Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1

Vergelijkbare documenten
<A> Thymine is een pyrimidinebase en vormt 3 waterstofbruggen met adenine. <B> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine.

<A> Adenine is een purinebase en vormt 2 waterstofbruggen met thymine. <B> Guanine is een pyrimidinebase en vormt 2 waterstofbruggen met cytosine.

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Welke van de bovenstaande celorganellen of levensprocessen kunnen zowel in prokaryote, als in eukaryote cellen voorkomen?

Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen?

HERKANSINGSTENTAMEN Moleculaire Biologie deel 2, 5 Jan 2007

Tentamen Genetica Studentnr:

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica

Fenotype nakomelingen. donker kort 29 donker lang 9 wit kort 31 wit- lang 11

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).

Een bijzondere band tussen grootvader en kleinkind

Welke combinatie van twee celorganellen en hun respectievelijke functies is correct?

6,4. Samenvatting door E woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

Biologie (jaartal onbekend)


RNA-editing maakt inktvissen sneller in de kou

Welke van de onderstaande beweringen is correct met betrekking tot het zenuwstelstel?

Welke van de onderstaande beweringen is correct met betrekking tot het zenuwstelstel?


94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Welke combinaties tussen een celorganel en zijn functie zijn correct?

BIOLOGIE MOLECULAIRE GENETICA EIWITSYNTHESE VWO KLASSE 6


T G7091. G1-fase en bevat A chromosomen en B DNA. M-fase en bevat 1 2 A chromosomen en 1 2 B DNA. S-fase en bevat A chromosomen en 1 2 B DNA

Toelatingsexamen arts geel Biologie Vraag 1

Toelatingsexamen arts blauw Biologie Vraag 1

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4

Biologie Hoofdstuk 16 (p1-3)

OPEN VRAGEN. Genetica en Evolutie (5502GEEV9Y) Biologie en Biomedische Wetenschappen. Deeltoets 2

Biologie 1997 Augustus

Celademhaling & gisting

Biologie Vraag 1 <A> <B> <C> <D> Vraag 1. Dit zijn een aantal gegevens over een nucleïnezuur.

biologie vwo 2017-I Gespierder door gendoping

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Biologie: Erfelijkheid 6/29/2013. dr. Brenda Casteleyn

Hand-out bij de oefen- en zelftoets-module bij hoofdstuk 7 van 'The Molecular Biology of the Cell', Alberts et al.

Paragraaf Homologe chromosomen

a. Geef de 1-lettercode van de aminozuren in het peptide in de corresponderende volgorde. (4P)

1 (~20 minuten; 20 punten)

DNA & eiwitsynthese Vragen bij COO-programma bij hoofdstuk 11 en 12 Life

Paleontologie, de studie van fossielen die gebruikt wordt om een beeld te krijgen over de geschiedenis van het leven op aarde.

Level 1. Vul het juiste woord in

4 VWO thema 4 Genetica EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN

ERFELIJKE INFORMATIE IN DE CEL

Let er op dat je voor iedere vraag een uitwerking maakt met kruisingsschema en/of berekening.

Onwillekurig of Autonoom Ingedeeld in parasympatisch en orthosympatisch

Level 1. Vul het juiste woord in

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 6 VAN GEN TOT EIWIT

Vraag /144. Vraag 14

AVL-nascholing NW02. KU Leuven

2. Erfelijkheid en de ziekte van Huntington

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Genetische Selectie. Eindwerk: hondenfokker 2 de jaar. Sabine Spiltijns

Tentamen Van Mens tot Cel

Samenvatting Biologie B2

Genetica & Evolutie Deeltentamen 1 Versie

Hetzelfde DNA in elke cel

2 Leg uit hoe de verschillende subtypes van Chlamydia trachomatis zijn ontstaan. Beschrijf de rol van antibioticagebruik hierin.

Welke van de onderstaande structuren maakt spiercontractie mogelijk?

Desoxyribose heeft 5 C-atomen. De fosfaatgroep zit aan het 5e C-atoom en de stikstofbase aan het 1e C-atoom.

Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld

Examen Voorbereiding Erfelijkheid

Transcriptie en de Genetische code

Genetica & Evolutie Deeltentamen 1

Examentraining onderwerp: diagrammen Lees eerst de vraag. ga dan naar de tekst! onderwerp: Bloedsomloop Lees eerst de vraag. ga dan naar de tekst!

GENEXPRESSIE VOORBEREIDENDE LES

vwo eiwitsynthese 2010

6.7. Werkstuk door een scholier 1654 woorden 17 april keer beoordeeld. Biologie voor jou. Erfelijkheidsmateriaal

Meercellig Tweezijdig symmetrisch Exoskelet. Dit is een stekelhuidige

Genetica & Evoltie Deeltentamen a. X- chromosoom gebonden recessief. b. Autosomaal recessief. c. X- chromosoom gebonden dominant.

GENETICA EN EVOLUTIE. Pearson Basisboek biologie VWO Hoofdstuk 3 Linda Grotenbreg (MSc.)

Oplossingen Biologie van 2000

Newsletter April 2013

Evolutie: De ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.

BIOLOGIE VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V

Periode 9 - deel 1 MOLECULAIRE GENETICA

Begrippenlijst Biologie DNA

Samenvatting door een scholier 1681 woorden 19 juni keer beoordeeld. Genetica

biologie bezem vwo 2016-I

ERFELIJKHEID. 1 N i e t a l l e m a a l h e t z e l f d e Afbeelding 17-2

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

DNA & eiwitsynthese Oefen- en zelftoetsmodule behorende bij hoofdstuk 16 en 17 van Campbell, 7 e druk December 2008

biologie vwo 2019-I Mambagif als pijnstiller

PENTA College csg Scala Rietvelden Vakgroep biologie 3 havo Thema 5 Erfelijkheid

Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA.

Oefenvragen Mens tot Cel

3.Mitose. 2.Mitose. Hoeveel chromatiden bevat een menselijke cel maximaal tijdens te mitose?

1. Injectie van cytochroom c in het cytosol van een cel

GENETICA EN EVOLUTIE. Pearson Basisboek biologie VWO Hoofdstuk 3 Linda Grotenbreg (MSc.)

Nederlandse Samenvatting

Tentamen Biochemie, onderdeel Abrahams, 2e jaar MST,

Docentenhandleiding. Afsluitende module. Op zoek naar een gen in een databank

Vragen bij deoefen- en zelftoets-module behorende bij hoofdstuk 9 van Biology, Campbell, 8 e druk Versie

Transcriptie:

Biologie Vraag 1 Structuren zoals de arm van een mens, de vleugel van een vleermuis en de vin van een dolfijn, bevatten dezelfde beenderen. Deze beenderen kennen eenzelfde embryonale oorsprong. Hoe worden deze gelijkenissen door evolutiebiologen benoemd en geïnterpreteerd? <A> als homologe organen en afstammend van een gemeenschappelijke voorouder <B> als analoge organen en afstammend van een gemeenschappelijke voorouder <C> als homologe organen en als gevolg van convergente evolutie <D> als analoge organen en als gevolg van divergente evolutie Biologie: vraag 1

Biologie Vraag 2 Synthese van eiwitten vereist energie. Deze energie kan geleverd worden door <A> de condensatie van twee aminozuren. <B> de splitsing van H2O in protonen en zuurstof. <C> de synthese van ATP vertrekkende van ADP + Pi. <D> de splitsing van ATP in ADP + Pi. Biologie: vraag 2

Biologie Vraag 3 Skeletspieren bestaan uit structuren die ontstaan door de versmelting van meerdere embryonale spiercellen (of voorlopercellen). Deze meerkernige structuren in skeletspieren noemt men <A> spiervezels. <B> myofibrillen. <C> pezen. <D> sarcomeren. Biologie: vraag 3

Biologie Vraag 4 G1, G2 en G3 zijn drie exons van een gen en vormen één transcriptieeenheid. Op welke positie kan de promotor voor deze transcriptie-eenheid gelegen zijn? <A> P1, P2, P3 en P4 <B> P1 en P4 <C> P4 <D> P1 Biologie: vraag 4

Biologie Vraag 5 Een actiepotentiaal in een neuron wordt voortgeleid tot aan de synaps via <A> een dendriet. <B> het cellichaam. <C> een ganglion. <D> een axon. Biologie: vraag 5

Biologie Vraag 6 Associeer in de onderstaande afbeelding de cijfers 1 tot 4 met de correcte locatie (plaats) en deelreacties van de celademhaling: <A> 1) decarboxylatie, 2) glycolyse, 3) citroenzuurcyclus, 4) oxidatieve fosforylering <B> 1) glycolyse, 2) decarboxylatie, 3) citroenzuurcyclus, 4) oxidatieve fosforylering <C> 1) oxidatieve fosforylering, 2) decarboxylatie, 3) citroenzuurcyclus, 4) glycolyse <D> 1) glycolyse, 2) oxidatieve fosforylering, 3) citroenzuurcyclus, 4) decarboxylatie Biologie: vraag 6

Biologie Vraag 7 In de celkern treedt er DNA-transcriptie op gevolgd door een aantal processen van posttranscriptionele modificaties (= veranderingen in het pre-mrna), voor het mrna de celkern verlaat. Vier processen van de transcriptie en posttranscriptionele modificaties zijn: 1. splicing van het pre-mrna. 2. binden van RNA-polymerase aan de promotor. 3. het vormen van een polya-staart aan het 3 uiteinde van het gevormde RNA. 4. start van de vasthechting van RNA-nucleotiden aan DNAnucleotiden op basis van complementariteit. Welke onderstaande sequentie geeft een mogelijke chronologische volgorde van deze processen weer? <A> 1 2 3 4 <B> 2 4 3 1 <C> 4 2 3 1 <D> 4 3 2 1 Biologie: vraag 7

Biologie Vraag 8 De onderstaande schets toont de fenotypen van de homozygote ouders (1 en 2) in een kruising van muizen. Alle nakomelingen (F1) van deze ouders vertonen het uniforme fenotype 3. De fenotypische verhouding bij de F2-generatie, bekomen door kruising van F1-individuen, is dan <A> 9 wit-glad / 3 wit-behaard / 3 zwart-glad / 1 zwart-behaard. <B> 9 zwart-glad / 3 wit-behaard / 4 wit-glad. <C> 9 wit-glad / 3 zwart-behaard / 4 wit-behaard. <D> 9 wit-behaard / 3 zwart-glad / 3 wit-glad / 1 zwart-behaard. Biologie: vraag 8

Biologie Vraag 9 Hoeveel poollichaampjes ontstaan in totaal bij de ontwikkeling van een humane primaire oöcyt tot secundaire oöcyt, voor het binnendringen van een spermatozoïde? <A> 1 <B> 2 <C> 3 <D> 0 Biologie: vraag 9

Biologie Vraag 10 De onderstaande stamboom toont het overervingspatroon van een mutant fenotype (aangegeven in zwart). Hoe wordt dit mutant fenotype overgeërfd binnen deze familie? 1. Autosomaal dominant 2. X-chromosoomgebonden dominant 3. Autosomaal recessief 4. X-chromosoomgebonden recessief <A> 1 en 2 zijn mogelijk <B> 1 en 3 zijn mogelijk <C> 3 en 4 zijn mogelijk <D> 2 en 3 zijn mogelijk Biologie: vraag 10