Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1714 woorden 12 december 2010 0 keer beoordeeld Vak Methode M&O Percent Hoofdstuk 1 De binnenkant van een organisatie 1.1 Organisaties Organisaties hebben een aantal kenmerken: 1. een doel 2. een plan 3. middelen (grond, geld, gebouwen) 4. mensen 5. leiding (of management) Een organisatie is een geordende groep mensen die met behulp van bepaalde middelen samen werkt om vooraf geplande doelen te bereiken. Doel van een organisatie Doelen van organisaties verschillen. Een school wil bijvoorbeeld leerlingen opleiden en een fabriek winst maken. Een organisatie maakt winst als haar totale geldelijke opbrengsten groter zijn dan haar totale in geld uitgedrukte kosten. De winst is het inkomen voor de ondernemers achter commerciële (profit) organisaties. Nietcommerciële(non-profit) organisaties (scholen, artsen zonder grenzen) streven niet naar winst. Hun doel is vaak ideëel. Plan van een organisatie Organisaties voeren hun activiteiten uit op basis van een plan. Bijvoorbeeld voor het bouwen van het ziekenhuis heb je een plan nodig. Middelen voor een organisatie Middelen om een doel te bereiken zijn: grond, gebouwen, vervoermiddelen, computers, grond- en hulpstoffen. Mensen in een organisatie Mensen zijn nodig om plannen met behulp van de middelen te realiseren. Mensen bedenken de activiteiten, starten de processen, bewaken en besturen ze. Pagina 1 van 6
Leiding van een organisatie Elke organisatie heeft behoefte aan leiding of management. In grote is dat anders geregeld als in kleine maar elke organisatie heeft iemand nodig om het bedrijf te sturen. 1.2 Managementtaken Als manager moet je de volgende taken vervullen: 1. plannen 2. organiseren 3. leidinggeven 4. controleren Plannen De manager moet vooraf doelen en acties bepalen. Plannen is het formuleren van in de toekomst te realiseren doelen en het vaststellen van de daarvoor noodzakelijke activiteiten. De manager kan alleen plannen als hij een visie heeft. Hij moet in de gaten houden wat er in de omgeving gebeurt (politieke en technische ontwikkelingen, concurrentieverhoudingen, economische conjunctuur). - Organiseren is het regelen en verdelen van taken, bevoegdheden en middelen over de leden van de organisatie. - Leidinggeven is het sturen, beïnvloeden en motiveren van medewerkers. - Controleren. De manager moet bewaken dat de organisatie de gestelde doelen op de voorgeschreven manier bereikt. 1.3 Plannen Planning volstrekt zich in een organisatie op verschillende niveaus. De theorievorming rondom organiseren vindt zijn wortels in het oorlogsbedrijf. Kijk naar de Romeinen. Een leger dat ten strijde trekt, moet een strategie en een tactiek hebben. Dat geldt ook voor organisaties. Een strategische vraag kan bijvoorbeeld zijn: afzetmarkten alleen in Europa of ook in andere werelddelen. Het topmanagement houdt zich ermee bezig. Deze plannen kunnen wel 5, 10 jaar of nog langer duren. - Strategische plannen worden ontwikkeld door het topmanagement en beschrijven de algehele doelen van de organisatie. Een tactische vraag zou kunnen zijn als je nieuwe afzetgebieden verovert, geheel nieuwe gebouwen maken of andere bestaande ondernemingen daar opkopen. - Tactische plannen betreffen de concrete activiteiten die moeten leiden tot het strategische doel. Het midden- en topmanagement bemoeit zich hiermee. Als laatste heb je de operationele plannen. Dit is het concrete, uitvoerende niveau. Het gaat da n om reclamecampagnes en personeel werven enz. - Operationele planning hebben betrekking op de uitvoering van de voorgenomen activiteiten. Het midden- en het lagere management bemoeit zich ermee. Planning kunnen we ook nog anders onderscheiden, en wel in tijdshorizon: 1. Kortetermijnplannen: niet langer dan ongeveer 1 jaar. 2. Middellangetermijnplannen: tussen de 1 en 3 à 5 jaar. 3. Langetermijnplannen: tussen de 3 à 5 en de 15 à 20 jaar. Hoofdstuk 2 Pagina 2 van 6
2.1 Mogelijke rechtsvormen. Rechtsvorm: Juridische vorm die een bedrijf heeft gekozen. Juridische vormen: - Eenmanszaak - Vennootschap onder firma - Besloten vennootschap - Niet besloten vennootschap - De vereniging - De stichting Op de volgende kenmerken kan je de juridische vormen indelen. - Ondernemingscontinuiteit: Is het voortbestaan van de onderneming afhankelijk van 1 persoon, van meer persoon of van geen enkele persoon? - Financiering: Hoe gemakkelijk of moeilijk is het voor de onderneming om nieuw vermogen aan te trekken? - Juridische aansprakelijkheid: wie is uiteindelijk aansprakelijk voor de schulden en de verplichtingen die de onderneming heeft aangegaan? - Leiding, besluitvorming en zeggenschap: wie heeft het echt voor het zeggen in de onderneming? - Oprichtingsprocedure: de wet geeft voor enkele rechtsvormen precies aan hoe de oprichting moet verlopen om rechtsgeldig te zijn. Afwijking van die procedure kan er toe leiden dat de rechtsvorm niet tot stand is gekomen. - Opheffingsprocedure: de beëindiging van een onderneming is in veel gevallen ook aan voorwaarden verbonden. Natuurlijke personen: alle mensen. Rechtspersonen: zijn organisaties (en dus geen mensen)die zelfstandig rechten en plichten kunnen hebben en daarbij niet afhankelijk zijn van het bestaan van bepaalde personen. Ze leiden een eigen leven en kunnen 100en jaren oud worden. Binnen de categorie rechtspersonen onderscheidt men: - publiekrechtelijke rechtspersonen: de Staat der Nederlanden, provincies, gemeenten en waterschappen. - Privaatrechtelijke rechtspersonen: naamloze en besloten vennootschappen, erkende verenigingen en stichtingen. Er zijn strenge regels opgesteld om een BV of een NV op te richten. Zo kan er geen misbruik van worden gemaakt. Eigen vermogen: geld dat de eigenaars in de rechtspersoon hebben gestoken om de organisatie te laten draaien. Als een organisatie de schulden niet kan afbetalen dan kan de organisatie naar de rechtbank toegaan en surseance aanvragen. Dit betekent dat de schulden tijdelijk worden uitgesteld. Zit het bedrijf te erg in de schulden dan word er faillissement over het bedrijf uitgesproken. Er wordt dan een curator aangewezen en die heft de onderneming dan op. Ook probeert hij werk te zoeken voor de werknemers. Bij faillissement bij een eenmanszaak of VOF wordt het geld ook bij de eigenaren weggehaald. Bij de BV en NV niet. (alle juridische vormen staan bovenaan) Hoofdstuk 3 Personeelsbeleid. Pagina 3 van 6
3. 1 De arbeidsovereenkomst Arbeidsovereenkomst: afspraak tussen werkgever en -nemer, waarbij de werknemer zich verplicht te werken voor de werkgever en de werkgever de werknemer daarvoor moet belonen. Werknemer moet: 1. z'n best doen 2. 't zelf doen 3. luisteren naar de werkgever 4. zich als goed werknemer gedragen Werkgever moet: 1. op tijd het loon betalen 2. vakantie- en snipperdagen geven en betalen 3. werknemer behandelen zoals het hoort 4. na het verstrijken van de dienstbetrekking een getuigschrift geven Wetten vooral om de werknemer te beschermen. De CAO's (betrekking op één branche of onderneming) zijn ook van groot belang, maar mogen nooit minder zijn dan in het Burgerlijk Wetboek staat. 3. 2 Werving en selectie: Personeel werven is duur: advertentie psychologische test/assesment inwerken; cursussen sociale verzekeringspremies ontslagbescherming Personeelsplanning: wat zijn de aanwezige kwaliteiten en wat heeft de onderneming nodig. Carrièreplanning van het personeel: wat willen ze en wat kunnen ze? Wie gaan er met pensioen en wie kunnen hen vervangen? Zal de productietechniek veranderen? Motivatiebeleid: goede sfeer zorgt voor goede prestaties Wervingsmethodes: 1. open sollicitatie; eigen initiatief 2. personeelsadvertentie 3. centra voor werk en inkomen; overheid 4. uitzendbureaus; tijdelijk 5. recruiters: op hogescholen en universiteiten voorlichten om aspirant-medewerkers te vinden. 6. head hunters: particulieren zoeken voor werkgevers. Vaak eerst een tijdelijk contract, want de proeftijd is max. 2 maand en dat vinden werkgevers te kort, dus krijg je eerst een tijdelijk contract. Na een jaar vaak een onbepaalde tijd contract. Flexibele contracten: - parttime - oproepkrachten; vast aantal uren in de week - nuluren contract; zelfs de uren staan niet vast Gelijke kansen Discriminatie: het ongelijk behandelen van mensen op grond van hun huidskleur/etnische achtergrond Pagina 4 van 6
Discriminatie op grond van. is verboden: Geslacht; vrouwen verdien minder, maken minder promotie en worden eerder ontslagen Leeftijd: hoe ouder, hoe minder snel een baan Sexuele geaardheid: homo's worden minder snel aangenomen Politiek: extreem links/rechts Godsdienst: vrouwelijke moslims met een hoofddoekje Lichamelijke handicaps: mensen met een handicap worden minder snel aangenomen Wet Gelijke Behandeling. Moeilijk gelijk te krijgen, want als er veel kandidaten zijn, kom er maar eens achter dat je gediscrimineerd bent. Positieve discriminatie: vrouwen/gehandicapten hebben de voorkeur bij gelijke geschiktheid. Is ook aan te vechten. 3. 3 Aan het werk: Wet op de Ondernemings Raad: OR is verplicht bij min. 50 werknemers. Bij minder dan min. 2 x p. j. een personeelsvergadering. Scholen hebben een Medezeggenschaps Raad, met ouders en leraren. Bevoegdheden van de OR: 1. recht op overleg: min. 6x p. j. bijeenkomen. Alle onderwerpen mogen aan bod komen 2. recht op informatie: over de jaarrekening, verwachtingen, het aantal werknemers, investeringen 3. recht op consultatie: OR moet soms instemmen: bij een fusie, aantrekken van nieuw krediet, inkrimping. Bij afwijzing schriftelijk motiveren. OR kan in beroep bij ondernemingskamer in Amsterdam. 4. recht op meebeslissen: 12 onderwerpen in de wet wat het personeel direct betreft (secundaire arbeidsvoorwaarden, pensioenregeling). Kantonrechter kan bezwaren v/d OR onterecht verklaren als het onredelijk is of als het bedrijfsbelang zwaarder weegt. Om in de OR te komen moet je er min. 1jaar werken. Er zijn 3-25 leden. OR leden mogen niet worden ontslagen om hun kritische houding. Ze worden gekozen door werknemers die er min. een half jaar werken. Functioneringsgesprek: open gesprek tussen werknemer en leiding. Allebei mogen ze hun mening geven. Kritiekpunten, afspraken over verbetering, tussen de gesprekspartners. Bijv. over scholing, want je moet bijblijven, maar scholing is duur. Beoordelingsgesprek: werkgever over werknemer. Krijgt de werknemer promotie/salarisverhoging? Komt in het personeelsdossier, maar als de werknemer het verslag niet goed vind, kan hij bezwaar aantekenen. 3. 4 Ontslag: Het ontslag gaat probleemloos als: - de werknemer een betere baan vindt - hij met pensioen gaat/ overlijdt Bij arbeidsongeschiktheid is het moeilijker; Als de werkgever de werknemer wil ontslaan heeft hij daar bijna altijd toestemming voor nodig van het CWI. Die zal toestemming geven bij: - bedrijfseconomische omstandigheden - ongeschiktheid Pagina 5 van 6
- persoonlijke verhoudingen. De werkgever hoeft geen toestemming te vragen bij de proeftijd of bij dringende redenen (diefstal, mishandeling). En de werknemer hoeft geen toestemming te vragen als de werkgever het loon niet op tijd betaalt. De werknemer heeft ook toestemming nodig bij ontijdig ontslag, maar dat gebeurt bijna nooit, want wie wil een werknemer tegen z'n zin houden? Pagina 6 van 6