S100. SLEEDOORNPAGE Thecla betulae. Beschermingsstatus. Belangrijke leefgebieden. Korte soortbeschrijving. Soortkenmerken.

Vergelijkbare documenten
Gezocht! Sleedoornpage

Bermbeheerplan voor een ecologisch waardevolle berm langs te Elingen

Natuur.focus. Kan de Das het Dijleland herkoloniseren? Dagrustplaatsen bij middelgrote roofdieren. Iepenpage en Sleedoornpage in Vlaams-Brabant

Natuur.focus. Kansen voor de Sleedoornpage. Vossen als verbreiders van zaden. Educatie voor Duurzame Ontwikkeling. Studie

1 De iep of olm (Ulmus sp.)

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE BOOMKIKKER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP

BESTUIVERS IN HET LANDSCHAP

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 oktober Beste natuurliefhebber/-ster

S64. KAMSALAMANDER Triturus cristatus. Beschermingsstatus. Belangrijke leefgebieden. Korte soortbeschrijving. Soortkenmerken. Rode lijstcategorieën

Dagpauwoog Hoe ziet hij eruit? Wanneer vliegt hij? Waar kun je hem vinden? Waar leven de rupsen? Atalanta

Argusvlinder Lasiommata megera

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 21 augustus 2018

Grote vos Nymphalis polychloros

Nr. 3 Jaargang 4 VLINDERNIEUWS. Vlinderwerkgroep HESPERIA Nieuwsbrief maart 2015 Nr. 3 Jaargang 4

Wist je dat?... Overwintering van vlinders. Vragen. De vlinder. De levenscyclus..

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE KAMSALAMANDER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP

NATUURPUNT MALDEGEM-KNESSELARE nominatie Groene Pluim 2014

De Sleedoornpage in Vlaams-Brabant Ecologie en verspreiding

Van eitje tot vlinder

Een enthousiaste bedrijfsvoering

Vlinders kijken. op Landgoed Schothorst

Vraag 1. Waarom moet je goed voor de rupsen zorgen als je vlinders wilt hebben?

De patrijs, klant van de akkerrand. Achtergrondinformatie bij de lesbrief voor kinderen.

Pimpernelblauwtje (Maculinea teleius) H1059

Iepenpage in Vlaams-Brabant

De landbouwer als landschapsbouwer. 4. De landbouwer als landschapsbouwer ICT-opdracht ehorizon

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 22 augustus Beste natuurliefhebber/-ster,

De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis)

Leefwijze en habitat van de sleedoornpage Thecla betulae (Lepidoptera: Lycaenidae)

Bufferstroken Tienen Aanplantproject

Eindhoven, 16/03/2017. Frank Van de Meutter

Leve de tuin Bezoekerscentrum Webbekoms Broek - Diest

A-B-C-D -project. Aanpak voor een Biodiverse Campus Diepenbeek. Partners:

HOLLE WEGEN. module 6

Kleurkeur: keurmerk voor goed bermbeheer. Context: steeds minder insecten. -76% insectenbiomassa Anthonie Stip

Nachtvlinders. Glasvleugelpijlstaart. De sint-jansvlinder is een dagactieve nachtvlinder

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 29 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Beste natuurliefhebber/- ster,

Dagvlinders vouwen in rust hun vleugels verticaal, recht boven hun lijf samen (met één uitzondering: de dikkopjes).

Verslag Solabio Dijkendag Assenede (B) 24 juni 2011

Indeling lezing. Herstel van leefgebieden voor de gladde slang. Ringslang. Gladde slang. Adder

Checklist: Hoe bijenvriendelijk is mijn gemeente/stad?

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 24 april Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Bermbeheer. een zeer complex verhaal dat loont voor mens, milieu en natuur. Luc Janssens dienst NTMB (Vlaamse overheid)

inhoud blz. Vlinders 3 1. Insecten 4 2. De kop 5 3. De vleugels 6 4. Van ei tot vlinder 7 5. Dag en nachtvlinders 8 6. Voedsel 9 7. Vijanden 10 8.

Ze gaat op zoek naar een holletje onder de grond op een droge plaats om er een nest te starten.

Ze gaat op zoek naar een holletje onder de grond op een droge plaats om er een nest te starten.

Kleine parelmoervlinder Issoria lathonia

Financiële en praktische ondersteuning bij de aanleg en het onderhoud van kleine landschapselementen door particulieren en/of landbouwers

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 5 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

S70. KNEU Carduelis cannabina. Beschermingsstatus. Belangrijke leefgebieden. Korte soortbeschrijving. Soortkenmerken. Ecologie.

Veldwerkweek opdracht

Het wel en wee van het gentiaanblauwtje in Kampina

Gemeentelijk subsidiereglement kleine landschapselementen

L I EDBIJLAGE. Liedbijlage Insecten

Bij-vriendelijk Beheer

S15. BOERENZWALUW Hirundo rustica. Beschermingsstatus. Belangrijke leefgebieden. Korte soortbeschrijving. Soortkenmerken.

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

Aftekenlijst. Naam:

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, donderdag 3 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Inhoud. Doelstelling. Vernieuwend door combinatie succesfactoren. Werkpakketten & activiteiten WP1: Projectmanagement 27/02/2015 2

Aanplant van waardplanten van bacterievuur in fruitteeltregio s

Waterlanders : op weg met Sam de salamander. Poelenproject Herzele ter uitbreiding van de amfibieënpopulatie met als kernsoort de kamsalamander.

Soortenfiche GLIMWORMEN

Nr. 5 Jaargang 4 VLINDERNIEUWS. Vlinderwerkgroep HESPERIA Nieuwsbrief mei 2015 Nr. 5 Jaargang 4

Resultaten Tuinvlindertelling

Ruimtelijke randvoorwaarden Inpassing Solarpark Transberg. November 2016

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 3 en donderdag 5 maart 2015

De zonnebloemen waren erg in trek bij de honingbijen (en hommels).

Roep tsik en twitik. Zang doet denken aan de openingsnoten van de 5e symfonie van Beethoven: titititi tèèèh.

VOLSOG. Het belang van natuurlijke vijanden voor een geïntegreerde plaagbeheersing (IPM)

BOETELERVELD. ROUTE 4,3 km

Bestrijding bladwespen bij rode bes in kassen en tunnels.

module 2 ECOLOGISCHE & BEHEERPRINCIPES

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 13 mei Beste natuurliefhebber/- ster,

REGIONALE LANDSCHAPPEN

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 2 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Provincie Zeeland. Zeeuwse bermen steeds bonter

Sinusbeheer. symposium Eindhoven 16 maart 2017

Help mee om achterstallig onderhoud te signaleren!

Opmerkelijke dagvlindersoorten in West-Vlaanderen anno 2008 (Lepidoptera: Rhopalocera)

Subsidiereglement kleine landschapselementen

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg. Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag.

reijrink heijmans Landschappelijk inpassingsplan Helstraat 13, Reek.

14 Speuren naar dieren Handleiding voor begeleiders 01

The Alcon Blue is a characteristic species of wet heathland and. fen meadows where Gentiana pneumonanthe and the host ant

Bijlage C: Pakketten maatregel fijne dooradering behorende bij Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

Gemeentelijk subsidiereglement voor de aanleg en het onderhoud van kleine landschapselementen

Europees beschermde natuur

Taxanomie Naamgeving Soorten Anatomie van een vlinder Levenscyclus van de vlinder Rovers Vlinders in de tuin Bronvermelding

No regret maatregelen voor de natuur

KLE: steun en subsidies door het bos de bomen

vlinders infoblad Meer informatie van de afdeling NME (Natuur en Milieu Educatie) van Carmabi is te vinden op:

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 4 oktober Beste natuurliefhebber/-ster,

Buiten vlinders kijken. met de derde graad

Transcriptie:

SLEEDOORNPAGE Thecla betulae (foto Vangompel W.) Beschermingsstatus Rode lijstcategorieën /? Beschermingsstatus ja nee Habitatrichtlijnsoort II IV Vogelrichtlijnsoort ja nee N A K Z B U V Belangrijke leefgebieden Korte soortbeschrijving Soortkenmerken De Nederlandse naam verwijst naar de meest gebruikte waardplant. Deze kleine dagvlinder heeft een opvallend oranje staartje aan de achtervleugel dat kenmerkend is voor de kleine pages. De bovenkant van de vleugels is donkerbruin. Bij het vrouwtje bevindt zich op de voorvleugel een grote opvallende, niervormige oranje vlek op de voorvleugel. De onderkant van de vleugels is lichtbruin tot oranje met een oranje band over de achtervleugel. Deze oranje band is omzoomd door opvallende witte lijnen. Ecologie Per dag zet het wijfje slechts een vijftal eitjes af, meestal aan de buitenzijde van oudere waardplanten die in zuidelijk geëxposeerde bosranden of hagen staan. Door telkens slechts enkele eitjes af te zetten op een bepaalde plaats worden de nakomelingen zoveel mogelijk verspreid. De rupsen komen uit op het moment van de bladvorming van de Sleedoorn. De pas uitgekomen kleine rupsen voeden zich aanvankelijk met het binnenste van een bladknop. Dit gebeurt voornamelijk s nachts. Overdag verbergen ze zich aan de onderkant van een blad. Twee of drie dagen voor de verpopping (meestal in juli) verlaten de rupsen de waardplant om te verpoppen in de strooisellaag op een dood blad of aan de basis van een graspol. Het uitsluipen van de vlinders gebeurt meestal in de vroege voormiddag en de mannetjes komen enkele dagen voor de wijfjes uit. 1

De vlinders voeden zich voornamelijk met honingdauw en gaan enkel op zoek naar nectar (voornamelijk op Braam en Koninginnekruid) als er een tekort aan honingdauw is. De vlinders vliegen niet als de temperatuur lager is dan 20 C en worden meestal gezien in de namiddag op warmere dagen. Als ontmoetingsplaats worden vaak uit de haag stekende of hoge alleenstaande bomen gebruikt in de buurt van een bosrand. De paring gebeurt meestal in de top van de boom (bruidsboom) en wordt niet voorafgegaan door een baltsvlucht. De meeste waarnemingen van de Sleedoornpage slaan op wijfjes die een lagere plaats op de Sleedoorn uitzoeken voor het afzetten van de eitjes. Ze vliegen daarbij langsheen de bosrand op zoek naar geschikte eiafzetplanten en leggen zo n vijftal eitjes op verschillende planten alvorens op zoek te gaan naar nectar. Biotoopvereisten De belangrijkste levensvereisten hebben te maken met de bijzondere voortplantingswijze van de soort. De Sleedoornpage vliegt in één generatie per jaar van eind juli tot in oktober. De wijfjes zetten de eitjes afzonderlijk af op de schors van Sleedoorntwijgjes, bijna steeds op de overgang tussen één- en tweejarige twijgen of aan de basis van een doorn op een hoogte variërend van 20 cm tot 1 meter (maximum tot 2,5 meter). Soms worden ook andere pruimensoorten gebruikt voor eiafzet. Populatie-uitwisseling en natuurverbindingen De Sleedoornpage is een honkvaste soort, die afstanden van 200 meter kan afleggen langsheen een bosrand of een struweel waarin de waardplant groeit (Maes & Van Dijck, 1999). Wel kunnen vrouwtjes wat grotere afstanden afleggen op zoek naar geschikte plaatsen om eitjes af te zetten. Doordat deze vlinder relatief lang leeft, kunnen zo toch nog flinke afstanden worden afgelegd. Hagen en houtkanten fungeren als corridors voor deze soort. Een minimumvereiste voor deze soort is dat deze corridors minimaal 25 meter breed zijn en een maximale onderbreking hebben van 50 meter. Indien deze onderbreking groter is dan 50 meter dan wordt dit als een barrière ervaren (Alterra, 2001). Voorkomen in de provincie Vlaams-Brabant Regionale verspreiding De Sleedoornpage was vroeger zeldzaam en is dat momenteel nog steeds. De grootte van het verspreidingsgebied is relatief constant gebleven in de loop van de 20ste eeuw, al lijkt ze vanaf de tweede helft van de jaren tachtig geleidelijk af te nemen. In Vlaams-Brabant zijn de voornaamste vindplaatsen gelegen in de regio tussen Brussel en Aarschot. De Sleedoornpage is een vrij moeilijk waar te nemen soort en zou door een gerichte inventarisatie van de eitjes in de winter op meer plaatsen gevonden kunnen worden. Na onderzoek dat gecoördineerd werd door Natuurpunt-studie zijn zeer veel nieuwe vindplaatsen gevonden. Onderstaand kaartje is dus een minimale verspreiding van de soort. 2

Inventarisatieonderzoeken In de winter van 2008-2009 werd door de Vlinderwerkgroep Thecla van Natuurpunt-afdeling Pajottenland onderzoek verricht naar het voorkomen van de Sleedoornpage in de gemeente Pepingen. Inventarisatieproject Verspreiding Sleedoornpage 2008-2010 Vlaams-Brabant van Natuurpunt-Studie. Inventarisatieproject langs de E314-wegbermen. Knel- en aandachtspunten Het verdwijnen van het kleinschalig cultuurlandschap met (Sleedoorn)hagen ontneemt de soort belangrijke voortplantingsplaatsen. Veroudering van sleedoornstruweel beperkt mogelijke voortplantingsplaatsen op jonge twijgen. Deze fysische achteruitgang van sleedoornstruweel wordt veroorzaakt door achterstallig beheer. Er wordt daarentegen veel struweel verwijderd. Tevens doet een ondoordacht snoeien van hagen in de winterperiode veel eitjes verdwijnen. Ook kan het aanwezige vee een te hoge snoeidruk veroorzaken op het Sleedoornstruweel. Een beperkte en verspreide aanwezigheid van sleedoornstruweel zorgt voor een fragmentatie van geschikte leefgebieden. Een onaangepast bosbeheer waarbij mantel- en zoomvegetaties en open plekken ontbreken. Overzicht maatregelen H5.5. Ecologisch bermbeheer H7.12-9.5. Mantel- en zoombeheer H9.4. Extensieve begrazing H11.1. Aanleg van een houtkant, heg of haag --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------.1. Aanplanting en onderhoud van Sleedoornhagen.2. Gefaseerd snoeien Landschaps- en habitatgerichte maatregelen H5.5. Ecologisch bermbeheer Creëren van struweelrijke bermranden en overgangen. H7.12-9.5. Mantel- en zoombeheer Aangepast bosrandbeheer door een struweel- en mantelzone tot ontwikkeling te brengen. H9.4. Extensieve begrazing Verspreide struweelontwikkeling (wastine) door extensieve begrazing in verboste/ verbossende graslanden. H11.1. Aanleg van een houtkant, heg of haag Lijnvormige elementen met Sleedoorn kunnen de kolonisatie van Sleedoornpage naar verschillende bosgebieden veranderen. Soortgerichte maatregelen.1. Aanplanting en onderhoud van Sleedoornhagen Hagen voor Sleedoornpage moeten een groot aandeel Sleedoornstruiken bevatten en kunnen verder ook Meidoorn en andere wilde Prunus-bomen en struiken bevatten. In struweelrijke hagen en houtkanten moeten ook opvallende bomen aanwezig zijn, 3

die fungeren als ontmoetingsplaats. Dit kan enerzijds gebeuren door het juist en op het gepaste tijdstip gefaseerd snoeien van de Sleedoorns (eind juli, omdat de poppen zich dan op de bodem bevinden) en anderzijds door het aanplanten van nieuwe Sleedoornhagen, die al dan niet bestaande hagen met elkaar verbinden. Deze nieuwe hagen moeten wel zoveel mogelijk in de onmiddellijke omgeving van bestaande vliegplaatsen gelegen zijn om geen al te grote migratiebarrière te vormen. Het niet meer snoeien van Sleedoornhagen leidt op termijn tot veroudering van de struiken waardoor de kwaliteit van de waardplant afneemt. Bij aanplanting moet zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van autochtoon plantgoed. Uitrastering van het struweel kan noodzakelijk zijn indien de veebezetting op de aanpalende weilanden te hoog is (verhoogde snoeidruk)..2. Gefaseerd snoeien Struiken waarop de soort voorkomt, gefaseerd snoeien. Dat waarborgt een constant aanbod van jong, tweejarig en driejarig hout. Het snoeien kan het beste om de drie à vijf jaar, tussen eind juni en begin augustus, gebeuren. Sommige Sleedoorns kunnen tot de grond toe worden afgezet, maar nooit allemaal tegelijk. Indien in de winter wordt gesnoeid, moeten de takken met de eitjes worden ontzien. De takken met eitjes kunnen omstreeks november worden gemarkeerd, zodat die delen van de heg niet worden gesnoeid. Het af te zetten deel mag niet meer dan 100 meter aaneengesloten zijn. Financierings- en ondersteuningmogelijkheden Algemeen Ondersteuning gemeentelijk natuurbeleid Subsidie voor de aankoop van natuurgebieden Landschapsteam Soortgericht Bijzonder natuurbeschermingsproject Habitatgericht Beheerovereenkomst perceelsrandenbeheer Beheerovereenkomst aanplanten en onderhouden van houtige kleine landschapselementen Beheerovereenkomst onderhouden van bestaande houtige kleine landschapselementen Lopende initiatieven Inventarisatieproject Verspreiding Sleedoornpage 2008-2010 Vlaams-Brabant Onderzoek naar de verspreiding van de Sleedoornpage. Bedoeling is om de actuele toestand van deze soort in de provincie Vlaams-Brabant in te schatten en informatie te verzamelen die nuttig is voor de bescherming van de soort. Initiatiefnemer is Natuurpunt Studie, met de financiële steun van de Provincie Vlaams-Brabant. (www. vlinderwerkgroep.be/andere-projecten/verspreiding-sleedoornpage-2008-2010/). Atlasproject INBO-Vlinderwerkgroep NP (2007-2010). Opvolgings- en evaluatiemogelijkheden Aanwezigheid van eitjes van Sleedoornpage op nieuwe vindplaatsen Zoeken naar en tellen van eitjes afgezet op sleedoornstruiken in oksels van takken, in winter tot vroege voorjaar. 4

Referenties & verdere informatie Publicaties Aeolus (2008). Dag, vlinders in de berm! Vlindervriendelijke inrichting en beheer van bermen, taluds en restgronden. LNE. 30 p. Alterra (2001). Handboek Robuuste Verbindingen; ecologische randvoorwaarden. Wageningen, Alterra, Research instituut voor de Groene Ruimte. 252 p. Berwaerts, K. (2002). De Sleedoornpage in Vlaams-Brabant: een nieuwe kijk op de verspreiding. Natuur.Focus, 1: 81-82. Berwaerts, K. & Vints, E. (2003). De E314-wegbermen in Vlaams-Brabant: een habitat voor de Sleedoornpage? In: Jaarboek BRAKONA 2001 (red. stuurgroep Brakona) pp 72-76, Acco, Leuven. Bink F. (1992). Ecologische atlas van de dagvlinders van Noordwest-Europa. Schuyt & Co/Haarlem. Bink F. & Moenen R. (2004). Leefwijze en habitat van de sleedoornpage Thecla betulae (Lepidoptera: Lycaenidae). Entomologische Berichten 64(4): 106-112. Bourn N. A. D. & Warren M. S. (1998). Species Action Plan: Brown hairstreak Thecla betulae. Butterfly Conservation. 21 p. Decric L. (2009). Het voorkomen van de sleedoornpage (Thecla betulae) in Pepingen. Vlinderwerkgroep Thecla Natuurpunt. 17 p. Fartmann T. & Timmermann K. (2006). Where to find the eggs and how to manage the breeding sites of the Brown Hairstreak (Thecla betulae (Linnaeus, 1758)) in Central Europe? Nota lepidopterologica 29 (1/2). p. 117 126. Guelinckx R. (2000). De Sleedoornpage (Thecla betulae): een nieuwe kijk op de verspreiding in Zuidoost-Brabant. Jaarboek natuurstudie 2000. Natuurreservaten Oost-Brabant vzw: 22-35. Maes D. & Van Dyck H. (1999). Dagvlinders in Vlaanderen - Ecologie, verspreiding en behoud. Stichting Leefmilieu/Antwerpen i.s.m. Instituut voor Natuurbehoud en Vlaamse Vlinderwerkgroep/Brussel. Merckx, T. & Berwaerts, K. (2010). What type of hedgerows do Brown hairstreak (Thecla betulae L.) butterflies prefer? Implications for European agricultural landscape conservation. Insect Conservation and Diversity, 3(3): 194-204. Wyzen F. (2008). Thecla betulae - Thecla du boulot. Cercles des Naturalistes de Belgique Section Les Sources. 8 p. Websites Kenniscentrum > Fauna > Insecten > Dagvlinders > Verspreiding > Sleedoornpage www.inbo.be/content/page.asp?pid=fau_ins_vl_thecbetu www.waarnemingen.be Folders Brown Hairstreak (Thecla betulae). Butterfly Conservation (www.butterflyconservation.org/uploads/bhe.pdf ). Hedgerows for Hairstreaks. Butterfly Conservation (www.butterfly-conservation. org/uploads/hedgerows%20for%20hairstreaks.pdf ). Advies Vlinderwerkgroep Natuurpunt (www.vlinderwerkgroep.be/andere-projecten/ sleedoornpage). Vlinderwerkgroep Thecla Natuurpunt-afdeling Pepingen (www.natuurpuntpajottenland.be/pajot/stu-vli.php). Digitale nieuwsbrief vlinder.flits (aan te vragen via de website www.natuurpunt. be). 5

6