Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994). In zee valt de Zalm niet onder de werking van Bijlage II.



Vergelijkbare documenten
Fint (Alosa fallax) (H1103)

4.5 Riviervis. Erwin Winter en Joep de Leeuw, RIVO

Vissen op reis. Over de problemen van migrerende vissen

Zeeprik (Petromyzon marinus) (H1095) 1. Status. 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994).

Zeeprik (Petromyzon marinus) (H1095) 1. Status. 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994).

Rode Lijst Zoetwatervissen 2010: veranderingen ten opzichte van Frank Spikmans 42 ste bijeenkomst vissennetwerk Zwolle, 5 juni 2014

Rivierprik (Lampetra fluviatilis) (H1099) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994)

Fint in rivieren en IJsselmeer

Rivierprik (Lampetra fluviatilis) (H1099) 1. Status. 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994)

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2018

Migratiemogelijkheden voor trekvissen, 2015

v a n b r o n t o t m o n d i n g

Migratie van salmoniden naar het binnenwater met nadruk op de intrek via de Haringvlietsluizen en de vervolgmigratie op de Maas

Migratiemogelijkheden voor trekvissen

Document over visgeleiding bij waterkrachtcentrales in Nederland in het riviersysteem van Rijn en Maas

Trekvissen in Natura2000 gebieden. Vissennetwerk 11 maart 2010 Martin Kroes

De Kier, opening van de Haringvlietdam een belangrijke verbetering voor de ecologische status van de Rijn. André Breukelaar.

paling onderzoek Prosea Eerste leerjaar

Sterfte van migrerende zalmsmolts bij de stuw en waterkrachtcentrale

Verbindingen voor vis

Nederland leeft met vismigratie Naar een gestroomlijnde aanpak van de vismigratieproblemen. Tom Buijse

RWE Power. Aalbescherming INITIATIEF TER BESCHERMING VAN ALEN IN RHEINLAND-PFALZ / RWE POWER AG

Vismonitoring in grote rivieren

Winde. Willie van Emmerik Jochem Koopmans

Passieve vismonitoring zoete Rijkswateren: Voortgangsrapportage april november Rapportnummer C094/08 1 van 8

Recente inzichten kwabaal herintroductieproject in Vlaanderen. Lore Vandamme, Inne Vught, Johan Auwerx, Ine Pauwels & Johan Coeck

Trekvissen van de Habitatrichtlijn,

Internationale Scheldecommissie (ISC) Arnould Lefébure

4.6 Vissen KRW. Joep de Leeuw, RIVO en Tom Buijse, RIZA

Snoekbaars Sander lucioperca L.

VAN AAL TOT ZALM TUSSEN ZOUT EN ZOET

Masterplan Vis. samenvatting

Gevlekte witsnuitlibel (Leucorrhinia pectoralis) H Status:

Vismonitoring in grote rivieren

De migratie van zeeforel in Nederland

Vissen in het IJsselmeer. Romke Kats

Waar komt het water vandaan

Waarom vissen migreren college voor techneuten

De zee heeft jou nodig!

De otter en de bever zijn terug!

De otter is terug! Alterra, Centrum Ecosystemen Hugh Jansman Dennis Lammertsma Loek Kuiters i.s.m. Freek Niewold Vilmar Dijkstra

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

VISSEN IN GELDERSE NATURA Voorkomen en status van doelsoorten langs rivieren in Gelderland

Exoten in zoetwater: vissen

Samenwerkingsproject Swimway Vecht. Uitwerking VEMCO-monitoringsplan

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

IMARES Wageningen UR. Passieve vismonitoring zoete Rijkswateren: Voortgangsrapportage april november Rapportnummer C140/09 1 van 9

Ruim baan voor trekvissen

Rivierdonderpad (Cottus gobio) 2 H Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten. Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994).

Vismigratie Rijn-Maasstroomgebied - samenvatting op hoofdlijnen /001 Definitief 20 mei J. Hop F.T. Vriese

Bever, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (

Zilveren stromen in het Haringvliet

Wageningen IMARES Harder en zeebaars

De steur terug in de Rijn

De steur terug in de Rijn

De kwabaal. Kabeljauw van het zoete water

Vismigratie Afsluitdijk

Snoekbaars en ecologisch herstel

Omvang van de Nederlandse sportvisserij,

Broodje roofvis. 14 november 2018, Fabrice Ottburg Studiedag kreeften Bilthoven

De zalm sterft uit. in ons land!

Dodaars (Tachybaptus ruficollis) (A004) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Ecologische vereisten

Verslag 54 e Vissennetwerk: Riviertrekvissen

Witte steenkool. met een rood randje. Sportvisserij wil garantie voor visgeleiding bij waterkrachtcentrales

Nederland leeft met vismigratie.

Activiteit: Excursiewandeling langs de stedelijke Roer Zondag 24 maart 2019

Tim Vriese (ATKB) Jasper van Kempen (RWS CD)

De vroedmeesterpad in Vlaanderen. 28 november 2018 Dries Desloover Agentschap voor Natur en Bos

Helder water door quaggamossel

Rein water en duurzame waterkracht

4.7 Exoten. Bram bij de Vaate, RIZA en Erwin Winter, RIVO

Rapport vissterfte op de Boezingegracht augustus 2013

Waterbericht Rijn. Statusbericht nummer S Uitgegeven om: 10:00 lokale tijd. Kleurcode GEEL

De verspreiding van 5 platvissoorten en 1 roggensoort in de Noordzee.

Datum 1 oktober 2010 Onderwerp Vragen over de vergunningverlening Waterkrachtcentrale Borgharen

Herintroductie bever,

Visstand Haringvliet en Voordelta - heden -

Thema: Vissen tussen zoet en zout II; - tussen zee en binnenwater - Opening

Praktijkstudie LARCH-vissen

LIFE-nature project: Roer migration Restoring migration possibilities for 8 Annex II species in the Roer

Vismigratie Vismonitoring in grote rivieren

Beheer van stuwen en waterkrachtcentrales vanuit het oogpunt van de Kaderrichtlijn Water. Tom Buijse Rijkswaterstaat RIZA

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

V.V: 25 juni 2008 Datum 13 mei 2008 Agendapuntnr. 8.9 Bijlagen 4 Onderwerp kredietvoorstel planstudies naar oplossingen enkele vismigratieknelpunten

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Verslag Vissennetwerk 19 mei 2016 Thema: Het Haringvliet, de Kier en vismigratie

Onderzoek Migratie Snoekbaars

Waterbericht Rijn. Statusbericht nummer S Uitgegeven om: 10:00 lokale tijd. Kleurcode GEEL

Vogelrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1981). Voor Natura 2000 relevant als broedvogel én als niet-broedvogel.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

De Europese bever is het grootste knaagdier van het noordelijk halfrond en de op één na grootste knager ter wereld. Alleen de capibara is nog forser.

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: Kenmerk: /not02 Status: Definitief Opsteller: J.

8.6. Ecologie van zoetwatervissen

Inventarisatie van relevante vissoorten bij de aanleg van windpark Noordoostpolder. W. Lengkeek

Foto Sytske Dijksen. Haaien en roggen terug in de Noordzee!

Jan Kemper (VisAdvies) Sterfte zalmsmolts en schieraal bij stroomafwaartse migratie over stuw en WKC Linne

Zalm. Internationale Kommission zum Schutz des Rheins. Commission Internationale pour la Protection du Rhin

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Samenwerking met veel partners, ARK als katalysator en trekker

Factsheet Paling. Factsheet, december

Transcriptie:

Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Zalm (Salmo salar) (H1106) 1. Status: Habitatrichtlijn Bijlage II (inwerkingtreding 1994). In zee valt de Zalm niet onder de werking van Bijlage II. 2. Kenschets Beschrijving: De Zalm kan duizenden kilometers afleggen op weg van de open oceaan tot aan de bovenlopen van rivieren. De vissen keren daarbij terug naar de plaatsen waar ze zijn geboren om daar te paaien. De Zalm is een van de grootste vissoorten in ons land, hij kan tot 150 cm lang worden en een gewicht hebben van 30 kg. Men onderscheidde vroeger diverse rassen voor de verschillende riviersystemen omdat de scheiding tussen de diverse populaties groot is en elke populatie specifiek is toegerust voor de eigen rivier. Een groot aantal van de oude rassen is uitgestorven. In Nederland kende men er twee: de Maaszalm en de Rijnzalm. De mannetjes ontwikkelen tijdens de trek naar zoetwater grote gekromde kaken en krijgen een roodbruine tekening op de flanken. Relatief belang binnen Europa: aanzienlijk De Zalm komt oorspronkelijk in de gehele Noord-Atlantische regio voor met paaigebieden in Europa van de Pechora in Rusland tot de Mino in Noord-Portugal. De Zalm concentreert zich op zee nabij de Faroereilanden, IJsland en Groenland. De Rijnzalmen verbleven waarschijnlijk bij Groenland. Nederland was in het verleden een belangrijk doortrekgebied voor Rijnzalmen en Maaszalmen. De Rijnpopulatie was één van de grootste van Europa. Sinds het midden van de twintigste eeuw worden de Nederlandse rassen als uitgestorven beschouwd. 3. Ecologische vereisten Leefgebied: De Zalm is een anadrome trekvis die zijn voornaamste groeiperiode op open zee doorbrengt en paait in zoetwater. Voor de paai die in de wintermaanden plaatsvindt zijn koude snelstromende bergbeken met een kiezelbodem noodzakelijk. Afhankelijk van de watertemperatuur duurt het 70 tot 200 dagen voordat de larven uit de eieren komen. Binnen de groeiperiode zijn een aantal fasen te onderscheiden. Er zijn twee op elkaar volgende zoetwaterfasen: de alevin, dat is het eerste groeistadium na de larve en de parr de overige zoetwaterperiode. Daarna vindt een gedaantewisseling plaats waarbij de parr verandert in de smolt, dat is jonge Zalm die de rivier verlaat, hij is dan meestal 15-25 cm groot. De laatste fase is de fase van snelle groei op open zee. De opgroei van de juvenielen in het Rijnstroomgebied in de nabijheid van de paaiplaatsen duurt een tot twee jaar. Daarna trekken de smolts rond mei stroomafwaarts en verlaten de rivier. Tijdens de periode op zee groeien de Zalmen flink. Ze verlaten de kustzone en migreren snel over grote afstanden tot aan Groenland toe. Na één of enkele jaren op zee keren de nu volgroeide volwassen dieren terug naar hun geboorterivier. Hierbij gebruiken ze verschillende oriënteringsmechanismen; het aardmagnetische veld, zoutgradiënten, de richting van waterstromingen en geurstoffen die specifiek zijn voor de geboorterivier en zelfs voor de zijstroom. De herkenning van deze geurstoffen worden tijdens een paar fasen gedurende de juveniele zoetwaterperiode ingeprint. De volwassen Zalmen kunnen tot enkele maanden in het benedenrivierengebied vertoeven, om vervolgens snel verder rivieropwaarts te trekken. Ze trekken dan zo snel dat nevengeulen geen bijzondere betekenis hebben voor de soort. Een klein deel van de mannetjes (hooguit 10 %) blijft zijn hele leven in de 437

rivier. Zulk een mannetje wordt ook wel sneaker genoemd, hij lijkt op een jonge Zalm en kan aldus vermomd eitjes bevruchten omdat hij niet wordt weggejaagd door de grote van zee komende territoriale Zalmen. Het merendeel van de volwassen Zalmen sterft na de paai. Voedsel: Het voedsel van de onvolwassen Zalmen tot in het parr-stadium is zoöplankton, vlokreeftjes en insectenlarven. In zee leeft de Zalm van kreeftachtigen, krabben en vis zoals spiering, haringachtigen, Makreel en jonge Kabeljauw. 4. Huidig voorkomen De Zalm heeft in Nederland waarschijnlijk nooit voortplantingsplaatsen gekend. De Maaszalm trok naar paaigebieden in België en Frankrijk en via de Roer naar Duitsland. De Rijnzalm trok naar paaigronden in Duitsland, Frankrijk (Moezel) en tot in Zwitserland. Sinds het midden van de twintigste eeuw worden beide rassen als uitgestorven beschouwd. Sinds 1984 hebben herintroducties plaatsgevonden, waarbij eieren en jonge Zalmen van uiteenlopende levensstadia zijn uitgezet in zijriviertjes van de Maas (in de Ardennen en de Roer in de Eifel) en de Rijn (onder andere in de Sieg en Ahr). Het meest succesvol lijkt de herintroductie in de Sieg, waar momenteel weer enkele honderden Zalmen paaien. Sinds de herintroducties zijn meer Zalmen waargenomen in Nederland, zowel vissen van de zoetwaterfase ( smoltstadium ) als volwassen dieren van de zoutwaterfase. In Nederland gebruikt de Zalm de grote rivieren uitsluitend als doortrekroute. Tijdens de trekperiode schommelen de aantallen in de grote rivieren (IJssel, Rijn, Lek, Maas en Waal) in de laatste jaren tussen de 100 en enkele honderden volwassen optrekkende exemplaren (IMARESmonitoringen). Monitoring op het IJsselmeer in de periode 1994-2001 leverde honderden vissen van het oudere smoltstadium op, terwijl in het najaar hoofdzakelijk jongvolwassen Zalmen werden gevangen, zij het in kleine aantallen. In de Eems zijn ook enkele Zalmen gevangen. Verspreidingskaart Zalm 438

5. Beoordeling landelijke staat van instandhouding Trends in Nederland: Tussen 1885 en 1940 liepen de zalmvangsten in Nederland geleidelijk terug van per jaar ca 120.000 tot enkele exemplaren in 1940. Sinds het midden van de twintigste eeuw worden de Nederlandse rassen als uitgestorven beschouwd. De belangrijkste oorzaken voor het uitsterven van de zalmpopulaties in de stroomgebieden van Rijn en Maas zijn landschappelijke en hydrologische veranderingen (normalisaties, stuwen, dammen), de verslechterde waterkwaliteit (na 1900) en intensieve bevissing van de rivieren. In het Benedenrivierengebied bevinden zich twee knelpunten die de trek belemmeren: de Haringvlietsluizen en de Volkerakdam. Soms lukt het zalmachtigen om de Haringvlietsluizen te passeren, dat is via zenderonderzoek aangetoond. De Volkerakdam is in dit verband van minder belang. Gunstige ontwikkelingen zijn de aanzienlijke verbetering van de waterkwaliteit in de afgelopen jaren, het aanbrengen van vispassages bij diverse stuwen en het herstel van paai- en opgroeigebieden in België en Duitsland. In 2004 zijn sinds lange tijd weer enkele volwassen Zalmen waargenomen die via de Maas naar België trokken. Recente ontwikkelingen: In de afgelopen jaren hebben herintroducties plaatsgevonden, waarbij eitjes en jonge Zalmen zijn uitgezet in zijriviertjes van de Maas en de Rijn. Hoewel de maatregelen resultaten afwerpen (er worden tientallen tot honderden optrekkende Zalmen in de Sieg geteld) is van een zichzelf instandhoudende populatie in de Rijn nog geen sprake. Van 1994 tot 1998 zijn relatief geringe aantallen volwassen Zalmen waargenomen. In de periode van 1998 tot 2000 zijn de aantallen geregistreerde Zalmen snel toegenomen tot enkele honderden per jaar (op vier punten in Maas, Waal, Lek en IJssel). In de periode van 2000 tot 2004 lijken de aantallen zich op dat niveau te stabiliseren. Aangezien er slechts een kleine fractie van het totaal wordt gevangen, zullen er in werkelijkheid momenteel weer meer dan duizend volwassen Zalmen de Rijn optrekken. Maar hoe succesvol de herintroducties op de langere termijn zijn is nog een grote vraag. Beoordelingsaspect natuurlijk verspreidingsgebied: gunstig Momenteel is de volwassen Zalm aanwezig in de Rijn tot in Zwitserland, in de Maas tot in Frankrijk en in de Eems tot in Duitsland. In 2004 werd er nog van uit gegaan, dat er geen Zalmen optrokken in de Maas. Daarom is de verspreiding toen beoordeeld als. Beoordelingsaspect populatie: Sinds eind jaren tachtig vinden er in Duitsland (en recentelijk ook in België) op grote schaal uitzettingen van jonge Zalm plaats in het stroomgebied van de Rijn. Recentelijk zijn België en Duitsland (in de Roer) daar ook mee begonnen in het Maassysteem. De herkomst is divers en tal van organisaties zijn daarmee bezig. Er is geen goed overzicht van alle uitzettingen beschikbaar en een evaluatie van de herintroductie is erg lastig. Er vindt in Duitsland weer natuurlijke paai en voortplanting plaats in een aantal zijrivieren zoals de Sieg. Duidelijk is dat de kwaliteit van de paaigebieden nog te wensen overlaat (te grote sliblast in de grindbeddingen) en dat de verhouding tussen het aantal naar de geboorteplaats terugtrekkende en wegtrekkende vissen in bijvoorbeeld de Sieg (waar dit goed gedocumenteerd is en gemeten wordt) nog erg laag is in vergelijking met gezonde zalmpopulaties in natuurlijke rivieren. De oorzaak kan een vergrote sterfte zijn tijdens de stroomafwaartse trek, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van waterkrachtcentrales en (bij)vangsten binnen de intensieve visserij of tijdens het verblijf op open zee. Een andere oorzaak voor vergrote sterfte is mogelijk een slechte binding aan de geboorterivier bijv. door de bonte mix van herkomst en variatie aan levensstadia van de gekweekte en uitgezette Zalmen. Er lijkt nog geen sprake te zijn van een zalmpopulatie die zich op eigen kracht kan handhaven onder de huidige omstandigheden. Het percentage dat terugkeert is minder dan 1% en daarmee veel te laag. Beoordelingsaspect leefgebied: Het leefgebied van de Zalm is nog lang niet volledig hersteld. Knelpunten in ons land vormen de barrières bij zoet-zoutovergangen (Haringvlietdam en Volkerakdam). Beoordelingsaspect toekomstperspectief: Voor de Zalm gunstige ontwikkelingen zijn een verbetering van de waterkwaliteit in de rivieren, het aanbrengen van vispassages bij diverse stuwen en het herstel van paai- en opgroeigebieden in België en Duitsland. Of de omvang van deze veranderingen voldoende is om de Zalm te doen 439

terugkeren als zichzelf instandhoudende populatie is moeilijk op voorhand te bepalen. In aanvulling hierop kan men maatregelen nemen om de bijvangsten tijdens de trek en de sterfte in turbines van waterkrachtcentrales te verkleinen. Het gaat om directe sterfte én indirecte vergroting van sterfte door een groter predatierisico bij de hindernissen die de trek vertragen en concentreren. Ook al bedraagt de sterfte per turbinepassage slechts enkele procenten, bij passage van grotere concentraties van vissen en met inachtneming van extra predatierisico zou verlaging van dit sterftecijfer toch een factor van belang kunnen zijn. Landelijke instandhoudingsdoelstelling: Behoud omvang en verbetering kwaliteit leefgebied ten behoeve van uitbreiding populatie. Streefbeeld bij de landelijke instandhoudingsdoelstelling: - natuurlijk verspreidingsgebied: 780 10x10 km-hokken - populatie: 3.000 optrekkende volwassen Zalmen en een terugkeerpercentage van de smolts van minimaal 3%. Voor een gunstige staat van instandhouding moet er een levensvatbare populatie Zalmen voorkomen in de Rijn en de Maas. Een vrije doorgang tussen rivierbovenlopen en zee moet in beide richtingen mogelijk zijn. Voor de trek op de Nederlandse trajecten moeten de belangrijkste afvoerroutes van het water van Rijn en Maas gemakkelijk passeerbaar zijn. Oordeel: Staat van instandhouding Aspect 1994 2004 2007 Verspreiding Populatie Leefgebied Toekomst Eindoordeel gunstig 6. Bronnen Boer, W.F. de, 2001. Verbetering van vismigratie door de Afsluitdijk: wat wil de vis? Werkdocument RIKZ/AB/2001.605x Emmerik, W.A.M. van & H.W. de Nie, 2006. De zoetwatervissen van Nederland. Ecologisch bekeken. Vereniging Sportvisserij Nederland, Bilthoven. ICBR, 1999. Ist der Rhein wieder ein Fluss für Lachse? Internationale Commissie voor Bescherming van de Rijn, Koblenz. ICBR, 2004. Rijnzalm 2020. Internationale Commissie voor Bescherming van de Rijn, Koblenz. Nie, H.W. de, 1996. Atlas van de Nederlandse zoetwatervissen. Media Publishing, Doetinchem. Meij, V. van der, A. Hagendoorn & F. Stavast, 2005. Evaluatie effectiviteit terugzetverplichting voor zalm en zeeforel. Rapport DK nr. 2005/022. Ministerie van LNV, Directie Kennis, Ede. Moquette, F., 2006. Herstelprogramma zalm moeizaam op gang. Visionair 1(1): 8-11. 440

Moquette, F., 2008. Het raadselachtige oceaanleven van de zalm. Visionair 7: 37-39. Winter, H.V., I. de Boois, H.A.W. Wiegerinck & H.J. Westerink, 2005. Jaarrapportage Passieve Vismonitoring Zoete Rijkswateren: fuik- en zalmsteekregistraties in 2004. RIVO-rapport C036/05. 441