VRIENDSCHAP EN VRIENDSCHAP Als je in de puberteit komt, wordt vriendschap belangrijk. Je vrienden kies je zelf uit. Er zijn mensen die één boezemvriend of één hartsvriendin hebben. Andere mensen hebben veel vrienden. En er zijn mensen die geen vrienden hebben en dat oké vinden. Vrienden leer je kennen op school, op je werk, op een sportclub. Vrienden vinden elkaar aardig. Ze doen graag dingen samen. Ze hebben plezier samen. Ze delen persoonlijke dingen. Lopen soms hand in hand omdat het gezellig is. Of ze lopen gearmd. Vrienden kunnen elkaar ook een zoen geven, bijvoorbeeld als de één jarig is of als ze elkaar weer zien. Ze geven elkaar dan een kus op de wang. Soms ook afwisselend op de ene en de andere wang. Vrienden heb je soms een tijdje en dan gaan ze weg. Dan komen er nieuwe vrienden. Je hebt ook wel vrienden die je al je hele leven kent. WERKBLAD 1, HOOFDSTUK 1
Doe opdracht: Plak een foto van jezelf in het midden. En zet kruisjes of namen van mensen die jouw vrienden zijn ergens in de cirkel. WERKBLAD 2, HOOFDSTUK 1
Waar kan je vrienden ontmoeten? Doe opdracht: Zoek daar foto s of plaatjes bij. WERKBLAD 3, HOOFDSTUK 1
Jouw wensen over vriendschap: Wat doe je graag met vrienden? Waar wil je over praten? Waar wil je niet over praten? Wat doe je als de ander niet wil wat jij wilt? WERKBLAD 4, HOOFDSTUK 1
Blijft vriendschap vanzelf goed of moet je er iets voor doen? Kun je bedenken wat je kan doen om een vriendschap goed te houden? Als je ruzie hebt met elkaar of als je het niet eens bent met elkaar, kan dat problemen geven. Wat zou je dan kunnen doen?. WERKBLAD 5, HOOFDSTUK 1
Hoe vind je het als je maar één vriend hebt? Hoe vind je het als je geen vriend hebt? WERKBLAD 6, HOOFDSTUK 1
Heb je nog vragen over vriendschap? Waar heb je hulp bij nodig? WERKBLAD 7, HOOFDSTUK 1
VRIENDSCHAP EN VERLIEFDHEID Veel mensen die verliefd zijn vinden dat heel fijn. Soms voel je dat in je hele lijf. Je wordt blij als je de ander ziet. Soms krijg je het warm. Soms ga je blozen. Je wilt graag zoenen en de ander aanraken, bijvoorbeeld hand in hand lopen, je denkt steeds aan de ander, je wilt steeds bij elkaar zijn. Ze zeggen wel eens: liefde maakt blind. Je vindt de ander mooi en lief. Je vindt dat de ander bijvoorbeeld mooie ogen of een lieve lach heeft. Verliefd worden kan op elke leeftijd. Je kan op iedereen verliefd worden. Als de ander ook op jou verliefd is, is het helemaal leuk. Maar hoe kom je daar achter? (Je kunt bijvoorbeeld verkering vragen, flirten, briefjes schrijven.) Is de ander niet verliefd op jou, dan kan dat een heel verdrietig gevoel geven. Je kan jaloers worden op anderen die wel verliefd zijn. Je kan je ook heel alleen voelen. Je denkt dan dat het niet meer overgaat. Maar vaak ben je na een poosje niet meer zo verdrietig. WERKBLAD 8, HOOFDSTUK 1
Hoe ziet iemand eruit waar jij verliefd op kan worden? Doe opdracht: Maak een collage. WERKBLAD 9, HOOFDSTUK 1
Hoe denk je dat het voelt om verliefd te zijn? Waaraan merk je dat? Waar voel je het in je lijf als je verliefd bent? Doe opdracht: Zoek er een plaatje bij en teken het op dat plaatje. WERKBLAD 10, HOOFDSTUK 1
Wat kun je doen om verkering te krijgen? Ga je uit of zoek je via internet? Wat doe je? Wat vind je leuk om samen te doen als je verkering hebt? Doe opdracht: Zoek daar plaatjes bij of gebruik foto s die je hebt. WERKBLAD 11, HOOFDSTUK 1
Wat wordt er anders als je verkering hebt? Wat lijkt je niet leuk aan verkering hebben? WERKBLAD 12, HOOFDSTUK 1
Wat doe je als de één iets graag wil en de ander wil niet? Als je het uit wil maken, hoe pak je dat aan? Als de ander geen verkering meer wil met jou, wat doe je dan? WERKBLAD 13, HOOFDSTUK 1
Heb je nog vragen over verliefd zijn en relaties? Waar heb je hulp bij nodig? WERKBLAD 14, HOOFDSTUK 1