Rapport. Datum: 12 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/310

Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Rapport. Datum: 18 mei 2004 Rapportnummer: 2004/180

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Rapport. Datum: 7 november 2007 Rapportnummer: 2007/244

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/085

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/318

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/267

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/219

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Rapport. Datum: 15 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/247

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/018

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/221

Rapport. Datum: 7 november 2001 Rapportnummer: 2001/349

Rapport. Datum: 23 april 2004 Rapportnummer: 2004/135

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze ambtenaren zijn kamer hebben doorzocht om zijn legitimatiebewijs te vinden.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 7 december 2004 Rapportnummer: 2004/470

Rapport. Datum: 15 mei 1998 Rapportnummer: 1998/177

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Beoordeling Bevindingen

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 15 februari 2002 Rapportnummer: 2002/049

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Datum: 3 juni 1998 Rapportnummer: 1998/207

Rapport. Datum: 3 mei 2004 Rapportnummer: 2004/151

Rapport. Datum: 19 juni 2007 Rapportnummer: 2007/122

Rapport. Datum: 3 december 1998 Rapportnummer: 1998/535

Rapport. Datum: 4 december 1998 Rapportnummer: 1998/540

Rapport. Datum: 22 juni 2006 Rapportnummer: 2006/222

Rapport. Datum: 12 juni 2006 Rapportnummer: 2006/207

Rapport. Datum: 21 juni 2001 Rapportnummer: 2001/173

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/321

Rapport. Datum: 20 juni 2007 Rapportnummer: 2007/124

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met Onze Minister van Defensie;

Rapport. Datum: 21 januari 2005 Rapportnummer: 2005/017

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het regionale politiekorps Utrecht. Datum: 2 februari Rapportnummer: 2012/014

Rapport. Datum: 13 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/446

Rapport. Datum: 2 september 1998 Rapportnummer: 1998/371

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Rapport. Datum: 26 juni 2006 Rapportnummer: 2006/227

Rapport. Datum: 12 oktober 1998 Rapportnummer: 1998/445

Rapport. Datum: 17 november 1999 Rapportnummer: 1999/470

Rapport. Datum: 23 april 2007 Rapportnummer: 2007/069

Rapport. Datum: 11 februari 1998 Rapportnummer: 1998/024

Rapport. Datum: 1 mei 2007 Rapportnummer: 2007/082

Rapport. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2010/207

Rapport. Datum: 10 juni 2005 Rapportnummer: 2005/171

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 23 mei 2000 Rapportnummer: 2000/193

Rapport. Datum: 17 september 2007 Rapportnummer: 2007/196

Rapport. Datum: 15 november 2007 Rapportnummer: 2007/257

Rapport. Datum: 24 maart 2005 Rapportnummer: 2005/086

Rapport. Datum: 11 februari 2005 Rapportnummer: 2005/038

Rapport. Datum: 12 juli 2007 Rapportnummer: 2007/149

Beoordeling. h2>klacht

V. stelde verzoeker van deze overdracht bij brief van dezelfde datum op de hoogte.

Rapport. Datum: 29 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/262

Rapport. Datum: 10 februari 2006 Rapportnummer: 2006/043

Rapport. Datum: 2 maart 2004 Rapportnummer: 2004/068

Rapport. Datum: 19 maart 1998 Rapportnummer: 1998/070

Rapport. Datum: 16 december 1999 Rapportnummer: 1999/501

Rapport. Datum: 20 april 2006 Rapportnummer: 2006/152

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

De politie stuurde deze registratieset toe aan de Stichting Processen-Verbaal.

Rapport. Datum: 30 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/380

Rapport. Datum: 12 maart 2002 Rapportnummer: 2002/066

3. De korpsbeheerder deed de klacht bij beslissing van 22 februari 2007 af, waarbij hij beide klachtonderdelen ongegrond verklaarde.

Rapport. Rapport over een klacht over Domeinen Roerende Zaken, directie Apeldoorn. Datum: 16 juli 212. Rapportnummer: 2012/120

Rapport. Datum: 27 juli 1998 Rapportnummer: 1998/301

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Rapport. Datum: 14 september 2006 Rapportnummer: 2006/314

Rapport. Datum: 29 augustus 2000 Rapportnummer: 2000/287

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 6 juli Rapportnummer: 2011/203

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Rapport. Datum: 25 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/336

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/303

Rapport. Datum: 16 oktober 2003 Rapportnummer: 2003/374

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/222

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Rapport over een klacht over het Openbaar Ministerie te Den Haag. Datum: Rapportnummer: 2013/044

Rapport. Datum: 18 december 2003 Rapportnummer: 2003/486

Rapport. Datum: 19 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/229

Voorts klaagt verzoeker erover dat de politieambtenaren die nacht zonder toestemming zijn huis zijn binnengetreden.

Transcriptie:

Rapport Datum: 12 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/310

2 Klacht Verzoeker klaagt over het optreden van een ambtenaar van het regionale politiekorps Haaglanden op 3 maart 2003. Verzoeker klaagt er met name over dat de betrokken ambtenaar: hem hardhandig bij zijn keel heeft vastgepakt; zijn keel harder dichtkneep toen hij meedeelde dat de ambtenaar hem pijn deed; met zijn voet op verzoekers voet ging staan. Beoordeling I. Bevindingen 1. Bij brief van 4 maart 2003 diende verzoeker zijn klacht in bij het regionale politiekorps Haaglanden. Verzoeker stelde dat hij op 3 maart 2003 van zijn werk richting Den Haag Centraal Station fietste. Op enig moment fietste hij tegen het verkeer in en werd hij stilgehouden door politieambtenaar K. die vervolgens een aankondiging van beschikking uitschreef voor deze gedraging. Terwijl K. deze aankondiging uitschreef, reden er nog meer fietsers tegen het verkeer in. Verzoeker wees K. hierop en deelde mee dat hij zich ongelijk behandeld voelde. K. stelde dat hij daar niets mee te maken had. Nadat K. verzoeker de aankondiging had overhandigd, vervolgde verzoeker zijn weg. Omdat de rijbaan aldaar licht omlaag loopt, zette verzoeker één voet op zijn trapper en liet hij zich ongeveer 7 meter naar beneden rijden. Hierop schreeuwde K. dat hij moest lopen. Verzoeker liet zijn fiets nog ongeveer 5 meter uitrijden. De weg liep daar weer iets omhoog. Verzoeker ging naast zijn fiets staan, waarop K. hem eerst ruw bij zijn jas vastpakte. Vervolgens pakte K. verzoeker met twee handen bij zijn keel. Hierbij drukte K. verzoekers keel dicht en ging hij met zijn voet op verzoekers voet staan. Verzoeker zei dat K. hem pijn deed, waarop K. verzoekers keel nog harder dichtkneep. Daarna schreeuwde K. onder meer dat hij iedereen wel eens strenger aan zou pakken. K. had verzoekers keel zo hard dichtgeknepen dat hij geen woord meer kon uitbrengen en slechts met moeite adem kon halen. Na enige tijd liet K. verzoeker los en schreef hij nog een aankondiging van beschikking (voor het rijden tegen de rijrichting) en een kennisgeving van bekeuring uit (voor het als bestuurder in overtreding van een verkeersregel niet opvolgen van een bevel). Verzoeker begaf zich hierop naar het politiebureau om zijn beklag te doen. Aldaar sprak hij met wachtcommandant M. Deze constateerde dat verzoekers nek vuurrood was en licht was opgezet. Verzoeker vond het toegepaste geweld buitenproportioneel. Verzoeker was wel kritisch geweest over het optreden van K., maar hij had zich daarbij correct uitgedrukt. Ook had hij K. niet uitgescholden of aangeraakt, aldus verzoeker.

3 2. Betrokken ambtenaar K. verklaarde tijdens de interne klachtprocedure bij het regionale politiekorps Haaglanden op 22 maart 2003 het volgende over verzoekers klacht. Toen K. verzoeker had stilgehouden, maakte verzoeker kenbaar dat hij de aankondiging van beschikking belachelijk vond. Verzoeker vroeg zich af of de prioriteiten van K. niet verkeerd lagen. Terwijl K. de aankondiging uitschreef, reden er nog meer fietsers voorbij, tegen de richting in. Verzoeker stelde dat K. hen ook zou moeten stilhouden. K. deelde hierop mee dat hij maar één persoon tegelijk kon afhandelen. Nadat K. de aankondiging had overhandigd, deelde hij verzoeker mee dat hij moest gaan lopen of zijn weg in een andere richting moest vervolgen. Hierop stapte verzoeker met één voet op een pedaal en reed weg. K. riep hem onmiddellijk met luide stem toe dat hij moest afstappen en gaan lopen. Verzoeker keek vervolgens achterom in de richting van K. en reed verder. K. riep daarna nogmaals dat verzoeker moest stoppen en afstappen. Toen verzoeker hier niet op reageerde, rende K. achter hem aan om hem te doen stoppen, teneinde nog een aankondiging van beschikking en een kennisgeving van bekeuring uit te schrijven. Nadat K. een afstand van ongeveer 15 meter had afgelegd, pakte hij verzoeker met gestrekte arm met zijn rechterhand stevig van achter bij zijn nek, waarop verzoeker onmiddellijk stopte, mede omdat de weg aldaar ietwat omhoog loopt. Vervolgens draaide verzoeker zich om waardoor de rechterhand van K. bij verzoekers keel kwam. K. plaatse op dat moment zijn rechtervoet op de voeten van verzoeker om zich tegen eventueel schoppen te beschermen. K. had verzoeker niet met beide handen bij de keel gegrepen en met zijn duimen dichtgedrukt. Dat is absoluut niet waar, aldus K. Toen K. merkte dat verzoeker rustig bleef, schreef M. de kennisgeving en de tweede aankondiging uit. 3. De betrokken bureauchef van het regionale politiekorps Haaglanden deelde verzoeker, bij brief van 17 april 2003, in reactie op zijn klacht mee dat verzoekers lezing sterk afweek van de lezing van de betrokken ambtenaar. De bureauchef onthield zich daarom van een oordeel. Dit nam echter niet weg dat hij het handelen van K., zoals dat door hem is beschreven, niet als buitenproportioneel kon beschouwen. K. had geen ander middel voorhanden om verzoeker tot stoppen te dwingen en plaatste vanwege de eerder ontstane irritaties om veiligheidsredenen zijn rechtervoet op verzoekers voeten. 4. Verzoeker kon zich niet verenigen met deze brief en wendde zich derhalve tot de Nationale ombudsman. Verzoeker benadrukte in zijn verzoekschrift dat hij reeds enige tijd volledig tot stilstand was gekomen toen de betrokken ambtenaar hem vastgreep. Volgens verzoeker zouden de rode plekken in zijn hals niet zijn ontstaan, indien het voorval was verlopen zoals door K. beschreven. Verzoeker stelde ook dat K. zijn greep wel degelijk versterkte toen verzoeker hem meedeelde dat hij hem pijn deed. 5. In reactie op de klacht bij de Nationale ombudsman berichtte de korpsbeheerder dat hij zich onthield van een oordeel, aangezien de lezing van betrokken ambtenaar K. op essentiële onderdelen verschilt van de lezing van verzoeker. De korpsbeheerder merkte nog wel op dat het vasthoudende optreden van K. mede was gelegen in verzoekers houding.

4 6. Bij het standpunt van de korpsbeheerder bevond zich als bijlage een afschrift van het terzake opgemaakte meldingsformulier geweldaanwending. In dit formulier beschrijft wachtcommandant M. dat verzoeker zich kort na het voorval op het politiebureau meldde. M. zag dat verzoeker aan beide zijden van zijn keel rode vlekken had. Verzoeker gaf aan dat deze waren veroorzaakt door het optreden van K. Dit kwam op M. reëel over. II. Beoordeling 1. Verzoeker stelt dat K. zijn keel met twee handen heeft dichtgeknepen op het moment dat hij al enige tijd stilstond. De betrokken ambtenaar stelt daarentegen dat hij met zijn rechterhand verzoeker krachtig van achter in zijn nek greep, waarop verzoeker zich omdraaide en K. verzoeker met zijn rechterhand bij de keel vasthield. Nu de lezing van verzoeker niet strookt met de lezing van betrokken ambtenaar K. kan het moment en de wijze van vastgrijpen bij de keel niet exact worden vastgesteld. Wat daarvan ook zij, gelet op de omstandigheid dat het optreden van K. rode vlekken op verzoekers keel heeft achtergelaten, acht de Nationale ombudsman het aannemelijk dat K. verzoeker krachtig bij diens keel heeft vastgepakt. Dit dient te worden afgekeurd, ook wanneer wordt uitgegaan van de lezing van de betrokken ambtenaar. Hiertoe overweegt de Nationale ombudsman dat niet valt in te zien om welke reden verzoeker slechts kon worden gestopt door hem krachtig in de nek vast te pakken. Gelet op de stelling van de betrokken ambtenaar dat hij verzoeker reeds na ongeveer 15 meter rennen had bijgehaald en de weg op dat punt ook ietwat omhoog liep, had K. verzoeker ook op een minder ingrijpende wijze kunnen stilhouden. Voorts had K. moeten trachten verzoeker te waarschuwen, alvorens geweld aan te wenden. En, opnieuw uitgaande van de lezing van K., valt niet in te zien om welke reden hij verzoekers keel niet direct losliet op het moment dat verzoeker zich omdraaide. Bovendien staan de feiten waarvoor K. verzoeker wilde stilhouden niet in verhouding tot de wijze van stilhouden. Al met al is de Nationale ombudsman dan ook van oordeel dat het hardhandig bij de keel vastpakken niet in overeenstemming was met de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit (vgl. artikel 8, eerste lid Politiewet 1993 in ACHTERGROND, onder 1.). De onderzochte gedraging is daarmee in zoverre niet behoorlijk. 2. Op grond van de tijdens het onderzoek verkregen informatie kan niet in voldoende mate worden vastgesteld of K. al dan niet verzoekers keel harder dichtkneep toen verzoeker meedeelde dat K. hem pijn deed. De Nationale ombudsman onthoudt zich dan ook, evenals de korpsbeheerder, in zoverre van een oordeel. 3. Tijdens het onderzoek is gesteld, noch gebleken dat verzoeker betrokken ambtenaar K. verbaal of fysiek agressief heeft bejegend. Gelet hierop bestond er naar het oordeel van de Nationale ombudsman dan ook onvoldoende aanleiding voor K. om zijn voet preventief, ter voorkoming van eventueel schoppen, op verzoekers voeten te plaatsen. Dat verzoeker het uitschrijven van de aankondiging van beschikking bekritiseerde en niet direct afstapte toen

5 hij daartoe werd gemaand, doet hieraan niet af. Ook op dit punt is aldus sprake van geweldstoepassing die niet kan worden gerechtvaardigd. De onderzochte gedraging is daarmee ook in zoverre niet behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van Den Haag), is gegrond, behalve ten aanzien van het harder dichtknijpen van de keel van verzoeker; op dit punt onthoudt de Nationale ombudsman zich van een oordeel. Onderzoek Op 30 oktober 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer V. uit Tilburg met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Haaglanden. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Haaglanden (de burgemeester van Den Haag), werd een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Den Haag over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De genoemde hoofdofficier maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: 1. Verzoekschrift van 20 oktober 2003, met bijlagen over de interne klachtprocedure bij het regionale politiekorps Haaglanden.

6 2. Standpunt van de korpsbeheerder van 29 april 2004, met bijlagen, waaronder een afschrift van het op deze zaak betrekking hebbende mutatierapport en de geweldsrapportage. Bevindingen zie onder Beoordeling Achtergrond 1. Politiewet 1993 Artikel 8, eerste lid: "1. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf." 2. Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (Besluit van 8 april 1994; Stb. 275, in werking getreden op 1 april 1994) Artikel 4: "Het gebruik van een geweldmiddel is uitsluitend toegestaan aan een ambtenaar: a. aan wie dat geweldmiddel rechtens is toegekend, voor zover hij optreedt ter uitvoering van de taak met het oog waarop het geweldmiddel hem is toegekend, en b. die in het gebruik van dat geweldmiddel is geoefend." Artikel 17: "1. De ambtenaar die geweld heeft aangewend, meldt dit aanwenden van geweld, de redenen die daartoe hebben geleid en de daaruit voortvloeiende gevolgen onverwijld schriftelijk aan zijn meerdere. 2. Indien de aanwending van het geweld lichamelijk letsel van meer dan geringe betekenis tot gevolg heeft gehad (...), dient deze melding tevens ter kennis te worden gebracht van de officier van justitie van het arrondissement waarbinnen het geweld is aangewend (...).

7 3. De melding, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt binnen 48 uur in de vorm van een rapport indien: a. de gevolgen van het aangewende geweld daartoe, naar het oordeel van de meerdere, aanleiding geven, of b. gebruik is gemaakt van enig geweldmiddel en lichamelijk letsel dan wel de dood veroorzaakt is."