Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 27 november 2017

Vergelijkbare documenten
Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 6 maart 2018

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 28 september 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 13 juni 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 20 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 25 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 20 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 10 november 2016

In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 7 september 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 11 januari 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 21 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 15 september 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 10 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 18 oktober 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 12 oktober 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 19 september 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 3 januari 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 8 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 6 januari 2017

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 25 januari 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 11 december 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 6 december 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 12 oktober 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 15 september 2016

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 25 april 2017

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V.,

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 21 februari 2019

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 2 maart 2017

mr. S.C. Welschen, jurist afdeling Kennis, tevens advocaat bij Vereniging Eigen Huis Datum: 13 december 2017 Onderwerp: Notitie bewijsvermoeden

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 22 december 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 15 maart 2018

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 30 november 2016

Uitspraak van de Arbiter Aardbevingsschade van 17 maart 2017

Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 10 oktober 2017

Expertise- Taxaties- Advisering

Presentatie onderzoek TU Delft en vervolgstappen

Het wonder van het bewijsvermoeden in een bestuursrechtelijke jas. Prof. mr Peter van Buuren 24 april 2019

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 5 maart 2012.

Samenvatting. 1. Procedure

Zaaknummer : S Datum uitspraak : 15 mei 2018 Plaats uitspraak : Zeist

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

BIJLAGE 3 BIJ SAMENWERKINGSAFSPRAKEN NAM-EZ-NCG REGLEMENT ARBITER BODEMBEWEGING EERSTE AFDELING - ALGEMEEN

B., hierna te noemen onderneemster,

SCHEIDSRECHTERLIJK VONNIS ter zake van een geschil tussen. 1. A., 2. MEVROUW B., hierna te noemen opdrachtgevers,

K MAKELAARSKANTOOR O.G. B.V.,kantoorhoudende te G, beklaagde,

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procedure

van naar Drie Protocollen

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr d.d. 6 mei 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr. S.N.W. Karreman, secretaris)

Artikel 1 - Definities In dit reglement hebben de volgende woorden en uitdrukkingen de volgende betekenis:

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris)

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 6 februari 2012.

Samenvatting. 1. Procedure

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 23 d.d. 24 januari 2011 (prof. mr. C.E. du Perron, voorzitter)

Samenvatting. 1. Procedure

ter zake van een geschil tussen de besloten vennootschap R. EN D. B.V., hierna te noemen aanneemster, M. V., hierna te noemen: opdrachtgeefster,

Samenvatting. Consument, tegen. Ditzo B.V., gevestigd te Zeist, hierna te noemen Aangeslotene. Procesverloop

de besloten vennootschap, De Nederlandse Voorschotbank B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap Interbank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Datum 9 september 2016 Betreft Beantwoording vragen over validatieonderzoek schadegevallen buiten de contour

Samenvatting. 1. Procesverloop

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris)

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

1. Rechtvaardig. 1. Uitgangspunten

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. I.M.L. Venker, secretaris)

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

Samenvatting. 1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBDHA:2015:7800

Beslissing d.d. 10 mei 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

ECLI:NL:RBOVE:2017:2182

Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging van Gecertificeerde Incasso-ondernemingen Postbus AG BUSSUM T: F:

Bijlage 1. Deze bijlage behoort bij het Aanvraagformulier contra-expertise.

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: / KG ZA van

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in de zaak tussen: [naam appellant], wonende te [naam woonplaats], appellant,

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

Samenvatting. 1. Procedure

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris)

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Transcriptie:

uitspraak ARBITER BODEMBEWEGING Zaaknummer: 17/0090 Meldingsnummer: [ ] Uitspraak van de Arbiter Bodembeweging van 27 november 2017 inzake [NAMEN], eigenaren van het pand aan [naam] te Groningen (hierna het pand), hierna ook te noemen: de eigenaren, tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DE NEDERLANDSE AARDOLIE MAATSCHAPPIJ B.V., statutair gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door het Centrum Veilig Wonen (het CVW), hierna ook te noemen: de NAM. Het verloop van de geschilbeslechtingsprocedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - het aanmeldingsformulier van de eigenaren met stukken; - de zienswijze van het CVW d.d. 2 oktober 2017; - het verslag van de schouw en zitting van 16 oktober 2017. Vervolgens is uitspraak bepaald op heden. De feiten In deze procedure kan worden uitgegaan van de volgende vaststaande feiten: Het bouwjaar van het pand is 1901. Sinds 1986 is het pand in eigendom van de eigenaren. Op 14 januari 2015 hebben de eigenaren bij het CVW schade aan het pand door aardbevingen gemeld. Op 23 januari 2015 heeft een schade-expert (hierna: de eerstelijnsexpert) in opdracht van het CVW het pand onderzocht. In het van dat onderzoek opgemaakte rapport van 6 februari 2015 worden 16 schadenummers vermeld die door de eerstelijnsexpert allemaal als C-schade (schade die niet zelfstandig in verband kan worden gebracht met aardbevingen) zijn gekwalificeerd. Omdat de eigenaren het niet eens waren met de bevindingen van de eerstelijnsexpert, hebben zij door een contra-expert van Vergnes Expertise BV (hierna: de contra-expert) een contraexpertise aan het pand laten uitvoeren. De contra-expert heeft hierover op 14 juni 2016 gerapporteerd. In dit rapport van de contra-expert zijn de schadenummers 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 10, 12, 13, 14 en 15 als B schade (schade, reeds aanwezig voor, maar verergerd ten

zaaknummer: 17/0090 2 gevolge van de aardbeving(en)) gekwalificeerd. De schadenummers 9, 11 en 16 zijn als C- schade gekwalificeerd. In het contra-expertiserapport zijn onder de schadenummers 7, 13 en 14 aanvullende schades opgenomen. Daarnaast zijn 3 aanvullende schades aangeduid als schadenummers 1, 2 en 3. De aanvullende schades zijn als B-schade gekwalificeerd. In een door beide experts ondertekende combi-akte van 7 december 2016 wordt vermeld dat een akkoord is bereikt met betrekking tot de C-schade kwalificatie van de schadenummers 9, 11 en 16. Voor wat betreft de kwalificaties van de overige schadenummers is geen akkoord bereikt. De aanvullende schadenummers 1, 2, en 3 zijn, naar de arbiter begrijpt, in de combiakte als schadenummers 17, 18 en 19 opgenomen. Schadenummer 15 bestaat uit twee verschillende soort schades. Enerzijds scheurvorming (hierna: 15.1) en anderzijds onthechting van het pleisterwerk (hierna 15.2) Voor wat betreft schadenummer 18 heeft de contra-expert ter schouw verklaard dat dit schadenummer onterecht is opgenomen als aanvullend schadenummer nu het dezelfde schade betreft als schadenummer 12. Derhalve betrekt de arbiter schadenummer 18 niet in het onderhavige geschil. Nu de aanvullende schadenummers 17 en 19 uitdrukkelijk in de combi-akte zijn meegenomen en de schade-expert hieraan een schadekwalificatie heeft toegekend, betrekt de arbiter schadenummers 17 en 19 in het geschil. Dit geldt niet voor de aanvullende schades opgenomen onder schadenummers 7, 13 en 14. Uit het aanmeldingsformulier blijkt, naar de arbiter begrijpt, dat de eigenaren zich kunnen vinden in de gezamenlijke conclusie van de eerstelijnsexpert en contra-expert voor wat betreft de kwalificaties zoals opgenomen in de combi-akte. De arbiter betrekt derhalve de schadenummers 9, 11 en 16 niet in het geschil. Het geschil Tussen partijen is in geschil of de schadenummers 1 t/m 8, 10, 12, 13, 14, 15.1, 15.2, 17 en 19 door aardbeving(en) zijn ontstaan dan wel verergerd. Wanneer de schades aan het pand het gevolg zijn van aardbeving(en) door gaswinning, dan is de NAM als eindexploitant van de gasvelden in Groningen ingevolge het bepaalde in artikel 6:177 lid 1 sub b BW aansprakelijk voor de schade. De eigenaren houden de NAM aansprakelijk voor de door hun aan het pand gemelde schade en vorderen vergoeding en/of herstel daarvan. De NAM voert verweer, samengevat inhoudende dat reeds een deels van de schades is afgehandeld in een eerder dossier en voor wat betreft de overige schades geen sprake is van door aardbeving(en) veroorzaakte schade aan het pand. Op de stellingen van partijen zal de arbiter, voor zover nodig, hierna ingaan. De beoordeling Gelet op de stukken in het dossier, alsmede op hetgeen is besproken en waargenomen, overweegt de arbiter als volgt. Dossier [ ] Het CVW stelt in haar zienswijze dat de schadenummers 1, 8, 10, 12 en 13 overeenkomen met schades in dossier [ ]. Volgens het CVW zijn de schades uit dossier [ ] reeds in 2013 bij NAM gemeld en is dit dossier in 2013 eenzijdig gesloten. Nu de eigenaren de zaak met

zaaknummer: 17/0090 3 betrekking tot de schades in dossier [ ] niet hebben voorgelegd aan de civiele rechter, dienen de eigenaren volgens het CVW voor wat betreft de schadenummers 1, 8, 10, 12 en 13 dan ook niet-ontvankelijk verklaard te worden. De arbiter volgt het CVW niet in haar stelling. Naar het oordeel van de arbiter leidt het enkele tijdsverloop of stilzitten niet tot het gevolg dat de eigenaren hun aanspraak op schadevergoeding niet meer geldend kunnen maken. Een eventuele verjaring dan wel gronden voor rechtsverwerking heeft het CVW in deze procedure niet naar voren gebracht en zijn ook niet gebleken. Schadenummer 5 Voor wat betreft schadenummer 5 is in het eerstelijnsrapport de schade omschreven als lekkage/waterschade. In het contra-expertiserapport is de schade omschreven als scheurvorming rondom het ornament. Nu het verschil in de omschrijving van de schade niet is opgehelderd tijdens de schouw en zitting, gaat de arbiter dan ook uit van de omschrijving zoals opgenomen in het eerstelijnsrapport. Bewijsvermoeden Bij fysieke schade aan gebouwen en werken, die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem als gevolg van de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld zou kunnen zijn, wordt ingevolge het thans geldende artikel 6:177a lid 1 BW vermoed dat die schade veroorzaakt is door de exploitatie van dat mijnbouwwerk. De aardbevingen in de provincie Groningen veroorzaken veel voorkomende en vaak gelijksoortige schade, zoals scheuren in het metselwerk en de afwerkingen van gevels, binnenwanden en plafonds van woningen. Dit soort schade kan naar het oordeel van de arbiter in ieder geval worden aangemerkt als fysieke schade die naar haar aard redelijkerwijs schade door beweging van de bodem door gaswinning zou kunnen zijn. De arbiter is van oordeel dat de schades genummerd 1, 2, 3, 6, 8, 10, 12, 13, 14, 15.1, 17 en 19 schade betreft die naar haar aard redelijkerwijs als gevolg van bodembeweging door mijnbouwwerkzaamheden ten behoeve van het winnen van gas zou kunnen zijn. De arbiter hanteert dit bewijsvermoeden in elk geval voor de gehele provincie Groningen, omdat voldoende harde criteria voor een andere geografische afbakening ontbreken. Nu de schade(s) zich voordoet in de plaats Groningen, is de arbiter van oordeel dat de schade is ontstaan in het gebied waar zich bodembeweging kan voordoen als gevolg van gaswinning uit het Groningenveld. Hier vindt het wettelijk bewijsvermoeden dan ook toepassing. Het is dan aan de NAM om aan te tonen dat de schade niet valt terug te voeren op aardbeving(en) die door gaswinning is/zijn veroorzaakt en wel in die mate dat de arbiter ervan overtuigd moet zijn dat uitsluitend die andere oorzaak of oorzaken de schade heeft/hebben veroorzaakt. Voor wat betreft schadenummer 4, bestaande uit een onthechte en uitgevallen gevelsteen, schadenummer 5, bestaande uit lekkage, schadenummer 7, bestaande uit scheurvorming in houtwerk, en schadenummer 15.2, bestaande uit de onthechting van het pleisterwerk, overweegt de arbiter dat het bij deze schades niet gaat om veel voorkomende en gelijksoortige door aardbevingen veroorzaakte schade. Naar het oordeel van de arbiter is met betrekking tot deze schades geen sprake van (fysieke) schade die naar haar aard redelijkerwijs schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning kan zijn. Ten aanzien van deze schades past de arbiter het bewijsvermoeden van artikel 6:177a lid 1 BW niet toe.

zaaknummer: 17/0090 4 Dat betekent dat het aan de eigenaren is om het causaal verband tussen aardbeving(en) en de schadenummers 4, 5, 7 en 15.2 aan te tonen. Beoordeling schadenummers 1, 2, 3, 6, 8, 10, 12, 13, 14, 15.1, 17 en 19 In het eerstelijnsrapport dat de NAM ter onderbouwing van haar stelling heeft ingediend wordt geconcludeerd dat de waargenomen schades geen causaal verband hebben met aardbevingen. Volstaan wordt met het kwalificeren van de schadenummers als C-schade met de beperkte toelichting: zetting (1, 3, 6, 12, 14 en 15), externe fysieke belasting (2), thermische/- zetspanning (8), krimp/-trekscheuren (10), zetting/werking (13). Een oorzaak voor schadenummers 17 en 19 wordt in zienswijze niet gegeven. Voorts wordt in het eerstelijnsrapport gesteld dat de schades in het pand voornamelijk ontstaan zijn door belasting (overbelasting door onvoldoende sterkte, gebruik dan wel trillingen afkomstig van zwaar verkeer over de kade), schade door ongelijke zettingen en werking (temperatuurverschillen). In de zienswijze wordt door het CVW een samenvatting gegeven als toelichting op de vermelde oorzaken in het eerstelijnsrapport. Samengevat stelt het CVW dat de schades zijn ontstaan door autonome zettingen, verhinderde vervormingen en overbelasting vanuit gebruik. De stellingen van het CVW kunnen naar het oordeel van de arbiter niet beschouwd worden als een onderbouwing voor een andere oorzaak dan aardbeving(en) voor de ontstane schades. De aangevoerde oorzaken houden immers in feite niet meer in dan algemeen mogelijke bouwkundige oorzaken van schades. De ingenomen stellingen sluiten ook geenszins uit dat de schade door een aardbeving kan zijn veroorzaakt. Uit niets blijkt dat er deugdelijk bouwkundig onderzoek heeft plaatsgevonden. Zo is bijvoorbeeld niet (met stukken) onderbouwd dat de veronderstelde lichte beweging in de constructie door wisselende gevel- en dakbelastingen, dan wel door drukke verkeersbewegingen wordt veroorzaakt. Ook bevatten de genoemde bouwkundige oorzaken veel onzekerheden. Uit de zienswijze blijkt bijvoorbeeld: Door invloed van diverse verschillende zware belastingen die aanwezig zijn in de totale constructie, kan de situatie ontstaan dat er vanuit de ondergrond (bodemgesteldheid) een ongelijkmatig belastingpatroon ontstaat op de dragende delen van het gebouw en Dit effect kan sterk beïnvloed worden door de bovengelegen constructie, en versterkt worden door trillingen door verkeer en/of de staat van onderhoud en samenhang van de gevel. Nu het gebleven is bij de stelling dat er sprake is van voornoemde oorzaken, zonder dat een grondig bouwkundig onderzoek naar de verschillende oorzaken heeft plaatsgevonden, zijn deze mogelijke oorzaken niet, althans onvoldoende onderbouwd. De arbiter volgt ook het CVW niet in haar stelling dat op grond van de dichtstbijzijnde gemeten trillingen en de SBR-A richtlijn geconcludeerd kan worden dat het onwaarschijnlijk is dat de schade is ontstaan ten gevolge van bevingen door gaswinning. De arbiter is van oordeel dat geen rekening gehouden wordt met de mogelijkheid van schadeveroorzaking door veelvuldige bevingen met een lagere magnitude en evenmin met het TU Delft-rapport (Validatieonderzoek rapporten Arcadis Schade buiten de Contour - Fase 1 ) van 14 juli 2016, waarin is geconstateerd dat op basis van de beoordeling van sensordata door Arcadis geen voldoende onderbouwde conclusies kunnen worden getrokken over de kans op schade aan een individueel bouwkundig object als gevolg van aardbevingen in het verleden (en evenmin over de kans op schade aan een groot aantal bouwkundige objecten in een onderzoeksgebied). Voorts blijkt uit het TU Delft-rapport dat bij toepassing van SBR Richtlijn A onduidelijk blijft wat de invloed is van een lichte trilling op de ontwikkeling

zaaknummer: 17/0090 5 (verergering) van reeds bestaande schadebeelden, die primair en hoofdzakelijk een andere oorzaak hebben. De arbiter stelt verder vast dat in de zienswijze alleen gesproken wordt over de invloed van de beving van Garmerwolde van 30 september 2014. Nu alleen gebouwtrillingen zijn geregistreerd bij bevingen die na 29 september 2014 hebben plaatsgevonden, is de arbiter van oordeel dat niet zonder meer vastgesteld kan worden dat de beving van Garmerwolde van 30 september 2014 het meeste impact op het pand heeft gehad. De bedoeling van de wetgever, bij de totstandkoming van art. 6:177a BW, is geweest, zo blijkt uit de parlementaire geschiedenis, de positie van de eigenaar in het proces wezenlijk te versterken. De NAM dient als de aansprakelijk gestelde partij aan te tonen dat de schade niet valt terug te voeren op aardbeving(en) die door gaswinning is/zijn veroorzaakt. Gelet op de bedoeling van de wetgever bij de totstandkoming van deze wet, worden zware eisen gesteld aan de weerlegging van het bewijsvermoeden, zodanig dat het bewijsvermoeden eerst dan is weerlegd wanneer de arbiter op grond van de op dat moment voorhanden zijnde stukken tot de overtuiging komt dat uitsluitend die andere oorzaak of oorzaken de schade heeft veroorzaakt. De arbiter overweegt dat de NAM met het eerstelijnsrapport en de zienswijze dit bewijsvermoeden niet heeft weerlegd. De arbiter overweegt dat met het door de NAM/het CVW ingenomen standpunt onvoldoende zekerheid wordt verschaft omtrent de aanwezigheid van een andere oorzaak voor het ontstaan van de schade, wat meebrengt dat de arbiter onvoldoende overtuigd is van het feit dat de schade niet of niet mede is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van de gaswinning. Dit betekent dan ook dat de NAM aansprakelijk is voor vergoeding c.q. herstel van de schades genummerd 1, 2, 3, 6, 8, 10, 12, 13, 14, 15.1, 17 en 19. Herstelkosten voor schadenummer 14 Ter gelegenheid van de schouw is gebleken dat schadenummer 14 reeds is hersteld. Nu in het eerstelijnsrapport de schade duidelijk op foto is vastgelegd staat vast dat in de badkamer schade is opgetreden waarover de arbiter een oordeel kan geven. De arbiter is van oordeel dat door beschadiging van het pand de eigenaren, al vóór en onafhankelijk van het (provisorisch)herstel van die schade, nadeel in hun vermogen hebben ondervonden. Dat nadeel dient te worden opgeheven. Uitgangspunt daarbij is dat bij een pand waar herstel mogelijk en verantwoord is, het herstel c.q. de herstelkosten worden vastgesteld naar objectieve maatstaven en gangbare herstelmethoden, onafhankelijk van het daadwerkelijk verrichte herstel. De arbiter is van oordeel dat, nu de NAM aansprakelijk is voor vergoeding van deze schade (en er geen sprake is van omstandigheden die met zich meebrengen dat van de getroffen eigenaren in redelijkheid kan worden verlangd dat zij hun aanspraak beperken), de omvang van de schade dient te worden berekend naar het moment waarop zij werd geleden. Schadenummer 4, 5, 7 en 15.2 De arbiter heeft reeds geoordeeld dat voor deze schades geen sprake is van (fysieke) schade die naar haar aard redelijkerwijs schade door bodembeweging als gevolg van gaswinning kan zijn. Naar het oordeel van de arbiter zijn de eigenaren er niet in geslaagd het bestaan van het causaal verband tussen schadenummers 4, 5, 7 en 15.2 en beweging van de bodem als gevolg van de aanleg of de exploitatie van een mijnbouwwerk ten behoeve van het winnen van gas uit het Groningenveld aan te tonen. Tegenover de namens de NAM aangevoerde argumenten dat deze schade niet het gevolg van bodembeweging kan zijn, is - naar het oordeel van de arbiter-, met hetgeen daartegen is ingebracht door en namens de eigenaren, het bewijs van

zaaknummer: 17/0090 6 het causaal verband met bodembeweging niet, althans onvoldoende aangetoond. De enkele stelling van de eigenaren dat de schade door bevingen is ontstaan dan wel verergerd en in het contra-expertiserapport een beving als mogelijk achterliggende oorzaak wordt vermeld, is naar het oordeel van de arbiter niet voldoende gemotiveerd. Op grond van het bovenstaande is de NAM dan ook niet aansprakelijk voor vergoeding c.q. herstel van schadenummers 4, 5, 7 en 15.2. Gedeeltelijke aansprakelijkheid De arbiter heeft reeds geoordeeld dat de NAM het bewijsvermoeden voor wat betreft de schadenummers 1, 2, 3, 6, 8, 10, 12, 13, 14, 15.1, 17 en 19 niet heeft weerlegd. Het feit dat de contra-expert de schade als B-schade heeft gekwalificeerd leidt, nu een gemotiveerde onderbouwing daarvan ontbreekt, niet zonder meer tot het gevolg dat de NAM het bewijsvermoeden deels wel (voor wat betreft de eventuele primaire schade) heeft ontzenuwd en derhalve alleen aansprakelijk gehouden kan worden voor het gedeelte van de schade dat is verergerd. Immers de contra-expert noch de NAM heeft aangegeven, laat staan aangetoond voor welk deel en voor wiens rekening de ( verergerde ) schade zou moeten worden toegewezen. De beslissing De arbiter: - stelt vast dat de NAM niet aansprakelijk is voor vergoeding c.q. herstel van de in deze procedure geconstateerde schades aan het pand, genummerd 4, 5, 7 en 15.2 - stelt vast dat de NAM aansprakelijk is voor vergoeding c.q. herstel van de in deze procedure geconstateerde schades aan het pand, genummerd 1, 2, 3, 6, 8, 10, 12, 13, 14, 15.1, 17 en 19; - wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus beslist door mr. P.J. van Steen, Arbiter Bodembeweging op 27 november 2017, bijgestaan door mr. D.L.M. Por, secretaris. secretaris arbiter