Openbare startersfondsen en private startersprivaks: startschot gegeven

Vergelijkbare documenten
Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

KB van 1 april 2016 tot wijziging van het KB/WIB 92, inzake de belastingvermindering voor de verwerving van

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

De bewijsregeling inzake de Tax Shelter voor het investeren in startersvennootschappen: thans verder uitgewerkt ( 1 )

Is er een evolutie op komst in de reglementering op het vlak van AICB s?

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN

RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN

Tax shelter voor startende ondernemingen

Tax shelter voor startende ondernemingen (binnen 4 jaar na oprichting)

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

De Tax Shelter voor het investeren in aandelen van niet-genoteerde startersvennootschappen

De Tax Shelter voor het investeren in aandelen van niet-genoteerde startersvennootschappen

De Tax Shelter voor het investeren in startersvennootschappen. Bewijsregeling thans gepubliceerd.

HANDLEIDING START-UP PLAN

We bespreken hieronder deze nieuwe regeling die vanaf aanslagjaar 2019 (dus investeringen in 2018) in werking treedt.

Beslissing tot het verlenen van een voorafgaand akkoord Statuut van openbare instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen

Home > FAQ Tax shelter voor startende ondernemingen (vennootschappen) - Versie van toepassing op aandelen u...

We bespreken hieronder deze nieuwe regeling die, als alles goed gaat bij de parlementaire besprekingen, vanaf 2018 van toepassing zal zijn.

De Tax Shelter voor het investeren in aandelen van niet-genoteerde starters in de Programmawet 2015

Nieuw regelgevend kader inzake crowdfunding

2. Wat is het fiscale voordeel?

In het ontwerp van programmawet werden een aantal maatregelen opgenomen die het starten van een onderneming moeten aanmoedigen.

HANDLEIDING START-UP PLAN

De Tax Shelter voor het investeren in aandelen van niet-genoteerde starters in de Programmawet 2015

De institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen. Hoofdstuk II. Bedrijfsvergunning en bedrijfsuitoefening

De Tax Shelter voor het investeren in aandelen van niet-genoteerde starters in de Programmawet 2015

23 december 2015 AANVULLING OP HET PROSPECTUS

Wijzigingen aan de Prospectuswet (Wet 16 juni 2006) door de Wet van 11 juli 2018 (B.S. 20 juli 2018).

Verlaagde vennootschapsbelastingen vanaf 1 januari 2018!

CROWDFUNDING JURIDISCHE EN FISCALE ASPECTEN. Georg Szabo - Advocaat gebruik toegestaan mits vermelding bron

MINNELIJKE SCHIKKING GEFORMULEERD DOOR DE AUDITEUR VAN DE FSMA EN WAARMEE GROENKRACHT CVBA IN VEREFFENING HEEFT INGESTEMD

BIJZONDER VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR AAN DE AANDEELHOUDERS

N Financiële planners A2 Brussel, 27 maart 2014 MH/SL-EDJ/AS ADVIES. over

EERSTE AANVULLING OP PROSPECTUS LUM.INVEST. Lum.Invest BVBA Hof Ter Mere Gent Ondernemingsnummer:

Seminarie bij de start van het nieuwe fiscale werkjaar

De private privak: nieuwe impuls dankzij versoepeling van de regelgeving?

* * * * * * Overwegende dat het onderzoek tot de volgende vaststellingen heeft geleid:

Deceuninck Naamloze vennootschap Brugsesteenweg Roeselare RPR Gent, afdeling Kortrijk BTW BE (de Vennootschap )

Inwerkingtreding van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders

Aanvulling van [ ] op het Prospectus dat op 5 mei 2015 door de FSMA werd goedgekeurd De Aanbieder wordt geadviseerd door

De private privak: nieuwe impuls dankzij versoepelde regelgeving?

Nieuw gespecialiseerd vastgoed beleg - gings fonds met fiscaal gunststatuut

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot het voorstel tot wijziging van het prospectus van

FSMA_2014_04 dd. 26 juni 2014 (update 27 oktober 2016)

VERSOEPELING VAN DE VOORWAARDEN VOOR HET AANHOUDEN VAN HET SOLVAC-AANDEEL

VERSOEPELING VAN DE VOORWAARDEN VOOR HET AANHOUDEN VAN HET SOLVAC-AANDEEL

CARE PROPERTY INVEST Naamloze Vennootschap. Openbare vastgoedbevak naar Belgisch recht

Corporate Governance Charter

FSMA_2017_17 dd. 28 september

Fiscaliteit van beleggingen door een vennootschap. Jobert Van In 05/12/2013

INFORMATIENOTA OVER HET KEUZEDIVIDEND KEUZEPERIODE VAN 30 NOVEMBER TOT EN MET 11 DECEMBER 2015 (16.00 UUR (CET))

BIJZONDER VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR AANGAANDE DE INBRENG IN NATURA IN HET KADER VAN EEN KEUZEDIVIDEND (ARTIKEL 602 W.VENN.)

Beheersreglement life opportunity 3

Crowdfunding in België - een stand van zaken

CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN. Levensverzekeringsverrichtingen verbonden met beleggingsfondsen.

OPROEPING TOT DE BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS

BELGISCHE BIJLAGE BIJ HET UITGIFTEPROSPECTUS SAINT-HONORE INDE

De Uitgifte staat voor (Nieuwe) Aandeelhouders open tegen een deelnamebedrag van minimaal EUR , exclusief Uitgiftevergoeding.

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

PUNCH INTERNATIONAL NAAMLOZE VENNOOTSCHAP 9830 Sint-Martens-Latem, Koperstraat 1A RPR (Hierna, de Vennootschap )

Eerste aanvulling dd. 27 maart 2018 op de door de FSMA op 5 juli 2017 goedgekeurde prospectus

Inhoud. Inleiding 15 I ROERENDE VOORHEFFING Bepaling van de belastbare grondslag van de R.V Tarief van de R.V. 24

Te stellen vragen bij het opzetten van een crowdfundingproject

UITNODIGING VOOR DE BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS

1. Wettelijke context Europa België Vennootschap... 3

Startende ondernemingen : tax shelter voor investeringen in aandelen. Startende ondernemingen : tax shelter voor investeringen in aandelen

Openbaar aanbod van aandelen van de Europese Coöperatieve Vennootschap NewB

Vereenvoudigd prospectus: compartiment KBC BONDS CAPITAL FUND

II. GEKOZEN BENADERING VOOR DE IMPLEMENTATIE VAN DE PROSPECTUSVERORDENING

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus

FSMA_2018_09 dd. 22/06/2018. Openbare aanbiedingen en toelatingen tot de notering van beleggingsinstrumenten.

Richtsnoeren. Richtsnoeren met betrekking tot centrale begrippen van de AIFMD ESMA/2013/611

De belangrijkste risico s verbonden aan hypothecaire leningen met kapitaalopbouw waarbij een levensverzekering wordt afgesloten, zijn de volgende:

De Uitgifte staat voor (Nieuwe) Aandeelhouders open tegen een deelnamebedrag van minimaal EUR , exclusief Uitgiftevergoeding.

BIJLAGE G: Icbe-beleggingsrestricties

DECEUNINCK Naamloze vennootschap die een openbaar beroep op het spaarwezen doet 8800 Roeselare, Brugsesteenweg

XI. TOEGESTAAN KAPITAAL 239 NV XXX

Incorporatie van reserves aan 10% Vers KMO kapitaal. 14 november 2013

Ontbinding en vereffening

1. Verslag van de Raad van Bestuur dd. 07/09/2010 dat de omstandige verantwoording inhoudt van het

Openbaar aanbod van aandelen van de Europese Coöperatieve Vennootschap NewB

Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet!

Effectenleningen en cessies-retrocessies van effecten

Vrijstellingsregeling Wet toezicht effectenverkeer 1995


Managed Funds Balanced Fund 1

VOLMACHT. De ondergetekende, (volledige naam en adres van de aandeelhouder; voor een rechtspersoon, volledige benaming, zetel en ondernemingsnummer)

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus

o jaaromzet: excl. btw; o balanstotaal: ; o gemiddeld personeelsbestand: 50.

Certificaat van aandelen in ISG Groeifonds BV

Vereenvoudigd prospectus: compartiment KBC BONDS INCOME FUND

Meerwaarden op aandelen: Vindt u uw weg in de praktijk?

Vergelijkende matrix vennootschapsvormen (Stibbe-rapport: Onderzoek naar de financieel-juridische aspecten van een Energie Conversie Park)

De private privak: tweede keer goede keer?

Referentiemunt van de sicav: KBL European Private Bankers SA Ernst & Young; 7, Parc d Activité Sydrall, L-5365 Munsbach

Transcriptie:

Nieuwsbrieven en tijdschriften - Fiscale Actualiteit Openbare startersfondsen en private startersprivaks: startschot gegeven Tax shelter voor starters Fiscale Actualiteit nr. 2017/16, pag. 3-7, 20-26 april 2017 Het regime van de tax shelter voor startende ondernemingen werd al medio 2015 geïmplementeerd (programmawet van 10 augustus 2015, BS 18 augustus 2015, Fisc. Act. 2015, 16/1 en 23/7). Maar de uitvoeringsregels kregen pas doorheen de tijd vorm. Zo werden de regels voor de crowdfundingplatformen pas eind 2016 geformaliseerd (wet van 18 december 2016, Fisc. Act. 2017, 3/6 en 3/14). In een volgende stap wordt nu ook het wettelijk kader voor onrechtstreekse investeringen via openbare startersfondsen en private startersprivaks van kracht (KB van 5 maart 2017, BS 30 maart 2017). Daarmee kan ook dat onderdeel van de regeling effectief in werking treden. Investeringen in het kapitaal van startende ondernemingen worden sinds de programmawet van 10 augustus 2015, zoals aangevuld door de wet van 18 december 2016 fiscaal aangemoedigd. Voor investeringen in starters krijgen particuliere investeerders immers een belastingvermindering van 30 % (of 45 %, voor rechtstreekse investeringen in micro-ondernemingen). De fiscaal aangemoedigde investeringen kunnen vier verschillende vormen aannemen (zie ook Fisc. Act. 2017, 3/6): i. ii. iii. iv. investeringen rechtstreeks in het kapitaal van de startende onderneming (de investeerder ontvangt m.a.w. aandelen van de startende onderneming zelf), zonder tussenkomst van een crowdfundingplatform (zgn. onderhandse investeringen) (art. 145/26 1 lid 1 a WIB 92); investeringen rechtstreeks in het kapitaal van de startende onderneming (de investeerder ontvangt m.a.w. aandelen van de startende onderneming zelf), met tussenkomst van een crowdfundingplatform (zgn. equity crowdfunding, in de strikte zin van het woord) (art. 145/26 1 lid 1 a WIB 92); onrechtstreekse investeringen in het kapitaal van de startende onderneming via een one-to-one financieringsvehikel (de investeerder ontvangt m.a.w. aandelen van het financieringsvehikel) (art. 145/26 1 lid 1 b WIB 92); onrechtstreekse investeringen in het kapitaal van meerdere startende ondernemingen via een openbaar starterfonds of een private startersprivak (de investeerder ontvangt m.a.w. rechten van deelneming van de beleggingsvennootschap) (art. 145/26 1 lid 1, c WIB 92). Theoretisch gezien konden de fiscale voordelen reeds bekomen worden voor aandelen of rechten van deelneming die zijn uitgegeven sinds 1 juli 2015. Maar in de praktijk was die datum enkel relevant voor onderhandse investeringen (categorie (i)), omdat het uitvoerend kader voor de overige alternatieven nog even op zich liet wachten. Zo kregen de regels inzake kwalificerende crowdfundingplatformen pas vorm met de wet van 18 december 2016. Onrechtstreekse investeringen via beleggingsvennootschap Met het KB van 5 maart 2017 met betrekking tot de openbare startersfondsen en de private startersprivaks (BS 30 maart 2017) kan het fiscaal kader voor onrechtstreekse investeringen via beleggingsvennootschappen (art. 145/26 1 lid 1 c WIB 92) nu ook in de praktijk vertaald worden. Het KB bevat immers de specifieke regels waarbinnen die beleggingsvehikels vorm kunnen krijgen [Daarnaast moet rekening gehouden worden met het algemeen wettelijk kader, vervat in de wet van 16 juni 2006 (op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt), de wet van 16 juni 2014 (betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders) en het KB van 23 mei 2007 m.b.t. de private privak. Het specifieke karakter van het openbaar startersfonds en de private startersprivak verklaart waarom enkele afwijkende regels van toepassing zijn voor die AICB's. Tot de afwijkingen hoort o.m. de vrijstelling van het 1/5

opmaken van een halfjaarlijks verslag, waaraan openbare beleggingsvennootschappen klassiek wel onderhevig zijn. De vrijstelling vloeit voort uit de doelstelling de kostenstructuur van het vehikel te drukken.]. Zowel de openbare startersfondsen als de private startersprivaks gelden als alternatieve instellingen voor collectieve belegging (AICB). Die beleggingsvehikels moeten de vorm aannemen van een beleggingsvennootschap. Een gemeenschappelijk beleggingsfonds, zonder rechtspersoonlijkheid, is dus uitgesloten. Bovendien moet het gaan om een beleggingsvennootschap met een vast aantal rechten van deelneming, m.a.w. een AICB van het besloten type. Besloten AICB De keuze van de wetgever voor het besloten karakter van de AICB's is te verklaren doordat de onderliggende activa (met name de aandelen van starters) niet vlot realiseerbaar zijn, bij gebrek aan een liquide markt. Een open structuur, waarbij rechten van deelneming continu worden uitgegeven, of op verzoek van de deelnemers worden ingekocht door de beleggingsvennootschap, tegen inventariswaarde, ten laste van hun activa, is in de gegeven omstandigheden dan ook niet haalbaar. Het illiquide karakter van de onderliggende assets verklaart overigens ook waarom uitkering in natura, van de activa van het startersfonds aan zijn deelnemers, bij wet verboden is (art. 12 KB van 5 maart 2017; verslag aan de Koning bij het KB, p. 5). Het illiquide karakter van de belegging situeert zich niet enkel op het niveau van de activa die deel uitmaken van de beleggingsportefeuille van het openbaar startersfonds of de private startersprivak, maar ook op het niveau van de deelgerechtigdheden van die beleggingsvehikels zelf. Principieel moet een AICB met een vast aantal rechten van deelneming toegelaten worden tot de verhandeling op een gereglementeerde markt, om de beleggers een mogelijkheid tot uittreding te bieden. Maar voor de betrokken beleggingsvennootschappen wordt zo'n notering zoals verduidelijkt in het verslag aan de Koning niet opportuun geacht: (i) niet alleen zal de omvang van hun portefeuille wellicht te beperkt zijn om een notering aantrekkelijk en economisch verantwoord te maken, maar ook (ii) dreigen de principes van artikel 145/26 WIB 92 tot een ongunstige koersevolutie te leiden. Dat artikel beperkt de belastingvermindering voor particuliere investeerders immers tot nieuw uitgegeven rechten van deelneming, waardoor deelgerechtigdheden die op de secundaire markt worden verkregen (via de beurs), per definitie uitgesloten zijn van het fiscale voordeel. Om toch een exit-mogelijkheid te verzekeren voor particuliere beleggers die ervoor opteren in een openbaar startersfonds of private startersprivak te investeren, wordt voor die beleggingsvennootschappen een maximale duurtijd van 12 jaar verankerd in de wet (art. 11 1 KB van 5 maart 2017). Die termijn kan wel verlengd worden, als de statuten erin voorzien, en mits goedkeuring van de aandeelhouders (art. 11 2 KB van 5 maart 2017). Het KB stelt voorts dat geen kapitaalverhogingen mogen worden doorgevoerd tijdens de laatste vier jaar vóór de einddatum van het fonds, tenzij de inschrijvers op de kapitaalverhoging er vóór hun inschrijving schriftelijk van op de hoogte zijn gebracht dat zij niet in aanmerking komen voor de belastingvermindering van artikel 145/26 WIB 92 (art. 11 3 KB van 5 maart 2017). Die opmerking is ongenuanceerd geformuleerd, en gaat voorbij aan het feit dat de belastingvermindering finaal wordt toegekend a rato van het aantal maanden (vanaf 31 december van het jaar waarin de beleggingsverplichting op het niveau van de beleggingsvennootschap wordt voldaan) waarin de investeerder zijn deelgerechtigdheden aanhield (vóór de vereffening van de beleggingsvennootschap). Een investering tijdens de laatste vier jaar zal er dus weliswaar toe leiden dat een deel van de belastingvermindering verloren gaat (in functie van het aantal nog resterende volle maanden tot het verstrijken van de houdtermijn van 48 maanden). Maar dat betekent niet dat er geen enkele belastingvermindering is (voor alle duidelijkheid: voor de oorspronkelijke intekenaars verandert er niets: de kapitaalverhoging maakt geen einde aan het besloten karakter van het fonds). Openbare startersfondsen Openbare startersfondsen zijn AICB's die openstaan voor retailbeleggers. Zij zijn onderworpen aan het toezicht van de FSMA, en moeten daar (desgevallend per compartiment) ook vooraf ingeschreven worden. Als een startersfonds meerdere compartimenten heeft, moet minstens één daarvan gericht zijn op investeringen in starters, die het recht openen op een belastingvermindering in hoofde van de achterliggende particuliere 2/5

investeerder. Zo'n compartiment wordt onder de noemer van starterscompartiment geplaatst. De regels die bij het KB van 5 maart 2017 worden geformaliseerd, hebben quasi uitsluitend betrekking op die compartimenten. Als er geen compartimenten zijn, zijn de regels op het niveau van de beleggingsvennootschap van kracht. In het verslag aan de Koning wordt verduidelijkt dat het werken met verschillende compartimenten, de beleggingsvennootschap in staat kan stellen om in een onderneming te beleggen in verschillende stadia van haar ontwikkeling. Compartimenten die geen starterscompartimenten zijn, kunnen immers ook investeren in een vennootschap als de opstartfase van vier jaar voorbij is. In dat kader is het ook mogelijk dat aandelenparticipaties verschoven worden van het ene compartiment van de beleggingsvennootschap naar het andere. Voor dergelijke verrichtingen voorziet het KB in een specifieke belangenconflictregeling (art. 15 KB van 5 maart 2017), die onder meer een informatieverstrekking aan de achterliggende beleggers en een verplichte waardering door een onafhankelijke externe waarderingsdeskundige omvat. Om ingeschreven te worden, moet een openbaar startersfonds een dossier indienen bij de FSMA. Dat dossier moet onder meer een gedetailleerde beschrijving omvatten van het beleggingsbeleid dat het fonds zal voeren (art. 4 1 9 KB van 5 maart 2017). Op het niveau van de starterscompartimenten (of het startersfonds zelf, als er geen compartimenten zijn), moeten de beleggingsverplichtingen van artikel 145/26 gerespecteerd worden (art. 20 KB van 5 maart 2017). Dat impliceert dat zij (i) mogen investeren in aandelen van kwalificerende startende ondernemingen, die worden uitgegeven bij de oprichting van de starter, of een kapitaalverhoging binnen vier jaar na de oprichting (weliswaar beperkt tot starters waar de aansprakelijkheid van de vennoten niet verder reikt dan hun inbreng art. 32 KB van 5 maart 2017) en (ii) liquide middelen mogen aanhouden bij een kwalificerende kredietinstelling. Voor de samenstelling van zijn portefeuille, moet het compartiment (of de beleggingsvennootschap) zich conformeren aan de begrenzingen die artikel 145/26 WIB 92 oplegt. De compartimenten van het fonds die niet als starterscompartiment gelden, zijn veel minder strikt gereglementeerd. Dergelijke compartimenten mogen binnen bepaalde grenzen zowel aandelen als obligaties in portefeuille hebben, evenals opties en alle andere waardepapieren die het recht verlenen om effecten te verwerven of te vervreemden alsook alle kredietvormen. De wet legt slechts de restrictie op dat die compartimenten niet mogen beleggen in genoteerde vennootschappen. Ten opzichte van een rechtstreekse investering, biedt een onrechtstreekse investering via een beleggingsvennootschap het voordeel dat het risico van de investering gereduceerd kan worden door een diversificatie in de portefeuille te brengen. Die spreidingsverplichting wordt wettelijk verankerd (art. 25 KB van 5 maart 2017). De spreidingscriteria die het fonds hanteert, moeten ook in de statuten omschreven worden, net als het maximumpercentage van het statutair actief dat de risicopositie op eenzelfde tegenpartij mag vertegenwoordigen. Het KB schrijft een duidelijke transparantie voor inzake de samenstelling van de portefeuille die het fonds aanhoudt. Elke deelneming die het fonds aanhoudt, moet immers bijgehouden worden in een centraal register, dat permanent geactualiseerd moet worden (art. 26 1 KB van 5 maart 2017). In dat kader moeten het aantal aandelen, de aanschaffingsprijs, en het gehouden percentage in het kapitaal en in het verleden uitgevoerde verrichtingen met betrekking tot die deelneming vermeld worden in het register. Fonds moet de nodige middelen beschikbaar hebben Daarnaast moet ook een minimumbeleggingsbudget beschikbaar gesteld worden, dat het fonds in staat moet stellen om zijn beleggingsobjectieven te verwezenlijken (art. 4 1 9 d KB van 5 maart 2017). Een minimumbeleggingsbudget biedt verduidelijkt het verslag aan de Koning meer soepelheid dan een hoog minimumkapitaal, en verklaart waarom openbare startersfondsen ontsnappen aan de algemene verplichting voor openbare AICB's om een minimaal maatschappelijk kapitaal van 1 200 000 aan te houden (voor openbare startersfondsen geldt slechts het minimumkapitaal van 61 500 art. 439 W.Venn.). De voorwaarde van een minimumbeleggingsbudget is niet vrijblijvend. Als het startersfonds het budget niet bijeenbrengt binnen een jaar na zijn inschrijving bij de FSMA, kan die laatste de inschrijving schrappen (art. 5 1 1 KB van 5 maart 2017 jo art. 359 2 lid 1 wet van 19 april 2014). Bovendien zijn de stortingen door de deelnemers ook afhankelijk van dat budget: de deelnemers van het fonds hoeven het bedrag van hun inschrijving pas te storten als het bedrag van het eigen vermogen, verhoogd met het totaalbedrag van alle inschrijvingen samen, minstens evenveel bedraagt als het bedrag van het minimum-beleggingsbudget dat het fonds in zijn inschrijvingsaanvraag 3/5

heeft vermeld (art. 5 1 2 KB van 5 maart 2017). Zoals verduidelijkt in het verslag aan de Koning, garandeert die werkwijze dat het openbaar startersfonds over afdoende middelen beschikt om met de samenstelling van zijn portefeuille van start te kunnen gaan. Omdat het fiscale voordeel voor de achterliggende investeerder wettelijk gekoppeld is aan het voldoen van de investeringsvoorwaarden op het niveau van de beleggingsvennootschap, vormt de uitgestelde storting van de middelen waartoe de investeerder zich geëngageerd heeft, geen belemmering voor het krijgen van de belastingvermindering in tegenstelling tot de situatie waarbij de investeerder rechtstreeks instapt in het kapitaal van de startende ondernemer: dan kan men het fiscaal voordeel alleen krijgen bij een onmiddellijke volstorting. Openbare startersfondsen en in voorkomend geval hun beheersvennootschap moeten alle nodige maatregelen nemen om het verkrijgen en het behoud van de belastingvermindering van artikel 145/26 WIB 92 te waarborgen voor de achterliggende particuliere investeerders (art. 21 en 27 1 KB van 5 maart 2017). In dat kader voorziet de wet tevens in een alarmprocedure, die op gang gebracht wordt als het fonds er niet in slaagt zijn beleggingsportefeuille te aligneren aan de verplichtingen van artikel 145/26 WIB 92 )innen twee jaar na het storten van de inbreng door de achterliggende investeerder. De algemene vergadering moet zich dan uitspreken over maatregelen om de portefeuille alsnog in lijn te brengen met de wettelijke verplichtingen, ofwel het fonds in vereffening stellen (art. 27 2 KB van 5 maart 2017). Het engagement om de belastingvermindering te behalen en te behouden, blijft in elk geval een middelenverbintenis, en geen resultaatsverbintenis. Verzekering Om te verhinderen dat de particuliere investeerders er de dupe van worden dat het startersfonds er niet in slaagt de wettelijke beleggingsvereisten te vervullen, legt de wet openbare startersfondsen de verplichting op een verzekering af te sluiten ten behoeve van de deelnemers, die hen minstens dekt tegen het risico op terugname van de belastingvermindering (art. 6 KB van 5 maart 2017). Opmerkelijk is dat die verplichting beperkt blijft tot de waarborg dat het verkregen fiscale voordeel behouden blijft. De verplichting gaat niet zo ver dat ook het risico dat het fiscaal voordeel überhaupt niet behaald wordt, gedekt moet zijn. Uit het KB blijkt nochtans duidelijk dat met dat risico rekening gehouden wordt, vermits artikel 35 van het KB stipuleert dat de prospectus of het informatiedocument van een openbaar startersfonds moet vermelden dat, als het fonds zijn beleggingsverplichtingen niet naleeft, de beleggers niet in aanmerking komen voor de belastingvermindering ofwel de belastingvermindering die zij al hebben verworven, gedeeltelijk verloren zullen zien gaan (art. 35 1 KB van 5 maart 2017). De reden van het beperkte toepassingsgebied van de verzekering ligt wellicht in het feit dat de algemene vergadering in zo'n geval kan beslissen om het fonds in vereffening te stellen. De verzekering houdt concreet in dat de titularissen van de deelgerechtigdheden van het openbaar startersfonds een schadeloosstelling zullen ontvangen als de belastingvermindering wordt teruggenomen ingevolge het niet-naleven van de voorwaarden van artikel 145/26 WIB 92. Hoewel de wetgever ongetwijfeld mogelijke tekortkomingen op het niveau van het startersfonds beoogde af te dekken (bv. bij het niet-respecteren van de wederbeleggingsvoorwaarden zie Fisc. Act. 2017, 3/6), volgt uit een letterlijke lezing van de wet (die refereert naar artikel 145/26 WIB 92 in het algemeen, en niet specifiek naar de regels die de beleggingsvennootschap moet respecteren) dat de verzekering ook overtredingen op het niveau van de onderliggende starters moet dekken. Terugname van een eerder toegekende belastingvermindering is immers evengoed aan de orde als de startende vennootschap waarin het fonds participeert binnen vier jaar (i) een beleggings-, thesaurie- of financieringsvennootschap wordt, ofwel (ii) een patrimoniumvennootschap wordt in de zin van artikel 145/26, lid 1, 5 WIB 92 (door bv. te investeren in een onroerend goed dat ter beschikking staat van de bedrijfsleider), ofwel (iii) kwalificeert als een managementvennootschap in de zin van artikel 145/26, lid 1, 6, ofwel (iv) de ontvangen bedragen gebruikt voor het uitkeren van dividenden, de aankoop van aandelen of het verstrekken van leningen. Opmerkelijk is overigens dat het KB niet voorschrijft dat de prospectus of het informatiedocument ook dat risico op terugname van belastingvermindering moet vermelden (art. 35 1 KB van 5 maart 2017 refereert immers uitsluitend naar verplichtingen van het startersfonds). Omdat het hier typisch gaat om investeringen die kaderen binnen het privévermogen van de particuliere investeerder, zullen eventuele schadevergoedingen principieel niet belastbaar zijn. Het KB legt openbare startersfondsen ten slotte de verplichting op om ten minste 80 % van hun netto-opbrengst (na aanzuivering van de overgedragen verliezen) uit te keren als vergoeding van het door de deelnemers ingebrachte kapitaal (art. 36 1 KB 5 maart 2017). Uiteraard is zo'n uitkering slechts mogelijk binnen de vennootschapsrechtelijke 4/5

grenzen (art. 36 3 KB van 5 maart 2017). Private startersprivaks Private startersprivaks zijn private AICB's waarbij private beleggers die op de rechten van deelneming inschrijven, dat uitsluitend voor een bedrag van minstens 100 000 mogen doen, doordat ofwel (i) de aanbiedingen van het startersfonds een tegenwaarde vereisen van ten minste 100 000 per belegger en per categorie van effecten, ofwel (iii) de aanbiedingen van effecten een nonimale waarde per eenheid hebben van minstens 100 000 (art. 2 7 KB van 5 maart 2017). Dergelijke privaks moeten zich bij de FOD Financiën laten inschrijven (art. 38 KB 5 maart 2017), en zijn niet onderworpen aan het toezicht van de FSMA. Ook hier geldt het principe dat een privak meerdere compartimenten kan hebben. Als dat het geval is, moet minstens één daarvan gericht zijn op investeringen in starters, die het recht openen op een belastingvermindering in hoofde van de achterliggende particuliere investeerder. De private startersprivaks moeten op het niveau van de starterscompartimenten, en de privak zelf, als er geen compartimenten zijn ook de principes inzake het beleggingsbeleid, de distributie van de netto-inkomsten en de middelenverbintenis m.b.t. het verkrijgen van de belastingvermindering respecteren (art. 41 jo. art. 20, 21, 27 en 36 KB van 5 maart 2017). Opmerkelijk is dat de verplichting om een verzekering af te sluiten om het behoud van de belastingvermindering te waarborgen, niet wordt opgelegd aan die AICB's. Wellicht wordt zo'n bescherming gezien de bedragen waarover zij beschikken niet nodig geacht voor de betrokken private investeerders. Omdat het KB geen specifieke datum van inwerkingtreding noemt, gelden de algemene principes ter zake. Het KB is dus in werking getreden op de 10e dag na publicatie, meer bepaald op 9 april 2017. Vanaf nu is het enkel afwachten hoeveel openbare startersfondsen en private startersprivaks er in de praktijk zullen ontstaan. mnma12758570 Anne Mieke VANDEKERKHOVE tax manager Deloitte Private, assistent KUL 5/5