Laagwaterverspreiding van steltlopers in de Waddenzee



Vergelijkbare documenten
Drieteenstrandloper (Calidris alba) A Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten

Zwarte ruiter (Tringa erythropus) A Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten

Climate impact on fish productivity: key mechanisms in North Sea plaice

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Oost, West, Thuis Best Op welke schaal benutten individuele Kanoeten het Nederlandse Waddengebied?

Monitoring effecten van bodemdaling op Ameland-Oost

Contrastrijke ontwikkelingen bij overwinterende ganzen in Nederland in de afgelopen 10 jaar

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als niet-broedvogel.

Tureluur (Tringa totanus) A Status. 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten

Kanoet (Calidris canutus) A Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden

Aantalontwikkeling van wadvogels in de Nederlandse Waddenzee in Verschillen tussen Oost en West

Grote aantallen Drieteenstrandlopers uit allerlei windstreken bij Griend, nazomer 2011

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

Hoe groot is het aanpassingsvermogen. van de Waddenzee?

Scholekster (Haematopus ostralegus) A Status. 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten

MOSSELWAD Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Wulp (Numenius arquata) A Status. 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

Kanoet (Calidris canutus) A Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten

Summary 124

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

Impact en disseminatie. Saskia Verhagen Franka vd Wijdeven

Thema: ecosysteem consequenties van het verlies van biobouwers (en mogelijkheden voor herstel)

Nederlandse samenvatting

De Relatie tussen de Fysieke Omgeving en het Beweeggedrag van Kinderen gebruik. makend van GPS- en Versnellingsmeterdata

Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar:

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

Understanding and being understood begins with speaking Dutch

De opvallendste waarnemingen uit de. Dollard zijn de hoge. kokmeeuwen (1602). Van deze 3 soorten. zijn dit de hoogste Januari-waarden

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming

(1) De hoofdfunctie van ons gezelschap is het aanbieden van onderwijs. (2) Ons gezelschap is er om kunsteducatie te verbeteren

Fijnmazige positiebepaling van individuen in groepen: de principes en drie toepassingen van TOA-tracking

Introductie in flowcharts

Sleutelprocessen in een natuurlijke Waddenzee Han Olff & Theunis Piersma Rijksuniversiteit Groningen

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

Example. Dutch language lesson. Dutch & German Language Education Pieter Wielick

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE. Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010

Oerolcollege. Klepperende schelpdieren

Betere bescherming en herstel van het voedselweb in de Waddenzee

De relatie tussen depressie- en angstsymptomen, diabetesdistress, diabetesregulatie en. proactieve copingvaardigheden bij type 2 diabetespatiënten

frj'- - '1 1 -r* "l^«^* IA

PvA Verbetering beheer Waddenzee

De tweedaagse trektocht die Bird Senses of Places heette Een verslag. Metawad & Oerol Sense of Place IV 2016

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

overvliegende vogels gezien, wat wijst op aankomst van vogels van elders. Het hoogste aantal bedroeg 5 ex >zw op 30 oktober.

Producentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer:

THE WORK HET WERK HARALD BERKHOUT

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Global TV Canada s Pulse 2011

open standaard hypertext markup language internetprotocol transmission control protocol internet relay chat office open xml

Wadvogels op Ameland-Oost

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

SAMPLE 11 = + 11 = + + Exploring Combinations of Ten + + = = + + = + = = + = = 11. Step Up. Step Ahead

Het WADDENSLEUTELS project

Safe production of Marine plants and use of Ocean Space. 2de Nederlands-Belgische Zeewierconferentie: DE MULTIFUNCTIONELE NOORDZEE

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als niet-broedvogel.

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Health targets: navigating in health policy. van Herten, L.M. Link to publication

3 Wadvogels op Ameland

Classification of triangles

Duurzaam beheer van de Waddenzee

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Socio-economic situation of long-term flexworkers

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

MOSSELWAD ( ) Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee

Communication about Animal Welfare in Danish Agricultural Education

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN

Hoogwatervluchtplaatsen van Vlieland op de kaart. Popko Wiersma & Peter de Boer

FOERAGEERVERSPREIDING

Geïntegreerde monitoring van vogels van de Nederlandse Waddenzee

Datum: 25 September Texel Zuidelijkste van de Waddeneilanden. Rondje over het eiland. Excursie tot uur vanaf Veerplein, op Texel.

Advanced Instrumentation. Hans van Gageldonk, Henk Hoevers, Gerard Cornet. 10 Oktober 2012

Monitoring bodemdaling Ameland. Grote rapportage 2011

What is it like to be a bat? Thomas Nagel, ca. 1972

Verspreiding van overwinterende wadvogels in de Nederlandse Waddenzee

01/ M-Way. cables

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

M i d w i n t e r t e l l i n g v a n z e e - e i n d e W a d d e n z e e e n d e N e d e r l a n d s e k u s t w a t e r e n, j a n u a r i

SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het

Veldrapportage vogelwaarnemingen bij drone-opnamen Koehoal-Westhoek

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie

Chapter 4 Understanding Families. In this chapter, you will learn

Ae Table 1: Aircraft data. In horizontal steady flight, the equations of motion are L = W and T = D.

Geloof in een Rechtvaardige Wereld en Afkeuring van Geweldsslachtoffers: De Invloed

BISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen

The response of meadow birds to an increasingly fragmentized landscape in The Netherlands

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit

Eye Feature Detection Towards Automatic Strabismus Screening

The upside down Louisa tutorial by Dorothée: Noortjeprullemie.blogspot.be Written for Compagnie M.: m.com

Reading comprehension: The Tropical Rainforest

Transcriptie:

LOPEND ONDERZOEK In deze rubriek worden resultaten van lopende projecten gepresenteerd. Omdat het om bevindingen uit lopend onderzoek gaat, kunnen de uitkomsten nog voorlopig van aard zijn. Laagwaterverspreiding van steltlopers in de Waddenzee Foeragerende Kanoeten bij laag water in de westelijke Waddenzee, 17 september 1 (foto: Jan van de Kam). Feeding Red Knot during low tide in the western part of the Wadden Sea. Piet J. van den Hout & Theunis Piersma In 11 ging door het Waddenfonds gefinancierde project Metawad van start. Het uitgangspunt van dit project is om, in het licht van voorgenomen herstelmaatregelen ten behoeve van het waddenecosysteem (Programma Rijke Waddenzee; Programmateam 1), te onderzoeken op welke manier de populatieveranderingen van trekkende wadvogels worden gestuurd door de omstandigheden op het wad. Dit willen we bereiken door verschillen in overleving te meten tussen individuen die zich op verschillende plaatsen in de Waddenzee ophouden. Daarbij verwachten we dat overlevingsverschillen worden voorafgegaan door verschillen in gedragsindicatoren zoals foerageersucces, die op hun beurt weer worden gestuurd door voedsel, de eigen dichtheid en verspreiding van de vogels (met aspecten van samenwerking en concurrentie), en predatiegevaar. Dit soort vragen kunnen we natuurlijk niet aan alle wadvogelsoorten onderzoeken. Daarom onderzoeken we ze binnen Metawad aan vijf soorten langeafstandstrekkers die ieder model staan voor een combinatie van voedselspecialisatie en trekstrategie: de Rotgans Branta bernicla (grazer op kwelder en zeegras), Lepelaar Platalea leucorodia ( alleseter in poeltjes en geulen), Rosse Grutto Limosa lapponica (wormspecialist op weidse wadplaten), Kanoet Calidris canutus (schelpdierspecialist op weidse wadplaten) en Drieteenstrandloper Calidris alba (wormen- en kreeftjeseter op zandig wad en strand). Steltlopers worden doorgaans geteld op hoogwatervluchtplaatsen waar ze samenkomen wanneer de voedselgebieden niet beschikbaar zijn (Rappoldt et al. 1985; Ens et al. 1993; Koffijberg 3; van Roomen et al. 1). Door simultaan de verschillende hoogwatervluchtplaatsen te tellen krijgen we wel een goede indicatie van het aantalsverloop in een gebied, maar geen goed beeld van de ruimtelijke verspreiding van de vogels over hun foerageergebieden. Het combineren van hoogwatergetallen met schattingen van de gebieden waarover deze wadvogels zich met laagwater al foeragerend verspreiden (Ens et al. 1993; Quaintenne et al. 11), brengt ons niet veel verder. Dit komt door de veelheid aan aannames over de bewegingen van de vogels tussen hoogwatervluchtplaats en voedselgebied die daarvoor nodig zijn. Om beter zicht te krijgen op de waddenzeebrede verspreiding van wadvogels hebben we het eerste seizoen van project Metawad besteed aan het met laagwater in kaart brengen van een groter aantal wadvogelsoorten. Deze tellingen fungeren als achtergrondschets van de verspreiding van wadvogels in de Waddenzee, waarmee de meer gedetailleerde waarnemingen (onder an- LIMOSA 86 (13): 5-3 5

Q E-F G-I J K-L M N O P R S T U V W D A B-C Figuur 1. Locaties van de platen (in rood) waar de vogelverspreiding in kaart is gebracht. De wadplaten die in het kader van SIBES zijn bemonsterd op benthos zijn weergegeven in oranje. Dat betreft minstens 95% van de platen die bij een gemiddeld laagwater droogvallen. A= Balgzand-West, B= Amsteldiep-West, C= Amsteldiep-Oost, D= Oude Vlie, E-F= Richel, G-K= Griend, L= Oude Zuid-Meep, M= Oost-Meep, N= Piet Scheveplaat, O= Brakzand, P= Simonszand, Q-R= Groningerwad, S= Hond, T= Paap, U-W= Dollard. Locations of mudflats (in red) where bird distributions were mapped, and mudflats (in orange, and comprising at least 95% of all mudflats) were benthos sampling took place in the same season. dere met behulp van telemetrie) aan primaire onderzoeksoorten in breder perspectief kunnen worden geplaatst. In het bijzonder wilden we weten: (a) in welke dichtheden de soorten over de Nederlandse Waddenzee zijn verspreid, (b) in hoeverre ze meer solitair dan wel in groepen voorkomen, en (c) in hoeverre dichtheid en verspreiding van soorten aansluiten bij die van voedselbronnen (gegevens over benthos worden verzameld in het kader van het project sibes, Synoptic Benthic Survey of the Wadden Sea; Compton et al. 13). We gebruikten een directe methode voor het beschrijven van de laagwaterverspreiding van wadvogels, het intekenen en tellen van groepen, een methode die eerder op het wad rond Griend werd uitgevoerd voor één soort, de Kanoet (Piersma et al. 1995). Net als Folmer et al. (1) brachten wij wadvogels over een zo groot mogelijk deel van de Waddenzee in kaart, met als belangrijkste verschil dat wij er naar streefden om de bezochte platen in hun geheel te karteren. MetHODe Van 16 augustus tot 9 september 11 brachten wij, in een aantal gebieden verspreid in de Nederlandse Waddenzee, bij laagwater de verspreiding van wadvogelsoorten in kaart (figuur 1). Hier beperken wij ons tot de acht talrijkste soorten: Wulp Numenius arquata, Scholekster Haematopus ostralegus, Rosse Grutto, Zilverplevier Pluvialis squatarola, Kanoet, Tureluur Tringa totanus, Drieteenstrandloper en Bonte Strandloper Calidris alpina. De waarnemingen vonden plaats tijdens 3 sessies, elk binnen twee uren voor en na laag water. In deze tijd worden steltlopers het minst in hun bewegingsvrijheid belemmerd door het getij. Wij konden de waarnemingen uitvoeren vanaf het NIOZ-onderzoeksschip Ms Navicula dat van oost naar west de Waddenzee doorkruiste. De te karteren gebieden werden op de vooravond van de telling gekozen, zonder voorkennis over vogelaantallen en soorten. De gebieden lagen op wisselende afstanden van hoogwatervluchtplaatsen, en van eilanden en het vasteland. Minder goed bereikbare platen bereikten we per rubberboot. Met het oog op verschillen in omstandigheden, waaronder grootte van de wadplaat, het weer, zicht, en de ingeschatte kans op verstoring van de vogels bij betreding van een wadplaat, werden 13 gebieden te voet gekarteerd en 1 vanaf het schip. Afhankelijk van de condities en de grootte van de wadplaat werden per getijperiode grotere of kleinere gebieden bemonsterd. De 3 telgebieden (867 ha in totaal, 7.% van het totale oppervlak aan droogvallende wadplaten in de Waddenzee), liepen in oppervlakte uiteen van 177 ha (gemiddeld 377 ha, sd=39 ha; figuren 1 en ). Omdat de vogeldichtheid meestal sterk varieert van plek tot plek (van de Kam et al. 1999) hebben we ernaar gestreefd om zoveel mogelijk de gehele wadplaat in de kartering te betrekken. De uitgestrekte wadplaten rond Griend en bij Richel werden in verschillende sessies bemonsterd. Het gegeven dat alle waarnemingen door één waarnemer (PJvdH) werden verricht, zal de onderlinge vergelijkbaarheid sterk hebben bevorderd. Alle wadvogels, al dan niet actief foeragerend, werden gekarteerd. De posities van de individuen en groepen werden bepaald op basis van richting 6

Q N E-F G-I J K-L M N O P R S T U V W D A B-C km 5 3 1 Wulp Numenius arquata 5 15 1 5 Scholekster Haematopus ostralegus aantal vogels / ha - number of birds / ha 1. 1..8.6... 5 3 1 Zilverplevier Pluvialis squatarola Kanoet Calidris canutus aantal vogels / ha - number of birds / ha 5 3 1. 1.5 1..5. Rosse Grutto Limosa lapponica Tureluur Tringa totanus.5. Drieteenstrandloper Calidris alba 5 Bonte Strandloper Calidris alpina 1.5 1..5. A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W 3 1 A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W gebied - area gebied - area Figuur. Dichtheid (aantal vogels per ha) van acht soorten steltlopers in alle gekarteerde gebieden in de Nederlandse Waddenzee. De 3 gebieden (A-W; zie de kaart boven de figuur) zijn gerangschikt van west naar oost. Let op de ongelijke schalen van de y-assen. Density (birds/ha) of eight species of shorebirds in all counted areas in the Dutch Wadden Sea. Sites A-W (see map above the figure) are ordered from west to east. Note the different scales of the y-axes. en afstand ten opzichte van de waarnemer. De positie van de waarnemer werd bepaald met behulp van gps (Global Positioning System) en de richting waarin de vogel(s) zaten met een kompas. De afstand tot de vogel(s) werd geschat met een telescoopvizier. Met behulp van de daarin aangebrachte schaalverdeling werd op de plaats waar de vogel werd aangetroffen de afstand tot de horizon afgelezen. Deze kon op basis van een eerder uitgevoerde kalibratie worden herleid naar afstand tot de vogel (Folmer et al. 1). Ter aanvulling van deze methode (bijvoorbeeld wanneer de horizon werd onderbroken, of wanneer het landschap erg geaccidenteerd was) werd, om de plaats nader te bepalen, gebruik gemaakt van landschapskenmerken zoals geultjes en 7

aantalvogels/ha number of birds/ha aantalvogels/ha bezet number of birds/ha occupied 8 6 35 3 5 15 1 5 Bonte Strandloper Calidris alpina bakens waarvan de positie via de kaart bekend was. Voor de statistische analyse werden de gebieden opgedeeld in vakken van 1x1 m (1 ha). Per vak werd de dichtheid (aantal vogels per ha) berekend. De mate waarin vogels zich bij elkaar voegen (samenklonteren, aggregeren) werd berekend door de dichtheid per onderzocht gebied te delen door de proportie van vakken die door vogels waren bezet. Gebieden waar door een bepaalde soort minder dan 1% van de vakken waren bezet werden uitgesloten van deze analyse (zie ook Folmer et al. 1). Tenzij anders vermeld wordt de variatie in de getallen uitgedrukt als standaardfout van het gemiddelde. Resultaten Kanoet Calidris canutus Rosse Grutto Limosa lapponica Scholekster Haematopus ostralegus Wulp Numenius arquata Geen van de soorten was homogeen over de Waddenzee verspreid (figuur ); alle werden in sommige telgebieden niet of nauwelijks aangetroffen. Waar Zilverplevier Pluvialis squatarola Drieteenstrandloper Calidris alba Tureluur Tringa totanus Figuur 3. Gemiddelde dichtheid (aantal vogels per hectare; A) en mate van aggregatie (aantal vogels per bezette hectare; B) in de Waddenzee per soort. Average density (birds/ha; A) and level of aggregation (no. of birds per site divided by proportion of area occupied; B) per species in the Wadden Sea. A B Wulpen, Scholeksters, Rosse Grutto s, Tureluurs en Drieteenstrandlopers hun hoogste dichtheden in de westelijke Waddenzee bereikten, deden Zilverplevieren (en in mindere mate Bonte Strandlopers) dat in de oostelijke Waddenzee. Met een gemiddelde van 6.8 ±.3 individuen per ha kwamen Bonte Strandlopers het meest algemeen voor, gevolgd door Kanoeten (5. ±.5) en op enige afstand Scholeksters met.5 ± 1.1 vogels/ha (figuur 3). Dit patroon verandert als we ons beperken tot dichtheden in door de soorten bezette hectareblokken. Kanoet liet de hoogste mate van aggregatie zien (61 ± 56 individuen per bezette ha), gevolgd door Bonte Strandloper (155 ± 57), en op enige afstand door Drieteenstrandloper (3 ± 1), Scholekster ( ± 6) en Rosse Grutto (17 ± 9 individuen per bezette ha). De aggregatiedichtheid van de overige soorten kwam niet uit boven 1 vogels per ha. Discussie In het meest oostelijke deel van de Nederlandse Waddenzee zijn dichtheden van de meeste soorten laag, maar Bonte Strandlopers en Zilverplevieren vormen op dit patroon een uitzondering (figuur ). Eerder stelden Ens et al. (1993) vast dat Bonte Strandlopers het meeste voorkomen in het oostelijk deel van de Waddenzee. Voor Rosse Grutto s is dat patroon juist omgekeerd: zij lijken de voorkeur te geven aan de meer zandige delen van de westelijke Waddenzee (Ens et al. 1993). We moeten overigens bedenken dat die voorkeuren per seizoen kunnen verschillen; de metingen van Ens et al. (1993) werden in hartje winter uitgevoerd, de onze in het najaar. Rosse Grutto s worden in mei doorgaans zowel in slikkige als zandige habitats aangetroffen, terwijl ze in het najaar en s winters meer zandig wad prefereren (med. S. Duijns). Om eerdere extrapolaties te belichten hebben we onze resultaten van vogeldichtheden vergeleken met hoogwatertellingen (Hornman et al. 11) die we aan de hand van het beschikbare wadoppervlak bij laagwater hebben doorgerekend naar dichtheden. Deze gegevens zijn verzameld in dezelfde periode van het jaar (in augustus-september 8-9). Ook betrokken we de gegevens van Folmer et al. (1) in de vergelijking. Hoewel de volgorde van talrijkheid van de verschillende soorten in de drie datasets vergelijkbaar is (figuur ), zijn er aanmerkelijke verschillen die te maken kunnen hebben met tellingen die gedaan zijn in verschillende jaren. Wat betreft de Kanoeten, bijvoorbeeld, was 11 een goed jaar, wat vast te maken had met de aanwezigheid van grote aantallen eerstejaars Kokkeltjes Cerastoderma edule, een teken van enig herstel van de negatieve effecten van mechanische visserij op kokkels (Kraan et al. 7, 9). Of de verschillen in talrijkheid te maken hebben met een verschil in methode (Folmer et al. kozen voor kleinere 8

aantalvogels/ha - number of birds/ha 1 8 6 Bonte Strandloper Dunlin Kanoet Red Knot Scholekster Oystercatcher LW 11 LW HW 8-9 Wulp Curlew Rosse Grutto Bartailed Godwit Zilverplevier Grey Plover Figuur. Vergelijking van dichtheden uit onze laagwaterstudie ( LW 11 ) met een andere laagwaterstudie (Folmer et al. 1; LW ) en met tot laagwaterdichtheden herleide hoogwatertellingen (aantal vogels per soort uit Sovon-hoogwatertellingen in augustus-september 8-9 (Hornman et al. 11), gedeeld door de oppervlakte droogliggend wad in de hele Nederlandse Waddenzee; HW 8-9 ). Aangezien het wadoppervlak vrij nauwkeurig bekend is konden de standaardfouten van de uit hoogwatertellingen afgeleide dichtheden worden benaderd op basis van de standaardfouten van de hoogwatertotalen (Rappoldt et al. 1985). Comparison of densities as calculated from our low tide counts ( LW 1 ), from a similar study (Folmer et al. 1; LW ) and from high tide roost counts (August-September 8-9, Hornman et al. 11) divided by the area of intertidal mudflats in the Dutch Wadden Sea ( HW 8-9 ). As the area of intertidal mudflats is rather precisely known, standard errors of densities were based on standard errors of high tide counts, taken from Rappoldt et al. (1985). steekproeven; wij streefden ernaar zoveel mogelijk oppervlakte per plaat te karteren) valt moeilijk te zeggen. In elk geval ligt het niet aan de grootte van de vakken op basis waarvan de analyse werd gedaan. Onze grotere vakken (1 ha, tegen.5 ha bij Folmer et al. 1) zouden eerder tot een lagere schatting van dichtheid leiden (een kleinere kans op dubbeltellingen vanwege minder randeffecten), terwijl onze dichtheden in het algemeen juist hoger zijn. Zowel in de analyse van Folmer et al. (1) als hier laten Kanoeten en Bonte Strandlopers een aanzienlijk sterkere aggregatie zien dan de andere onderzochte soorten. Dat bij ons de aantallen per bezette hectare over het algemeen groter waren bij Bonte strandlopers en Kanoeten zelfs ongeveer tien maal zo groot kan moeilijk alleen aan variatie tussen jaren worden toegeschreven. Het kan gedeeltelijk zijn te wijten aan een verschil in methode, waarbij wij groepen minder gemakkelijk hebben gemist door het streven gehele wadplaten te tellen. Bovendien valt, vooral in de vergelijking met dichtheden op basis van de hoogwatertellingen, niet uit te sluiten dat niet alle typen wadplaten (bijvoorbeeld de platen dicht bij de eilanden en de vastelandskust) evenredig in onze tellingen zijn vertegenwoordigd. Vooral Kanoeten komen op slechts weinig plaatsen, maar wel in hele hoge dichtheden voor. In ons studiejaar leek dat vooral te worden gestuurd door het genoemde rijke aanbod van eerstejaars Kokkeltjes. Het valt te verwachten dat de mate waarin de vogels gegroepeerd hun voedsel zoeken gevolgen zal kunnen hebben voor de mate waarin hun verspreiding op het voedsel is afgestemd. Het foerageren van Kanoeten heeft wat dat betreft overeenkomsten met dat van ganzen: voedselplekken worden groepsgewijs bezocht waarbij andere mogelijk geschikte plekken op dat moment onbenut blijven (Bos et al. ). Voor een beter inzicht in de draagkracht van een gebied voor vogels willen we weten hoe soorten die groepsgewijs optrekken zich in de tijd over voedselplekken verdelen, hoe dat samenhangt met de dichtheid en kwaliteit van het voedsel en met de aanwezigheid van soortgenoten (Folmer et al. 1). Als vervolgstap zullen we nu gaan zoeken naar de relaties tussen de verspreiding van de wadvogelsoorten en de verspreiding van hun voedsel in de wadbodem (Compton et al. 13). Vanuit de aanname dat vogels hun gedrag optimaliseren, kunnen we voor de best bestudeerde soorten, zelfs rekening houdend met hun eigenschappen zoals gewicht, maaggrootte en activiteitenpatroon, voorspellingen maken van hun verspreiding (Quaintenne et al. 11). We hopen deze beelden te koppelen aan de overleving van met kleurringen gemerkte individuen die verschillende keuzes maken (van Gils et al. 6a,b). Op deze wijze hopen we veel beter grip te krijgen op de dynamische relaties tussen wadvogels en hun voedsel en veiligheid, als basis voor een inhoudelijk onderbouwd beheer van hun leefgebieden. Literatuur Bos D., J. van de Koppel & F.J. Weissing. Dark-bellied Brent Geese aggregate to cope with increased levels of primary production. Oikos 17: 85-96. Compton T. J., S. Holthuijsen, A. Koolhaas, A. Dekinga, J. ten Horn, J. Smith, Y. Galema, M. Brugge, D. van der Wal, J. van der Meer, H. W. van der Veer & T. Piersma 13. Distinctly variable mudscapes: distribution gradients of intertidal macrofauna across the Dutch Wadden Sea. Journal of Sea Research in druk. Brugge D. van der Wal, J. van der Meer, H.W. van der Veer & T. Piersma. Distinctly variable mudscapes: distribution gradients of intertidal macrofauna across the DutchWadden Sea. Aangeboden aan Journal of Sea Research. Ens B. J., G.J.M. Wintermans & C.J. Smit 1993. Verspreiding van overwinterende wadvogels in de Nederlandse Waddenzee. Limosa 66: 137-1. Folmer E.O., H. Olff & T. Piersma 1. How well 9

do food distributions predict spatial distributions of shorebirds with different degrees of self-organization? Journal of Animal Ecology 79: 77-756. Folmer E.O., H. Olff & T. Piersma 1 The spatial distribution of flocking foragers: disentangling the effects of food availability, interference and conspecific attraction by means of spatial autoregressive modelling. Oikos 11: 551-561. van Gils J.A., B. Spaans, A. Dekinga & T. Piersma 6a. Foraging in a tidally structured environment by red knots Calidris canutus: Ideal, but not free. Ecology 87: 1189-1. van Gils J.A., T. Piersma, A. Dekinga, B. Spaans & C. Kraan 6b. Shellfish-dredging pushes a flexible avian top predator out of a protected marine ecosystem. PLoS Biology : 399-. Hornman M., F. Hustings, K. Koffijberg, E. van Winden, SOVON Ganzen- en Zwanenwerkgroep & L. Soldaat 11. Watervogels in Nederland in 8/9. SOVONmonitoringrapport 11-3, SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen. Waterdienst-rapport BM 1.. van de Kam J., B. Ens, T. Piersma & L. Zwarts 1999. Ecologische atlas van de Nederlandse wadvogels. Schuyt & Co, Haarlem. Koffijberg K. 3. High Tide Roosts in the Wadden Sea: A review of bird distribution, protection regimes and potential sources of anthropogenic disturbance. Report of the Wadden Sea Plan Project 3. Wadden Sea Ecosystem Report 16, Wilhemshaven. Kraan C., T. Piersma, A. Dekinga, A. Koolhaas & J. van der Meer 7. Dredging for edible cockles (Cerastoderma edule) on intertidal flats: short-term consequences of fisher patch-choice decisions for target and non-target benthic fauna. ICES Journal of Marine Science 6: 1735-17. Kraan C., J.A. van Gils, B. Spaans, A. Dekinga, A.I. Bijleveld, M. van Roomen, R. Kleefstra & T. Piersma 9. Landscape-scale experiment demonstrates that Wadden Sea intertidal flats are used to capacity by molluscivore migrant shorebirds. Journal of Animal Ecology 78: 159-168. Piersma T., J.A. van Gils, P. de Goeij & J. van der Meer 1995. Hollings functional response model as a tool to link the food-finding mechanism of a probing shorebird with its spatial distribution. Journal of Animal Ecology 6: 93-5. Programmateam 1. Naar een Rijke Waddenzee Programmaplan voor Natuurherstel in de Waddenzee. 8 Januari 1 aangeboden aan de Minster van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Quaintenne G., J.A. van Gils, P. Bocher, A. Dekinga & T. Piersma 11. Scaling up ideals to freedom: are densities of red knots across western Europe consistent with ideal free distribution? Proceedings of the Royal Society B 78: 78-736. Rappoldt C., M. Kersten & C. Smit 1985. Errors in large-scale shorebird counts. Ardea 73: 13-. van Roomen M. van, K. Laursen, C. van Turnhout, E. van Winden, J. Blew, K. Eskildsen, K. Günther, B. Hälterlein, R. Kleefstra, P. Potel, S. Schrader, G. Luerssen & B.J. Ens 1. Signals from the Wadden sea: Population declines dominate among waterbirds depending on intertidal mudflats. Ocean & Coastal Management, 68: 79 88. Piet J. van den Hout & Theunis Piersma, Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek (NIOZ), Postbus 59, 179 AB Den Burg, Texel; piet.van.den.hout@nioz.nl; theunis.piersma@nioz.nl Low-tide distribution of shorebirds in the Wadden Sea Metawad is a five-year research project funded by Waddenfonds that started in 11. One of its aims is to investigate how population changes of migrating shorebirds are driven by changes in the conditions in their main feeding habitat, intertidal mudflats. We investigate how differences in survival may be preceded by differences in behavioural indicators related to foraging, which in turn may be driven by factors like food, forager density and distribution, and predation danger. Metawad focuses on five long-distance migrant species differing in feeding habits and migration routines: Brent Goose Branta bernicla, Eurasian Spoonbill Platalea leucorodia, Bar-tailed Godwit Limosa lapponica, Red Knot Calidris canutus and Sanderling Calidris alba. To put the data on these target species in a wider context, we started off by mapping the low tide distribution of a wider array of shorebird species in the Dutch Wadden Sea, with the aim to link this (at a later stage) to available food stocks, which are monitored throughout the Dutch Wadden Sea (Fig.1). Here we focus on the eight most numerous species: Curlew Numenius arquata, Oystercatcher Haematopus ostralegus, Bar-tailed Godwit, Grey Plover Pluvialis squatarola, Red Knot, Redshank Tringa totanus, Sanderling and Dunlin Calidris alpina. The eastern parts of the Wadden Sea supported the lowest densities of all species except Grey Plover and Dunlin (Fig. ). Overall, Dunlin was most abundant, followed by Red Knot and Oystercatcher (Fig. 3). Packing densities, however, were highest in Red Knot, followed closely by Dunlin, and then by Sanderling, Oystercatcher and Bar-tailed Godwit (Fig. 3). It is discussed why in Red Knots and Dunlin packing densities were much higher than in a similar study on low tide distribution mapping (but from another year), and than densities estimated from high tide counts (also from another year). For instance, the high packing densities in our study may be related to a substantial spat fall of Cockle Cerastoderma edule in 11. In further steps we will examine the relationships between the distributions of birds and their food stocks. Assuming that birds optimize their behaviour, for the best studied bird species, individual characteristics like body weight, gizzard size, and activity pattern, can serve as predictors of their distribution. We aim to link these features to survival of marked birds in order to better understand the complex relationship between population dynamics of shorebirds and the state of the habitats they live in. 3