Discussienota. Inhoud. Rapport. 19 december 2013



Vergelijkbare documenten
Korte samenvatting voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied

Planregels. wijzigingsplan Buitengebied Midden 1 ste wijziging. Oktober 2016

Bestemmingsplan buitengebied

Onderstaand is uitsluitend de voor het onderhavige plan relevante regelgeving weergegeven.

Bijlage B Provincie Fryslân Toepassing Bro, art , onder 2 Gevallen waarin wel /geen vooroverleg is vereist.

Wijzigingsplan Baarsdorpermeer 4, Zuidermeer Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning

Wijzigingsplan Grootweg 13a, Berkhout Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Marmelhorstweg 2a

Planregels. Wijzigingsplan Buitengebied Noord 1e wijziging. augustus 2016

Bovenweg 1 - Grootegast manege Dijkstreek 7 - Niekerk Interieurbouw, verkoop via internet, showroom maximaal 60 m 2 bestaand

Ruimtelijke onderbouwing. Wijziging gebruik van loods voor opslag op het perceel Rinkesfort 13 te Maasbree

CDA Zundert. Thema avond. Bestemmingsplan buitengebied

Wijziging Verordening Romte Fryslân 2014

NOTA VAN BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN ONTWERPBESTEMMINGSPLAN LANDELIJK GEBIED SANDELINGEN AMBACHT

Regels wijzigingsplan Zijldijk 41, te Leiderdorp

Gemeente Houten Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling Cluster Ontwikkeling, Sectie Ruimtelijke Ordening

Vergelijking wijzigingsbevoegdheden en gedelegeerde bevoegdheden

Nota van Uitgangspunten Buitengebied Ooststellingswerf V A S T G E S T E L D

Ruimtelijke onderbouwing. Plattelandswoning Eilandseweg 18 a, Nederhorst den Berg

wijzigingsplan Zijldijk 32a

Toelichting. vastgesteld 23 februari Meeuwisdijk 9

Artikel 21 Wonen. Voor het bouwen gelden de volgende regels:

1. Artikel 12 Horeca. De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor: - print d.d.

Bijlage 3: Bestemmingen na wijziging

Verlengen stal op het perceel Dorpsstraat 74 te Zuidlaarderveen

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

Wonen. 1.2 Bouwregels

Bijlagen. 11 vastgesteld bestemmingsplan "Buitengebied 2002 Wehl 22e wijziging (Broekstraat 1)"

Wijzigingsplan Julianastraat 30, Avenhorn Bestemmingsplan Landelijk Gebied Koggenland, wijziging bedrijfswoning naar plattelandswoning

Artikel 22: Wonen Bestemmingsomschrijving

Reparatiebesluit Bestemmingsplan Buitengebied Valkenburg aan de Geul Regels

Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het wonen;

Beleidsnota Plattelandswoning

Etten-Leur. (Bron: www. nederland-in-beeld.nl)

bijlage 3 bestemming(en) na wijziging

Perceel Hoofdstraat 220 Oostwold. Bestemmingsplan Buitengebied Leek Bestemming Wonen VOORSCHRIFTEN BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED LEEK (2010)

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Wijzigingsplan BUITENGEBIED MIDDEN 1 E WIJZIGING. toelichting. Juni 2016

Bekendmaking van het besluit van de gemeenteraad d.d. 16 december 2013, nr. 11B, tot vaststelling de Beleidsnota Plattelandswoning.

Nota Plattelandswoningen Wijdemeren

Uw eigen bouwkavel Roordahiem, Terkaple

Beleidsregels binnenplans afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1 Wabo)

Relevante artikelen Verordening ruimte Noord-Brabant

Cultuur en ontspanning. Bestemmingsomschrijving

Artikel 21 Wonen. Voor het bouwen gelden de volgende regels:

Doorkiesnummer: Datum: 21 december 2012 Referentie: NH/ML/MvD/ Faxnummer:

Wijzigingsplan It West 2a Augustinusga

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' zijn de gronden tevens bestemd voor langzaam verkeersdoeleinden.

Zienswijze ontwerp-bestemmingsplan Molenweg 5-5a Hoogeloon

N o t i t i e t. b. v. A r e n a d e b a t b e s t e m m i n g s p l a n b u i t e n g e b i e d M o e r d i j k

Hergebruik Vrijgekomen Agrarische Bedrijfsbebouwing Nieuwe Landgoederen & Landelijk wonen

Geldend Bestemmingsplan Het Woud

Landelijk gebied, percelen rond Kiebergerweg 2

Kan de gemeente aantonen dat er wordt voldaan aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit?

Artikel 3 WOONDOELEINDEN (W)

Algemeen Voor het bouwen van gebouwen geldt dat de afstand van gebouwen tot de as van de weg niet minder mag bedragen dan 15 m.

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl)

Buitengebied 2002 Wehl 22e wijziging (Broekstraat 1)

30.1 Bestemmingsomschrijving

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING T.B.V. HET BOUWEN VAN EEN LOODS AAN DE WESTHOFSEZANDWEG 9 TE S- HEER ARENDSKERKE

"Nota Paardenbakkenbeleid Woudrichem"

BESTEMMINGSBEPALINGEN

Gemeente Hilvarenbeek Ingekomen:

Afdeling Grondgebied. Beleidsnotitie. Wonen in het buitengebied en paardenhouderijen

Bijlage 2: Nadere uitwerking beleidskeuzes Nota van Uitgangspunten met ambtelijk standpunt

Parc Spelderholt - geldend bestemmingsplan Stuwwalrand Parkzone Zuid

Ruimtelijke onderbouwing kleinschalige uitbreiding olfantenstal Heiderschoor 24 te Mierlo Luchtfoto perceel Heiderschoor 24

BESTEMMINGSPLAN BUITENGEBIED PLANTLOON BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN

Uittreksel Bestemmingsplan Klarenbeek. Uitsnede plankaart. Regels

Reactienota zienswijze bestemmingsplan Meppel - Zuid

P l a n r e g e l s vrs

Bestemmingsplan Haule, Dorpsstraat 56 te Haule V A S T G E S T E L D

4. Toetsingskader kleinschalige windturbines

Ruimtelijke onderbouwing speelterrein Netersel

gelet op het bepaalde in artikel lid 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Waarde Ontwikkelingszone groen

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 3 Artikel 1 Toepassingsregels 3 Artikel 2 Begrippen 3. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 5 Artikel 3 Wonen 5

Ruimtelijke onderbouwing Leveroyseweg 14, Heythuysen

BIJLAGE 2: VERANTWOORDING UITBREIDING BOOMSWEG

Caesarea - Hoenderloseweg 108 te Ugchelen

Artikel X Wonen. X.2 Bouwregels

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Asserstraat 31 Vries

Delegatielijst Projectbesluit

No.: 11/9. Categorie buitengebied

Onderwerp : Verklaring van geen Bedenkingen: bouwen loods aan de Middendijk 7 te Usquert

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

GEMEENTE OUDE IJSSELSTREEK Plan van wijziging Buitengebied 2000, herziening 2002 Locatie Jonkerstraat 16

Toetsingskader. Ruimte voor ruimteregeling. Gemeente Heumen

waarbij, ter plaatse van de aanduiding karakteristiek, de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

Bestemmingsplan. Buitengebied, herziening 1. Gemeente Sliedrecht. Onderdeel Regels

3. Toekomstige situatie Milieuaspecten Planbeschrijving Inspraak Voorschriften 7

Onderwerp: Voorontwerp bestemmingsplan Buitengebied en Startdocument planm.e.r.

1. Aanleiding. 2. Omgevingsaspecten

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat

Notitie oppervlakteregeling aan- en uitbouwen en bijgebouwen Buitengebied Steenwijkerland

BELEIDSNOTA HOBBY EN BEDRIJFSMATIG HOUDEN VAN PAARDEN EN HET OPRICHTEN VAN PAARDENBAKKEN

UITWERKINGSPLAN MORTIERE FASE 4C3. GEMEENTE MIDDELBURG onherroepelijk 17 december ruimte voor ideeën

Transcriptie:

Discussienota

Discussienota Inhoud Rapport 19 december 2013

D i s c u s s i e n o t a

I n h o u d s o p g a v e 1 I n l e i d i n g 9 2 L a n d b o u w 11 2.1 Omvang agrarisch bouwperceel 11 2.1.1 Inleiding 11 2.1.2 Beleid 11 2.1.3 Discussiepunten 13 2.2 Intensieve veehouderij 14 2.2.1 Inleiding 14 2.2.2 Beleid 14 2.2.3 Discussiepunten 15 2.3 Verplaatsing en nieuwvestiging agrarische bedrijven 15 2.3.1 Inleiding 15 2.3.2 Beleid 15 2.3.3 Discussiepunten 17 2.4 Nevenactiviteiten bij landbouw 17 2.4.1 Inleiding 17 2.4.2 Beleid 17 2.4.3 Discussiepunten 18 2.5 Tweede bedrijfswoning 18 2.5.1 Inleiding 18 2.5.2 Beleid 19 2.5.3 Discussiepunten 19 2.6 Paardenhouderij 19 2.6.1 Inleiding 19 2.6.2 Beleid 20 2.6.3 Discussiepunten 22 2.7 Vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) 22 2.7.1 Inleiding 22 2.7.2 Beleid 23 2.7.3 Discussiepunten 24 3 G e b i e d s w a a r d e n 25 3.1 Landschap 25 3.1.1 Inleiding 25 3.1.2 Beleid 25 3.1.3 Discussiepunten 26 3.2 Natuur 27 3.2.1 Inleiding 27 3.2.2 Beleid 27 3.2.3 Discussiepunten 30 3.3 Water 30

3.3.1 Inleiding 30 3.3.2 Beleid 30 3.3.3 Discussiepunten 31 3.4 Archeologie en cultuurhistorie 31 3.4.1 Inleiding 31 3.4.2 Beleid 31 3.4.3 Discussiepunten 32 4 W o n e n 33 4.1 Bestaande woningen 33 4.1.1 Inleiding 33 4.1.2 Beleid 33 4.1.3 Discussiepunten 34 4.2 Nieuwe burgerwoningen 34 4.2.1 Inleiding 34 4.2.2 Beleid 34 4.2.3 Discussiepunten 35 4.3 Landgoederen en buitenplaatsen 35 4.3.1 Inleiding 35 4.3.2 Beleid 35 4.3.3 Discussiepunten 36 4.4 Ruimte-voor-ruimte 36 4.4.1 Inleiding 36 4.4.2 Beleid 36 4.4.3 Discussiepunten 37 5 B e d r i j v i g h e i d 39 5.1 Niet-agrarische bedrijvigheid 39 5.1.1 Inleiding 39 5.1.2 Beleid 39 5.1.3 Discussiepunten 40 6 R e c r e a t i e e n t o e r i s m e 41 6.1 Recreatie en toerisme 41 6.1.1 Inleiding 41 6.1.2 Beleid 41 6.1.3 Discussiepunten 42 7 M i l i e u 45 7.1 Windturbines 45 7.1.1 Inleiding 45 7.1.2 Beleid 45 7.1.3 Discussiepunten 46 7.2 Bio-vergisting 46 7.2.1 Inleiding 46 7.2.2 Beleid 46 7.2.3 Discussiepunten 47

7.3 Warmte-koudeopslag 47 7.3.1 Inleiding 47 7.3.2 Beleid 48 7.3.3 Discussiepunten 49 8 V o o r s t e l o p h o o f d l i j n e n 51 8.1 Afstemming op buurgemeenten 51 8.2 Gebiedsgerichte aanpak 52 8.3 Nieuwvestiging 53 8.4 Schaalvergroting in de landbouw 53 8.5 Verbreding in de landbouw 54 8.6 Intensieve veehouderij 55 8.7 Duurzame energie 55 8.8 Wonen 56 8.9 Verblijfsrecreatie 56

1 I n l e i d i n g De gemeente Ooststellingwerf is de laatste jaren intensief bezig geweest met het actualiseren van de bestemmingsplannen voor het bebouwde gebied. Nu zijn zij voornemens het bestemmingsplan Buitengebied te actualiseren. Alvorens tot het bestemmingsplan Buitengebied te komen, is gekozen om beleidsuitgangspunten te formuleren in een Nota van uitgangspunten. Hierin worden de beleidsuitgangspunten voor de in het buitengebied voorkomende thema s beschreven. Om te komen tot het te volgen beleid is in de voorliggende discussienota (die valt te beschouwen als de voorloper van de Nota van uitgangspunten) de thans geldende wet- en regelgeving voor verschillende thema s uiteengezet. Door het inzichtelijk maken van de uitgangspunten van het Rijk, de provincie en de gemeente, ontstaat een beeld van de gemeentelijke beleidsruimte. Het beschreven beleid geeft de kaders van het bestemmingsplan weer waarbinnen de beleidsruimte zich bevindt. Bij de invulling van deze ruimte zal rekening gehouden worden met de belangrijkste uitkomsten van de bewonersavonden, de ambtelijke projectgroep en de klankbordgroep. Voor een samenvatting van deze uitkomsten wordt verwezen naar de tabel opbrengst bewonersavonden op de projectwebsite www.buitengebiedooststellingwerf.nl. In de eerste hoofdstukken zijn de meest relevante thema s voor een bestemmingsplan buitengebied beschreven. Hierbij wordt inzicht gegeven in het beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. Er is uiteen gezet wat het geldend planologisch regime in het buitengebied is. Vervolgens zijn bij elk thema eventuele discussiepunten verwoord, deze zijn uiteraard niet onuitputtelijk. De discussiepunten zijn bedoeld om te gebruiken als handvat voor de discussie. In de reeds gehouden discussiebijeenkomsten in de projectgroep en de klankbordgroep is de discussie tot stand gekomen aan de hand van de hoofdthema s die in hoofdstuk 8 zijn beschreven. Deze zijn aangevuld met keuzevoorstellen die voortkomen uit de uitkomsten van de verschillende bijeenkomsten. In deze keuzevoorstellen wordt alvast een doorkijk gegeven in de richting die op dit moment voorzien wordt voor het bestemmingsplan. Op basis van het beschreven beleid, de gemeentelijke wensen en de geluiden tijdens de bewonersavonden en de klankbordgroep zullen de uiteindelijke beleidsuitgangspunten worden geformuleerd in de Nota van uitgangspunten, die te zijner tijd hun juridische vertaling zullen vinden in het bestemmingsplan Buitengebied. Discussienota - 19 december 2013 9

2.1 2 L a n d b o u w O m v a n g a g r a r i s c h b o u w p e r c e e l 2. 1. 1 I n l e i d i n g In Fryslân bestaat het grootste deel van de agrarische bedrijven uit grondgebonden bedrijven, waarbij de nadruk op de melkveehouderij ligt. Zo ook in Ooststellingwerf. Een van de hoofdthema s in het buitengebied is de omvang van agrarische bedrijven. Een trend binnen de agrarische sector is de vergroting van agrarische bedrijven, de zogenoemde schaalvergroting (onder andere te zien in grotere bouwpercelen en de omvang van het grondareaal behorende bij een agrarisch bedrijf). Opschaling is veelal noodzakelijk om onder meer het voortbestaan op de langere termijn te kunnen garanderen. Naast de trend van schaalvergroting doet zich tevens een trend voor van afname van het aantal agrarische bedrijven. Deze trend doet zich vanzelfsprekend niet enkel voor in Ooststellingwerf, maar is een algemene trend die overal in Nederland waarneembaar is. De mogelijkheden voor schaalvergroting in een gebied hangen echter af van verscheidene factoren, waaronder bijvoorbeeld de aanwezige landschapswaarden en nabijgelegen functies. Per gebied binnen de gemeente kunnen zo verschillen aanwezig zijn in de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven. Bij de navolgende bespreking van het thema Omvang agrarisch bouwperceel wordt onderscheid gemaakt in: - bouwperceel bij recht en uitbreiding; - bebouwing. 2. 1. 2 B e l e i d R i j k Het Rijk hanteert geen specifiek beleid omtrent de omvang van agrarische bouwpercelen en de bedrijfsbebouwing. Wel heeft het Rijk in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (maart 2012) opgenomen dat landbouw een nauwe relatie onderhoudt met onder meer de aspecten natuur, water en landschap en dat afstemming tussen deze elementen van belang is bij ontwikkelingen (geredeneerd zowel vanuit de landbouw als vanuit de overige aspecten). Discussienota - 19 december 2013 11

P r o v i n c i e Het ruimtelijk beleid van de provincie Friesland is opgenomen in het Streekplan (13 december 2006). In de verordening Romte Fryslân zijn beleidsuitgangspunten vertaald in bindende regels (15 juni 2011). Bouwperceel bij recht en uitbreiding De provincie streeft naar een vitale en duurzame landbouw vanwege de belangrijke bijdrage aan de sociaal-economische vitaliteit van het platteland, het beheer van het landelijk gebied en de Friese economische structuur. In het landelijk gebied worden buiten natuurgebieden voldoende ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw geboden. In de verordening Romte zijn agrarische bouwpercelen gemaximeerd tot 1,5 ha. Hiervan kan worden afgeweken mits het agrarisch bedrijf zorgvuldig binnen de kernkwaliteiten van het betreffende landschapstype wordt ingepast en het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast. Bebouwing In het provinciaal beleid wordt geen maximum gesteld aan de omvang van agrarische bebouwing op het perceel. De goothoogte van stallen voor de huisvesting van vee is wel gemaximeerd tot 5 m. Van deze bepaling kan gemotiveerd worden afgeweken, gestapelde stallen zijn echter niet toegestaan. Vestiging (ook na verplaatsing) van glastuinbouwbedrijven is op grond van de provinciale omgevingsverordening alleen mogelijk binnen de glastuinbouwlocaties Noordwest Fryslân. Buiten deze glastuinbouwlocaties Noordwest Fryslân is de ontwikkelingsruimte voor glastuinbouw beperkt, ter voorkoming van aantasting van landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Reguliere uitbreiding van bestaande glastuinbouwbedrijven is mogelijk tot maximaal 20% van de bestaande oppervlakte aan kassen, hiervan in een concreet geval worden afgeweken, tot een maximum van 50%, indien aan de inhoudelijke voorwaarden wordt voldaan. Glastuinbouw bij overige agrarische bedrijven is beperkt tot een ondersteunende tak/ondersteunende teelt van maximaal 1.500 m². G e m e e n t e Bouwperceel bij recht en uitbreiding In het vigerende bestemmingsplan is onderscheid gemaakt tussen volwaardige agrarische bedrijven, agrarische nevenberoepsbedrijven en agrarische hobbyactiviteiten. De volwaardige agrarische bedrijven hebben bij recht een de mogelijkheid 1,5 ha te bebouwen. Voor de agrarische nevenberoepsbedrijven zijn de uitbreidingsmogelijkheden beperkt tot 0,5 ha en de hobbymatige agrarische activiteiten worden beschouwd als onderdeel uitmakend van het wonen. De agrarische bouwpercelen van 1,5 ha zijn niet vastgelegd op de plankaart. Er is een bouw- 12 Discussienota - 19 december 2013

vlak opgenomen die overschreden mag worden tot een aaneen gesloten oppervlakte van 1,5 ha. Er is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor het overschrijden van het bouwvlak tot maximaal 2 ha. Bebouwing Alle bebouwing, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van 2 m, dient binnen het bouwperceel te worden gebouwd. De bouw van sleufsilo's en mestopslagplaatsen is van dit recht uitgezonderd. Er is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor het bouwen van sleufsilo's en mestopslagplaatsen buiten het bouwvlak tot een maximale bouwhoogte van respectievelijk 3 m en 5 m. Ook voor het bouwen van tunnelkassen buiten het bouwvlak is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen. De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag op grond van het vigerende bestemmingsplan niet meer bedragen dan 3,5 m. Het is mogelijk hiervan vrijstelling te verlenen tot 6,5 m. Serre- en boogstallen zijn in beginsel toegestaan, de gebieden waar deze stalvormen niet wenselijk geacht werden zijn aangeduid met de aanduiding serre- en boogstallen uitgesloten. Per agrarisch bedrijf mag de oppervlakte van (tunnel)kassen niet meer bedragen dan 100 m 2, met uitzondering van de bestaande tuinbouwbedrijven, hier mag tot 1 ha aan kassen worden gebouwd. Voor fruitteelt, tuinbouw en kwekerij bedrijven geldt dat uitsluitend de bestaande bedrijven zijn toegestaan en de bebouwde oppervlakte maximaal 0,5 ha bedraagt. 2. 1. 3 D i s c u s s i e p u n t e n Omvang bouwperceel bij recht en uitbreiding - Concreet begrensde bouwblokken opnemen of ruimere zoekgebieden hanteren ter regulering van de uitbreidingsrichting? - Welke omvang bij recht mogelijk maken (verschil in soort bedrijf)? - Gebiedsgerichte regels/bestemmingen? Bebouwing - Hoe strikt moet de (plaats van) bebouwing worden gereguleerd en dient hierbij een gebiedsgerichte aanpak te worden gehanteerd? Onder meer valt te denken aan clustering in relatie tot landschapskenmerken en omvang kassen. - Alle bebouwing binnen het bouwperceel? - Goothoogte bedrijfsgebouwen gelijk houden of meer ruimte geven? Discussienota - 19 december 2013 13

- Hoe om te gaan met boog- en serrestallen? - Oppervlakte aan kassen gelijk houden? 2.2 I n t e n s i e v e v e e h o u d e r i j 2. 2. 1 I n l e i d i n g Ook in de intensieve veehouderij is een tendens naar schaalvergroting waarneembaar. Momenteel vindt er extensivering in de intensieve veehouderij plaats om vergroting van het dierenwelzijn mogelijk te maken. Dientengevolge vraagt de intensieve veehouderij om meer ruimte, omdat de niet- grondgebonden bedrijven de bedrijfsomvang (in aantallen dieren) niet willen verliezen. Dit uit zich uiteindelijk in de eventuele vraag om een vergroting van het bouwperceel. 2. 2. 2 B e l e i d R i j k Er is een landelijke discussie gaande over megastallen. De staatsecretaris van Economie, Landbouw en Innovatie heeft gemeenten en provincies in een brief van maart 2011 om in de tussentijd niet mee te werken aan bestemmingsplanwijzigingen voor megastallen groter dan 300 NGE en voor stallen met meer dan één bouwlaag. P r o v i n c i e De provincie zal naar aanleiding van de landelijke discussie over megastallen het beleid voor intensieve veehouderij en zeer grootschalige melkveehouderij heroverwegen. Totdat er landelijk beleid is ten aanzien hiervan hanteert de provincie interim-beleid. De provincie verzoekt gemeenten gedurende de maatschappelijke discussie en de heroverweging van het rijks- en provinciale beleid, niet mee te werken aan aanvragen voor een omgevingsvergunning die zijn of worden ingediend en die: - niet passen in een geldend bestemmingsplan, en - leiden tot een veehouderij op één agrarisch bouwvlak die groter is dan 300 NGE (o.a. 250 melkkoeien (excl. kalfkoeien/ jongvee), 7.500 vleesvarkens, 1.200 fokzeugen, 120.000 leghennen, of 220.000 vleeskuikens). Op grond hiervan kunnen en zullen Gedeputeerde Staten per geval gemotiveerd een zienswijze indienen en zo nodig een reactieve aanwijzing geven, als een gemeente toch besluit om planologisch mee te werken aan een grootschalig initiatief groter dan 300 NGE. Van deze algemene lijn kan de provincie voor een concreet geval afwijken als daarvoor specifieke redenen aanwezig zijn. 14 Discussienota - 19 december 2013

G e m e e n t e Er is in het vigerende bestemmingsplan geen onderscheid gemaakt in de regeling omtrent het agrarisch bouwperceel tussen grondgebonden agrarische bedrijven en intensieve veehouderijen. De toen bestaande intensieve veehouderijen zijn aangeduid met de aanduiding agrarisch bedrijf en ook deze bedrijven mogen uitbreiden tot 1,5 ha. Daarnaast is stalruimte ten behoeve van fokkerijen, mesterijen en/of pluimvee als ondergeschikte tak toegestaan bij de grondgebonden agrarische bedrijven. Er is een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor het overschrijden van het bouwvlak tot maximaal 2 ha. Ook is er een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen voor het vergroten van de neventak bij grondgebonden agrarische bedrijven. 2. 2. 3 D i s c u s s i e p u n t e n - Ten aanzien van intensieve veehouderij vasthouden aan provinciale regels of gebiedsgericht nog strenger zijn? 2.3 V e r p l a a t s i n g e n n i e u w v e s t i g i n g a g r a- r i s c h e b e d r i j v e n 2. 3. 1 I n l e i d i n g Volgend uit de dynamiek in de agrarische sector, kan de behoefte ontstaan aan nieuwvestiging, hervestiging op een vrijgekomen agrarisch bouwperceel of een verplaatsing (naar een nieuwe locatie) van een agrarisch bedrijf. Veelal worden deze ontwikkelingen ingegeven door de wens tot het situeren van het bedrijf op een locatie die gunstig(er) ligt ten opzichte van de percelen cultuurgrond en/of doordat in de huidige situatie een conflict aanwezig is met betrekking tot het aspect milieu. 2. 3. 2 B e l e i d R i j k Het Rijk heeft geen specifieke beleidsuitgangspunten met betrekking tot nieuwvestiging/verplaatsing van agrarische bedrijven. P r o v i n c i e Discussienota - 19 december 2013 15

De provincie wil in bepaalde gevallen verplaatsing van een agrarisch bedrijf naar een nieuwe passende locatie stimuleren, wanneer deze een wezenlijke belemmering vormt voor de realisering van een groot maatschappelijk belang. In het Streekplan heeft de provincie uiteen gezet dat dit bijvoorbeeld het geval kan zijn bij de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur, het bereiken van de gewenste natuurkwaliteit in nabij gelegen natuurgebieden, of de aanleg van recreatieve voorzieningen. Mocht aangetoond worden dat bestaande financieringsmogelijkheden voor verplaatsing ontbreken of ontoereikend zijn, dan kan op beperkte schaal compenserende (woon)bebouwing worden ingezet. Nieuwvestiging is op grond van de provinciale verordening mogelijk indien het agrarisch bedrijf zorgvuldig binnen de kernkwaliteiten van het betreffende landschapstype wordt ingepast en het agrarisch bedrijf qua ontsluiting en milieusituatie zorgvuldig wordt ingepast. Om te zorgen dat zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan dient onderbouwd te worden dat redelijkerwijs geen gebruik kan worden gemaakt van bestaande bouwpercelen voor agrarische bedrijven of bedrijven of voor voormalige agrarische bedrijven of voormalige bedrijven in het landelijk gebied. G e m e e n t e Nieuwe grondgebonden agrarische bedrijven en nevenberoepsbedrijven kunnen op grond van het vigerende bestemmingsplan middels een wijzigingsplan worden gevestigd op de locatie van een agrarisch bedrijf dat is of wordt beëindigd. In dit geval is uitsluitend de bestaande bedrijfswoning toegestaan. Verder moet een bedrijfsplan worden ingediend om te beoordelen of er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een nevenberoepsbedrijf. Buiten de locaties van bestaande of voormalige agrarische bedrijven kunnen op grond van het vigerende bestemmingsplan nieuwe volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven via een wijzigingsplan worden gerealiseerd binnen het agrarisch gebied. In de bestemmingen Agrarisch gebied met landschappelijke waarden, Agrarisch gebied met landschappelijke en recreatieve waarden en Agrarisch gebied met hoge landschappelijke en natuurlijke waarden is dit uitsluitend mogelijk indien dit noodzakelijk is in geval van verplaatsing in het kader van het ROM-project Zuidoost Friesland. Vestiging kan uitsluitend voorzover het gronden betreft die aan de weg zijn gelegen, uitgezonderd provinciale wegen. Voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid dient er sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dat werk biedt aan ten minste één volwaardige arbeidskracht. Om te kunnen beoordelen of er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf dient een bedrijfsplan te worden ingediend. De wijzigingsbepaling voor het vestigen van een grondgebonden agrarisch bedrijf is niet van toepassing op de essen, in archeologisch waardevol gebied, open gebieden, en op gronden gelegen in de speciale beschermingszones. 16 Discussienota - 19 december 2013

2. 3. 3 D i s c u s s i e p u n t e n - Moet voor verplaatsing van agrarische bedrijven een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld of moet hiervoor in het bestemmingsplan (na overleg met provincie) een nieuwe regeling opgenomen worden? - In het bestemmingplan gebieden aanmerken waar nieuwvestiging/verplaatsing mogelijk is of juist onmogelijk? 2.4 N e v e n a c t i v i t e i t e n b i j l a n d b o u w 2. 4. 1 I n l e i d i n g Naast schaalvergroting speelt het uitoefenen van een nevenactiviteit ook een rol bij het rendabel houden van de agrarische bedrijfsvoering. Onder een nevenactiviteit wordt verstaan het toevoegen van een bedrijfstak waarbij de toegevoegde tak niet de primaire productie betreft en ondergeschikt blijft aan de hoofdactiviteit. Hierbij kan worden gedacht aan de verkoop van regionale producten, niet-landbouwactiviteiten als recreatie en toerisme en de productie van collectieve goederen (natuur- en landschapsbeheer). 2. 4. 2 B e l e i d R i j k Het Rijk heeft geen specifiek beleid opgesteld aangaande dit onderwerp. P r o v i n c i e De provincie wil de verbreding landbouw door groene en blauwe diensten, nevenactiviteiten en samenwerking met andere functies stimuleren. De provincie richt zich daarbij onder meer op de ontwikkeling van nevenactiviteiten, zoals kamperen bij de boer, agrarisch verwante detailhandel, en andere agrarisch gerelateerde activiteiten zoals mestvergisting, maar ook zorgfuncties, ondergeschikte ambachtelijke bedrijfsfuncties e.d. kunnen goed op het erf (inclusief bebouwing) ingepast worden De provinciale omgevingsverordening staat dan ook toe dat in een ruimtelijk plan de mogelijkheid wordt opgenomen de volgende nevenactiviteiten uit te oefenen naast en ondergeschikt aan het agrarisch bedrijf: - detailhandel in streekeigen producten; - zorg; - natuur- en landschapsbeheer; - bedrijfsactiviteiten behorende tot de milieucategorieën 1 en 2 of naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbare bedrijfsactiviteiten, alsmede agrarische hulpactiviteiten; Discussienota - 19 december 2013 17

- het africhten, onderbrengen en verzorgen van dieren; - kleinschalige horeca, dagrecreatie, of verblijfsrecreatie; of daarmee naar de aard vergelijkbare activiteiten. De nevenactiviteiten dienen uitgeoefend te worden binnen het agrarisch bouwperceel en dienen zorgvuldige te worden ingepast. G e m e e n t e In het vigerende bestemmingsplan zijn twee vormen van detailhandel toegestaan. Productiegebonden detailhandel waarbij tot 30 m 2 bij recht kan worden gebruikt. Hiervan kan vrijstelling worden verleend tot 100 m 2. Een tweede vorm betreft detailhandel in streekgebonden producten, hiervoor geldt een vrijstellingsbevoegdheid tot maximaal 30m 2. Bij het wonen is het mogelijk vrijstelling te verlenen voor enkele andere (neven)functies: opslag van caravans, bed en brochje, recreatieve bewoning bijgebouwen en aan huis verbonden beroepen. 2. 4. 3 D i s c u s s i e p u n t e n - Welke nevenactiviteiten/functies zijn mogelijk op agrarische bedrijven en onder welke voorwaarden (onder andere oppervlak aan bebouwing)? Moet hierbij een gebiedsgericht beleid worden gehanteerd (onder andere met oog op milieusituatie)? - Ruimere regeling voor agrarisch aanverwante nevenactiviteiten? - Bepaalde functies bij recht mogelijk maken? - Gebiedsgericht beleid voeren? 2.5 T w e e d e b e d r i j f s w o n i n g 2. 5. 1 I n l e i d i n g Het beleid ten aanzien van het toestaan van tweede bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven is de laatste jaren steeds strikter geworden. Dit vooral om te voorkomen dat op termijn een van de bedrijfswoningen een burgerwoning wordt en daarmee een milieubelemmering ontstaat bij eventuele uitbreidingen van het agrarische bedrijf. De noodzaak van een tweede woning voor de bedrijfsvoering is daarnaast slechts zelden aanwezig en tevens wordt beoogd te voorkomen dat bij bedrijfsverkoop de landerijen worden afgesplitst van de bestaande bebouwing. 18 Discussienota - 19 december 2013

2. 5. 2 B e l e i d R i j k Voor de oprichting van tweede bedrijfswoningen is geen specifiek beleid van toepassing. Wel is recent wet- en regelgeving vastgesteld omtrent de omgang met tweede bedrijfswoningen die als woning voor derden in gebruik zijn, de zogenoemde plattelandswoningen (geurgevoelige objecten die voorheen bij veehouderij hoorde maar dat na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van die veehouderij). Plattelandswoningen worden door deze wetswijziging niet langer beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf. Deze wijziging is bewust alleen van toepassing op agrarische bedrijven. Dat betekent een lager beschermingsniveau dan een normale burgerwoning. In een bestemmingsplan moet duidelijk worden dat de woning (tevens) bewoond mag worden door iemand die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarische bedrijf. De verbinding met het voormalige agrarische bedrijf moet blijvend worden verankerd. Dit is noodzakelijk omdat de woning alleen ten opzichte van het voormalige agrarische bedrijf geen bescherming zal genieten tegen nadelige milieueffecten van de bedrijfsvoering. De reikwijdte van de wetswijziging is dus beperkt tot het agrarische bedrijf waartoe de woning voorheen behoorde. Het niveau van milieubescherming ten aanzien van bedrijven van derden wijzigt niet bij gebruik van de betrokken woning als plattelandswoning. P r o v i n c i e De provincie heeft geen specifiek beleid over bedrijfswoningen. G e m e e n t e Bij recht is het in het vigerende bestemmingsplan toegestaan één bedrijfswoning per agrarisch bedrijf te bouwen. Middels een wijzigingsplan kan een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf worden gerealiseerd, indien de woning noodzakelijk is met het oog op toezicht. 2. 5. 3 D i s c u s s i e p u n t e n - Mogelijkheid tweede bedrijfswoningen niet langer in bestemmingsplan opnemen? Noodzaak is bijna nooit aantoonbaar. 2.6 P a a r d e n h o u d e r i j 2. 6. 1 I n l e i d i n g In de ruimtelijke ordening kan het navolgende schema worden gehanteerd voor typen paardenhouderijen. Discussienota - 19 december 2013 19

Paardenhouderijen Bedrijfsmatig Niet-bedrijfsmatig (hobby) Gebruiksgericht Productiegericht > Trainingsstallen < > Handelsstallen < > Maneges < > Pensions < > Hengstenstations < > KI-stations < > Opfokbedrijven < > Stoeterijen < Bij productiegerichte paardenhouderijen gaat het om een agrarische functie (aan te merken als een grondgebonden agrarisch bedrijf). De gebruiksgerichte paardenhouderijen zijn niet aan te merken als agrarische bedrijven, omdat hier geen agrarische producten worden voortgebracht. Bij niet-bedrijfsmatige paardenhouderijen gaat het om het houden van paarden vanuit hobbymatig oogpunt. De ruimtelijke consequenties voor het houden van meer dan een handvol paarden zijn vaak groot, vanwege voorzieningen als een paardenbak, rijhal en eventuele pensionstallen. 2. 6. 2 B e l e i d R i j k Het Rijk heeft geen specifiek beleid geformuleerd omtrent het thema paardenhouderijen. P r o v i n c i e Ook de provincie maakt onderscheid tussen productiegerichte paardenhouderijen - zoals paardenfokkerijen en paardenhandel - die vanuit die productiegerichtheid vaak een bepaalde mate van functionele binding met het landelijk gebied hebben, en gebruiksgerichte paardenhouderijen waar het recreatieve aspect en de ruiter/amazone centraal staan, zoals maneges. De begripsomschrijvingen hiervan sluiten aan bij de VNG Handreiking Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening van 2009. Productiegebonden paardenhouderijen worden 20 Discussienota - 19 december 2013

dan ook als agrarisch bedrijf aangemerkt. Gebruiksgerichte paardenhouderijen kunnen niet overal worden toegestaan. Stads- en dorpsranden vormen volgens het Streekplan de primaire zoekgebieden voor recreatieve voorzieningen als maneges en rijhallen. Daarnaast heeft het gebruik maken van bestaande accommodaties zoals voormalige boerderijen de voorkeur boven nieuwe vestigingen in het landelijk gebied. Er kan uitsluitend medewerking worden verleend aan het oprichten van gebruiksgerichte paardenhouderijen indien geen geschikte locatie kan worden gevonden in aansluiting op het bestaand stedelijk gebied en redelijkerwijs geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaand bouwperceel voor een voormalig agrarisch bedrijf of een voormalig bedrijf in het landelijk gebied. G e m e e n t e In het vigerende bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen productiegerichte paardenhouderijen en maneges. De bestaande productiegerichte paardenhouderijen en maneges zijn specifiek aangeduid. Er is gekozen om de productiegerichte paardenhouderijen specifiek aan te duiden gezien de verschillen in ruimtelijke uitstraling met andere agrarische bedrijven. Ook worden bepaalde vormen van paardenhouderijen in de jurisprudentie niet als agrarisch bedrijf aangemerkt. Onder productiegerichte paardenhouderijen worden paardenhouderijen verstaan waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair zijn gericht op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden. Ook deze definitie sluit aan bij de VNG Handreiking Paardenhouderij. Productiegerichte paardenhouderijen hebben een bouwvlak van 0,5 ha of een grotere omvang indien de bestaande bebouwde oppervlakte reeds groter is. Voor verdere vergroting van het bouwvlak is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Nieuwe productiegerichte paardenhouderijen kunnen met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid worden gevestigd op/bij bestaande agrarisch bedrijfslocaties of een voormalig agrarische bedrijfslocatie. Nieuwe gebruiksgerichte paardenhouderijen kunnen uitsluitend in de vorm van een manege bij een woonfunctie op een voormalige agrarische bedrijfslocatie worden gevestigd. Productiegebonden paardenhouderijen kunnen in beginsel overal worden toegestaan, voor nieuwvestiging van maneges zijn op voorhand bepaalde gebieden uitsloten. In het vigerende bestemmingsplan zijn paardenbakken bij agrarische bedrijven zonder beperkingen mogelijk. Paardenbakken voor hobbymatig gebruik met een maximale oppervlakte van 800 m 2 zijn in beginsel toegestaan bij agrarische bedrijven en woningen. Daarnaast moet een afstand tot de perceelsgrens van 5 m en 25 m van woningen van derden worden aangehouden. De situering van de paardenbakken dient plaats te vinden in aansluiting op en bij voorkeur achter de bestaande bebouwing, indien dit onmogelijk is mag de paardenbak naast de bedrijfswoning worden gesitueerd, maar wel achter de voorgevelrooilijn. Op de essen en binnen het beschermd gezicht Ravenswoud is voor de aanleg van de paardenbakken een omgevingsvergunning vereist. Discussienota - 19 december 2013 21

2. 6. 3 D i s c u s s i e p u n t e n - Gebruiksgerichte paardenhouderijen (waaronder maneges) als nevenactiviteit/vab en mede gericht op recreatie mogelijk maken bij afwijking/wijziging? (+ goede definitie/omschrijving mogelijkheden onder meer ten aanzien van bebouwing)? Gebiedsgericht toestaan? - Pensionstallen toestaan bij agrarische bedrijven/woningen? Grote pensionstallen aanmerken als gebruiksgerichte paardenhouderij? - Productiegerichte paardenhouderijen aanmerken als agrarisch bedrijf, of specifieke regeling voor paardenhouderijen met beperkingen ten aanzien van bebouwing? - Aanvullende voorwaarden opnemen met betrekking tot paardenbakken bij agrarische bedrijven? Onderscheid maken in paardenbakken bij woningen (hobbymatig) en bij paardenhouderijen/agrarische bedrijven (qua grootte, situering)? 2.7 V r i j k o m e n d e a g r a r i s c h e b e b o u w i n g ( V A B ) 2. 7. 1 I n l e i d i n g Door een toenemende schaalvergroting binnen de landbouw mag worden verwacht dat meer agrarische bedrijven c.q. activiteiten worden beëindigd. De agrarische bebouwing is echter in veel gevallen nog in een zodanige staat dat deze zou kunnen worden gebruikt voor andere doeleinden dan agrarisch. Dit hergebruik heeft echter voor- en nadelen. Een belangrijk voordeel is dat op deze manier wordt voorkomen dat kapitaalvernietiging plaatsvindt, maar ook leegstand en verpaupering worden tegengegaan. Ook kan het zijn dat de voormalige agrariër op deze manier een nieuwe bedrijfsmatige inkomstenbron weet te bewerkstelligen. In veel gevallen blijft de agrariër na bedrijfsbeëindiging namelijk ter plaatse wonen. Zeker wanneer het waardevolle karakteristieke gebouwen betreft, kan een functiewijziging van de gebouwen er toe bijdragen dat ze in stand kunnen worden gehouden. Cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden daarmee behouden. Uiteraard zijn er ook nadelen aan te wijzen bij de functieverandering van vrijkomende agrarische gebouwen. Zo kunnen nieuwe functies (milieu)overlast voor de omgeving opleveren en kan een ruime regeling voor functiewijziging leiden tot concurrentie met lokale bedrijventerreinen. Ook geldt het omgekeerde; bestaande bedrijvigheid kan een zekere milieubelasting leggen op nieuwe (milieugevoelige) functies, waardoor de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven kan worden belemmerd. 22 Discussienota - 19 december 2013

2. 7. 2 B e l e i d R i j k Het rijksbeleid bevat geen specifieke uitgangspunten met betrekking tot vrijkomende agrarische bebouwing en de invulling hiervan. Wel kan hierbij worden verwezen naar het behoud en de bescherming van cultuurhistorische elementen, waaronder bebouwing. Hierbij wordt verwezen naar het Besluit ruimtelijke ordening, waar in artikel 3.1.6 is opgenomen dat bij nieuwe ontwikkelingen rekening moet worden gehouden met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden. P r o v i n c i e De provincie staat in principe positief tegenover het hergebruik van vrijkomende (agrarische) bedrijfsgebouwen voor nieuwe niet-agrarische functies. Passend hergebruik draagt bij aan het behoud van karakteristieke bebouwing en zorgt voor nieuwe sociale en economische dragers in het landelijk gebied waarmee kapitaalvernietiging kan worden voorkomen. Niet-industriële bedrijven uit de milieucategorieën 1 tot en met 3 uit de VNG-brochure kunnen worden toegestaan, mits deze ruimtelijke en functioneel passen in de omgeving. Daarnaast zijn de functies wonen en zorg, recreatie, bepaalde maatschappelijke en horecavoorzieningen, ondergeschikte detailhandel en dienstverlenende bedrijven toegestaan in vrijkomende (agrarische) bedrijfsgebouwen. Er kan enige aanvullende nieuwbouw worden toegestaan, indien deze qua omvang duidelijk ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en ingepast is in het landschap. Woningen kunnen uitsluitend worden toegestaan in de voormalige bedrijfswoning en in aanwezige karakteristieke gebouwen. G e m e e n t e In het huidige bestemmingsplan is een regeling opgenomen op grond waarvan bij bedrijfsbeëindiging agrarische bedrijven kunnen worden omgezet naar de volgende functies: - wonen (uitsluitend in het hoofdgebouw, waarbij de bestaande hoofdvorm gehandhaafd dient te blijven); - landelijke bedrijven; - niet-landelijke bedrijven uit de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijven; - maatschappelijke voorzieningen; - recreatieve functies in de vorm van groepsaccommodatie, hotel en/of pension (uitsluitend binnen de bestemming Agrarisch gebied met landschappelijke en recreatieve waarden); - maneges (niet binnen de bestemming Agrarisch gebied met hoge landschappelijke en natuurlijke waarden en op de essen). De functies zijn uitsluitend toegestaan in combinatie met een woonfunctie. Behalve voor wonen en maatschappelijke voorzieningen mogen de gebouwen met maximaal 10% worden uitgebreid middels aanbouwen. Discussienota - 19 december 2013 23

2. 7. 3 D i s c u s s i e p u n t e n - Voorwaarden stellen aan de mogelijkheden tot nieuwe functies, in aansluiting op onder meer het provinciaal beleid en hierbij onderscheid maken in landelijke/niet-landelijke functies? Ten aanzien hiervan een gebiedsgericht beleid voeren? - Uitbreidingsmogelijkheden verruimen in overeenstemming met het provinciaal beleid? 24 Discussienota - 19 december 2013

3.1 3 G e b i e d s w a a r d e n L a n d s c h a p 3. 1. 1 I n l e i d i n g Een groot deel van de gemeente wordt gekenmerkt door een wegdorpenlandschap. De bebouwing ligt op de dekzandruggen in linten langs wegen. Loodrecht op deze wegen komt een regelmatige opstrekkende verkaveling voor. Het gebied rond Oosterwolde kenmerkt zich door esstructuren. Het kavelpatroon is onregelmatig. Het oostelijke deel van de gemeente en het gebied bij Haulerwijk behoren tot het hoogveenontginningslandschap. Het oostelijke deel van de gemeente kenmerkt zich door een zeer regelmatig verkavelingspatroon. Het gebied bij Haulerwijk onderscheidt zich nauwelijks van het wegdorpenlandschap. Alle wijken zijn gedempt en het gebied kenmerkt zich door een opstrekkende verkaveling loodrecht op de Haulerwijkstervaart. De jonge heideontginningen ten oosten van Elsloo hebben een geheel eigen karakter. Deze ontginningen kenmerken zich door een blokvormige verkaveling. 3. 1. 2 B e l e id R i j k Een beleidsuitgangspunt van het Rijk is het behoud van (waardevolle en kenmerkende) landschapselementen. P r o v i n c i e De provincie Fryslân heeft in haar beleid gebieden ingedeeld in landschapstypen. Het bestemmingsplan voor het buitengebied moet een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf bevatten waarin wordt aangegeven op welke wijze het plan invulling geeft aan blijvende herkenbaarheid van de kernkwaliteiten per landschapstype zoals aangegeven op en omschreven bij de kaart Landschapstypen, waaronder begrepen de kernkwaliteiten in de Nationale Landschappen. Het Streekplan hecht specifiek belang gehecht aan een zorgvuldige landschappelijke inpassing van uitbreidingslocaties, infrastructuur, recreatieve voorzieningen, agrarische bedrijven en windturbines. Ingevolge de provinciale omgevingsverordening dient een ruimtelijk plan een zorgvuldige inpassing binnen de landschappelijke kernkwaliteiten te borgen. Discussienota - 19 december 2013 25

In het geval een ruimtelijk plan voorziet in het bouwen van nieuwe woningen (saldoregeling woningen), schaalvergroting in de landbouw of het bouwen van stallen met een hogere goothoogte dan 5 m dient gemotiveerd te worden dat dit inpasbaar is binnen de kernkwaliteiten van het betreffende landschapstype, zoals aangegeven op de kaart Landschapstypen. G e m e e n t e De gemeentegronden zijn in het vigerende bestemmingsplan gebiedsgericht bestemd. In de gemeente komen gebieden voor met specifieke kenmerken en waarden op het gebied van geomorfologie, archeologie, landschap en natuur. Deze kenmerken en waarden hebben in het bestemmingsplan aanleiding gegeven tot een keuze voor behoud, herstel en/of ontwikkeling daarvan en derhalve tot een bepaalde indeling in deelgebieden. Hierbij is ook rekening gehouden met de belangen van gebruikers van het gebied. Op grond van de landschappelijke waarden is in de agrarische gebiedsbestemmingen onderscheid gemaakt in de volgende bestemmingen: - agrarisch gebied; - agrarisch gebied met landschappelijke (al dan niet met recreatieve) waarden; - agrarisch gebied met hoge landschappelijke en natuurlijke waarden. Een agrariër mag binnen elke gebiedsbestemming een aaneengesloten bouwvlak van 1,5 ha bebouwen, gerekend vanuit het op de kaart getekende bouwvlak (met uitzondering van nevenberoepsbedrijven). Voorwaarde hierbij is dat niet voor de naar de weg gekeerde zijde van het getekende bouwvlak wordt gebouwd. Binnen de agrarisch met waarden bestemmingen is als voorwaarde opgenomen dat de breedte van het bouwvlak (langs de weg gemeten) ten hoogste 100 m mag bedragen en de diepte ten hoogste 200 m, waardoor diepe bouwvlakken worden gestimuleerd. Uitsluitend binnen de bestemming Agrarisch gebied is het mogelijk middels een vrijstelling mestopslagplaatsen buiten het bouwvlak toe te staan. Een ander verschil is dat de gebiedsbestemmingen regelingen zijn opgenomen om de aanwezige landschappelijke waarden te beschermen. Bij vrijstellingen en wijzigingen moet getoetst worden aan de in de bestemming beschreven waarden. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden wordt getoetst aan de uitgangspunten van het landschapsbeleidsplan Zuidoost Friesland 2004-2014. 3. 1. 3 D i s c u s s i e p u n t e n - Specifieke regels verbinden aan kenmerkende, gemeentelijke landschapsstructuren en op basis hiervan de bouwmogelijkheden/ontwikkelmogelijkheden bepalen van diverse functies in het buitengebied? 26 Discussienota - 19 december 2013

3.2 N a t u u r 3. 2. 1 I n l e i d i n g Onder het aspect natuur zijn zowel de flora als de fauna te bevatten. Naast de beschermde soorten (onder andere drie beschermingsregiems op grond van de Flora- en faunawet) zijn er ook beschermde natuurgebieden (onder andere de Natura 2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur). 3. 2. 2 B e l e i d R i j k In het rijksbeleid hebben diverse natuurgebieden een beschermde status gekregen op grond van de aanwezige natuurwaarden. Dit is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998 (zoals Natura 2000 gebieden). Daarnaast is de soortenbescherming geregeld in de Flora- en faunawet. Bij onder andere nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen negatieve effecten op de beschermde soorten (zowel flora als fauna) uitgesloten te worden. Natuurbeschermingswet Natura 2000 is het Europese beleid om de biodiversiteit in natuurgebieden te beschermen. Voor de natura 2000 gebieden gelden instandhoudingsdoelen: bepaalde habitattypes die daar voorkomen moeten in stand worden gehouden. Om dat mogelijk te maken is het een vereiste dat de neerslag van stikstof - de stikstofdepositie - wordt teruggedrongen. In Nederland is de regelgeving geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998. Op grond van deze wet moet voor nieuwe ontwikkelingen een vergunning aangevraagd worden, deze aanvraag wordt getoetst aan de depositie. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) Momenteel wordt gewerkt aan de Programmatische Aanpak Stikstof. Deze aanpak gaat uit van economische ontwikkeling (inclusief 2,5% groei) in combinatie met generiek beleid om de stikstofdepositie te laten dalen. Aan de andere kant worden herstelmaatregelen in de Natura 2000-gebieden genomen om de te hoge stikstofdepositie te mitigeren. Met dit pakket aan maatregelen wordt gegarandeerd dat de Natura 2000-doelen van gebieden worden gehaald en niet in gevaar komen. Voor de landbouw betekent dit bijvoorbeeld dat ontwikkelingsruimte vrij komt voor groei van bedrijven. Dit houdt in dat op locaties de stikstofemissie kan toenemen (in veel gevallen zonder Natuurbeschermingswetvergunning) en daarmee ook de stikstofdepositie van het bedrijf. Op zich kan deze stijging een nadelig gevolg hebben voor nabijgelegen stikstofgevoelige habitats. Echter, door het generieke pakket aan maatregelen en de stoppende bedrijven wordt de totale daling van de depositie op de habitats Discussienota - 19 december 2013 27

gerealiseerd. Op het moment van inwerkingtreding van de PAS (naar begin 2014) dienen initiatieven hieraan getoetst te kunnen worden. P r o v i n c i e EHS gebieden Voor de gronden die behoren tot de EHS, wordt volgens de provinciale omgevingsverordening in een ruimtelijk plan een passende bestemmingsregeling opgenomen die voorziet in bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden. Medegebruik van de EHS is toegestaan zolang dit geen afbreuk doet aan de waarden. Binnen de EHS zijn geen ontwikkelingen toegestaan die significante negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Indien de gronden binnen de EHS nog niet zijn aangekocht of als natuurgebied worden beheerd is voortzetting van het bestaande gebruik (inclusief de bestemmingsregeling) mogelijk, met dien verstande dat nieuwe bebouwing en nieuwe gebruiksvormen die de beoogde natuurontwikkeling onomkeerbaar in de weg staan niet zijn toegestaan. Voorbeelden hiervan zijn wegaanleg, een uitbreidingslocatie bij een kern, of vestiging van een agrarisch bedrijf. Natuur buiten de EHS De provinciale omgevingsverordening bevat ook regels ten aanzien van natuurwaarden buiten de EHS. Het gaat om: - bestaande natuurgebieden buiten de EHS, zoals bestaande bosgebieden; - natuurwaarden in agrarisch gebied; dit kunnen natuurelementen zijn zoals houtsingels en waterelementen, en agrarische gebieden die voor weidevogels geschikt zijn. Bestaande natuurgebieden dienen een passende natuurbestemming te krijgen. Kleinere natuurelementen in agrarisch gebied - zoals houtwallen, singels, waterlopen en pingoruïnes - kunnen in een agrarische bestemming geregeld worden. In gebieden waar de rust, de openheid en de mate van verstoring nog zodanig zijn, dat deze gebieden (in potentie) geschikt zijn voor weidevogels zijn als weidevogelgebieden aangewezen op een provinciale kaart Openheid en rust bij het provinciale Werkplan weidevogels in Fryslân. Volledige fixatie van deze gebieden is niet gewenst omdat door actuele ontwikkelingen wijzigingen in de begrenzing kunnen optreden. Substantiële bebouwing, beplanting en verharding ten behoeve van nietagrarische ontwikkelingen (zoals een uitbreidingslocatie, de aanleg van een weg, een grootschalige nutsvoorziening, een cluster windturbines, of naar aard en schaal vergelijkbare ontwikkelingen) zijn in de bestaande natuurgebieden en binnen de weidevogelgebieden in principe niet toegestaan, tenzij sprake is van een noodzakelijke ruimtelijke ingreep van openbaar belang. Onder openbaar belang kunnen ook bovenlokaal of lokaal georiënteerde, soms kleinschaliger ontwikkelingen vallen op het gebied van woningbouw (zoals een 28 Discussienota - 19 december 2013

uitbreidingslocatie bij een kern), (verblijfs-)recreatie, infrastructuur (zoals een rondweg of een (landbouw)ontsluitingsweg), een cluster windturbines en nutsvoorzieningen, mits de noodzaak daarvan redelijkerwijs aantoonbaar is. Een ingreep kan als noodzakelijk worden aangemerkt, indien buiten het natuurgebied of het weidevogelgebied redelijkerwijs geen vergelijkbare locatie gevonden kan worden die voldoet aan de locatie-eisen van de beoogde en maatschappelijk gewenste functie. Voor het toestaan van ontwikkelingen in EHS gebieden en bestaande natuurgebieden (inclusief weidevogelgebieden) gelegen buiten de EHS is compensatie vereist. De uitgangspunten voor compensatie zijn voor natuur buiten de EHS soepeler dan voor de EHS. G e m e e n t e In het vigerende bestemmingsplan is onderscheid gemaakt in drie natuurbestemmingen. Natuurgebied 1 (SBZ Fochteloërveen) Het natuurgebied Fochteloërveen is bestemd als Natuurgebied 1. De gronden zijn bestemd voor de bescherming van de instandhoudingsdoelstelling die voor dit Habitatrichtlijngebied is bepaald. Natuurgebied 2 (SBZ Drents-Friese Wold/Schaopedobbe) De gebieden Drents-Friese Wold, Schaopedobbe en enkele aangrenzende gebieden zijn bestemd als Natuurgebied 2. De gronden zijn bestemd voor de bescherming van de instandhoudingsdoelstelling die voor dit Habitatrichtlijngebied is bepaald. Natuurgebied 3 (overige natuurgebieden) Alle overige natuurgebieden in het plangebied zijn aangegeven met Natuurgebied 3 en zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden. In het bestemmingsplan is natuurontwikkeling van agrarische gronden mogelijk via een wijzigingsplan. Voorwaarde is dat deze ontwikkeling in overeenstemming moet zijn met de afspraken gemaakt in het kader van het ROM-project Zuidoost Friesland en de gronden dienen te zijn verworven door een natuurbeherende instantie. Uiteraard vormt bij de verwerving van gronden vrijwilligheid het uitgangspunt. Binnen de drie bestemmingen Natuurgebied kunnen de gronden worden ingericht voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden. Naast de regels die door de Vogel- en Habitatrichtlijn worden gesteld, zijn nadere regels gesteld ten aanzien van het grondgebruik. Binnen de speciale beschermingszones is een habitattoets nodig wanneer activiteiten plaatsvinden dien leiden tot versnippering of areaalverkleining. Een Discussienota - 19 december 2013 29

voorbeeld van versnippering is het aanleggen van wegen en paden. Ook is nieuwvestiging van agrarische bedrijven binnen deze gebieden uitgesloten. 3. 2. 3 D i s c u s s i e p u n t e n - Aansluiten bij provinciaal beleid of strengere regels? - Hoe om te gaan met nieuwe natuur? 3.3 W a t e r 3. 3. 1 I n l e i d i n g Het buitengebied van Ooststellingwerf beschikt over verscheidene waterhuishoudkundige elementen. Het gaat hierbij zowel om waterlopen als om waterplassen. De afwatering in de gemeente Ooststellingwerf verloopt hoofdzakelijk in zuidwestelijke richting via de Tjonger, Linde, Haulerwijkstervaart en Opsterlandsche Compagnonsvaart. Het grootste gedeelte van de gemeente watert af via de Tjonger. Het gebied ten zuiden van Appelscha watert in zuidelijke richting af via de beekdalen van de Vledder en Waperserveensche Aa. 3. 3. 2 B e l e i d R i j k In het Nationaal Waterplan (2009) is het huidige waterbeleid van het Rijk verwoord. Duurzaam waterbeheer is het algemene beleidsuitgangspunt in dit plan. In het landelijke beleidsdocument worden maatregelen beschreven die tot doel hebben de veiligheid en leefbaarheid in Nederland te waarborgen (waaronder bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water). Ook is een uitgangspunt het benutten van de kansen die het water biedt, onder meer met betrekking tot het gebruik. P r o v i n c i e Op grond van het provinciaal beleid zijn ter bescherming en behoud van regionale keringen specifieke regels opgenomen. Het betreft hierbij onder meer grondwaterbergingsgebieden en waterkeringen. In Ooststellingwerf zijn geen regionale waterkeringen en grondwaterbergingsgebieden aanwezig. G e m e e n t e De belangrijkste waterelementen zijn in de huidige bestemmingsplannen voorzien van een specifieke bestemming. Dit betreft de vaarwegen. In de gebiedsbestemmingen worden de landschappelijke en natuurlijke waarden van overige waterelementen beschermd. 30 Discussienota - 19 december 2013

3. 3. 3 D i s c u s s i e p u n t e n - Specifieke regeling betreffende watergangen met cultuurhistorisch belang opnemen? In het kader van het thema water zullen tevens gesprekken met het waterschap worden gevoerd. 3.4 A r c h e o l o g i e e n c u l t u u r h i s t o r i e 3. 4. 1 I n l e i d i n g Het merendeel van het archeologisch erfgoed is onzichtbaar en is daardoor zeer kwetsbaar voor ruimtelijke ontwikkelingen die met bodemingrepen gepaard gaan. Archeologische waarden zijn onvervangbaar en niet te compenseren. Om deze reden is het belangrijk om enkele beschermende maatregelen te nemen. 3. 4. 2 B e l e i d R i j k Archeologische waarden in de ondergrond dienen op grond van de Monumentenwet te worden behouden en beschermd. Het betreft hier zowel de bekende archeologische terreinen als gebieden met een archeologische verwachtingswaarde, aangezien in deze gebieden zich archeologische waarden kunnen bevinden. Daarnaast is er sinds 1 januari 2012 een bredere verplichting om rekening te houden met cultuurhistorische waarden (opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening). Een aantal waardevolle panden in het buitengebied is aangewezen als rijksmonument. Rijksmonumenten zijn beschermd op grond van de Monumentenwet 1988, waardoor een nadere regeling in het bestemmingsplan hiervoor niet noodzakelijk is. Ravenswoud is door het rijk aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Op grond van de Monumentenwet dient in het bestemmingsplan ter bescherming van dit beschermd dorpsgezicht een regeling te worden opgenomen. P r o v i n c i e De provincie heeft het bodemarchief zo goed mogelijk in kaart gebracht op de FAMKE: Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. De FAMKE is in de eer- Discussienota - 19 december 2013 31

ste plaats gebaseerd op twee bestaande landelijke kaarten: de Archeologische Monumentenkaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). Daarnaast houdt de FAMKE rekening met de kans dat de mogelijk aanwezige archeologische resten verstoord zijn. Aan de andere kant houdt de FAMKE ook rekening met de omvang van de bodemingreep. De adviezen die voor de verschillende zones in Fryslân gegeven worden variëren van streven naar behoud' tot geen nader onderzoek nodig'. Deze adviezen geven aan welke vervolgstappen noodzakelijk zijn om op een verantwoorde manier om te gaan met het bodemarchief in een nieuw te maken bestemmingsplan, een bestemmingsplanwijziging, een ontgronding of een sanering. In de omgevingsverordening is verder bepaald dat in de plantoelichting van een ruimtelijk plan wordt aangegeven op welke wijze het plan rekening houdt met: a. cultuurhistorische elementen en structuren, zoals aangegeven op de van de verordening deel uitmakende Cultuurhistorische kaarten; b. de wijze van onderzoek naar en bescherming van archeologische waarden en verwachtingswaarden zoals aangegeven op de FAMKE. G e m e e n t e De gemeente is bezig met het opstellen van archeologiebeleid vervat in de Nota Archeologie met een daarbij behorende Archeologische beleidsadvies kaart. Deze nota zal in het nieuwe bestemmingsplan worden verwerkt. In het vigerende bestemmingsplan zijn de cultuurhistorische waarden het beschermd gezicht Ravenswoud en het karakteristieke wijkenpatroon beschreven. Om het karakteristieke wijkenpatroon te behouden is aanlegvergunning vereist voor het graven of dempen van sloten en andere watergangen. De karakteristieke panden binnen het beschermd gezicht Ravenswoud zijn aangeduid op de plankaart. De hoofdvorm van de panden dient gehandhaafd te blijven. 3. 4. 3 D i s c u s s i e p u n t e n - Doorvertalen archeologische onderzoeksverplichting ter behoud en bescherming van de aanwezige archeologische waarden (zowel bekende als verwachte waarden)? - Een beschermende regeling opnemen voor cultuurhistorische waarden (bebouwing en erven) en landschap/structuren? - Stimuleringsregeling opnemen ten behoeve van het behoud van karakteristieke panden (door in deze panden meer mogelijkheden ten aanzien van functies te geven)? 32 Discussienota - 19 december 2013