behoort niet tot de opvallend veel in Noord- Brabant voorkomende vissoorten, omdat het aantal uurhokken van het kerngebied gering is. De vis scoort met 1,63 onder de factor 2. De landelijke doelsoort elrits is weggelaten omdat deze vis volgens historisch onderzoek alleen voorkomt in Limburgse beken en in sprengenbeken in de Oost-Veluwe (waarschijnlijk als translocatie met als oorsprong uitzettingen via forelkwekerijen in het begin van de 20ste eeuw). De grote modderkruiper komt in Noord-Brabant relatief veel voor. Dit hangt mogelijk samen met de aanwezigheid van kleine wateren op de overgangen tussen zand en veengebieden. De Brabantse beken lijken niet (meer) geschikt voor het duurzaam in stand houden van populaties van zalmachtige vissoorten zoals beekforel en vlagzalm. Een herintroductieproject van de vlagzalm in de Keersop is mislukt en er zijn geen aanwijzingen dat Brabantse beken in het verleden populaties van zalmachtige hebben gekend. De beekforel staat overigens alleen voor snelstromende beken in Limburg en Oost-Nederland op de landelijke doelsoortenlijst. 15

Het waterbeleid dat gevoerd wordt in het Haringvliet en de Biesbosch waarbij de getijdenwerking wordt versterkt en zoet-zoutovergangen zullen worden geschapen, is van groot belang voor de migrerende vissoorten. Daarom zijn ze toegevoegd aan de lijst van prioritaire soorten voor Noord-Brabant. Daarnaast spelen formele verplichtingen in het kader van de Habitatrichtlijn. De houting (genoemd in zowel de annex II als IV) en de elft, hoewel niet genoemd als doelsoorten, zijn riviertrekvissen en staan vermeld in de Habitatrichtlijn (zie website in referentielijst). Hoewel geen riviervis en zeker geen trekvis, geldt dit ook voor de kleine modderkruiper, deze soort staat vermeld in de annex II. Overigens leerde een gebiedsdekkende inventarisatie in de Limburgse Peel dat deze vis daar niet zeldzaam is (Crombaghs et al. 2000). Exotenproblematiek In een lijst met prioritaire soorten moeten die soorten staan waar het provinciale beleid zich de komende jaren op zou moeten richten. Dit wil niet noodzakelijkerwijs zeggen dat het alleen om zeldzame en/of kritische soorten gaat. Twee vissoorten zijn op "negatieve gronden" geselecteerd. Dit zijn de zonnebaars en de Amerikaanse hondsvis. Deze soorten zijn in een groot deel van Noord-Brabant ruim verspreid en hebben waarschijnlijk een sterk negatief effect op amfibieën (en andere waterorganismen). Handel in en kweken van, bezitten en uitzetten van deze soorten zou daarom verboden moeten worden. Daarnaast zouden deze vissen bestreden kunnen worden in voor de fauna belangrijke wateren, zoals dat ook wordt gedaan bij bijvoorbeeld de grote waternavel en muskusrat (Sierdsema et al., 2003, Bosman in pres.). De levendbarende hagedis is voor Noord-Brabant aangemerkt als een matig prioritaire soort. Foto: Paul van Hoof. 16

Tabel 3: Prioritaire status van vissen in Noord-Brabant en de gebruikte basisgegevens (voor afkortingen zie legenda op volgende pagina). 17

Legenda bij tabel 3. HR = Habitatrichtlijn 2 = soort van bijlage II, strikte bescherming d.m.v. aanwijzing van beschermde leefgebieden; 4 = soort van bijlage IV, strikte bescherming van het leefgebied is vereist; 5 = soort van bijlage V, waarvoor het onttrekken aan de natuur en de exploitatie aan beheersmaatregelen kunnen worden onderworpen CvB = Conventie van Bern 2 = soort van bijlage II van de Conventie van Bern (lijst van streng beschermde diersoorten); 3 = soort van bijlage III van de Conventie van Bern NRL = Nationale rode lijst be = bedreigd, kw = kwetsbaar, tnb = thans niet bedreigd, vnw = verdwenen in het wild uit Nederland. FFW = Flora- en Faunawet * = beschermd volgens de Flora- en faunawet Doel = Landelijke doelsoortenstatus I = internationaal heeft NL relatief grote betekenis voor behoud van soort, t = soort vertoont in NL dalende trend, z = soort is in NL zeldzaam. Hoofdletters geven aan dat doelsoort op dat punt sterk scoort. Belang Noord-Brabant t.o.v. Nederland Percentage bezette uurhokken in NB gedeeld door percentage bezette uurhokken in Nederland Trend korte termijn -- = significante afname (P<0.05); - = waarschijnlijke afname (P<0.10); 0=geen trend; + = waarschijnlijke toename (P<0.10); ++ = significante toename (P<0.05);? Onbekend, vis niet aangetroffen. Trend lange termijn Landelijke achteruitgang in aantal of areaal in de periode 1945 1995. VNW = Verdwenen in het wild in Nederland (zie ook Rode Lijst). Dit houdt ook in dat zwervende individuen van populaties in het buitenland, of uitgezette vissen met regelmaat gevangen worden. Prioriteit Noord-Brabant +++ = hoge prioriteit; ++, + = prioriteit even hoog als geformuleerd in landelijk doelsoortenbeleid (++ =hoog, +=minder hoog in Noord-Brabant); 0 = geen prioriteit in Noord-Brabant, -- = negatieve prioriteit. Doelsoorten D, d = doelsoorten van landelijk beleid voor landschapstypen die in Noord-Brabant aanwezig zijn (d minder belangrijke doelsoorten). Voetnoot bij tabel 3 en bijlage 2 *In Bal et al. 2001 staat de kroeskarper abusievelijk als ernstig bedreigde soort volgens de IUCN (The World Conservation Union), maar dit is niet het geval (website zie referentielijst). ** De rivierdonderpad staat in de Nie & van Ommering (1998) abusievelijk als beschermde soort volgens de Conventie van Bern. In Nederland bestaat een niet bedreigde populatie in groot water (IJsselmeer, grote rivieren), terwijl de variant die in beken voortkomt kwetsbaar en mogelijk bedreigd te noemen is. Indexu = percentage uurhokken in Noord-Brabant gedeeld door landelijke percentage. Indexkm = idem voor voorkomen in 1 x 1 km hokken. 18

Belangrijke habitats voor vissen In tabel 4 zijn de belangrijkste habitats voor de prioritaire vissen in Noord-Brabant weergegeven, op basis van Bal et al. (2001). Tabel 4: Belangrijke habitats van de prioritaire vissen in Noord-Brabant. Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Vennen Beken Rivier Getijde Zee-arm Beekprik Lampetra planeri D Grote modderkruiper Misgurnus fossilis d d Houting Coregonus oxyrinchus Barbeel Barbus barbus D Bermpje Barbatula barbatulus D Bittervoorn Rhodeus sericeus d d Diklipharder Chelon labrosus d Elft Alosa alosa Fint Alosa fallax D d Kopvoorn Leuciscus cephalus D Kroeskarper Carassius carassius d d Kwabaal Lota lota D d d Paling (rode aal) Anguilla anguilla Rivierdonderpad Cottus gobio d D d D Rivierprik Lampetra fluviatilis D D D Serpeling Leuciscus leuciscus d Spiering Osmerus eperlanus d d D Steur Acipenser sturio D D Vetje Leucaspius delineatus d d Winde Leuciscus idus D d D Zalm Salmo salar D D d Zeeforel Salmo trutta trutta Zeeprik Petromyzon marinus D D D Kleine modderkruiper Cobitis taenia Meerval Silurus glanis D D d Sneep Chondrostoma nasus d Beekforel Salmo trutta fario Elrits Phoxinus phoxinus d Gestippelde alver Alburnoides bipunctatus Vlagzalm Thymallus thymallus Zonnebaars Lepomis gibbosus Amerikaanse hondsvis Umbra pygmaea 19

20

4 ONDERZOEK- EN UITVOERINGSPROGRAMMA Binnen dit project was geen tijd beschikbaar om een onderzoek- en uitvoeringsprogramma op te stellen. RAVON acht het echter van belang voor de prioritaire soorten amfibieën en reptielen belangrijk onderzoek en maatregelen toch te vermelden. Voor vissen is minder direct toepasbare kennis en zijn minder lopende beschermingsplannen beschikbaar, zodat op die diergroep hier niet wordt ingegaan. RAVON beschikt over de benodigde kennis om een dergelijk programma voor Noord- Brabant nader uit te werken voor amfibieën, reptielen en ook voor vissen. Knoflookpad: In 2003 wordt een provinciale inventarisatie van deze soort uitgevoerd door RAVON. Er zal naar aanleiding van de bevindingen een overlevingsplan worden opgesteld. RAVON huisvest ook de landelijke coördinator voor het Soortbeschermingsplan knoflookpad. Deze coördinator is het juiste aanspreekpunt voor onderzoek en maatregelen in de provincie Noord-Brabant (en elders in Nederland). Boomkikker: RAVON huisvest de landelijke coördinator voor het Soortbeschermingsplan boomkikker. Deze coördinator is het juiste aanspraakpunt voor onderzoek en maatregelen in de provincie Noord-Brabant (en elders in Nederland). In het Soortbeschermingsplan en het bijbehorende achtergronddocument (in prep.) staan veel concrete uitvoeringsmaatregelen ten behoeve van de boomkikker in Brabant. Noordelijke kamsalamander: Van veel oude vindplaatsen is de noordelijke kamsalamander al jaren niet meer gemeld. Het is zeer nuttig om van deze prioritaire soort met een bijzondere status op de Habitatrichtlijn vindplaatsen ouder dan 5 of 10 jaar weer eens te inventariseren. Aan deze inventarisatie zou een overlevingsplan gekoppeld moeten worden. Vinpootsalamander: Van veel oude vindplaatsen is de vinpootsalamander al jaren niet meer gemeld. Het is zeer nuttig om van deze prioritaire soort, waarvoor Noord-Brabant een bijzondere verantwoordelijkheid heeft, vindplaatsen ouder dan 5 of 10 jaar weer eens te inventariseren. Aan deze inventarisatie zou een overlevingsplan gekoppeld moeten worden. Alpenwatersalamander: Rugstreeppad: Heikikker: Bijzondere onderzoeken of maatregelen voorlopig niet nodig. De rugstreeppad is vrij zeldzaam in Noord-Brabant en van veel oude vindplaatsen is de rugstreeppad al jaren niet meer gemeld. Het is zeer nuttig om van deze prioritaire soort vindplaatsen ouder dan 5 of 10 jaar weer eens te inventariseren. Aan deze inventarisatie zou een overlevingsplan gekoppeld moeten worden. Wellicht is monitoring van een ruime steekproef van vennen (in overleg met NEM) een goede methode om populaties van deze soort in de gaten te houden. Poelkikker: Deze soort wordt maar door weinig waarnemers gedetermineerd. Het vermoeden bestaat dat de poelkikker in Noord-Brabant niet zeldzaam is. Door in een ruime steekproef van diverse watertypen veel groene kikkers te determineren, kan beter inzicht in de verspreiding en status van deze soort worden verkregen. Bij inventarisaties die in opdracht voor de 21

Gladde slang: Levendbarende hagedis: Zandhagedis: Hazelworm: Adder: provincie worden uitgevoerd, zou verplicht aandacht aan groene kikkers besteed moeten worden. Er is bij RAVON informatie beschikbaar over enkele oudere vindplaatsen van de gladde slang waar de soort mogelijk nog voor zou kunnen komen. Een gerichte inventarisatie van een aantal terreinen in Noord-Brabant zou nog enkele onbekende populaties aan het licht kunnen brengen. Voor sommige leefgebieden bestaan zeer concrete ideeën over gericht beheer en over te realiseren verbindingszones. Bijzondere onderzoeken voorlopig niet nodig. Wat betreft maatregelen dient de aandacht uit te gaan naar de vele kleine populaties in kleine heideterreinen en in marginale/zeldzame biotooptypen. De mogelijkheid van onderzoek naar het oorspronkelijke karakter van de zandhagedis in Noord-Brabant aan de hand van genetisch materiaal zou onderzocht moeten worden. Dit zou het mogelijk maken de Brabantse zandhagedissen op hun waarde te schatten. Van de populatie in Budel is vrijwel niets bekend. Een grondige inventarisatie is hier noodzakelijk. Bijzondere onderzoeken voorlopig niet nodig. Gezien het zeer geringe aantal waarnemingen van de hazelworm in Noord- Brabant, zou een inventarisatie nuttig, maar zeker ook lastig zijn. Uitgestorven. Eventueel zou in samenwerking met België aan de realisatie van een verbindingszone gewerkt kunnen worden, waardoor de adder op de lange termijn mogelijk nog ooit in de regio Zundert terug zou kunnen keren. De vinpootsalamander is voor Noord-Brabant een hoog prioritaire soort. Een gerichte inventarisatie van oude, bekende vindplaatsen is zeer nuttig. Foto: Paul van Hoof 22

5 SAMENVATTING Amfibieën en reptielen Alle amfibieën en reptielen met een landelijke doelsoortstatus zijn aangewezen als prioritaire soort voor Noord-Brabant. De enige soort die geen landelijke doelsoort is maar wel is aangewezen als prioritaire soort voor Noord-Brabant is de levendbarende hagedis. Voor deze soort heeft Noord-Brabant een bovengemiddeld belang en bovendien is het een soort die ook recent nog in Nederland achteruitgaat. Er is onderscheid gemaakt in hoog (vijf soorten) en matig prioritaire soorten (zeven soorten) en niet prioritaire soorten. Hoog: knoflookpad, boomkikker, noordelijke kamsalamander, vinpootsalamander en gladde slang. Matig: alpenwatersalamander, rugstreeppad, heikikker, poelkikker, levendbarende hagedis, zandhagedis en hazelworm. Vissen Praktisch alle 22 vissoorten die landelijk als doelsoort zijn aangewezen, zijn van belang voor het natuurbeschermingsbeleid van de provincie Noord-Brabant. De Rode Lijstsoorten houting, beekprik en grote modderkruiper hebben een hoge prioriteit, omdat zij vooral voorkomen in wateren binnen deze provincie. De doelsoort elrits en zalmachtige vissoorten die als doelsoort voor snelstromende beken zijn genoemd, zijn weggelaten. Deze soorten komen van nature hoogstwaarschijnlijk niet in Noord-Brabant voor. Houting, elft en kleine modderkruiper, hoewel niet aangewezen als doelsoorten, zijn toegevoegd omdat zij voorkomen op de annex van de Habitatrichtlijn en in Noord-Brabant goed vertegenwoordigd zijn. Daarnaast zijn de paling en de zeeforel toegevoegd. Daarmee gelden 26 vissoorten als min of meer prioritair voor Noord-Brabant. Twee vissoorten zijn op "negatieve gronden" geselecteerd als prioritaire soort. Dit zijn de uitheemse zonnebaars en Amerikaanse hondsvis, die waarschijnlijk een negatief effect op amfibieën en andere waterorganismen hebben. 23

24

6 BRONNEN Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal en F.J. van Zadelhoff, 2001. Handboek Natuurdoeltypen. Tweede editie. Rapport EC/LNV nr. 2001/020. Min. LNV, Wageningen. Bosman, W., in pres. Het Rauwven, een exotisch ven in het beekdal van de Aa. RAVON 15. Creemers, R.C.M. 1996. Bedreigde en kwetsbare Reptielen en Amfibieën in Nederland. Basisrapport met voorstel voor de Rode Lijst. Publicatiebureau Stichting RAVON, Nijmegen. Crombaghs, B.H.J.M., R.W. Akkermans, R.E.M.B. Gubbels & G. Hoogerwerf, 2000. Vissen in Limburgse beken. Natuurhistorisch genootschap in Limburg, Maastricht. Dekker, W. 2002. De toestand van de Europese aalstand en visserij. Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek. (http://www.rivo.wag-ur.nl/news/press/press200207tokyo--nl- 1.doc) Delft, J.J.C.W. van & F.J.A. Kuenen, 1998. Onderzoek naar de effecten van landschapsversnippering op populaties van de Levendbarende hagedis (Lacerta vivipara) in oostelijk Noord-Brabant. Verslagen Milieukunde nr. 160a en b. Habitatrichtlijn Annex II: http://europa.eu.int/comm/environment/nature/hab-an2en.htm Annex IV: http://europa.eu.int/comm/environment/nature/hab-an4en.htm IUCN: http://www.redlist.org/search/search-basic.html Leeuw, J. de, E. Winter & T. Buijse, 2002. Riviervis terug in de rivieren? Levende Natuur 103(1):10-15. Nie, H.W. de, 1997a. Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen. 2de druk Media Publishing, Doetinchem. Nie, H.W. de,1997b. Bedreigde en kwetsbare zoetwatervissen in Nederland. Voorstel voor een Rode Lijst. Stichting Atlas Verspreiding Zoetwatervissen. Nie, H.W. de & G. van Ommering 1998. Bedreigde en kwetsbare zoetwatervissen in Nederland. IKC Natuurbeheer rapport 33. Sierdsema, H., A. van Kleunen, J. Bouwman, F. Spikmans, B. Koese, J.T. Smit, H. van Kleef & A.J.J. Lemaire, 2002. Beleidsmonitoring OBN-fauna 2002. VOFF-rapport 2002-02, Vereniging Onderzoek Flora en Fauna, Nijmegen. 25

26

BIJLAGEN 1 Basisgegevens amfibieën en reptielen 2 Basisgegevens zoetwatervissen 27

Bijlage 1: Basisgegevens amfibieën en reptielen 28

Bijlage 2: Basisgegevens zoetwatervissen uurhokken na 1990 1x1 km hokken na 1990 Nederlandse naam NL NB indexu NL NB indexkm Brasem 881 131 1,32 2723 374 1,47 Steur 23 3 1,16 18 1 0,59 Gestippelde alver 4 0 0,00 7 0 0,00 Alver 316 61 1,71 582 84 1,54 Elft 1 0 0,00 1 0 0,00 Fint 20 5 2,22 27 1 0,40 Zwarte dwergmeerval 6 1 1,48 5 1 2,14 Bruine dwergmeerval 29 12 3,67 26 7 2,88 Paling 704 105 1,32 1590 209 1,41 Roofblei 40 8 1,77 33 6 1,95 Bermpje 277 70 2,24 779 135 1,85 Barbeel 68 10 1,30 105 9 0,92 Kolblei 695 106 1,35 1696 233 1,47 Giebel 125 35 2,48 162 43 2,84 Kroeskarper* 293 49 1,48 422 46 1,17 Diklipharder 28 9 2,85 36 5 1,49 Sneep 28 3 0,95 42 3 0,76 Kleine modderkruiper 355 78 1,95 778 161 2,21 Grote marene + houting 15 5 2,96 17 3 1,89 Rivierdonderpad** 277 37 1,19 563 68 1,29 Graskarper 226 33 1,30 128 19 1,59 Karper 570 120 1,87 1033 173 1,79 Snoek 764 152 1,77 1776 319 1,92 Driedoornige stekelbaars 683 152 1,97 2147 533 2,66 Riviergrondel 415 87 1,86 962 150 1,67 Pos 626 88 1,25 1818 233 1,37 Rivierprik 124 17 1,22 161 21 1,40 Beekprik 38 7 1,63 77 20 2,78 Zonnebaars 56 12 1,90 62 13 2,24 Vetje 211 35 1,47 289 46 1,70 Kopvoorn 142 27 1,69 266 22 0,89 Winde 427 81 1,68 716 141 2,11 Serpeling 92 17 1,64 132 18 1,46 Kwabaal 56 11 1,74 54 6 1,19 Grote modderkruiper 121 30 2,20 141 45 3,42 Regenboogforel 79 15 1,68 66 12 1,95 Spiering 274 36 1,17 942 50 0,57 Baars 932 159 1,51 3135 409 1,40 Zeeprik 50 13 2,31 56 11 2,10 Elrits 11 0 0,00 45 0 0,00 Bot 236 29 1,09 726 97 1,43 Tiendoornige stekelbaars 723 179 2,20 2224 645 3,10 Bittervoorn 202 29 1,27 376 44 1,25 Blankvoorn 1014 182 1,59 3506 554 1,69 Zalm 19 2 0,93 19 1 0,56 Forel 33 1 0,27 28 0 0,00 Beekforel 121 23 1,69 301 24 0,85 Zeeforel 101 12 1,05 101 9 0,95 Bronforel 4 0 0,00 4 0 0,00 Rietvoorn 724 137 1,68 1676 275 1,76 Meerval 55 10 1,61 61 10 1,75 Snoekbaars 580 77 1,18 1792 211 1,26 Vlagzalm 7 0 0,00 7 0 0,00 Zeelt 605 130 1,91 1406 231 1,76 Amerikaanse hondsvis 66 43 5,78 153 84 5,88 Blauwband 18 3 1,48 33 3 0,97 Brasem of Kolblei 45 4 0,79 67 4 0,64 hokken met Vissen 1326 230 6738 1333 Hokken totaal 2280 257 57000 5326 29

30