Eindrapportage Pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard



Vergelijkbare documenten
PVM AKKERRANDENMENGSELS MATERIALEN. Telefoon Telefax

Versie Een gehele akker max 5 ha. Meetellen mestplaatsingsruimte. 4 blokken met een verschillend mengsel. Patrijs, gele kwikstaart, bijen

WELKOM! Eerste studieavond kennisverbreding Akkernatuur 30 januari 2017 Obdam

Beheerpakketten Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Open akkerland

AGRARISCH NATUUR- EN LANDSCHAPSCOLLECTIEF MIDDEN-GRONINGEN BEHEERPAKKETTEN AKKERVOGELBEHEER. Versie 24 maart 2015

Beheerpakketten akkerfaunabeheer Collectief Midden Groningen 2017

BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL 2019

BEHEERPAKKETTEN OPEN AKKER Onderdeel akker COLLECTIEF MIDDEN OVERIJSSEL

Versie Een gehele akker max 5 ha. Meetellen mestplaatsingsruimte. 4 blokken met een verschillend mengsel. Patrijs, gele kwikstaart, bijen

Versie bij voorkeur breder

Buijtenland van Rhoon

Aspecten zoals positie ten op zichte van fiets en wandelpaden zijn minder belangrijk dan bovenstaande punten.

Groen Blauw Stimuleringskader Zaaikaart

Stimulering biodiversiteit in ecologische aandachtsgebieden in Flevoland. Wim Stegeman, coordinator FAC. Gerichte inzet van vanggewassen.

Fauna-akkers in Rivierenland

Flevolands Agrarisch Collectief. Akkerranden

Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer SCAN versie 1.5d. FAC versie 1.2

Coöperatie Gebiedscollectief Noordoost-Twente U.A. Oldenzaalsedijk PD Deurningen.

Overzicht Beheerpakketten

PT-Koepelproject Biodiversiteit & Plantgezondheid in de rozenteelt Resultaten seizoen 2016

Overzicht Beheerpakketten

Datum 18 december 2014 Betreft Aansluiting vergroening GLB en agrarisch natuur- en landschapsbeheer

Projectplan. Maatregelen voor de Patrijs Versterking van het leefgebied, landsdeel Zuid

Agroranden goed voor waterkwaliteit

Zaaizaad Informatie bij het uitleveren van zaaizaad in het kader van de regelingen

Welkom. Voorlichting mogelijkheden beheer 2017 en verder

Selectief maar voortvarend investeren in effectief agrarisch natuurbeheer

Leven op de rand Flora en fauna in akkerranden op de Brabantse zeeklei Samenvatting evaluatierapport 2009

Kunnen bloemrijke bermen helpen om EPR te voorkomen?

Overzicht Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer SCAN versie 1.5d 1 december FAC versie december 2016 ANLb

Versie Doelsoorten Zeeland Patrijs, veldleeuwerik, graspieper kwikstaart. Meetellen mestplaatsingsruimte

Biedt de nieuwe GLB kansen voor voedergewassen? L.Tjoonk Kennisontwikkelaar ruwvoerteelt

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 24 januari 2018, Zwartewaal

Welkom! Instructie-avond akker-vogel-randenbeheer. Maandag 15 februari 2016

AKKERRANDEN. Akkerranden in Flevoland Past dat bij mij(n bedrijf)? En waar op te letten?

Milieuraad Roeselare. Advies Natuurpunt Mandelstreke. Inzaaiadviezen akkervogels en bijen

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

1.1 Akkerranden voor natuurlijke plaagbeheersing (en méér) Workshopspreker: Frans van Alebeek

Bemesting : kg NPK per ha. of stalmest 20 ton/ha. Zaaitijd :... eind maart tot begin oktober.

FAB2 Onderdeel Bovengronds

Natuurakkers in Nederland - achtergrond en dilemma s in beheer. Henk Kloen. Natuurakkers in Nederland - achtergrond en dilemma s in beheer

Dilemma s biodiversiteit en gewasbescherming landbouwbedrijf.

NIEUWSBRIEF Juli 2018

Hieronder volgen schematisch enkele gegevens omtrent gewassen die op de wildakker thuishoren: gewas zaaitijd overige aspecten

Eindverslag Bijen en Vlinders in de Akkers

AKKERNATUUR. Saalland. Mts Klein Swormink - Stegeman JAN

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

PT-Koepelproject Biodiversiteit & Plantgezondheid in de rozenteelt. Resultaten seizoen 2015

WEIDEVOGELS LOPIKERWAARD

Creëren kruidenrijkgrasland

2.2 Beheermonitoring akkervogels: van idee naar uitvoer Workshopspreker: Marjon Schultinga

Weidevogelnieuws. Landbouwkundige situatie vroeger en nu. Rijswijkse Veld

Opties en voorwaarden Veldleeuwerikpakket 2017

Akkerbeheerplan 2019 Kruidenrijke akkerranden

Hoe kunt u meedoen? Help

Boerenexperiment No 4 aanvulling

Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) voor natuurlijke plaagbeheersing

Onderzoeksverslag. Mechanische onkruidbestrijding in de mengteelt van tarwe en veldboon

BMP rapport Gat van Pinte 2013

Japanse haver goed voor bodem en vogel

BODEMBREED INTERREG Resultaten veldonderzoek 2009 nateelt groenbemesters

Biotoopverbetering voor Patrijs en andere akkervogels. Olivier Dochy Provincie West-Vlaanderen

Broedvogelinventarisatierapport. Heseveld, Nijmegen. Marc de Bont Nijmegen, september 2010

Bloemenranden en Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) Dave Dirks, 6 september 2017, Kronenberg

Veldleeuwerik vergroeningspakket 2019 Toegestane maatregelen voor de invulling van Ecologisch aandachtsgebied. Vanggewassen Opties Weegfactor

Fauna-akkers: een meerwaarde voor bijen

ffi SrnTEN '?",iffhorrand ETf,E Lid Gedeputeerde Staten 2,0 MEI 1016 Nulmeting Aan Provinciale Staten

Weidevogelbeheer 2016

Opties en voorwaarden Akkerbouw-strokenpakket 2019

PVM AKKERRANDENMENGSELS MATERIALEN. Mengsel Boerennatuur / Projecten LTO Noord. Akkerrand met positieve uitstraling

Even (nou even..) bijpraten

Functionele AgroBiodiversiteit (FAB) voor natuurlijke plaagbeheersing

Natuurlijke plaagbeheersing met bloemenranden. Inspiratiedag FAB, 4-nov-14

Notitie. Inleiding. Methodiek. J. de Waard (Trivire Wonen) aan. van A. de Baerdemaeker. betreft Vleermuis- en vogelonderzoek Patersweg Dordrecht

2013 wordt het jaar van de Patrijs.

Aanleg & beheer van bloemenweides. Warme Winteravonden in 't Dijleland

Projectvoorstel. Maatregelen voor de Patrijs Uitwerking kerngebied Struikwaard

1-1. f e bruari INVENTARISATIE BROEDVOGELS OP DE GRASLANDKAVELS W 29, W 32. EN W 36 IN OOSTELIJK FLEVOLAND, VOORJAAR door. H.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nieuwsbrief Jaar van de Patrijs in Zeeland

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Natuurlijke plaagbeheersing in de akkerbouw Recente resultaten uit onderzoek & praktijk

Een enthousiaste bedrijfsvoering

Evaluatiebijeenkomst 2014

Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156

Doelstelling. Totstandkoming aanvraag. Organisatie. Samenwerkingsverband. Startbijeenkomst Bloeiend Bedrijf

Naar een goed weidevogelbeheer. Cees Witkamp Senior beleidsmedewerker boerenlandvogels Vogelbescherming Nederland

Kan stimuleren van agrobiodiversiteit zonder externe gelden?

Herkauwers & Akkerbouw

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA s-gravenhage

Contractduur en min-max

Een. ondernemende EHS. voor Brabant

Bermenplan Assen. Definitief

Gemeente Amstelveen Afdeling RO & Projecten T.a.v.: P.J.M. van den Bergh Postbus BA AMSTELVEEN

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

3.1 Akkerranden en wilde bestuivers Jeroen Scheper (WUR)

Bermen en akkerranden. Voor natuurlijke plaagbeheersing. Ir. Bert Van Gils. 02/10/2012, Oedelem

BIOTOOP- MENGSELS. Naast deze kant en klare biotoopmengsels maken we ook mengsels op maat.

Transcriptie:

. Zwartewaterallee 14 8031 DX Zwolle Postbus 240 8000 AE Zwolle T 088 888 66 77 F 088 888 66 70 KvK 34 11 09 43 Bank 38 16 41 864 info@projectenltonoord.nl www.projectenltonoord.nl Vestigingen: Zwolle, Drachten, Haarlem, Wageningen Eindrapportage Pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard Foto: Kees Dijkman Datum: 21 mei 2014 Projectplan: Subsidiebegunstigde/ opdrachtgever: Gedelegeerd opdrachtgever: Opdrachtnemer: Contactpersoon: MvL/NB/208119/14.1213 LTO Noord Werkgroep Pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard Projecten LTO Noord Postbus 240 8000 AE ZWOLLE i.s.m. Elzerman Ecologisch Advies Marieke van Leeuwen mvleeuwen@projectenltonoord.nl T 088 888 66 77 F 088 888 66 70

Pagina 2 van 72

Pagina 3 van 72

Pagina 4 van 72 VOORWOORD LTO Noord afdeling Hoeksche Waard, de Stichting voor Agrarisch Natuurbeheer Rietgors, Stichting Hoeksche Waard op de Kaart, Hoeksche Waards Landschap en de provincie Zuid-Holland startten in 2011 met de pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard. De provincie Zuid-Holland en de Europese Unie subsidieerden dit project. Gedurende twee jaar zijn op 20 bedrijven vogelakkers aangelegd in de vorm van zomer- en winterranden. Moderne bedrijven gaan aan de slag De uitdaging van dit project was om vogelakkers te realiseren bij moderne toekomstgerichte bedrijven. Alleen op deze manier is akkervogelbeheer een duurzame oplossing. De pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard sluit aan bij bestaande Hoekschewaardse projecten als de Agrorandenregeling, Akkerbouw in groen en blauw, Functionele Agro Biodiversiteit (FAB) en Hoeksche Waard op de Kaart (HWodKa). Dergelijke projecten zorgen gezamenlijk voor het fijnmazige netwerk dat de biodiversiteit verhoogt. In 2014 zorgen meer dan honderd akkerbouwers voor 520 kilometer multifunctionele akkerranden langs de akkers van de Hoeksche Waard. Akkerbouw en natuur versterken elkaar, zoals eeuwenlang de landbouw ervoor zorgde dat zich landschappen ontwikkelden met hun specifieke plant- en diersoorten. Behoud door vernieuwing Als de maatregelen voor akkervogels doeltreffend zijn en inpasbaar in de bedrijfsvoering, vormt dit een goed uitgangspunt voor de toekomst. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) kan onze ervaringen gebruiken. In dit rapport zijn adviezen opgenomen die we mee willen geven aan de beleidsmakers voor de nieuwe periode GLB 2014-2020. De initiatiefnemers willen niet terug naar de situatie rond 1900, maar gaan uit van moderne landbouw. In de Hoeksche Waard is een grofmazig netwerk van dijken en kreken en een fijnmazig netwerk van sloten en akkerranden. Die netwerken verweven natuur met cultuurlandschappen. Het project Akkerbouw in groen en blauw werkt aan instrumenten om dit op een efficiënte manier in de praktijk te brengen. Percelen worden digitaal ingelezen en natuurakkers krijgen hun plek. Die komen op de overhoeken en op inefficiënte stukken. Een optimale perceelindeling wordt gerealiseerd. Langs Agroranden en bloemenranden voor FAB legt men de vogelakkers aan. De deelnemers ervaren de teelt van de diverse akkerranden, zoals de vogelakkers, als een specifieke teelt met zijn eigen aanpak. Draagvlak Door de aanleg van zomer- en winterranden krijgen de vogels voedsel, nestgelegenheid en beschutting. In de winter is er voldoende voedsel voor de overwinteraars, door het graan en de olierijke zaden uit de randen. De vele insecten in de kruidenrijke zomerranden vormen een voedselrijke bron met veel eiwit voor de groei van de jonge vogels. Elzerman Ecologisch Advies voerde de tellingen uit. Een overtuigend verschil tussen percelen met vogelakkers en zonder vogelakkers werd vastgesteld. Van het totaal aantal getelde vogels in de winterperiode komt 95% in de vogelakkers voor. Groenling, vink, ringmus (rode lijst!) en putter vormden 97% van de foeragerende vogels. Als we kijken naar de vogelsoorten, die het meest profiteren van de vogelakkers voor het broedsucces, komen we uit bij de gele kwikstaart. Op de andere specifieke akkervogelsoorten soorten is in dit twee jarige project (nog) geen positief effect aangetoond op aantallen broedparen. Door het opnemen van de maatregelen voor de akkervogels in de Hoeksche Randen Regeling krijgt dit project een vervolg. In de toekomst zullen tellingen uitwijzen of de positieve effecten doorzetten en voor meer vogelsoorten gelden.

Pagina 5 van 72 Dit geheel aan onderzoek en ervaringen leidt tot het zo belangrijke draagvlak onder de boeren. Wij zijn blij met dit draagvlak. Door de inzet van iedereen, die aan het project meewerkte, hebben we dit resultaat bereikt. Draagvlak en kwaliteit daar gaat het om. Joke de Geus Voorzitter pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard

Pagina 6 van 72 SAMENVATTING Akkervogels als de veldleeuwerik, patrijs, graspieper, putter, gele kwikstaart en diverse vinkachtigen horen bij het agrarische landschap van de Hoeksche Waard. Helaas zijn de aantallen van met name de veldleeuwerik, de patrijs en de graspieper de laatste decennia flink afgenomen (Sovon, 2012; HWL, 1999). De pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard had als doel de stand van de akkervogels in het hoogproductieve akkerbouwgebied te verbeteren, alsook het bieden van nieuwe inzichten voor een praktijk- en toekomstgerichte invulling van het GLB en de verschillende beleidsdossiers die gericht zijn op een vitaal platteland na 2014. De pilot is een gezamenlijk initiatief van LTO Noord-afdeling de Hoeksche Waard, de Stichting voor Agrarisch Natuurbeheer Rietgors, de Stichting Hoeksche Waard op de Kaart, Hoekschewaards Landschap en de provincie Zuid-Holland. De pilot werd begeleid door Projecten LTO Noord en de monitoring is uitgevoerd door Elzerman Ecologisch Advies. Naast een bijdrage van de deelnemende akkerbouwers wordt het project gefinancierd door een POP2 subsidie, waarin evenredig Europese en provinciale gelden zijn opgenomen. Zomer- en winterranden Om de stand van de akkervogels in het hoogproductieve akkerbouwgebied te verbeteren hebben 20 akkerbouwers tussen mei 2012 en april 2014 afgerond 6 ha zomer- en winterranden aangelegd en beheerd. Te weten 3 bloemrijke meerjarige zomerranden welke nestgelegenheid, beschutting en voedsel voor de jongen leverden en 17 eiwitrijke winterranden met graan en oliehoudende zaden, welke een bron van voedsel voor de overwinteraars waren. De samenstelling van de zaadmengsels was als volgt: HW-Zomerrandmengsel zaai: voorjaar 13 kg/ha meerjarig HW-Winterrandmengsel zaai: half mei 75 kg/ha eenjarig soort % soort % wilde margriet, meerjarig 15 Zomertarwe 41 witte klaver 5 zomergerst 15 knoopkruid 15 triticale 15 gewone rolklaver 10 vlas 10 luzerne 4 boekweit 5 gewoon duizendblad 4 bladrammenas 2 veldbeemdgras 2 korenbloem 3 roodzwenkgras 2 gewone klaproos 3 zomertarwe 30 blauwmaan 4 haver 13 zonnebloem 2 100 100 De zomer- en de winterranden met deze zaadmengsels groeiden goed en droegen bij aan een hoge belevingswaarde van het landschap. De oliehoudende bladrammenas en diverse peulen blijven het langst als

Pagina 7 van 72 voedsel beschikbaar in de winterranden. Bij de zomerranden werden veel insecten gezien zoals zweefvliegen, welke als voedsel voor de kuikens dienen. Inzaai en beheer Het ideale inzaaimoment voor de winterranden is normaal gesproken in mei. Voor de zomerranden is dit vroeger in het voorjaar, meestal in april, soms al in maart. Er is echter gebleken dat inzaai in mei nauwelijks nadelige gevolgen oplevert voor het functioneren van de zomerranden als broed- en schuilplaats voor akkervogels. Het precieze moment van inzaaien is afhankelijk van de weersomstandigheden en de conditie van het land. Het zaaigoed werd collectief ingekocht. De randen werden het eerste seizoen centraal ingezaaid, maar het tweede seizoen hebben deelnemers die in het bezit waren van de juiste zaaimachine dit overgenomen. Dit vergroot de betrokkenheid. De winterranden werden niet gemaaid. Het korte deel van de zomerrand wordt jaarlijks twee maal gemaaid, het lange deel jaarlijks eenmaal. Ten aanzien van het beheer van de vogelakkers werden verder de volgende bevindingen gedaan: Van belang was dat er zo min mogelijk met machines door de randen werd gereden. Lichte bemesting (bijv. drijfmest) van de winterakkers is een goede keuze voor de opbrengst van het voedsel in de winter. Wanneer distels teveel overheersten komt het gewas niet goed op. Zaaien in een schoon zaaibed is van doorslaggevend belang bij het tegengaan van onkruidgroei. Een schoon zaaibed kan gecreëerd worden door het maken van een vals zaaibed. Soms meerdere keren. Teveel verarming van de grond kan ook het ontstaan van distels bevorderen. Door (lichte) bemesting groeit het gewas beter en krijgt onkruid minder kans. Behalve het zaaibed is bemesting dus ook van belang voor het tegengaan van onkruiddruk. Onkruidgroei onderdrukken door intensiever maaien gaat ten koste van de functie voor de vogels. De baggerschouw kan een praktisch probleem vormen bij akkerrandenbeheer. Van belang is dat de bagger niet op de vogelrand wordt gedeponeerd, maar bijvoorbeeld er overheen of aan de overkant van de watergang. De keuze voor de meest geschikte vormgeving van de rand, het beste moment, de beste manier van inzaaien en het beste beheer is maatwerk en vraagt een vakkundige kijk, praktijkgerichtheid en flexibiliteit. Planmatig werken, bijvoorbeeld volgens de GAOS planning (Geo Akker Optimalisatie Service 1 ) is hierbij aan te bevelen. Verder moet goed bekeken worden waar een vogelakker wordt aangelegd. Houd hierbij bijvoorbeeld rekening met de mogelijkheden voor baggerwerkzaamheden, het risico van gehuurde gronden en leg vogelakkers niet nabij hoge bomen aan in verband met roofvogels en kraaiachtigen. Monitoring Om de effectiviteit van de pilot te meten zijn de aantallen vogels gemonitord. Gedurende twee seizoenen zijn de winter- en broedvogels onderzocht bij de vogelakkers. In de winterperiode zijn de vogelakkers maandelijks geïnventariseerd. Hierbij zijn alle aanwezige vogels op de akkerranden geteld. Het aanbieden van extra voedsel gedurende de winter vergroot de overlevingskansen van een vogel en zo kan de vogel met een betere conditie aan het broedseizoen starten. Om te kijken of de vogelakkers een bijdrage leveren aan dit effect is in 2012 en 2013 het 1 Voor meer informatie zie www.hwodka.nl

Pagina 8 van 72 aantal broedparen op de vogelakkers om omringende percelen geteld. De broedvogelinventarisaties richtten zich met name op vijf typerende akkervogels van de Hoeksche Waard, te weten scholekster, kievit, veldleeuwerik, gele kwikstaart en graspieper. Bij de wintertellingen zijn alle vogels geteld die binding hadden met de vogelakkers, bijvoorbeeld omdat ze hier foerageerden of de planten gebruikten als dekking. Bij beide typen inventarisaties zijn de aantallen op de vogelakkers vergeleken met controlegebieden waar geen vogelakkers aanwezig waren. Vanaf het eerste moment wisten de overwinterende vogels de vogelakkers te vinden. In totaal zijn 3.545 vogels geteld verdeeld over de twee winters. Het contrast tussen de vogelakkers en controleranden is groot. Bijna 95% van de getelde vogels werd gezien op de vogelakkers. Het laat duidelijk zien welke toegevoegde waarde het extra voedselaanbod heeft. Op de vogelakkers werden regelmatig grote groepen vogels geteld. De tientallen groenlingen, vinken, ringmussen en rietgorzen per telling domineerden. Verder werden ook soorten als putter, veldleeuwerik en patrijs waargenomen op de vogelakkers. De meeste vogels gebruikten de ingezaaide akkerrand in de winterperiode om te foerageren, maar deze diende ook als schuil- en rustplaats (voor bijv. fazant). Het aantal aanwezige vogels schommelde gedurende het seizoen. Waarschijnlijk hadden de vorstperiode (concentratie bij voedselbronnen), sneeuwbedekking (wegtrek naar sneeuwvrije plekken) en het vorderen van de winter (minder zaden beschikbaar in de loop van de winter) effect op dit seizoenpatroon. Niet op alle pilotlocaties werden vogels aangetroffen. De grotere en bredere vogelakkers trokken de meeste vogels aan. Daarnaast leek ook het landschap zijn invloed te hebben. Bij gevaar gebruikten de zaad etende vogelsoorten nabijgelegen bomenrijen en bosschages als schuilmogelijkheid. Er is dan ook geen harde scheiding tussen een vogelakker en het omringende landschap. Een ingezaaide akkerrand, de naastgelegen cultuurgewassen, bomenrijen, sloten en andere landschapselementen vormen een geheel waarbinnen een vogel zijn keuze maakt om zich te vestigen. De aantallen broedvogels verschilden (nog) niet veel tussen de gebieden met vogelakkers en de reguliere akkergebieden. Of dit op de langere termijn zo blijft moet de toekomst uitwijzen. Er zijn jaarlijks 185-200 broedparen geteld in de steekproefgebieden. Dit komt neer op ca. 5,21 broedparen per 100 hectaren. De kievit en gele kwikstaart waren in beide jaren de meest getelde soorten. De veldleeuwerik, graspieper en scholekster zijn in kleinere aantallen vastgesteld. De geteelde cultuurgewassen rondom de vogelakkers hebben waarschijnlijk invloed gehad op de vastgestelde aantallen. Sommige typen gewassen zijn vanwege hun teeltmethode (onder andere moment van inzaaien en oogsten) meer geschikt om te functioneren als broedplaats voor bepaalde vogels dan andere gewassen. De vogelakkers en het cultuurgewas hebben dan ook een directe relatie met elkaar. Gezien het succes tijdens de winterperiode is het zinvol om, gebaseerd op de ervaringen uit de pilot, de vogelakkers ook de komende jaren aan te leggen. Door maatwerk te leveren bij de aanleg en inrichting van de vergroeningsmaatregelen kan synergie ontstaan waarin het landschap versterkt wordt. Draagvlak en communicatie In de pilot is gebleken dat er veel enthousiasme en betrokkenheid is bij de agrarische deelnemers voor het beheer gericht op akkervogels. Dit geldt ook voor de deelnemers aan andere vormen van randenbeheer. De akkerbouwers die momenteel een bijdrage leveren aan het beheer van de multifunctionele akkerranden, doen dit vanuit een overtuiging dat de aanleg en het beheer van de groenblauwe dooradering bijdraagt aan een betere leefomgeving en aansluit bij het nieuwe denken van ondernemers. Uitgaan van deze motivatie, enthousiasme en betrokkenheid van de grondgebruiker (akkerbouwer) is essentieel voor het behoud en uitbouwen van biodiversiteit in het agrarisch gebied.

Pagina 9 van 72 Het draagvlak is echter ook kwetsbaar. Om het draagvlak onder agrarisch ondernemers voor aanleg en beheer van de groenblauwe dooradering te behouden en verder uit te bouwen is een aantal randvoorwaarden cruciaal gebleken: Er moet voldoende financiering zijn om de extra kosten voor de landbouw te vergoeden. De werkzaamheden moeten goed te integreren zijn in de bestaande en toekomstige bedrijfsvoering Het gevoel voor eigenaarschap en betrokkenheid moet aanwezig zijn in de aanpak en coördinatie De wet- en regelgeving moeten soepel, laagdrempelig, betrouwbaar, effectief en efficiënt zijn Vanwege het belang van draagvlak, aansluiting bij de praktijk en continuïteit is aandacht voor kennisuitwisseling en communicatie van groot belang. Diverse bijeenkomsten, excursies en veldbezoeken kunnen bijdragen aan de inhoudelijke betrokkenheid van alle belanghebbenden. Een goede en laagdrempelige interne afstemming tussen werkgroep en deelnemers zorgt voor transparantie en vertrouwen. Door het visualiseren van de activiteiten en resultaten in bijvoorbeeld film en foto s wordt het belang van het project concreet voor het grote publiek. Ook geschreven communicatie zoals een informatieve website en media-aandacht draagt hieraan bij. Breder perspectief De pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard is succesvol afgerond. Maar ook in breder perspectief is in de afgelopen jaren veel bereikt op gebied van verweving van en synergie tussen cultuur en natuur. Samen met wetenschappers hebben Hoekschewaardse akkerbouwers in de afgelopen jaren verschillende soorten akkerranden ontwikkeld, beproefd en verbeterd, met elk (een) eigen functie(s). Het huidige akkerrandensysteem van ruim 500 kilometer akkerranden is aangelegd. Er is veel kennis opgedaan van functies, inrichting, beheer en resultaten. Er is een groot draagvlak onder de Hoekschewaardse akkerbouwers ontstaan voor de groenblauwe dooradering. Meer dan 100 akkerbouwers nemen deel aan verschillende regelingen voor het aanleggen van de multifunctionele en in breedte variërende akkerranden. En het gebied heeft zich georganiseerd rondom dit onderwerp door diverse professionele organisaties en activiteiten. De pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard heeft hier een belangrijke bijdrage aan geleverd. De Hoeksche Waard onderscheidt zich van andere gebieden door de sterk integrale en gebiedsbrede benadering. De groenblauwe dooradering in de Hoeksche Waard heeft een belangrijk effect op de biodiversiteit, de beleving van het landschap, de verbetering van de waterkwaliteit, de plaagbestrijding en de efficiënte bewerking van de akkers. De synergie tussen cultuur en natuur lijkt essentieel bij het creëren van een duurzaam eco- en landschapsysteem in een hoogproductief akkerbouwgebied als de Hoeksche Waard. Vervolg De Hoeksche Waard is nog niet klaar. Zij hebben nog diverse wensen, plannen en ambities naar de toekomst. De Hoeksche Waard zet in op mogelijkheden vanuit het nieuwe GLB, een Hoeksche Waard Collectief in 2016 en de Hoeksche Randen in 2015. Zorgen zijn er nog over de financiële mogelijkheden in 2015 en de daarop volgende jaren. Voor het duurzaam voortbestaan van de groenblauwe dooradering in de Hoeksche Waard, vraagt het gebied medewerking en ondersteuning van de boeren, maar ook van de diverse overheden, bestuurders en politiek betrokkenen. Met name het behoud en verder uitbouwen van het draagvlak bij de boeren in de Hoeksche Waard voor aanleg en beheer van de groenblauwe dooradering en het nieuwe GLB vragen aandacht. Het is belangrijk dat de ondernemers hun energie en inzet van de afgelopen jaren, die de basis was van het succes van de groenblauwe dooradering en van de huidige voorbeeldfunctie van de Hoeksche Waard, vasthouden naar de toekomst. Dat is niet alleen van belang voor zaken als biodiversiteit en waterkwaliteit, maar ook voor een duurzame relatie met de

Pagina 10 van 72 maatschappij. De landbouw draagt bij aan een hoge belevingswaarde van het landschap en een prettige woonomgeving en krijgt ruimte voor een moderne en toekomstgerichte bedrijfsvoering. Een echte win-win situatie!

Pagina 11 van 72 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD... 4 SAMENVATTING... 6 INHOUDSOPGAVE... 11 1. ACHTERGROND... 13 2. PROJECT... 14 2.1 Vraagstelling en doelstelling... 14 2.2 Activiteiten... 15 2.3 Organisatie... 15 3. VOGELAKKERS... 16 3.1 Zomer- en winterranden... 16 3.2 Zaadmengsel... 18 4. AANLEG EN BEHEER... 21 4.1 Inzaai... 21 4.2 Groei en opkomst... 22 4.3 Beheer... 23 5. MONITORING... 26 5.1 Inleiding en methodiek... 26 5.2 Resultaten wintervogels... 27 5.3 Resultaten broedvogels... 30 6. PROCES VAN DE PILOT... 32 6.1 Draagvlak en continuïteit... 32 6.2 Kennisuitwisseling en communicatie... 34 6.3 Financiele aspecten... 37 7. VERVOLG... 39 7.1 Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB)... 39 7.2 Hoeksche Waard Collectief... 40

Pagina 12 van 72 7.3 Hoeksche Randen... 40 8. CONCLUSIES & AANBEVELINGEN... 42 8.1 Pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard... 42 8.2 Breder perspectief en vervolg... 45 8.3 Aanbevelingen aan bestuurders en politiek... 47 8.4 Aanbevelingen aan ondernemers... 48 BRONVERMELDING... 49 BIJLAGE RESULTATEN VOGELMONITORING... 50

Pagina 13 van 72 1. ACHTERGROND De Hoeksche Waard is een prachtig landbouwgebied waar landbouw de drager is van het landschap en akkerbouwers diverse hoogwaardige gewassen op de vruchtbare kleigrond telen. Naast de primaire taak om voedsel te produceren, is akkerbouw in de Hoeksche Waard voorloper op het gebied van het combineren van agrarische doelstellingen met natuur-, landschaps- en recreatieve doelstellingen. Aan de hand van diverse randenprojecten is in de Hoeksche Waard in de afgelopen jaren een fijnmazige groenblauwe dooradering ontwikkeld welke natuur en cultuur verweeft. Meer dan 100 akkerbouwers beheren in 2014 ruim 500 km akkerranden. Door projecten zoals de Agrorandenregeling, de FAB-randen en Akkerbouw in Groen&Blauw werd de Hoeksche Waard stap voor stap een voorbeeldgebied voor agrarische biodiversiteit. De randen droegen bij aan verbetering van de waterkwaliteit, plaagbestrijding, verbetering van de biodiversiteit en aan efficiënte bewerking van de akkers. Met de pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard werd het bieden van een aantrekkelijke leefomgeving voor vogelsoorten als de veldleeuwerik, de patrijs of de gele kwikstaart daar aan toegevoegd. Focus hierbij is het gehele jaar bieden van voedsel in combinatie met voldoende beschutting. Via de Akkerrandenregeling, de Agrorandenregeling, FAB (I en II) en Akkerbouw in Groen&Blauw is de afgelopen jaren reeds veel kennis verzameld om randen op een effectieve manier in het cultuurlandschap te integreren. Bijvoorbeeld kennis met betrekking tot de aanleg van de randen, het beheer, de samenstelling van de mengsels voor verschillende functionaliteiten, etc. Deze kennis is meegenomen in de uitvoering van de pilot en de verweving van akkerbouw en natuur is met deze pilot geoptimaliseerd en aangevuld met de doelstelling akkervogels. Figuur 1: Hoeksche Waard

Pagina 14 van 72 2. PROJECT 2.1 Vraagstelling en doelstelling Akkervogels als de veldleeuwerik, de patrijs, de graspieper, de putter, de gele kwikstaart en diverse vinkachtigen horen bij het agrarische landschap van de Hoeksche Waard. Helaas zijn de aantallen van met name de veldleeuwerik, de patrijs en de graspieper de laatste decennia flink afgenomen (Sovon, 2012; HWL, 1999). Dit is niet alleen slecht voor de akkervogels, maar de dieren zijn tevens een indicator voor stand van de biodiversiteit in zijn geheel. De pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard had als doel de stand van de akkervogels in het hoogproductieve akkerbouwgebied te verbeteren. Tussen mei 2012 en april 2014 hebben 20 akkerbouwers circa 6 ha speciaal hiervoor samengestelde zomer- en winterranden aangelegd en beheerd. Bloem- en kruidenrijke randen boden s zomers nestgelegenheid, beschutting en voedsel voor de jongen. s Winters waren eiwitrijke randen met graan en oliehoudende zadenrijke een bron van voedsel voor de overwinteraars. Hierbij werden naast verbetering van de akkervogelstand (en de biodiversiteit), de andere functionaliteiten van akkerranden, zoals plaagbestrijding, efficiënte bedrijfsvoering en verbetering van de waterkwaliteit niet uit het oog verloren. Gedurende de pilot werd het nieuwe Europese Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) verder uitgewerkt. Dit beleid is bepalend voor de toekomst van groene diensten in Nederland, en daarmee voor de kansen van akkervogels, natuurlijke plaagbestrijding, verbetering van de waterkwaliteit, etc. Het bieden van nieuwe inzichten voor een praktijk- en toekomstgerichte invulling van het GLB en de verschillende beleidsdossiers die gericht zijn op een vitaal platteland na 2014 is tevens een doelstelling van het project. Foto: Veldleeuwerik Figuur 2: Veldleeuwerik

Pagina 15 van 72 2.2 Activiteiten Om de stand van de akkervogels in het hoogproductieve akkerbouwgebied te verbeteren zijn tussen mei 2012 en april 2014 de volgende projectactiviteiten uitgevoerd; 20 akkerbouwers hebben circa 6 ha zomer- en winterranden aangelegd en beheerd. Professionele, persoonlijke begeleiding van de akkerbouwers door de projectgroep, in de vorm van; o Intensief en laagdrempelig contact met de deelnemende akkerbouwers. o Advies en ondersteuning bij het zaaien, het zaaimoment, de onderhoudswerkzaamheden, etc. o Administratieve ondersteuning Kennisontwikkeling o Monitoring door een expert o Diverse bijeenkomsten met gebiedspartijen, experts en deelnemers o Diverse excursies en veldbezoeken, zowel binnen de pilot als daar buiten. o Projectgroep bijeenkomsten Communicatie o Korte films o Een beeldverhaal o Een website o Media-aandacht op relevante momenten o Rapportage, flyers en een banner Voorafgaand aan de pilot zijn in 2010 en 2011 reeds intensieve voorbereidingen getroffen; Idee-ontwikkeling met de initiatiefnemers (later werkgroep). Samenstelling van het bestek voor de zaadmengsels, randvoorwaarden, beheer, monitoring, etc. Toetsing van het idee en bestek aan experts en ervaringen uit andere delen van het land. Peilen van het draagvlak onder ondernemers. 2.3 Organisatie De pilot is een gezamenlijk initiatief van LTO Noord afdeling de Hoeksche Waard, de Stichting voor agrarisch natuurbeheer Rietgors, de Stichting Hoeksche Waard op de Kaart, Hoekschewaards Landschap en de provincie Zuid-Holland. De pilot werd begeleid door Projecten LTO Noord en de monitoring is uitgevoerd door Elzerman Ecologisch Advies. Naast een bijdrage van de deelnemende akkerbouwers, wordt het project gefinancierd door POP2 subsidie, waarin evenredig Europese en provinciale gelden zijn opgenomen. De uitvoering van de pilot lag in handen van de werkgroep Pilot Akkervogels in de Hoeksche Waard. De werkgroep bestond uit 7 personen, 2 vertegenwoordigers van de Stichting Rietgors, 1 vertegenwoordiger van HWodKa, 1 vertegenwoordiger van LTO Noord Vakgroep Akkerbouw, 1 vertegenwoordiger van Hoekschewaards Landschap en de projectleider van Projecten LTO Noord. Met frequente overlegmomenten (ca. 4 8 per jaar) en veel enthousiasme stond de werkgroep garant voor een gedegen en vlotte uitvoering van het project. Elzerman Ecologisch Advies sloot regelmatig aan bij de werkgroep overleggen.

Pagina 16 van 72 3. VOGELAKKERS 3.1 Zomer- en winterranden 20 akkerbouwers hebben circa 6 ha zomer- en winterranden aangelegd en beheerd. Te weten; 3 bloemrijke zomerranden welke nestgelegenheid, beschutting en voedsel voor de jongen leverden. 17 eiwitrijke winterranden met graan en oliehoudende zaden, welke een bron van voedsel voor de overwinteraars waren. Uitgangspunt was dat gemiddeld per deelnemer 0,3 ha vogelakker werd aangelegd van mei 2012 tot maart 2014. Dit waren niet allemaal lijnvormige randen. Er zijn ook gerende vogelakkers en overhoeken gerealiseerd. En een vogelakker kon ook midden op een perceel worden aangelegd. De deelnemers, de vogelakkers en de omvang van de akkers zijn weergegeven in figuur 3. Naam Woonplaats Type rand Oppervlakte 1 Ampt Goudswaard Winterrand 0,3 2 Bons Strijen Winterrand 0,3 3 Dam Strijen Zomerrand 0,1 4 Dam Strijen Winterrand 0,2 5 De Geus Mookhoek Winterrand 0,2 6 De Zeeuw S-Gravendeel Winterrand 0,3 7 Erve Goudswaard Winterrand 0,2 8 Hage Goudswaard Winterrand 0,3 9 Herweijer Strijen Winterrand 0,2 10 Herweijer Strijensas Winterrand 0,3 11 Klompe Oud-Beijerland Winterrand 0,3 12 Melissant Goudswaard Winterrand 0,3 13 Rozendaal S-Gravendeel Winterrand 0,4 14 Scheele S-Gravendeel Winterrand 0,3 15 Veerman Goudswaard Winterrand 0,5 16 Veerman Goudswaard Zomerrand 0,3 17 Veerman Goudswaard Winterrand 0,3 18 Voordendag Strijen Zomerrand 0,4 19 Zevenbergen Strijen Winterrand 0,2 20 Zilverschoon Maasdam Winterrand 0,2 Figuur 3: deelnemers en randen De deelnemers konden een voorkeur uitspreken voor een zomer- of en winterrand. Veel ondernemers hebben deze keuze echter aan de werkgroep gelaten, zodat deze een optimaal scenario kon uitwerken voor de pilot.

Pagina 17 van 72 Het grootste knelpunt voor de akkervogelstand is de afwezigheid van jaarrond voedsel voor de blijvers. Aangezien de winterranden hier specifiek op inspelen, is ervoor gekozen de meeste vogelakkers (17) als winterrand aan te leggen. De winterakker is bij voorkeur naast aan bestaande andere rand ontwikkeld, omdat akkervogels baat hebben bij een zo breed mogelijke rand. De winterranden liggen op 2 locaties tussen het gewas en een zomerrand. De meeste winterranden ligt naast een Agrorand 2. Voor slechts zes van de winterranden geldt dit niet. In een aantal gevallen ligt de winterrand tussen het gewas en een gras-, een gras/kruidenrand of een bloemenrand. De andere randen kunnen in feite functioneren als zomerrand, en dus aanvullend op de winterrand. Voor extra beschutting en eiwitrijk voedsel voor de jongen in de zomer zijn op drie locaties zomerranden aangelegd, waarvan 2 in combinatie met een winterrand. Als criteria hierbij golden: zo breed mogelijk en niet op plekken die aantrekkelijk zijn voor predatoren. Beide van belang voor het veiligheidsgevoel van de akkervogel in de rand. Wanneer een zomerakker solitair ligt, en dus niet naast een andersoortige rand, kan het gewenst zijn dat een zomerrand bestaat uit een korter gemaaid gedeelte (goede broedplaats) en een gedeelte met hogere gewassen (goede schuilplaats). Twee van de drie zomerranden in de Hoeksche lagen echter naast een Agrorand. De aanleg van een kort en een lang gedeelte was hierdoor niet nodig. De naastliggende agrorand functioneert als een strook met minder hoogte. Ook bij de derde zomerrand werd niet op twee hoogtes gemaaid. Wanneer een zomerrand te smal is kan tweeledig beheer zijn doel voorbij schieten. De keuze voor de meest geschikte vormgeving van de rand is maatwerk en vraagt een vakkundige kijk, praktijkgerichtheid en flexibiliteit. Foto: Kees Dijkman Figuur 4: winter- en zomerrand 2 Doel van de Agroranden is het verbeteren van de waterkwaliteit door als vanggewas te dienen om drift van bestrijdings- en gewasbeschermingsmiddelen naar de watergangen tegen te gaan.

Pagina 18 van 72 Figuur 5: Verschillende typen akkerranden, zoals hier in Polder Oude Korendijk, naast elkaar hebben een versterkend effect. In dit geval van links naar rechts: maïs, Agrorand, vogelakker en FAB-rand, 20 december 2012. 3.2 Zaadmengsel De zaadmengsels voor de zomer- en winterranden zijn zorgvuldig samengesteld. De werkgroep heeft de samenstelling van zaadmengsels die bij andere projecten in Nederland zijn gebruikt en de eigenschappen, de kosten en de functies van de ingrediënten naast elkaar gelegd en besproken (zie figuur 6). Voor en tijdens de uitvoering van de pilot. Enkele voorbeelden van overwegingen die ter sprake zijn gekomen bij de samenstelling van het zaadmengsel zijn; Er is naar gestreefd zoveel mogelijk eiwithouden en oliehoudend voedsel in de voor vogels moeilijkste periode in de winter, januari en februari, te hebben. Het oliehoudende zaad van bladrammenas is erg geliefd bij de vogels, maar kan ook goed in de grond overwinteren, met opslag in het volgende jaar. Uit de monitoring is gebleken dat het zaad van bladrammenas nog de hoofdvoedselsoort is in januari/ februari. Besloten bladrammenas niet meer dan 1% van het wintermengsel te laten zijn. Door een licht woekerend karakter zal het uiteindelijke percentage in de randen in de loop der tijd toenemen wanneer ze op dezelfde plaats blijven liggen. Knoopkruid uit het zomerrandenmengsel is duur, en is vervangen door boekweit. De ervaring met overstaande tarwe is niet erg positief. Dit is snel opgegeten. Zonnebloemen maken randen wel beter beleefbaar. Ze zijn goed herkenbaar en dragen bij aan een mooi landschap. En ze zijn aantrekkelijk als zitstok voor de vogels.

Pagina 19 van 72 Vergelijking zaadmengsels, eigenschappen, zaaidichtheden en functies Pilot akkervogels Hoekschewaard 2012-2014 Agrorand gras/kruiden 2011 meerjarig HW-Zomerrandmengsel HW-Winterrandmengsel ANOG winterakker (Stichting Rietgors) (o.b.v. Solabio-zomer) (o.b.v. Solabio-winter) (Groningen) (Groningen) ANOG SNL natuurbraakmengsel (zomermengsel) ANOG FAB mengsel meerjarig (Groningen) zaai: voorjaar zaai: voorjaar zaai: eind mei 17 kg/ha 13 kg/ha 75 kg/ha 120 kg/ha 18 kg/ha 28 kg/ha functies soort % soort % soort % soort % soort % soort % FAB Bijen VogelsBeleving wilde margriet, meerjarig 4 wilde margriet, meerjarig 15 wilde margriet, meerjarig 1,5 wilde margriet, meerjarig 3 witte klaver 3 Witte klaver 5 Witte klaver rivendell 1,5 Witte klaver rivendell 8 Knoopkruid 15 gewone rolklaver 6 gewone rolklaver 10 gewone rolklaver 3 luzerne 4 luzerne 1,5 luzerne 8 gewoon duizendblad 2 gewoon duizendblad 4 venkel 9 wilde venkel 3 gele kamille 3 smalle weegbree 2 smalle weegbree 3 boekweit 24 boekweit 1,5 boekweit 25 scherpe boterbloem? gele ganzebloem 3 voederwikken 1,5 facelia 8 koriander 8 veldbeemdgras 2 roodzwenkgras 18 roodzwenkgras 2 roodzwenkgras 3 roodzwenkgras 12 kamgras 8 gewoon struisgras 15 gewoon struisgras 1,5 gewoon struisgras 8 beemdlangbloem 1,5 westerw. Raaigras 1,5 zomertarwe 30 zomertarwe 41 zomertarwe 84 zomertarwe 49 zomergerst 15 zomergerst 5 triticale 15 triticale 5 vlas 10 boekweit 5 blauw maanzaad 4 bladrammenas 2 bladrammenas was 1% 0,1 bladrammenas 1 korenbloem 3 gewone klaproos 3 gewone klaproos 1,5 zonnebloem 2 haver 5 gele mosterd 1 wilde cichorei 1,5 wilde cichorei 3 pastinaak 1,5 wilde peen 1,5 haver 13 haver 17 rogge 12 Totaal 89 100 100 100 100 100 Figuur 6: Vergelijking van zaadmengsels, eigenschappen, zaaidichtheden en functies. Vergelijking is indicatief. Uiteindelijk is gekozen voor Hoekschewaardse mengsels, gebaseerd op de zaadmengsels zoals toegepast bij het project Solabio in Noord-Brabant, met kleine aanpassingen voor de specifieke doelstellingen en locatie specifieke kenmerken van de Hoeksche Waard. De samenstelling is weergegeven in figuur 8. Het zomermengsel is een meerjarig graskruidenmengsel, het wintermengsel bevat veel granen en oliehoudende zaden. Bedoeld als voedsel voor de overwinterende akkervogels. Gedurende de pilot zijn op basis van praktijkervaringen en mogelijkheden enkele wijzigingen in de mengsels doorgevoerd. Zo is triticale in 2013 vervangen door zomertarwe omdat triticale niet leverbaar was. In 2012 (en 2014 - Hoeksche Randen) is wel triticale in het mengsel opgenomen. In 2013 is de bladrammenas verhoogd van 1% naar 2% en zijn zonnebloemen opgenomen in het mengsel. Figuur 7: zaadmengsel

Pagina 20 van 72 HW-Zomerrandmengsel zaai: voorjaar 13 kg/ha meerjarig HW-Winterrandmengsel zaai: half mei 75 kg/ha eenjarig soort % soort % wilde margriet, meerjarig 15 Zomertarwe 41 witte klaver 5 zomergerst 15 knoopkruid 15 triticale 15 gewone rolklaver 10 vlas 10 luzerne 4 boekweit 5 gewoon duizendblad 4 bladrammenas 2 veldbeemdgras 2 korenbloem 3 roodzwenkgras 2 gewone klaproos 3 zomertarwe 30 blauwmaan 4 haver 13 zonnebloem 2 100 100 Figuur 8: Samenstelling van de Hoekschewaardse zaadmengsels

Pagina 21 van 72 4. AANLEG EN BEHEER 4.1 Inzaai Het ideale inzaaimoment voor de winterranden is normaal gesproken in mei. Het late tijdstip is gekozen om zorg te dragen dat de randen niet te vroeg afrijpen. Voor de zomerranden is dit vroeger in het voorjaar. Meestal in april, soms al in maart. Het precieze moment is echter steeds afhankelijk van de weersomstandigheden en de conditie van het land. Eind februari besliste de werkgroep over het gewenste zaaimoment en over enkele andere zaken, zoals het type grondbewerking, het type zaaimachine, etc. In 2012 werden de randen in het westelijk deel van de Hoeksche Waard op 1 mei ingezaaid. De overige randen op 8 mei. In dit jaar konden de zomerranden in verband met het weer niet in april worden ingezaaid, maar kon dat pas in mei. Na analyse van de ontwikkeling van de zomerranden en het functioneren ervan als broed- en schuilplaats voor akkervogels in het zomerseizoen is geconcludeerd dat deze late inzaai nauwelijks nadelige gevolgen opleverde voor het functioneren van de zomerranden. In 2013 zijn de winterranden tevens begin mei ingezaaid. De zomerranden zijn niet opnieuw ingezaaid, aangezien deze meerjarig waren. Voor de winterranden gold dat vanaf 15 maart de biomassa van de winterrand van het afgelopen seizoen gehakseld werd en een vals zaaibed werd aangelegd. Als het weer al eerder gunstig was, ging de praktijk voor en werd de rand dus eerder (bijv. 1 maart) bewerkt voor de nieuwe vogelakker. In mei werd de rand dan opnieuw doorgezaaid. De deelnemers was geadviseerd om de winterranden gedurende de hele pilot zoveel mogelijk op dezelfde plek te laten liggen. Dit is echter niet verplicht gesteld. Indien een ondernemer goede redenen had om de rand te verplaatsen was dit mogelijk. Alle deelnemers hebben echter het advies opgevolgd en de rand op dezelfde plaats laten liggen. De zomerranden bleven sowieso op dezelfde plek, aangezien het hier een meerjarig zaadmengsel betrof en deze randen dus niet opnieuw ingezaaid werden in het voorjaar van 2013 Figuur 9: Planning beheer zomer- en winterranden

Pagina 22 van 72 Het zaaigoed werd collectief ingekocht. In het voorjaar van 2012 heeft Deltanatuurbeheer de randen ingezaaid, onder begeleiding van de werkgroep Akkervogels. Met uitzondering van twee deelnemers die hun akkers zelf inzaaiden. In 2013 zaaide een van de deelnemers die in het bezit is van de juiste zaaimachine, de randen in bij de deelnemers in het westelijk gedeelte van de Hoeksche Waard. In het oostelijk gedeelte regelden 3 groepjes van 3 à 4 deelnemers het inzaaien met elkaar. Zoals zoveel boerenwerk is ook het inzaaien maatwerk gebleken. Er zijn in de uitvoering diverse kleine wijzigingen en aanpassingen gedaan, ten opzichte van het ingetekende plan. Leidraad hierbij was gezond boerenverstand ten aanzien van de functionaliteit van de akkerranden, deskundigheid, ervaring en de praktische inslag en uitvoerbaarheid van de werkzaamheden. Zo dienen vogelakkers niet nabij hoge bomen te worden aangelegd, in verband met de aantrekkingskracht daarvan op roofvogels en kraaiachtigen. Struweel (bosschages) kunnen op dit gebied geen kwaad. Ander voorbeeld wat langs kwam bij het inzaaien is de vraag of een vogelakker tussen een mestsilo en de HSL kan worden aangelegd. Na hierover expertise te hebben ingewonnen is besloten dat de verwachte verstorende werking hiervan op de vogels minimaal zal zijn en deze zodoende wel kan worden aangelegd. Uit de monitoring is gebleken dat deze veronderstelling juist was. 4.2 Groei en opkomst 2012-2013 In juli 2012 bezocht de werkgroep de vogelakkers die in april en mei ingezaaid waren. Doel van de excursie was het beoordelen van de gewasstand. De winterakkers lagen er over het algemeen heel goed bij. Het zaad was goed opgekomen, alle soorten waren aanwezig en ze waren goed gegroeid (kniehoog). De eerste bloemen bloeiden reeds; boekweit, korenbloemen, klaproos, zomertarwe, zomergerst en haver. Het vlas had al zaadbolletjes. De zomerakker was ook goed opgekomen. Hier was wel veel last van onkruid en werd daarom geëxperimenteerd met teelthandelingen. De kennis die daarmee werd op gedaan werd mee genomen in adviezen aan de deelnemers. Bij de zomerranden werden veel insecten gezien, zoals zweefvliegen, welke als voedsel voor de kuikens dienen. Er werden geen bijen gezien, wel enkele hommels. 2013-2014 In de winter van 2012 2013 was het lang koud. Bij een veldbezoek in augustus 2013 was de werkgroep tevreden over de stand van de randen. De winterranden stonden er prachtig bij en de combinatie tussen enkele zomerranden en winterranden kwam mooi uit de verf. Figuur 10: Zomerrand trekt insecten Bij een veldbezoek in februari 2014 bleek het gewas voor de vogels iets minder van kwaliteit dan de voorgaande jaren. De graanstand viel wat tegen en het gewas lag vrij plat op het land. Aannemelijk was dit te wijten aan enkele zware stormen in het najaar van 2013, in combinatie met veel regen. De werkgroep was wel tevreden over het mengsel. De bladrammenas stond er nog en diverse peulen waren nog gevuld. Er was dus tot aan het voorjaar

Pagina 23 van 72 voedsel beschikbaar gebleven voor de overwinterende akkervogels. Dit was naar verwachting wel het gevolg van een relatief zachte winter. Bij flinke vorst in februari (zoals in 2012 het geval), was er naar verwachting in maart minder voedsel beschikbaar geweest dan de voorgaande jaren. Figuur 11. De zaden van o.a. bladrammenas, (zomer)tarwe, (zomer)gerst en vlas leveren een belangrijke bijdrage aan het succes van de vogelakkers, 20 december 2012. 4.3 Beheer Net als met het zaaiwerk geldt dat het meest geschikte beheer van de randen sterk afhangt van locatiespecifieke kenmerken en van het weer. Vakkundigheid, flexibiliteit en maatwerk is ook hierbij dus geboden. Enkele voorbeelden van het beheer en praktijkgericht onderzoek die in de pilot zijn uitgevoerd: Een van de deelnemers kwam voor een praktijksituatie te staan waarbij hij met een machine door de rand heen moest rijden. In overleg (vooraf) is besloten dat het hier niet anders was. Er moet zo min mogelijk met machines door de randen heen worden gereden. Een van de deelnemers heeft zijn zomerakker geklepeld. Gebleken is dat dit geen goede uitwerking heeft op de stand van de vogelakker. Na het klepelen stonden nog grote plukken gewas overeind en lag er veel los gras tussen de pollen grassen.

Pagina 24 van 72 Bij een van de deelnemers is de vogelakker per ongeluk doodgespoten. De rand is vervolgens opnieuw ingezaaid met bladrammenas. Bij een van de deelnemers is het zaad niet opgekomen, doordat de distels teveel overheersten. Ook deze rand is opnieuw ingezaaid met bladrammenas. Een oude AG&B rand had vroeg in het voorjaar prachtig gebloeid, maar van de soorten die er in juli nog groeiden werd slechts beperkt wintervoedsel verwacht. Geadviseerd is om hier nog een rand met het wintermengsel naast te zaaien. Maaien De winterranden worden niet gemaaid. De zomerranden werden in de herfst gemaaid. Bemesting Het stond de deelnemers vrij de randen wel of niet te bemesten. In de pilot is gebleken dat bemesting van de winterranden een goede keuze is voor de kwaliteit van het voedsel. Wel is van belang dat een lichte vorm van bemesting wordt toegepast (bijv. beperkt drijfmest). Onkruiddruk Gedurende de pilot bleek dat sommige deelnemers veel problemen met onkruidgroei (distels) hadden. Andere telers bleken hier veel minder last van te hebben. Geconcludeerd is dat het zaaien in een schoon zaaibed hier doorslaggevend bij is. Een schoon zaaibed kan bevorderd worden door het maken van een vals zaaibed. Soms meerdere keren. Door vóór het zaaien een vals zaaibed te maken kiemt al een deel van het onkruid. Bij het zaaiwerk wordt dit gekiemde onkruid gedood, en het aantal onkruiden dat opnieuw kiemt is aanmerkelijk minder. Ook de zaaibedbereiding na een vals zaaibed is van invloed op de hoeveelheid onkruiden die weer kiemt. Met een vals zaaibed kan de onkruiddruk worden verlaagd. Teveel verarming van de grond kan ook het ontstaan van distels bevorderen. Door (lichte) bemesting groeit het gewas beter en krijgt onkruid minder kans. Behalve het zaaibed, is dus ook bemesting van belang voor het tegengaan van onkruiddruk. In de pilot die wordt uitgevoerd door Agrarisch natuurbeheer Oost Groningen (ANOG) 3 kiest men ook voor deze landbouwkundige praktijk. Een van de deelnemers die veel last van onkruid had in een vroeg gezaaide zomerakker, heeft in de pilot geëxperimenteerd met het onderdrukken ervan door wat intensiever te maaien. Hierdoor komt echter de functie voor de vogels in het gedrang; onvoldoende beschutting, nestgelegenheid en voedsel voor de jongen. De wens vanuit de pilot was daarom toch om de plantensoorten wat langer te laten groeien. Maar er is begrip voor het onkruidprobleem. De pilot is immers gestoeld op praktische inpasbaarheid van het vogelrandenbeheer in de agrarische bedrijfsvoering. Door in het eerste jaar frequent te maaien is uiteindelijk het onkruid onderdrukt. In het daaropvolgende jaar kon in de rand een meer op de vogelfunctie gericht beheer worden gevoerd. Het meerdere keren maaien bleek later in het jaar nauwelijks nadelige invloed te hebben. In de vroeg gezaaide zomerakker was het herstellingsvermogen van het gewas hoog na het maaien. Kundigheid, goede planning en maatwerk bleken ook hier de oplossing. 3 De rapportage van de pilot: Analyse effectiviteit van het akkervogelbeheer in provincie Groningen

Pagina 25 van 72 Baggeren De baggerschouw kan een praktisch probleem vormen bij akkerrandenbeheer. Wanneer vogelakkers in het diepschouwgebied liggen van het waterschap, lopen ze de kans in de winter onder de bagger te komen. Vijf deelnemers van de pilot hadden te maken met dit vraagstuk. De werkgroep heeft de problematiek besproken met de betreffende deelnemers en gezamenlijk met deze deelnemers een oplossing bedacht waar de bagger gedeponeerd kon worden. Alle deelnemers hebben het baggerwerk vervolgens uitgevoerd volgens deze afspraak. Zij hebben bij de depositie van de bagger goed rekening gehouden met de randen. Bij een van de deelnemers kon de bagger niet over de rand heen gelegd worden (te breed). Deze heeft de bagger vervolgens echter niet op de vogelrand, maar aan de overkant van de watergang gedeponeerd. Figuur 12: Baggeren met oog voor de randen Hieruit is lering getrokken dat het bij de keuze van de locatie voor de vogelakker van belang is om te letten op de ligging van het perceel (ligt het in de diepschouw). In overleg met het waterschap adviseert de werkgroep om in het contract te laten opnemen dat er geen bagger gestort mag worden op de vogelakker.

Pagina 26 van 72 5. MONITORING 5.1 Inleiding en methodiek Het hoofddoel van de pilot is gericht op het aanbieden van voedsel aan vogels tijdens de winterperiode. Daarnaast is het de vraag in hoeverre de verbeterde voedselsituatie in de winter leidt tot een stijging in het aantal broedparen. Om dit te onderzoeken is tijdens elk projectjaar een broedvogelinventarisatie uitgevoerd. De inventarisaties vonden plaats op een deel van de deelnemende akkers. Van de in totaal 5,45 hectare aan vogelakkers is iets meer dan 62% (N=3,38 ha.) binnen zowel de wintervogel- als broedvogelinventarisaties onderzocht. De pilot strekte zich uit van het voorjaar 2012 tot het voorjaar 2014. De korte looptijd van het project maakte het niet mogelijk om een meerjarige trend in de ontwikkeling van de vogelstand te berekenen. Daarom is gekozen voor een transversale vergelijking. Gedurende de winterperiode zijn akkers met ingezaaide randen ( vogelakkers ) en akkers zonder ingezaaide randen ( controleranden ) met elkaar vergeleken. Vanwege de hoge dichtheid aan bestaande akkerranden (zie Hoofdstuk 1) is hiermee zoveel mogelijk rekening gehouden om geen verschil te krijgen tussen een pilotgebied en een controlegebied. Voor de broedvogelinventarisatie is dezelfde aanpak gekozen. Gebieden met een vogelakker zijn vergeleken met gebieden zonder vogelakker. De broedvogelinventarisaties beperkten zich vanwege de gekozen methodiek niet tot de vogelakker zelf. Een steekproefgebied voor de broedvogeltelling bevatte de vogelof controleakker en de naastgelegen percelen. Dit onderzoek gaat er vanuit dat de vogelakker niet alleen een broedplaats kan bieden, maar ook voedsel en dekking voor de broedende vogels op het omringende cultuurland. Figuur 13: Bloeiende vogelakker naast cultuurakker

Pagina 27 van 72 De aantrekkingskracht van de ingezaaide akkerranden op overwinterende vogels is onderzocht door maandelijks de vogels op de vogelakkers te tellen. Gedurende de maanden november tot en met maart zijn tijdens beide winters (2012/2013 en 2013/2014) twaalf vogelakkers doorkruist. Halverwege iedere maand is door/langs de akkerrand gelopen en zijn alle aanwezige vogels genoteerd. De controleakkers zijn op een zelfde manier geteld. De broedvogels zijn gedurende twee jaar geïnventariseerd volgens de BMP-methodiek (Van Dijk & Boele, 2011). In de periode maart tot en met juni zijn alle steekproefgebieden vijf maal bezocht. De bezoekrondes vonden plaats onder gunstige weersomstandigheden om de kans op het waarnemen van territoriaal gedrag te vergroten. Alle aanwezige vogels werden ingetekend op een veldkaart. Bij de BMP-methode wordt het aantal broedvogels in een gebied bepaald aan de hand van territoria. Een territorium is een denkbeeldig gebied dat een vogel gebruikt om in te broeden en verdedigt tegenover soortgenoten. Alle soorten, die territoriaal gedrag vertoonden, zijn tijdens het onderzoek genoteerd. Voor het analyseren van het effect van de ingezaaide akkerranden op de broedvogels zijn vijf vogelsoorten geselecteerd die broeden op de akkers in de Hoeksche Waard. Dit zijn scholekster, kievit, veldleeuwerik, gele kwikstaart en graspieper. De patrijs is ook een typerende akkervogel in het gebied, maar komt in dermate lage dichtheden voor dat het geen meetbaar effect oplevert. 5.2 Resultaten wintervogels In totaal zijn 3.545 vogels geteld, verdeeld over de twee winters. In de winter 2012/2013 werden 1.661 vogels op de vogelakkers en controleranden geteld. Het seizoenstotaal voor 2013/2014 kwam uit op 1.884 vogels. De meeste vogels werden waargenomen in december 2012 (637 exemplaren) en november 2013 (573 exemplaren). In februari 2013 en maart 2014 werden de laagste aantallen vastgesteld (191 respectievelijk 173 exemplaren). Foto: Kees Dijkman Figuur 14: Vogels vliegen op uit winterrand

Pagina 28 van 72 De vogelakkers trokken veel meer vogels aan dan de controleranden. In de ingezaaide akkerranden werd bijna 95% van het totale aantal vogels aangetroffen (N=3.545). De meest getelde soort was de groenling. Met 1.919 exemplaren is de soort goed voor meer dan helft van het totale aantal vogels (53,1%, N=3.545). Alle groenlingen zaten op de vogelakkers. Grote groepen bevonden zich in Polder Raepshille (max. 150 exemplaren), Polder Oud- Bonaventura (max. 100 exemplaren), Polder Oude Korendijk (max. 60 exemplaren) en de Strijense Polder (max. 60 exemplaren). Een andere veel getelde soort was de vink. Deze zaadeter was goed voor 16,5% van het totale aantal vogels (Figuur 15). De top vijf van meest getelde soorten wordt gecompleteerd met holenduif, ringmus en rietgors. Wanneer de aantallen uitgesplitst worden naar vogelakkers en controleranden dan blijft de top vijf voor de vogelakkers hetzelfde. Op de traditionele randen zonder planten komt dan een ander beeld naar voren (Figuur 15). De meest voorkomende soorten in deze steekproefgebieden zijn zwarte kraai (30 exemplaren), veldleeuwerik (26 exemplaren), kolgans (20 exemplaren), kauw (17 exemplaren) en Vink (16 exemplaren). Voor sommige soorten wordt het hoge aantal veroorzaakt doordat een grote groep tijdens een telling aanwezig was. Dit geldt voor holenduif, kolgans en vink (bij de controleranden). De overige soorten werden met enige regelmaat vastgesteld binnen de steekproef. Vogelakker Controleakker Soort Aantal exemplaren Soort Aantal exemplaren Groenling 1.883 Zwarte kraai 30 Vink 568 Veldleeuwerik 26 Holenduif 162 Kauw 17 Ringmus 139 Vink 16 Rietgors 121 Ekster 13 Fazant 99 Grauwe gans 12 Putter 88 Buizerd 9 Veldleeuwerik 56 Fazant 7 Spreeuw 50 Post-/Stadsduif 5 Kneu 27 Graspieper 4 Figuur 15: Top 10 meest getelde soorten > Gesommeerd aantal van beide winters Gemiddeld werden 355 vogels per maandelijkse telronde vastgesteld, waarvan gemiddeld 18 vogels op de controleranden zaten. Het seizoenspatroon verschilde tussen beide winters (Figuur 16). De winter 2012/2013 laat een karakteristieke parabool zien met het hoogste aantal in het midden van de winter en de laagste aantallen aan het begin en einde van het seizoen. In november en maart is nog enige doortrek van vogels. De laatste zomergasten vertrekken in november, terwijl de wintergasten dan nog niet allemaal gearriveerd zijn. Vervolgens treedt in de koudste periode een concentratie op bij de voedselbronnen. Dit is enigszins terug te zien in de grafiek (Figuur 16). De vorstperiode van eind januari en februari 2013 is echter niet terug te zien in toenemende aantallen. Sterker nog, het lijkt erop dat de sneeuwval gezorgd heeft voor enige wegtrek vanaf de vogelakkers. Mogelijk zijn enkele vogels naar zuidelijke oorden getrokken op zoek naar sneeuwvrije plekken met genoeg voedsel. In maart 2013 stegen de aantallen weer licht door de binnenkomst van de eerste zomergasten. De invloed van het weer en de beschikbaarheid van voedsel is ook terug te zien in de maandelijkse verdeling van de vogels over de vogelakkers en controleranden.