VERZOEKEN AAN LCV AAN LCV Aan de LCV zijn in de verslagperiode 8 verzoeken voorgelegd. De uitspraken en conclusies staan sterk verkort en samengevat- hieronder vermeld. Afschriften van de geanonimiseerde uitspraken kunt u opvragen bij het secretariaat van de LCV te Utrecht. 1. Geschil over intrekken instellingsbesluit, sluiting kapel, opzeggen lidmaatschap cliëntenorganisatie, vorming centrale cliëntenraad, afbouwen dienstverlening. Artikel 2, 3 lid 1 onder l, artikel 4 WMCZ. Uitspraak. De cliëntenraad van een verzorgingshuis heeft de LCV verzocht te bemiddelen in een geschil rond de uitvoering van de WMCZ, in het bijzonder de naleving van de artikelen 2, 3 en 5 van deze wet. Het verzorgingshuis (hierna instelling x) is een inmiddels leegstaand verzorgingshuis met kapel van waaruit tot voor kort ook diensten werden geleverd aan zelfstandig wonende ouderen in de directe omgeving van instelling x (onder meer in de aanleunwoningen van de instellingen a en b). Instelling x en instelling b moet worden gesloopt, zo bepaalt het (provinciale) plan verpleging en verzorging 1997-2001. De Stichting y gaat extramurale zorg leveren aan cliënten in nieuw te bouwen seniorenappartementen. Instelling x heeft een cliëntenraad waarin zowel de cliënten van binnen de muren (vertegenwoordigd door drie leden), als van die daarbuiten (twee leden voor instelling a en twee leden van instelling b) vertegenwoordigd zijn. De laatste cliënt van instelling x is inmiddels vertrokken. De zorgaanbieder heeft daarom zijn besluit tot instelling van de cliëntenraad in heroverweging genomen. De zorgaanbieder wil de vertegenwoordiging van de extramurale cliënten onderbrengen bij de cliëntenraad van de onder Stichting ressorterende instelling c, en Het besluit tot instelling van de cliëntenraad intrekken. De cliëntenraad adviseert hierover negatief. De zorgaanbieder verzoekt de LCV uit te spreken dat hij genoemd intrekkingbesluit mag nemen. 8
Naar het oordeel van de cliëntenraad laat het geschil zich niet beperken tot de intrekking van het instellingsbesluit. De cliëntenraad vraagt de LCV te bemiddelen rond een aantal geschilpunten: - het door de zorgaanbieder opzeggen van het lidmaatschap van de LOC zonder de cliëntenraad hierover te raadplegen; - het instellen van een centrale cliëntenraad en het hanteren van een profielschets voor leden van de cliëntenraad; - het zonder instemming van de cliëntenraad sluiten van voorzieningen in instelling x, waaronder de recreatieruimte, de winkel en de kapper; - het door de zorgaanbieder sluiten van de kapel. Uitspraak Ten aanzien van het intrekken van Het besluit tot instelling van de cliëntenraad : Het besluit tot intrekking van het besluit tot instelling van de cliëntenraad behoeft op grond van artikel 3 lid 1 sub l de instemming van de cliëntenraad. Dat houdt in dat het besluit niet genomen mag worden wanneer de cliëntenraad daarmee niet instemt, tenzij de LCV toestemming geeft om het besluit wel te nemen. De WMCZ verplicht de zorgaanbieder om op grond van artikel 2 lid 1 van de WMCZ voor elke door hem in stand gehouden instelling een cliëntenraad in te stellen. Als instelling valt in ieder geval aan te merken een verpleeghuis en verzorgingshuis. Uit de wet valt niet te lezen dat als instelling moet worden aangemerkt ieder onderdeel van de instelling, zoals afdelingen, huizen, vleugels en paviljoens. Als cliënt in de zin van de WMCZ is aan te merken iedereen voor wie de instelling werkt, ongeacht of de zorg- en dienstverlening in of vanuit de instelling wordt geleverd. De zorgaanbieder kan bij een volledige extramuralisering van de zorgcapaciteit van de instelling en het feitelijk verdwijnen van de instelling niet meer geacht worden een instelling in stand te houden. Hij behoeft daarom geen uitvoering meer te geven aan het bepaald van artikel 2 lid 1 van de WMCZ. Van hem kan evenmin gevergd worden een aparte cliëntenraad in te stellen c.q. voort te 9
zetten die de belangen van de extramurale cliënten behartigt. De zorgaanbieder dient wel te bewerkstelligen dat de belangen van de extramurale cliënten adequaat worden behartigd en dient hiervoor in overeenstemming met de WMCZ passende waarborgen te ontwikkelen. In overweging nemende dat de zorgaanbieder hieraan uitvoering wil geven door de cliëntenraad van de nabij gelegen instelling c uit te breiden met leden die de belangen van de extramurale cliënten behartigen komt de LCV tot de conclusie dat de zorgaanbieder bij zijn besluit tot intrekken van het instellingsbesluit van de cliëntenraad van instelling x bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn voornemen heeft kunnen komen. De LCV spreekt uit dat de zorgaanbieder zijn besluit tot intrekking van het instellingsbesluit van de cliëntenraad kan nemen, met dien verstande dat voornoemd besluit in werking treedt op het moment dat met instemming van de cliëntenraad van instelling c een nieuw instellingsbesluit voor de cliëntenraad van instelling c is genomen en een nieuwe cliëntenraad tot stand is gekomen. Tot de inwerkingtreding van de intrekking van het instellingsbesluit komt aan de cliëntenraad van instelling x alle rechten en bevoegdheden toe die de WMCZ en de samenwerkingsovereenkomst aan hem toekent. Dit houdt in dat de LCV gehouden is de verzoeken te behandelen die de cliëntenraad aan de LCV heeft voorgelegd. Ten aanzien van het opzeggen van het lidmaatschap van een cliëntenorganisatie: De WMCZ bepaalt dat de zorgaanbieder ervoor moet zorgen, onder meer door het verschaffen van materiële middelen, dat een cliëntenraad redelijkerwijs in staat geacht kan worden de gemeenschappelijke belangen van cliënten te behartigen. Gezien de doelstelling van de LOC en haar concrete aanbod van activiteiten kan redelijkerwijs worden aangenomen dat het lidmaatschap van de LOC ertoe bijdraagt dat een cliëntenraad aan zijn wettelijke opdracht kan voldoen. Het lidmaatschap van de LOC behoort naar het oordeel van de LCV tot de materiële middelen 10
waarover de cliëntenraad ten behoeve van zijn werkzaamheden kan beschikken. Het opzeggingsbesluit had derhalve op grond van artikel 3 lid 1 onder l WMCZ ter instemming aan de cliëntenraad moeten worden voorgelegd. Het in casu niet juist naleven van de WMCZ door de zorgaanbieder heeft evenwel geen rechtsgevolg aangezien de cliëntenraad niet, althans niet tijdig een expliciet en ondubbelzinnig beroep heeft gedaan op de nietigheid van het opzeggingsbesluit. Ten aanzien van het instellen van een centrale cliëntenraad: De WMCZ verplicht zorgaanbieders om voor elke instelling die zij instandhouden een cliëntenraad in te stellen. De vorming van een centrale cliëntenraad brengt met zich mee dat een cliëntenraad afstand doet van rechten die hem krachtens de WMCZ toekomen. Voor deze afstand van rechten is altijd de instemming van de cliëntenraad vereist. Overigens acht de LCV het voor een werkbare en werkzame medezeggenschap van belang dat de bevoegdheden die de WMCZ toekent worden uitgeoefend op de niveaus die sporen met de taak- en bevoegdheidsverdeling van de (gehele) organisatie. Medezeggenschap dient de zeggenschap zoveel mogelijk te volgen. Ten aanzien van het hanteren van een profielschets: De zorgaanbieder moet op grond van artikel 2 lid 2 van de WMCZ een regeling treffen voor de samenstelling van de cliëntenraad. Deze regeling moet op grond van artikel 2 lid 3 van de WMCZ van dien aard zijn dat de cliëntenraad redelijkerwijze representatief kan worden geacht voor de cliënten alsmede redelijkerwijze in staat kan worden geacht hun gemeenschappelijke belangen te behartigen. Het hanteren van een profielschets kan een nuttig instrument zijn om te bevorderen dat een cliëntenraad in staat is de gemeenschappelijke belangen van de cliënten te behartigen. De profielschets die de zorgaanbieder wil hanteren laat zich naar zijn aard en zijn inhoud kenmerken als een regeling als bedoeld in 11
artikel 2 lid 2 WMCZ die op grond van artikel 3 lid 1 onder l WMCZ alleen met instemming van de cliënten tot stand kan komen. Ten aanzien van het sluiten van voorzieningen in instelling x: De LCV stelt dat voor het van toepassing zijn van artikel 3 lid 1 onder i het moet gaan om een besluit ten aanzien van het algemeen beleid ter zake van de in dit lid genoemde voorzieningen, en dat het daarnaast van belang is of redelijkerwijs valt aan te nemen dat een voorgenomen besluit over het algemeen beleid ter zake van deze voorzieningen in belangrijke mate van directe invloed is c.q. van directe invloed kan zijn op het welbevinden van de cliënten in de instelling of een of meer deelpopulaties van de instelling. Beschouwen wij hierbij de geestelijke verzorging c.q. de recreatiemogelijkheden c.q. de ontspanningsactiviteiten naar de in de branche verpleging en verzorging gebruikte definities en typeringen dan komt de LCV tot de conclusie dat het aanbieden van geestelijke verzorging c.q. recreatiemogelijkheden c.q. ontspanningsactiviteiten niet afhankelijk gesteld kan worden van de beschikbaarheid van een bepaalde ruimte. Met de (eventuele) sluiting van de kapel, de kapsalon, de winkel en de recreatieruimte wordt de aard en de inhoud van de geestelijke verzorging c.q. de recreatiemogelijkheden c.q. ontspanningsactiviteiten niet gewijzigd. De LCV komt niet tot de conclusie dat er sprake is van een wijziging van het beleid ten aanzien van deze onderwerpen. Aan de cliëntenraad komt derhalve geen instemmingsrecht toe op grond van artikel 3 lid 1 onder i WMCZ. De cliëntenraad heeft verder een beroep gedaan op de toepassing van artikel 3 lid 1 onder l WMCZ op het besluit tot sluiting van de kapel, de winkel, de kapsalon en de recreatieruimte. Dit (sub)artikel ziet onder meer toe op de geschreven en ongeschreven huisregels die gelden tussen zorgaanbieder en cliënten. In beginsel kunnen regels met betrekking tot de beschikbaarheid van bepaalde ruimten en voorzieningen onder het voornoemde instemmingsrecht vallen. Voor het van toepassing zijn van dit instemmingsrecht hanteert de 12
LCV m.m. een zelfde criterium als bij artikel 3 lid 1 onder i WMCZ. Met het sluiten c.q. niet meer toegankelijk zijn van de kapel c.q. de recreatieruimte hebben cliënten niet meer de mogelijkheid gebruik te maken van een voor hen zeer nabije ruimte die bijzonder geschikt is voor bezinning, zingeving en inspiratie c.q. sociale activering en psychosociaal welbevinden. Met het sluiten van de kapsalon en de winkel hebben cliënten niet meer de mogelijkheid gebruik te maken van een voor hen nabije ruimte die bijdraagt aan sociale activering en hun persoonlijke keuzevrijheid en levenssfeer. Deze voorzieningen kunnen daarmee geacht worden van directe invloed te zijn op het welbevinden van cliënten c.q. redelijkerwijs te kunnen zijn op het welbevinden van cliënten. De LCV concludeert dat de zorgaanbieder de cliëntenraad in de gelegenheid had moeten stellen het voornemen de voornoemde voorzieningen te sluiten op grond van artikel 3 lid 1 onder l WMCZ voor instemming voor te leggen. Het in casu niet juist naleven van de WMCZ door de zorgaanbieder heeft evenwel geen rechtsgevolg aangezien de cliëntenraad niet, althans niet tijdig, een expliciet en ondubbelzinnig beroep heeft gedaan op de nietigheid van het besluit. 2. Geschil over nieuwbouw en herbouw; bevoegdheidsverdeling cliëntenraad en centrale cliëntenraad; artikel 3 lid 1 onder c; artikel 5 WMCZ. Uitspraak. De cliëntenraad van een verpleeghuis (Verpleeghuis A) verzoekt de LCV te bemiddelen in een geschil rond de uitvoering van de WMCZ, in het bijzonder met de toepassing van artikel 3 lid 1 onder c en artikel 5 van deze wet bij besluitvorming en beleidsontwikkeling rond nieuwbouw van een verpleeghuis. De inhoud van het geschil dat de cliëntenraad aan de LCV heeft voorgelegd is tweeledig: ten eerste gaat het over de betekenis van het adviesrecht van artikel 3 lid 1 onder c. WMCZ (besluiten over de gehele of gedeeltelijke opheffing van de instelling, verhuizing of ingrijpende verbouwing); ten tweede gaat het over de bevoegdheidsverdeling tussen cliëntenraad en centrale cliëntenraad. 13